Schilderkunst In Belgische film
Pantheon van werken der
Nobelprijswinnaars
Zie Boven
met m®lk meer mans
Totale maansverduistering
Geromantiseerde verzetsstrijd
Hachelijk avontuur
van Audrey Hepburn
Elsensohn jubileert
als Pancras Duif
„Een gouden eeuw" van Paul Hasaerts
De jongste roman van Den Doolaard
Litteraire
Kanttekeningen
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSGHE COURANT
5
Openbaar vervoermiddel
Gemenebest-expeditie naar
de zuidpool vertrokken
Pekings variététheater
twaalf avonden in Carré
Het U.S.O. herdenkt de
dirigent Evert Cornelis
85SW
05ET
voor hen die meer eisen
RADIO
TELEVISIE
ZATERDAG 17 NOVEMBER 1956
De uitgeverij „De Toorts" in Haarlem
bereidt in samenwerking met „Heideland"
in België de uitgave voor van een groot
seriewerk van veertig delen, bevattende
romans, novellen, korte verhalen, essays,
gedichten, toneelstukken en historische
studies van de schrijvers, die sinds 1901 de
hoogste litteraire onderscheiding in de we
reld ontvingen: de Nobelprijs voor litte
ratuur. Van René Frangois Armand Sully
Prudhomme tot en met Halldar Kiljan
Laxness.
Deze reeks zal de titel dragen: Pantheon
der Nobelprijswinnaars en veertig delen
omvatten. Het merendeel van de daarin
opgenomen werken verschijnt voor de
eerste keer in Nederlandse vertaling. Wer
ken van schrijvers, die tijdens het ver
schijnen van het Pantheon met de Nobel
prijs worden bekroond, zullen zo mogelijk
in extra delen aan deze serie worden toe
gevoegd. Elke Nobelprijswinnaar zal wor
den ingeleid door een bekende litterator,
die in een beknopte levensbeschrijving en
In de kerk van Sint Petrus te Villefranche aan de Rivièra
werkt Jean Cocteau aan een muur schildering, voorstellende
het leven van Sint Petrus. De vermaarde Franse dichter,
toont hier weer een ander facet van zijn artistiek vermogen.
De Franse schilder Jean Paul Brusset slaat hem gade.
in een bevattelijke litterair-historische stu
die een karakteristiek geeft van de per
soon en het werk en het belang van dat
werk voor de huidige en komende gene
ratie duidelijk belicht. Zo zal prof. dr. J.
Aerts (Albert Westerlinck) een inleiding
schrijven bij Romain Rolland, prof. dr. W.
Asselbergs (Anton van Duinkerken) bij
Frangois Mauriac, dr. P. de Boisdeffre bij
André Gide, David Koning bij Eugene
O'Neill, J. W. Hofstra bij John Galsworthy,
dr. J. G. M. Keunen bij G. B. Shaw, Ga
briel Smit bij William Yeats, prof. dr. G.
Stuiveling bij Thomas Mann, dr. G. Wijde-
veld bij Gabriela Mistral, Michel van dei-
Plas bij Thomas Eliot.
De reeks zal in zeven jaar tot stand zijn
gebracht. Ieder deel zal ongeveer vijfhon
derd bladzijden bevatten. Met deze uitgave
meent men de nagedachtenis te eren van
de zeer rijke Zweedse fabrikant, die op
10 december 1863 stierf en in zijn testa
ment als volgt beschikte over ruim
eenendertig miljoen
van de drieëndertig
miljoen Zweedse kro
nen, die hij naliet:
„Er moet van dit geld
een fonds worden ge
sticht, waarvan de
rente ieder jaar als
prijzen verdeeld moet
worden onder hen,
die in het voorgaande
jaar de mensheid het
meest van nut zijn
geweest. De rente
moet in vijf gelijke
delen worden ver
deeld. Een deel ont
vangt degene, die de
belangrijkste ontdek-
ing of uitvinding op
het gebied der fysica
gedaan heeft. Een
deel degene, die de
belangrijkste chemi
sche uitvinding of
verbetering heeft tot
stand gebracht. Een
deel degene, die de
belangrijkste ontdek
king heeft gedaan op
het gebied der fysio
logie of der medicij
nen. Een deel degene,
die in idealistische
zin het beste gepres
teerd heeft op het ge
bied der letterkunde.
