Hoopvolle perspectieven, critiek en sombere analyses ten spijt Grote lijn van debat dreigde verloren te gaan in overdaad van details Geen dieptepunt, meer plannen en inzicht dan enkele jaren geleden B. en W. voelen zich niet schuldig Haarlemse raad sprak zeven uur over zvoningbouzvnota Wethouder Happé antwoordt: 11 *66rbabetert Evangelisatie-methoden en negermuziek Wethouder Happé spreekt over woningbouw-nota Laat ons U behulpzaam zijn 0ONDERDAG 18 OKTOBER 1956 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT TOEN DE HAARLEMSE gemeenteraad woensdagavond omstreeks half elf de woningbouwnota van B. en W. met jcremene stemmen voor kennisgeving had aangenomen en floten had tot de instelling van een afzonderlijke dienst V00r de volkshuisvesting, was menigeen van oordeel, dat het vraagstuk na ongeveer zeven uur vergaderen totaal was doodgepraat. Doch uit de onoverzichtelijke brij van bezwaren, argu menten, leuzen en loze woorden kon men althans een paar hoopvolle verwachtingen van de wethouder voor Openbare Werken en Volkshuisvesting, de heer W. F. H a p p als voorlopig resultaat boeken. De wethouder kondigde namelijk aan dat reeds aan het eind van de volgende week de machtiging tot gunning verwacht wordt voor het complex van 320 arbeiderswoningen in Delftwijk en dat dezelfde aannemer wellicht een dergelijk complex ook in Parkwijk kan uitvoeren. Met deze woningen in Delftwijk is dan over 1956 een record geboekt wat betreft het aantal woningen waarvan de bouw werd be gonnen. "Ook het plan van ir. H. Nefkens voor om te beginnen honderd woningen in Delftwijk komt dit jaar besteksklaar. Het plan voor zestig woningen aan de Stephensonstraat is naar de provinciale directie voor de wederopbouw doorge zonden. Voor Parkwijk zullen vier architecten met een supervisor een groot complex ontwerpen, terwijl het programma van eisen voor de daar te bouwen woningen voor sociaal-zwakken reeds gereed is gekomen. In de premiesector zijn de plannen van Nemavo voor 350 systeemwoningen in Sinnevelt voor premie toekenning naar het departement doorgezonden. In gevor derde stadia bevinden zich ook de plannen voor 25 één gezinswoningen in Delftwijk, voor 37 middenstandshuizen in Sinnevelt, terwijl ook de premie-aanvraag is ingezonden voor niet minder dan 250 in Sinnevelt te bouwen woningen door institutionele beleggers. Verder worden onderhandelin gen gevoerd over het flatgebouw van vijftig woningen in het Zuiderhoutpark en over premiebouw in Parkwijk. Al deze plannen zijn voor 1957 bedoeld. Geen wonder, dat sommige sprekers bij de replieken zich gingen afvragen waarom er dan eigenlijk een woningbouw nota nodig was geweest en een der scherpste critici, de heer Schippers (K.V.P.), verklaarde, dat hij nu geneigd was af te wachten hoe het in de naaste toekomst met het aantal gereedkomende woningen zal verlopen. Met die „neiging" was de wethouder eigenlijk niet te vreden. Liever zou het hem geweest zijn wanneer de heer Schippers zoveel vertrouwen in B. en W. stelde, dat hij ervan overtuigd was, dat het niet aan het College ligt wanneer de cijfers onverhoopt toch ongunstig uitvallen. De initiatiefnemer tot de interpellatie, aie de directe aanleiding vormde tot de thans behandelde woningbouwnota, het so cialistische raadslid De Leeuw, stelde in zijn betoog dat het volgens het wetboek van strafrecht verboden is „hinderlijk te vol gen". Toch wilde hij dit met de bij de raad ingediende woningbouwnota doen, waarbij hij verschillende punten van dit stuk van enige critische kanttekeningen voorzag. Zo noemde hij de woningbouwnota „een stuk met weinig houvast", ofschoon hij en zijn tractie het woningbouwbeleid als zodanig niet wilden veroordelen. Hij meende dat het college van B. en W. zich hier en daar rat as op. het hoofd strooit. De passage in de nota, waarin gesproken wordt van de invloed, die het bouwvolume op het beleid gehad heeft, had de heer De Leeuw liever omgekeerd geformuleerd gezien, in die zin, dat het beleid