En een deel degene,
die het meest of het
best voor de verbroe
dering der volken en
de afschaffing of ver
mindering der staan
de legers gewerkt
heeft, alsook voor de
totstandkoming en
bevordering van vre
descongressen."
y:cTO3Coooooooccooccccccc<xcoMooocoocccoccoc»oocooooooo:
WASHINGTON (United Press. - Het c
Amerikaanse opperste gerechtshof heeft
beslist dat de wet van de staat Alabama,
i die kleurlingen verbiedt vóórin een g
g openbaar vervoermiddel plaats te ne- H
men, in strijd is met de grondwet. De :-
rechtszaak waarop dit vonnis werd uit-
i gesproken kwam voort uit de elf maan- 3
o den durende boycott van de stadsbussen 3
H in Montgomery (Alabama) door kleur- 8
- lingen, omdat zij niet op de slechtste
v plaatsen in de bussen wensten te zitten. 8
De busmaatschappij is door die boycott
J aan de rand van het faillissement ge- 8
bracht. 8
De beslissing van het opperste ge-
8 rechtshof dat de wet van Alabama on- 6
3 grondwettig is, betekent tegelijkertijd g
het doodvonnis voor soortgelijke wetten
8 in Florida, Georgia, Louisiana, Missis-
j sippi, Oklahoma, Tennessee en Texas.
8 In al deze staten kunnen kleurlingen J
3 niet verplicht worden in openbare ver- g
g voermiddelen de slechtste plaatsen te
3 nemen. jj
0 Echter: particuliere ondernemingen 8
1 mogen de bepalingen maken die zij zelf 8
8 wensen, ten aanzien van de rassen- 8
3 scheiding. Daar is nog niets aan gedaan. J
>2oc>^ococ<x>cooooc>ooooooccoooooooooooc
COCODCCCCOOOOCOCXX
LONDEN (Reuter-UP) Uit de haven
van Londen is het Deense poolschip „Mag-
gadan" vertrokken voor een reis naar het
zuidpoolgebied. Aan boord bevinden zich
32 ontdekkingsreizigers en geleerden die als
vertegenwoordigers van het Britse gemene
best het zuidpoolgebied doorvorsen. Elf
leden van de expeditie zullen trachten een
tocht dwars door het vasteland van de
zuidpool te maken, een afstand van meer
dan 300(1 km. Het schip vaart onder de
UNO-vlag en zal het zuidpoolgebied tegen
eind december bereiken. Het kleine, rood
geschilderde schip gaat naar een basis aan
de Halleybaai, aan de rand van de ijskap
met 500 ton voorraden en twee vliegtuigen.
De expeditie staat onder leiding van dr.
Vivian Fuchs, die de chronometer bij zich
draagt welke op het stoffelijk overschot
werd aangetroffen van de Britse ontdek
kingsreiziger Scott, die in het zuidpoolge
bied om het leven is gekomen. Uit Nieuw
Zeeland is Sir Edmund Hillary, de over
winnaar van de Mount-Everest onderweg
om zich bij de expeditie aan te sluiten.
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
ygj'
Pub'ibefta N»«t»rtondi £utv«»bvr»ov '1 O'ovenhoge. TL
ADVERTENTIE
PARIJS, 16 nov. In een bos, enkele kilo
meters van de Franse hoofdstad, heeft de po
pulaire Engels-Nederlandse film-actrice
Aüdrey Hepburn dezer dagen een hachelijk
avontuur beleefd. Om even wat op verhaal
te komen in een drukke tijd, was zij de
studio's in Parijs ontvlucht in het gezelschap
van een collega (die later de Amerikaanse
acteur Cary Cooper bleek te zijn). Het twee
tal had net op een open plek in het bos alles
klaar gezet voor een knusse picknick, toen
Audry Hepburn plotseling met een gil van
schrik opsprong. Tientallen paren ogen
staarden haar tussen het dichte geboomte
nieuwsgierig aan. De hevig ontstelde actrice
en haar eveneens zeer verbaasde metgezel
begonnen in allerijl de zojuist uitgepakte
lunch weer in te pakken, met de bedoeling
zich door een overhaaste aftocht te onttrek
ken aan dit onbeschaamde spioneren. Op
dat moment echter stapte een der bespieders
naar voren en ontpopte zich als de befaamde
Amerikaanse regisseur Billy Wilder. Achter
hem stond de complete carnera-staf voor
Audrey's nieuwe film geamuseerd te grin
niken.
Mocht u interesse hebben voor de opnamen
die toen gemaakt zijn, met een schaterende
Audrey en een opgeluchte Gary, dan moet u
er Libelle van 24 november maar eens op na
slaan. Daarin vindt u een bijzonder char
mante fotoreportage: „Audrey flirt op hoog
bevel". Elke week brengt Libelle zulke ver
rassende en interessante artikelen. Eén brief
kaartje naar Libelle, Nassauplein 7. Haarlem,
en er ontgaat u geen nummer meer!
Zoals reeds in het begin van dit seizoen
werd bericht, zal Johan Elsensohn binnen
kort een heugelijk jubileum vieren: hij
begon veertig jaar geleden zijn carrière bij
het toneel, namelijk in de bescheiden po
sitie van souffleur in een gezelschap, dat
in kampen voor soldaten optrad. Kort
daarna speelde hij zijn eerste rol bij Inte
Onsman in het Rozentheater te Amsterdam.
Het jubileum van deze prachtige karak
terspeler met zijn robuust en gevoelig ta
lent zal worden gevierd met een reeks
reprises van „Schakels" van Herman
Heijermans door het Nieuw Nederlands
Toneelgezelschap, waarin hij zijn glansrol
van Pancras Duif zal spelen. Andere mede
werkers aan deze voorstellingen zijn Riek
Schagen, Jobs van Zuylen. Herman Bou-
ber. Robert Sobels, Lucas Wensing en vele
anderen. Het is nog niet bekend wanneer
de première precies zal plaatshebben. Dit
wordt omstreeks 1 december. Elsensohn
heeft de rol van Pancras Duif eerder ver
tolkt bij het Nederlands Volkstoneel.
Lange tijd heeft Elsensohn bij Herman
Bouber in de Plantage Schouwburg ge
werkt. In 1930 kwam hij bij Cor van der
Lugt Melsert in het Rotterdam-Hofstad
toneel en in de daaropvolgende jaren werk
te hij aan enkele Nederlandse speelfilms
mee. Tien jaar lang schrijf hij (zonder daar
ophef van te maken) teksten voor de
Bouwmeesterrevue. Hij heeft ook enkele
stukken op zijn naam staan, echt volks
toneel met een lach en een traan, die nog
dikwijls door amateurgezelschappen wor
den opgevoerd. Na de oorlog was hij ach
tereenvolgens werkzaam in het cabaret van
Wim Kan, in het gezelschap van Johan
Kaart, bij de Nederlandse Comedie en het
Volkstoneel, toen dit onder leiding van A.
Defresne stond De radioluisteraars kennen
hem als Gi.js Langsdeweg in de wekelijkse,
thans vervallen uitzending „Denk om de
bocht".
,TAAwVF*?r,AnE*?TVG VAN ..HET NEDER
LANDS OPENLUCHTTHEATER"
De vereniging „Het Nederlands Openlucht
theater" hou^t haar jaarvergadering op za
terdag 24 november, aanvangend 's ochtends
om elf uur. in het restaurant van de schouw
burg in Deventer. Op deze samenkomst zal
de heer A. Defresne een lezing houden over
„Het openluchtspel". Uit het jaarverslag van
de verenignig blijkt, dat thans vijfendertig
theaters bij de vereniging zijn aangesloten.
Het Chinees Variététheater uit Peking,
bestaande uit vierenveertig acrobaten, jong
leurs en musici, zal van zaterdag 17 novem
ber af op twaalf achtereenvolgende avonden
optreden in het theater Carré in Amster
dam. De gemiddelde leeftijd van de artiesten
is ongeveer twintig jaar. Het theater is in
1950 opgericht. De artiesten, die aan de
Europese tournee deelnemen, zijn naar
Chinese maatstaven de beste, die er in China
zijn te vinden.