invloed op het bouwvolume zou moeten hebben. De moeilijkheden lagen naar zijn mening elders dan bij het iekort aan bouwvolume. Overigens vond hij wel, dat de nota enige perspectieven bood en met name daar waar de cijfers van de in de toekomst te verwachten woningen werden genoemd (welke cijfers wij reeds gepubliceerd hebben) meende de heer De Leeuw de vrucht te zien van het langzaam ap gang komen van de woningbouw. Wel vroeg hij zich af, of het nu vijf jaar heeft moeten duren, voordat men tot de slotsom gekomen was, dat er een functionaris voor de woningbouw moest worden benoemd. Ook in het voorstel van het meer en meer behandelen van de woningbouwzaken in het college van B. en W. zag de heer De Leeuw een gevaar, voor zover deze behandeling een remmende invloed kan uitoefenen. Met B. en W. was de spreker het eens, waar gesteld werd, dat als er niet voldoende woningwetwoningen gebouwd kunnen worden, dan maar moet worden overge gaan tot het bouwen van premiewoningen. „Het is altijd beter premiewoningen te bouwen dan helemaal niet te bouwen." Wel wilde de heer De Leeuw dan de garantie hebben, dat indien zich opnieuw de moge lijkheid voordoet om woningwetwoningen te bouwen, deze mogelijkheid onmiddellijk moet worden aangegrepen. Hij drong in dit verband aan op het handhaven, waar mogelijk, van het percentage 6040 voor respectievelijk woningwetwoningen en pre- miebouwwoningen. De mensen, die een premiewoning te duur vinden en toch niet goed in een woningwetwoning kunnen wo nen, vonden in de heer De Leeuw een pleitbezorger. Hij drong er bij B. en W. op aan, dat zij hun aandacht zouden wijden aan deze groep van de bevolking. In het alleruiterste geval zou de Partij van de Arbeid-fractie meewerken aan de totstand koming van semi-permanente woningen. De heer De Leeuw zag echter grote be zwaren indien tot de bouw van deze wo ningen zou worden overgegaan. „Het zijn ae krotwoningen van de nabije toekomst". Tenslotte bepleitte het socialistische raads lid de aantelling van een ambtenaar die hij „voortjaagambtenaar" noemde en wiens taak zou zijn alle bij de woningbouw be trokken instanties tot de grootst mogelijke spoed aan te manen. Politiek Van de zijde van de KVP werd een felle aanval gericht op de Partij van de Arbeid en zodoende het woningbouwvraagstuk voor de eerste maal in het politieke vlak getrokken. Dit gebeurde bij monde van de iractievoorzitter, de heer Schippers, die de meer technische details van de wo ningbouw gaarne aan zijn fractiespecialist, de heer Van Velsen, overliet. De heer Schippers begon zijn bijdrage tot het de- hat op kalme toon. Hij betreurde het, dat het rapport naar de „studeerkamer" rook Sn hij miste de bewogenheid die hij bij een dergelijke materie wel gewenst achtte. „Is er thans", zo ging de heer Schippers verder, „een voortvarender geest over col lege van B. en W. en ambtenaren vaardig geworden? Zijn zij zich bewust van hun grote schuld ten aanzien van de gemeen schap?" Hij meende dat door bepaalde ambenaren een buiging is gemaakt voor de bepalingen van het departement van Wederopbouw. Alles zou naar zijn mening afhangen van het hoofd van de nieuwe dienst. Vei-der vroeg hij zich af wat er zou gebeuren met de hoofdambtenaar, die °P het stuk van de woningbouw zou hebben gefaald. Overigens meende hij, dat de wet houder verantwoordelijkheid draagt voor de raad ten aanzien van het weinig door tastende beleid. Hij herinnerde aan de be grotingsdebatten in februari 1953, toen de toenmalige socialistische woningbouwdes- kundige in de raad de heer Goedee, een talie aanval deed op de toenmalige wethou der van Openbare Werken, de heer Ange lent, en het waren de woorden van de heer Goedee, die de heer Schippers thans tot de zijne maakte met betrekking tot de huidige wethouder van Openbare Werken de heer Happé. De katholieke fractievoor zitter meende aan het sot van zijn betoog te moeten opmerken, dat de fractie, die de huidige wethouder naar voren schoof, voor diens beleid