ADVERTENTIE
Het Comité Herdenking Evert Cornelis en
het bestuur van het Utrechts Stedelijk Or
kest hebben het programma bekend ge
maakt, dat op maandag 26 november in
Tivoli in Utrecht zal worden gegeven Ier
gedachtenis van de vijfentwintig jaar ge
leden gestorven dirigent. Uitgevoerd wor
den: Ricercar uit Das Musikalische Opfer
van Johann Sebastian Bach, Danse des Morts
van Arthur Honegger en de Eerste sym
fonie (Wiener Fassung) van Anton Bruck
ner. Het concert wordt gegeven door het
Utrechts Stedelijk Orkest onder leiding - an
Paul I-Iupperts met medewerking van het
Toonkunstkoor van de afdeling Utrecht en
de solisten Annette de la Bije, sopraan,
Thérèse Steinmetz, alt, Leo Ketelaars, bari
ton en Leon Combé. voordracht.
Zij, die er prijs op stellen het concert bij
te wonen, kunnen zich in verbinding stellen
met de administratie van het U.S.O.. Park
straat 8, Utrecht. Voor zover mogelijk zal
aan hun wensen tegemoet worden gekomen.
Aan het concert gaat de onthulling vooraf
van een door Gra Rueb vervaardigd beeld
van Evert Cornelis. De burgemeester van
Utrecht, jhr. mr. C. J. A. de Ranitz, zal als
voorzitter van het comité deze onthulling
verrichten. Aan alle bezoekers van het con
cert wordt een geïllustreerde, door Wouter
Paap geschreven levensschets uitgereikt.
BIJ GELEGENHEID van een filmvoor
stelling in Den Haag, waar het tienjarig
Belgisch-Nederlands cultureel akkoord ook
een cinematografische opluistering ten deel
viel, is reeds gezinspeeld op een uitvoerige
beschouwing van de aldaar vertoonde
werkstukken. Als er een betiteling zinrijk
mag heten dan is het wel die van „werk
stuk" voor de film, welke de Belgische
cineast Paul Hasaerts er vertoonde in
mindere mate geldt dat voor de Neder
landse bijdrage van Bert Haanstra. De film
van Hasaerts „Un siècle d'or" kan niet dan
na veel zwoegen, diepgaande studie en een
zeer wel voorbereid rationeel gebruik van
het filminstrument, de camera, tot stand
zijn gekomen. Dat ze dan toch nog genoeg
temperament weerspiegelt, gevoel voor ae
schoonheid en enthousiasme voor elke con
frontatie met de schoonheid van de toon
beelden der schilderkunst, welke zij ons
voor ogen brengt, mij dunkt, daaraan moet
dan een talent ten grondslag liggen, dat
benijdenswaardig groot is, ook al vertoont
het dan ook zijn gebreken. Men versta mij
echter goed Het is niet van elementair
belang dat men gebreken kan aanwijzen.
De gebreken maken ons soms des te ster
ker op het talent attent. En van Paul Ha
saerts kan men gerust zeggen dat hij onder
de cineasten een aparte plaats inneemt,
allereerst al, omdat hij een stof behandelt,
die gedegen kennis veronderstelt naast een
scherp en indringend waarnemingsver
mogen, vervolgens omdat hij in staat blijkt
deze eigenschappen hun eigen visuele ex
pressie te geven door het medium van de
film, waardoor hij de schilderkunst, door
hem benaderd, het gezicht geeft, waarop
zij recht heeft. Het is zijn visie op de schil
derkunst. welke men ziet, maar men ver
eenzelvigt er zich spontaan mee: men
wordt erdoor geboeid, getroffen en over
tuigd. Men leert erdoor binnen te dringen
in haar waarde. Da zichtbaarmaking van
die waarde zat bij de filmer voor. Wanneer
men Paul Hasaerts' liefde voor de schilder
kunst ervaart in de film. die hij aan de
schilders van Jan van Eyck tot Rubens
wijdt, dan leert men tegelijk die schilders
bewonderen, begrijpen en mede liefhebben.
Zelfs al vraagt Hasaerts meer van ons dan
wij zo maar meteen kunnen opbrengen.
Ik vat hier eigenlijk zowel mijn apprecia
tie als mijn bezwaar samen ten opzichte
van zijn film „Een gouden eeuw". Om met
de positieve kant te beginnen: alleen al om
de didaktische betekenis zou men zijn film
willen rangschikken onder het beste wat er
op dit gebied bestaat. Gelukkig is de leer
zame kant van zijn werk niet de enige.
Hasaerts verklaart de schilders, die hij laat
zien, maar bij een verklaring, een toelich
ting blijft het niet. Met alle middelen, die
de cinematografie hem biedt, dringt hij
door in het schilderij. Nu eens als toe
schouwer, dan weer als ware hij de schil-
der zelf. nu eens als koel en zakelijk waar
nemer dan weer als direkt bij het onder
werp betrokkene, nu eens als tegenstre
vend, maar geleidelijk door de werking der
schoonheid gewonnen beschouwer, dan
weer als object van de schilder zelf, die
stem krijgt in de uitbeelding van zijn ver
schijning. Hasaerts verzuimt niets om ons
te laten meeleven met wat 't schilderij ons
laat zien, tij laat evenmin iets achterwege
om ons betrokken te voelen bij het inner
lijk conflict, dat tot de gestaltegeving op
het doek leidde. Hij maakt ons met de
camera deelgenoot van al wat er op het
schilderij geschiedt en de manier, waatop
hij ons voortdurend van positie doet wis
selen, houdt onze aandacht evenzeer ge
spannen als het ons, waar nodig tot het
diepst beroert. Hij vraagt van ons een
ontvankelijkheid, die nauw samenhangt
met de vurigheid, waarmee hij ons doet
verstaan hoe Dirk Bouts, Quinten Matsys,
Jeroen Bosch te interpreteren, hij gebruikt
de camera daarvoor als vergrootglas. „Ver
donkeremaant" even „niet ter zake doende"
details, voegt ze later weer in, geeft ze in
eens hun zinvolle plaats in het geheel, hij
doet met het schilderij wat de schilder
moet hebben gedaan, toen hij het werk
schiep en in de faculteit van zijn schep
pende geest reeds bezig was de voorstel
lingen in te vullen. Hasaerts probeert ons
het schilderij zelf te doen schilderen aan
de hand van de analyse, die hij zelf heeft
gemaakt. Hij doet dat zo overtuigend en
met zoveel autoriteit, dat men zich door
hem laat leiden in een onbevooroordeelde
overgave aan de oprechtheid van zijn be
doelingen. Sterker: men wordt door hem
geënthousiasmeerd.
DE LEZER ZAL BEGRIJPEN dat hier
tegelijk een klein addertje het kopje op
steekt. In hoeverre heeft namelijk Ha
saerts gelijk? Wat hij laat zien van de
schilders, die hij behandelt, is zijn keus.
Hoe hij ze verklaart is afhankelijk van zijn
waardeschatting. Moet men zich maar zo
aan zijn persoonlijk oordeel gewonnen
geven, zelfs al kan men wat hij vertoont
waarderen? Daar komt bij dat hij ons
zoveel laat zien, dat men op den duur
geneigd is zich gewonnen te geven. Een
soort onvoorwaardelijke overgave voor het
moment. Men maakt nauwelijks meer het
voorbehoud er later op terug te komen.
Zeer zeker is dat een ernstig bezwaar.
Door de kwantiteit gaat men achteraf twij
felen aan de kwaliteit. Het enthousiasme
slinkt. Men staat sceptisch tegenover het
totaal der gewaarwordingen. Ik maak er de
lezer wel op opmerkzaam, dat dit beden
kingen zijn achteraf. Toch voelt men ze
tijdens de film al opkomen en hier ligt het
verwijt aan Hasaerts, dat hij ons bijna
begoochelt met zijn materiaal en het ge
bruik, dat hij ervan maakt alsof hij het
gebruikt om ons te begoochelen. Wie eerlijk
is zal vaststellen dat Hasaerts oprecht is
en ons niet voor de gek wil houden. Toch
wordt door de kwantiteit de kwaliteit in
discrediet gebracht. De niet ingewijde toe
schouwer wordt overdonderd. Hij krijgt
geen kans meer op een persoonlijke visie.