verantwoordeijk was. Zijn opvatting werd bestreden door de socialistische fractievoorzitter, de heer Albrecht. Deze noemde het betoog van zijn katholieke opponent een requisitoir zonder feiten, uitlopend in een bepaalde conclusie en gericht tot een wethouder, die pas drie jaar als zodanig is opgetreden. De verwijzing van de heer Schippers naar een dergelijk requisitoir van drie jaar ge leden, ging naar de mening van de heer Albrecht niet op, omdat het toen een wet houder betrof, die zeven jaar in functie geweest was. Hij had weinig bezwaar, dat er gezocht werd naar de schuldvraag van een bepaald beleid, maar stelde vast dat de nota niet de nota van één wethouder was, maar van het gehele college van B. en W. Overigens memoreerde hij, dat het ter sprake brengen van het woningbouw beleid te danken is geweest aan de Partij van de Arbeid. In 1953 geschiedde dat door het betoog van de heer Goedee, thans is door B. en W. een woningbouwnota inge diend dank zij de interpellatie van het socialistische raadslid De Leeuw. De hand schoen hem door de KVP toegeworpen wilde de heer Albrecht gaarne opnemen: hij herinnerde aan enige uitspraken van de KVP-woningbouwdeskundige in de raad, de heer Van Velsen, waarbij deze zich in lovende zin had uitgelaten over het beleid van de huidige wethouder van Openbare Werken. „Vanwaar dan nu die felle aan val van de heer Schippers?" Tenslotte bracht de heer Albrecht in herinnering, dat de verdeling van de bestuursporte- feuilles een zaak is van het college zelf en niet van de raadsfracties. En wat de heer Angenent betreft, die is thans wet houder mét de stemmen van de P.v.d.A. en ondanks de tegenstemmen van diens eigen KVP-fractie. Geen diagnose De antirevolutionaire woordvoerder in de raad, de heer Spek, sprak er ook zijn teleurstelling over uit, dat pas nu over gegaan wordt tot de instelling van een speciale woningdienst en over de omstan digheid, dat er één jaar lang geen nieuwe woningwetwoningen gebouwd kunnen wor den in Haarlem. Hij had van B. en W. een diagnose verwacht en hij ziet in de wo ningbouwnota een stuk dat een overzicht geeft, aangevuld met cijfers. Verder vroeg de heer Spek zich af hoe het komt, dat andere gemeenten wel kunnen bouwen. Er werd gesuggereerd dat het gemeentebe stuur van Haarlem te fatsoenlijk geweest is, welke suggestie hij iet of wat onbillijk vond ten aanzien van de andere gemeen ten. De curveprijs bracht ook geen oplos sing. „Wat dan wel?" Andere plaatsen hebben, ondanks de moeilijkheden de zaak opgelost. Als het apparaat had moeten worden gewijzigd, dan had dit naar de opvatting van de heer Spek al lang heb ben moeten gebeuren. Uitvoerig schetste het antirevolutionaire raadslid de gang van zaken in onder meer de steden Leiden en Utrecht en kwam dan tot de conclusie, dat er drie dingen vereist zijn bij het wo ningbouwbeleid: activiteit, tact en organi satie. Hij bepleitte onder meer het vormen van een bouwteam ter betere coördinatie. Ook de mogelijkheid van een zogenaamde „planning officer" zou volgens de heer Spek moeten worden overwogen, ook al omdat de nieuwe functionaris niet onmid dellijk al aanwezig kan zijn. Tenslotte ad viseerde de heer Spek voortdurend con tact en overleg, ook met de woningbouw verenigingen. Mevrouw Scheltem a-C o n r a d i (V.V.D.) wilde niet te lang verwijlen in het verleden; de woningbouwnota is volgens haar het interessantst waar behandeld wordt wat de raad te doen staat. Zij wees er terloops op, dat de oorzaken van de woningschaarste dieper liggen dan in de nota wordt uitgedrukt: huurbeleid, over brugging van oude en nieuwe huren en andere punten van regeringsbeleid. Voor haar was het tekenend de situatie, dat Haarlem met andere gemeenten die de voorkeur hebben gegeven aan woningwet- bouw onderaan op de ranglijst, terwijl de plaatsen waar veel premiewoningen zijn gebouwd bovenaan staan. Spreekster vond dan ook, dat Haarlem de particuliere bou wers niet genoeg steun verleent. Het „klimaat" voor de