Ik ben het dan ook eens met een der
niet ondeskundige toeschouwers, die op
merkte dat men de film in mootjes moest
hakken en de delen afzonderlijk vertonen.
Men moet dus de film wel in haar geheel
vertonen, maar niet ineens. De critische be
oordelaar zal dan, geloof ik, erkennen dat
Hasaerts een subliem werkstuk heeft afge
leverd, dat ons verrijkt met een oorspron
kelijke en doordachte, maar ook doorvoelde
karakteristiek van de Vlaamse schilder
kunst, een voortreffelijke benadering van
de grote meesters der schilderkunst door de
film, een uitbuiting van alle middelen der
filmkunst evenwaardig aan de kunst der
grote schilders, die levende werkelijkheid
zijn in de realiteit van hun verwerkelijking
op het witte doek.
ER BLIJFT MIJ maar weinig ruimte
over voor Bert Haanstra's „En de zee was
niet meer". Hasaerts was van deze film zo
ongeveer ondersteboven. Als ik eerlijk ben,
gevoel ik bij alle bewondering toch nog wat
terughoudendheid. Er schuilt, naar mijn
smaak, toch nog iets te veel bedachtzaam
overleg in deze film, die vol verrassende
effecten is, maar in de werkelijkheid die
effecten te verstandelijk heeft gewild. Als
ik het zo zou mogen zeggen: de film is
overwegend kunstig. Nu weet ik. dat ik
daarmee geen dienst bewijs aan de over
dreven filmliefhebbers, maar voor mij is
Haanstra's „En de zee was niet meer" te
zeer een vooropgezet spel met treffende
beelden, filmrijmen en associaties, tegen
stellingen en beeldovergangen. Het is alle
maal bijzonder knap en men staat er ver
baasd over. Wat ik mis is: het spontane.
Misschien dat ik mee* hou van de drift
van Lierman van der Horst. Er breekt geen
kreet door Haanstra's film. geen protest,
geen harde, rauwe klank. De film beant
woordt in elk geval niet aan de titel. Wat
meer hartstochtelijke bewogenheid ware
mij liever geweest. De liefderijke beschou
wing, die Haanstra aan de stervende Hol
landse binnenzee wijdt, is er een van hoge
poëtische orde, maar de beschouwing werd
geen ontboezeming, Dat miste ik.
P. W. Franse
Voor de langslapers
een vervelende regeling:
morgenochtend een to
tale maansverduistering
die om 7.08 uur begint.
En waarvan wij het eind
niet te zien krijgen,
want het eind van de
verduistering valt pas
nd maansondergang.
Vrouw Luna verdwijnt
dus gesluierd achter de
kim.
Plaats van handeling
is de lage Westerhemel.
Het voorprogramma be
gint al om 4.40 uur in
de ochtend, want dan
treedt de maan de half
schaduw van de aarde
al binnen. Maar dat
schouwspel kunt u ge
rust missen; gedurende
het verblijf van de maan
in de halfschaduw is er
weinig bijzonders te zien
Om 5.03 uur begint op
de linkermaanhelft een
donker vlekje zichtbaar
te worden dat in de loop
van twee uur zal aan
groeien tot het om 7.08
uur de hele maan be
dekt. Intussen is in het
oosten de hemel steeds
lichter geworden, want
over een uur zal de zon
opkomen.
Maar nog voor het zo
ver is bereikt de ver
duistering haar hoogte
punt: om 7.48 uur valt
het midden van de ver
duistering. De maan zal
niet onzichtbaar zijn,
maar zwak worden ver
licht door een rossige
gloed, veroorzaakt door
de rode stralen uit het
zonlicht die door hun
sterke breking in de
aardse dampkring de
maan toch nog weten te
treffen, bij uitsluiting
van alle andere kleuren.