woningbouw deugt hier niet, zo zei mevrouw Scheltema: de grond- politiek is weinig soepel; bouwers worden niet aangemoedigd, men is te veel bezig met kleinigheden, zodat de mensen kop schuw worden. Ook in de uitbreidings plannen Parkwijk komt die prefe rentie voor de woningwetbouw tot uiting, hetgeen tevens tot éénvormigheid van het stadsbeeld leidt. Mevrouw Scheltema zag een afzonderlijke dienst voor de volkshuis. Imp. N.V. Thabur, Den Haag vesting kennelijk niet als een panacee voor alle kwalen. De dienst zou volgens haar goed functioneren wanneer er een man aan het hoofd zou staan die alle mogelijkheden welke bij de particuliere bouwerij in po tentie aanwezig zijn weet op te sporen en uit te buiten. Een nauwe samenwerking met het grondbedrijf is evenzeer gewenst. Maar mevrouw Scheltema achtte de kans even groot, dat de nieuwe dienst alleen maar een extra instantie bij de vele die er al zijn zou worden. Daarom zag spreek ster meer heil in een overkoepelend bedrijf van Openbare Werken en Volkshuisvesting met een aantal afzonderlijke afdelingen met onderdirecteuren, naar analogie van het Gemeentelijk Energiebedrijf. Portefeuillesplitsing Haar scepticisme ten aanzien van een afzonderlijke dienst voor de volkshuisves ting werd gedeeld door de zich overigens voornamelijk bij de door de heer Spek ge maakte opmerkingen aansluitende heer W e n s i n g (C.H.U.). Deze betwijfelde of men wel in korte tijd de juiste directeur daarvoor zou kunnen vinden. Daarom zag hij meer heil in een splitsing van de porte feuille Openbare Werken en Volkshuisves ting over twee wethouders, opdat de staf besprekingen over de woningbouw niet we kelijks maar dagelijks gehouden zouden kunnen worden. Evenzeer zou hij een split sing van de raadscommissie voor deze por tefeuille toejuichen. De huidige is zo over belast dat haar vergaderingen vaak tot diep in de nacht duren. De heer Hennevelt (C.P.N.) noemde het uitzicht door de nota geboden weinig hoopvol. Toch wilde zijn fractie geenszins alleen de wethouder van Volkshuisvesting tot zondebok maken. De raad zelf is im mers mede verantwoordelijk voor de gang van zaken in de woningbouw. De raad dient het college daarbij mede te stimuleren en te controleren. De heer Hennevelt ging een aantal in de woningbouwnota genoemde oorzaken van de moeilijkheden na en con cludeerde onder meer, dat de richtprijs voor Haarlem veel te laag is, hetgeen tot allerlei kwaliteitsgebreken heeft geleid en ook dat de bestedingssommen ongunstig worden beïnvloed door kartelvorming in de handel in bouwmaterialen. Spreker be val meer samenwerking aan door middel van de Vereniging van Nederlandse ge meenten om een niet aflatende druk op „Den Haag" uit te oefenen. De stafbesprekingen zou spreker gaarne uitgebreid zien tot vertegenwoordigers van werknemers- en werkgeversorganisaties in de bouwnijverheid. Daarbij vroeg hij ook aandacht voor de sociale rechtspositie van de jeugdige bouwvakkers. Verder verzocht hij B. en W. de premie- en boetebepalingen uit de bestekken scherper te hanteren. Hij bepleitte voorts, evenals de heer Van Vel- zen na hem, meer aannemers in te scha kelen bij de bouw van grote complexen. De heer Hennevelt stond terughoudend ten aanzen van de premiebouw: hij vreesde in de toekomst een onverhuurbaar blijken van deze dure huizen. Duizend woningen Na het vertrek van de heer Goedee is de heer Van Velsen (K.V.P.) de enige „deskundige" in de engere betekenis van het woord op het onderhavige terrein. Zijn uitvoerig betoog was dus in zekere zin uit de praktijk geboren. Hij stelde onder meer, dat het welslagen van het woningbouwprogramma voor 1956 niet afhankelijk 'had mogen zijn van het gelukken van het systeembouwplan voor „Delftwijk": dat had juist een stille reserve moeten zijn. Het argument van de te hoge curveprijs vorrd spreker pover: de cijfers wijzen uit, dat de curveprijs ten spijt er in het eerste kwartaal van dit jaar 60 percent meer woningwetwoningen tot uitvoering kwamen dan