„Luna rossa" - de titel
Njden&dP verduistering
sraat de aarde tussen de
zon en de maan
lAarësJiadirwl
HOE DE VERDUISTERING VERLOOPT
van dat Napolitaanse
liedje van een paar jaar
geleden is dan op en top
van toepassing: de maan
is dan rood als wijn
Maar een klein kwartier
later, om 8.01, schiet de
eerste zonnestraal uit
het oosten over 't land
schap en mengt een
nieuwe kleur in het pa
let van deze eclips. Lang
zal zij dan niet meer te
zien zijn, want om 8.14
uur verdwijnt de nog
steeds verduisterde
maan onder de weste
lijke horizon. Het einde
van de totale verduiste
ring, om 8.27 uur, zullen
wij al niet meer te zien
krijgen en ook het uit
treden van de maan uit
schaduw en halfschaduw
(resp. om 9.33 en 10.35
uur) is dus van Neder
land uit niet meer waar
neembaar.
De wekker op half ze
ven - en u maakt het
mooiste gedeelte van
deze maaneclips mee.
Maar als het zondag
morgen-bed u te lief is
- nu ja, de beslissing is
aan uzelf en niet aan
G. v. W.
AL IN HET JEUGDWERK van Den Doolaard (in de eerste gedichten van „De ver
liefde betonwerker", in de latere van „Wilde vaart" en „Balladen"), dreigde het ge
vaar dat hem als dichter en zelfs als romanschrijver noodlottig zou kunnen worden
en jammer genoeg ook noodlotting wérd: zijn neiging tot het melodramatische.
Echt was zijn haast fanatieke levensdrift, zijn onstuimig verlangen naar het dynami
sche, het gedrevene, het heroïsche. Wat daarvan echter tot poëzie werd, kon zich, hoe
bruisend zijn woorden ook waren, op geen stukken na meten met de passie van zijn
tijdgenoot Herman van den Bergh, de dich ter van „De Boog".
Nooit heb ik aan de oprechtheid van zijn
„God, drijf mij terug tot de Aarde" getwij
feld. Wel aan de kracht daarvan. Hij de
romantische „zwerver en zoeker, op pel
grimstocht over de aarde naar het sterre-
licht der eeuwigheid" gelóófde aan zijn
elementaire vitaliteit, aan het oerinstinct
in hem, dat zich in geboren jagers en zee
lieden, in vagebonden en zigeuners niet
laat temmen door geciviliseerde conven
ties. Hij wilde er, in zijn even grondige
als gegronde afkeer van een zelfgenoegza
me binnenhuiscultuur, van „technische
krachtpatserij", aan geloven, op gevaar af
zich iets toe te dichten, dat hem maar ten
halve gegeven was. Ten halve: er stak in
hem, tegen wil en dank, heel wat meer „ci
vilisatie", heel wat meer twintigste-eeuws-
intellectualisme, dan hij voor waar wilde
houden. Hij overschreeuwde het van
daar het pathos, de nadrukkelijke robuust
heid van zijn eerste romans, van „De laat
ste ronde" en „De druivenplukkers". Hij
overtroefde het vandaar zijn voorlief
de voor het exotische, het spectaculaire in
zijn Balkanromans, zijn .Oriënt-express' en
„De bruiloft der zeven zigeuners". Het was
boeiend, wat hij schreef. Het was zonder
twijfel avontuurlijk en pittoresk, maar lang
niet zonder raffinement, zonder een zeke
re belustheid op het effect, de retorische
zinswending, het sensationele detail, dat
gemakkelijk tot de verbeelding spreekt.
Onder het lezen van elke nieuwe roman
van zijn hand heb ik me afgevraagd, wat
er, uit het oogpunt van romankunst bezien,
van zijn onderhoudende verteltrant zou
overblijven, als zijn stof nu eens niét ge-
kleurd was met een uitheems koloriet,
maar ontleend aan gegevens, die dichter
bij huis bleven. En telkens kwam ik tot de
teleurstellende slotsom, dat dit resterende
niet meer (weliswaar ook niet minder)
was dan een vaardig geromancieerde repor
tage. „Het verjaagde water'' de roman
van Walcherens hen 'zenis gaf mij,
voor zover nodig, de proef o de som: dit
was geen epos, wat het had kunnen en moe
ten worden, maar een ooggetuigeverslag in
romanvorm een bastaardkind van jour
nalistiek en prozakunst.