het jaar daarvoor, terwijl het aantal premiewoningen gelijk bleef. In schakeling van meer kleine aannemers zal in vele gevallen beslist goedkoper zijn dan de bouw van grote complexen door één aan nemer. De ervaringen met Panagro (Schip- holweg) en Nemavo (Sinnevelt) beves tigen die opvatting. De in de nota bepleite coördinatie tussen alle bij de bouw be trokkenen was al jaren een hartewens van spreker geweest. Eens te meer wees hij op het belang van kant en klare bouwterrei nen vooral wat riolering en straataanleg betreft en de concentratie van de wo ningbouwcorporaties. De heer Van Velsen zei hooggespannen verwachtingen te koesteren van een af zonderlijke dienst voor de volkshuisvesting en meende dat ook de zevende afdeling van de gemeentesecretarie een aparte sectie volkshuisvesting zou moeten krijgen. Vervolgens deed de heer Van Velsen een aantal suggesties ter verhoging van het arbeidspotentieel. Een intensieve propa ganda om belangstelling voor de bouw vakken te wekken is beslist nodig. Boven dien zal iedere bouwvakarbeider in Haar lem een eigen woning moeten worden ge garandeerd. Verder meende spreker, dat B. en W. te vaak Haarlemse bouwers afwijzen of zelfs negeren, die zelf arbeiderswoningen zouden willen bouwen tegen een prijs, die nog be neden de curveprijs ligt. Daardoor is onder de bouwers in Haarlem en omgeving een zekere deining ontstaan. Ter verhoging van de kwaliteit der woningen, drong spreker aan op de instelling van een wo- ningbouwraad. Uit de samenvatting van dit betoog noteren wij, dat de heer Van Velsen en de zijnen zich in het algemeen wel met de aanbevelingen kunnen verenigen. „Laat het nu eens niet bij woorden blijven, maar start met een nieuw-georganiseerde dienst en bouw duizend woningen per jaar!" De suggesties ten aanzien van de vergroting van het arbeidsreservoir, de opvoering van de premiebouw, de inschakeling van eigen bekwame bouwvakpatroons en het instellen van een woningbouwraad, wenste de heer Van Velzen aan de nota te zien toegevoegd. De heer Fib be (W.D.) bepleitte nog de bouw van goedkope zomerhuisjes, die tien a twaalf jaar zouden mogen blijven staan. Deze zouden naar zijn schatting ongeveer drieduizend gulden kosten en zouden niet aangesloten behoeven te wor den op gas en elektriciteit, omdat met buta- gas ook al veel bereikt zou kunnen worden. De heer Men sink (Arb.) vroeg op welke concrete ervaringen de prognose in de woningbouwnota is gebaseerd en welke tijd er verloopt tussen het opstellen van de plannen en het tijdstip, waarop het huis klaar zal zijn. Hij stelde vast, dat B. en W. in hun prognose van 1200 woningen in 1958 de wens van de heer Van Velsen naar duizend woningen ver overtreffen. In de kapel van de hervormde gemeente aan de Leeuwerikenlaan te Aerdenhout heeft ds. P. J. Pennings van Axel woensdag avond voor een talrijk gehoor gesproken over de nieuwe methoden van evangelisatie door negermuziek. Zijn lezing werd toege licht met grammofoonplaten, die van elk „type" negermuziek een passende en ook een treffende illustratie gaven. Ds. Pennings herinnerde er aan dat de ne germuziek uit de aard van haar historische oorsprong een ernstig karakter draagt, zo wel voor de geloofsliederen als van andere (de „blues"). De slavernij is daar niet vreemd aan. De geestelijke liederen van de negers zijn zeer ritmisch en spontaan van karakter. Ook zijn zij typisch christelijk. Spreker bracht daarna het sterke onder scheid naar voren tussen de spirituals en de gospelsongs. De spirituals zijn afkomstig uit de tijd van de slavernij, toen het bestaan van de negers slechts gericht was op het hiernamaals, of nog beter gezegd op de bij belse toekomstbeloften. De gospels daarentegen stammen uit de tijd, toen zich een verandering in het leven der negers voltrok na de opheffing der sla vernij, waardoor ook het heden betekenis kreeg en er in het geloof van meer levens vreugde sprake kon zijn. Ook deze liederen dragen echter een uitdrukkelijk christelijk karakter. Dat blijkt uit een sterke binding aan de bijbel. De .spirituals zijn zeer realistisch en tel kens worden deze liederen onderbroken met „vaarwel". Ook de gospels zijn realistisch en daarnaast strijdvaardig en getuigend. Altijd is het gebed de bron van deze geestelijke bezieldheid. Wij herinneren eraan, dat het wijk- comité Haarlem-Oost op vrijdag 19 okto ber in het gebouw van de speeltuinvereni ging „Oosterkwartier" aan de Zomervaart te Haarlem een openbare vergadering zal beleggen. De heer W. F. Happé, wethouder van Openbare Werken en Volkshuisves- tin, zal een inleiding houden over het rap port inzake de woningbouw, dat in de raadsvergadering van woensdag behan deld werd. Na de pauze is er gelegenheid tot het stellen van vragen naar aanleiding van de gehouden inleiding. bij het kiezen van juist die meubelen, gor dijnen en bekledings- stoffen, welke passen in "Uw" sfeer. Spiegelstraat 34-40 Amsterdam Tel. 33641 Aan de Volksmuziekschool voor Haar lem en Omstreken werd per 1 oktober de heer Ubo Dijkstra benoemd. Voordien was de heer Dijkstra verbonden aan de gemeen telijke muziekschool te Deventer als leraar fluit. 99 99 DE VERDEDIGING van wethouder Happé riep door haar opzet en opti mistische conclusies men zie de aanhef van het raadsverslag de herinnering wakker aan zijn beantwoording van de critiek uit de raad welke anderhalf jaar geleden door de aanvankelijke tegenslag met het complex van 224 arbeiders woningen van „Volkshuisvesting" in Delftwijk rees. De wethouder trok die vergelijking zelf ook. Evenals toen gewaagde hij van een „momentopname bij bewolkte hemel", maar dat beeld kon op korte termijn door het in uitvoering komen van een aantal flinke complexen geheel veranderen en de heer Happé vertrouwde ook wel dat dat zou lukken. De incidentele moeilijkheden van dit ogenblik achtte hij niet erger dan die uit het verleden en hij verwachtte dat er voorlopig met betrekking tot de woningbouw ook wel moeilijkheden zullen blijven. Zeker geloofde hij niet, dat de Haarlemse woningbouw een dieptepunt doormaakt; het uitgangspunt in aanmerking genomen is de situatie zeker gunstiger dan enkele jaren geleden, gezien de hoeveelheid plannen in uitvoering en in voorbereiding. Er is vooral ook meer planning en meer inzicht dan drie jaar geleden. Ook het verwijt van de heer Wensing, dat er gebrek aan élan zou zijn geweest, verwierp de wethouder: dit was in zijn algemeenheid niet op zijn plaats jegens enige ambtenaren die ervan blijk hadden gegeven hun taak met initiatief en enthousiasme te vervullen, al bleef het voor het college van B. en W. zaak een team van ambtenaren te vormen die met het college meedenken en meehandelen. Wethouder Happé heeft de verschil lende sprekers in een zeer uitvoerig be toog beantwoord, waarbij hij, vaak afda lend in details, het beleid van B. en W. ver dedigde. Het beleid van B. en W. en niet in eerste instantie d'at van de verantwoor delijke wethouder, omdat de heer Happé nog eens duidelijk wilde maken, dat de woningbouwnota het resultaat is van een verantwoording van het beleid van het ge hele college. Naar aanleiding van de door de heer Schippers gemaakte opmerkin gen aangaande de critiek, die in februari 1953 op de toenmalige wethouder van Openbare Werken was geleverd, verklaar de de heer Happé zich met deze laatste volledig solidair, in zoverre hij nogmaals bevestigde, dat ook diens beleid destijds gesteund werd door het voltallige college. Tevens deelde de heer Happé de raad mee te hebben geconstateerd welke moeilijk heden er aan het ambt van een wethouder, die met de woningbouw is belast, kleven, welke moeilijkheden, naar zijn mening in de jaren onmiddellijk na de oorlog natuur lijk nog groter geweest waren. De bedoeling van de woningbouwnota was geweest een uiteenzetting te geven, die meedogenloos is ten aanzien van het eigen beleid. De vraag zou gesteld moeten wor den of het gemeentebestuur enigerlei in vloed heeft of heeft gehad op de belemme rende factoren. Uitvoerig bracht de wet houder in herinnering de talrijke keren, dat er in de gemeenteraad over woningbouw- kwesties werd gesproken en waarbij het steeds ging om een momentopname van de stand van de woningbouw op dat bepaalde ogenblik. Nimmer is het woningbouwbeleid echter zo volledig onder de loep genomen als dat nu met het indienen van de behan delde woningbouwnota aan de raad het geval geweest is. De toestand zou ideaal zijn als de cijfers en analyses, die in de nota voorkomen, zou den kunnen worden vergeleken met iden tieke cijfers uit andere gemeenten. In dit verbaud zou dan kunnen worden vastge steld of de stijgende lijn, die er in het aan tal op stapel gezette woningen toch zeker wel te onderkennen is, steil genoeg ver loopt. Cijfers Op verzoek van de heer De Leeuw (Arb.) gaf de wethouder nog enige aan vullende cijfers, die betrekking hadden op het aantal woningen, dat voltooid is, ver geleken met het toegestane bouwvolume. Zo werd in dit verband meegedeeld, dat in de jaren 1946'50 per jaar gemiddeld1 304 woningen op het bouwvolume voorkwamen en dat er in diezelfde periode gemiddeld 213 woningen voltooid werden. Dit resul taat kwalificeerde de heer Happé als „niet zo gek". Tot de oorzaken, die in die jaren een bereiken van het beschikbaar gestelde bouwvolume verhinderden behoorde onder meer het niet beschikvaar zijn van bouw rijp terrein. Kort na 1950 zou er de kans geweest zijn zonder bouwvolume bouw plannen uit te voeren, maar door deze be lemmerende factoren kon Haarlem daar toen geen gebruik van maken. Op het ogenblik ligt het gemiddelde aan tal voltooide woningen hoger dan het ge middelde aantal woningen van het bouw- contingent. In de afgelopen drie jaar was het echter nog zo, dat tegen een aantal wo ningen van het bouwcontingent van 718 een produktie stond van 642 woningen, het geen de wethouder „niet helemaal onge slaagd" noemde. In antwoord op het betoog van het raadslid De Leeuw (Arb.) deelde de heer Happé mee, dat maatregelen wor den getroffen, volgens welke de afwer king van de diverse projecten binnen de ambtelijke molen versneld wordt, ten be hoeve waarvan vooral in de administratie ve sector veranderingen worden ingevoerd. Hieruit zijn regelmatig stafbesprekingen voortgevloeid. In de aanbevelingen voor de toekomst moet men echter niet een prin cipiële wijziging van het beleid zien. Zoals bekend is de premiebouw bevorderd, omdat het met de woningwetwoningen dreigde mis te lopen. B. en W. zien de oplossing van de woningnood zeker niet in de bouw van koopwoningen. Wat betreft de verhou ding tussen woningwetwoningen en pre- miebouwwoningen zal in de toekomst bij de nieuwe terreinen reeds van te voren vastgesteld worden welke voor het ene type woning en welke voor het andere type be stemd zijn. In de tijd, die er verloopt voor dat de nieuwe woningbouwfunctionaris zal zijn benoemd, zal er een coördinatie van taken worden toegepast, waarbij het zwaar tepunt op het stadhuis zal komen te liggen. Tegenover de heer Schippers (K.V.P.) stelde wethouder Happé, dat B. en W. zich niet schuldig voelen aan enigerlei nalatig heid, ofschoon het college natuurlijk wel verantwoordelijk blijft. De schuldvraag van welke ambtenaar dan ook wensen B. en W. niet in discussie te brengen. De heer Spek (A.R.) werd vervolgens geantwoord, dat er in andere gemeenten niets is ge beurd, dat ook niet in Haarlem gebeurd is. Over het al dan niet te laat naar Den Haag gaan van de wethouder is een lange discussie mogelijk: hier is veel tact ver eist, en het is zaak de provinciale directie van de Wederopbouw, waarmee altijd pret tig is samengewerkt, niet onnodig te pas seren. Of er naast de nieuw te benoemen woningbouwfunctionaris ook nog behoeft bestaat aan een „planning officer" zal wor den onderzocht. Ervaringen in andere ge meenten hebben uitgewezen, dat het meeste resultaat bij de woningbouw geboekt is door het onderhandse aanbesteden aan een aan nemer, die blijvend ingeschakeld kan blij ven in de woningbouw. De praktijk heeft uitgewezen, dat inscha kelen van vele kleine aannemers niet tot de gewenste resultaten leidt. Tenslotte ant woordde de wethouder nog op een opmer king van de heer Spek over de woning bouwcorporaties: deze worden door B. en W. zeer zeker volkomen „au sérieux" ge- Op de tribune coooococcccoocccoccococoxosxccooocccoajMocaxcocccco: nomen, al kunnen vele van deze corpora ties niet meer meekomen met de moderne tijd, omdat de omstandigheden sinds hun oprichting zo veel gecompliceerder zijn ge worden. Dit probleem zal met groot begrip worden aangepakt in samenwerking met de Nationale Woningraad. Hogere huren Naar aanleiding van het betoog van me vrouw Scheltem a-C o n r a d i (V.V.D.) deelde de wethouder mee, dat zo nodig een verhoging van de huren van de woningwet woningen zal moeten worden overwogen. Een dergelijke verhoging kan bijna niet meer vermeden worden, al zal deze in Haarlem zeker niet zoveel bedragen als in de drie grote steden van ons land. Het zou hier vermoedelijk gaan om een verhoging van enige guldens per week. Als door een dergelijke maatregel meer woningen ge bouwd zouden kunnen worden, dan juichen B. en W. dit toe. De heer Happé stelde er prijs op het oordeel van de raad in deze te vernemen. Met dit betoog ging de wet houder overigens lijnrecht in tegen de op vatting van de directeur van de provinciale directie voor de Wederopbouw, die wij in ons blad van gisteren publiceerden. Deze was namelijk van mening, dat een verho ging van de huren tot elke prijs vermeden zou moeten worden. B. en W., zo zei de wethouder voorts, hechten groot gewicht aan doeltreffende coördinatie, maar de vrees voor conflicten kan sterk verminderen wanneer de beslis singen aan één tafel worden genomen. Ver der, zo stelde spreker de heer Van Velsen gerust, zal het in teamverband werken van architecten en aannemers worden bevor derd, al is de vorm daartoe nog niet ge vonden. Wat het doorwerken bij slecht weer en vorst betreft: overwogen wordt bij twee objecten in Haarlem daarmee een proef te nemen. Ook wordt aandacht besteed aan het verkrijgen \^an een comfortabel schaft lokaal. De inschakeling van meer architec ten zal worden overwogen, maar dat be tekent nog niet: meer aannemers. De vraag van de heer Wensing of de com binatie der portefeuilles van Openbare Werken en Volkshuisvesting voor één wet houder niet te zwaar is, beantwoordde de heer Happé met de opmerking, dat deze portefeuille wel zwaar, maar niet tè zwaar behoeft te zijn, indien de organisatie vol doende is uitgebalanceerd en zich mede verantwoordelijk voelende adviseurs het beleid steunen. De prognoses voor de eerstvolgende jaren zijn aan de voorzichtige kant, zo verzeker de spreker voorts de heer Mensink, die hij voorts te kennen gaf, dat er tussen de aller eerste faze van een bouwplan en de vol- oiing van het gerealiseerde complex on geveer twee tot tweeëneenhalf jaar ver strijken. Hetgeen de heer De Leeuw bij de replieken deed opmerken, dat de resul taten dan voor een wethouder die pas drie jaar deze portefeuille beheerst nog niet zo slecht genoemd kunnen worden. Voor het overige leverde de discussie in tweede in stantie, van hoeveel gedegenheid zij ook mocht getuigen de heer Hennevelt (C.P.N.) bijvoorbeeld had zich in de ma terie uitstekënd ingewerkt geen nieuwe gezichtspunten meer op, hetgeen na zo'n „uitputtende" behandeling ook nauwelijks verwacht kon worden. ADVERTENTIE ADVERTENTIE Nieuwe CCOOCOOOCCCCOCOCOCOOCCOÏOOOCCOOCCOOC In de gisteren gehouden vergadering van de Haarlemse raad is wel duidelijk gebleken welk een gezaghebbend des kundige de vroedschap in de persoon van de heer M. J. Goedee heeft ver loren. Zijn zo belangwekkende beschou wingen uit vroeger jaren werden ten minste algemeen geciteerd, hetgeen het oud-raadslid, dat 's middags op de pu blieke tribune een deel van de discus sies volgde, toch wel genoegen moet hebben gedaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 13