Dezelfde sensatie gaf mij het jongste
boek van Den Doolaard: „Het land achter
Gods rug" (Querido's uitgeversmaatschap
pij) de roman van een Montenegrins
verzetsstrijder tijdens de tweede wereld
oorlog. Onvoorwaardelijk ik stel er prijs
op dit te verzekeren sympathiseer ik
met hetgeen ik steeds in Den Doo'aard
heb gewaardeerd: zijn opstandigheid te
gen onrecht, zijn vrijheidszin, zijn hart
grondige afschuw van „hoge hoeden en
pantserplaten". Op zijn woord geloof ik
hem, waar hij verklaart het als zijn schrij
verstaak te beschouwen „te strijden voor
het bel.oud van de menselijke waardigheid,
die door de moderne staat meedogenloos
wordt vernietigd, terwijl hi zijn onder
danen noch veiligheid of bestaanszeker
heid kan verschaffen". Maar zodra hij aan
zijn getuigenis de vorm gaat geven van
een heldendicht, zodra hij als romanschrij
ver de lof gaat ingen van „de harde zede
van een land" het in het monarcho-
fascistische Joegoslavië opgeslokte Monte
negro, in dit geval „waar alleen de vol
waardige sitrijder meetelt", behoef ik maar
een twintigtal bladzijden gelezen te heb
ben, of ik voel me bekropen door het on
behagelijke gevoel, dat mij met alle
„populaire" verdiensten daarvan een
gekleurd" film wordt voorgedraaid, een
opera wordt voorgespeeld. Ik zie decors
maar geen landschappen. Ik zie figuranten,
maar geen mensen. Ik hoor de declamatie
toon van een heldentenor, die zich in het
parlando de borst alvast breed maakt, om
zo dadelijk in een hartverowrende aria te
kunnen losbarsten. Maar ik lees geen ro
man, geen kunstwerk.
Neen, dit boek over een Montenegrins
ingenieur, die door het tragische lot van
zijn land geroepen ordt om als partisaan
te strijden in plaats van een werker des
vredes te zijn, Is geen roman, hoewel het
zich, met behulp van een al te avontuurlij
ke intrige de volkomen overbodige
„liefdesgeschiedenis" inbegrepen alle
mogelijke moeite geeft zich als zodanig
voor te doen. Het aantal toevalligheden,
waarmee het verhaal is gekruid om het lot
van de hoofdpersoon tot de rang te verhef
fen van een tragisch heroïsme, dat repre
sentatief is voor het lijden en de ontem
bare verzetsgeest van een onderdrukt volk,
het is van een dusdanige onaanvaard
baarheid, dat de avontuurlijke bijgeluiden
de nobele ondertoon met hinderlijke luid
ruchtigheid overstemmen. Hier wordt
overeenkomstig 's schrijvers roeping, in de
bres te staan voor de menselijke waardig
heid voor een zaak van fundamenteel
levensbelang gepleit: voor de vrijheid en
onafhankelijkheic van een volk, dat Den
Doolaard in zijn onbuigzame ruigheid, in
zijn traditie van een heldhaftig verleden,
in zijn strijderstrots, heeft verstaan. Hij
kent het landschap, de zeden, de taal. Hij,
meer dan enig ander Nederlands auteur,
zou voor zover een „Westerling", ook al
is hij als Den Doolaard een vagebond, ooit
in het hart van een zo volkomen anders ge
aard volk kan zien de aangewezen
schrijver zijn om een Montenegrins epos
te dichter, al was het maar in Hollands
proza. Het is hem, ondanks alle romantise
rende rekwisieten, waarvan hij zich volop
bedient, niet gelukt.. Zijn boek blijft een
avonturenroman, zijn pleidooi een reto
risch declamatorium. Dó-tgene, wat ons
hart, diep getroffen door wat zich in Hon
garije afspeelt en dus dubbel ontvankelijk,
moest doen opspringen van heilige veront
waardiging over het perfide verraad aan
de erezaak der mensheid, waar ook ter we
reld gepleegd dat juist blijft „littera
tuur", die het enige bestanddeel mist, dat
een verhaal tot een kunstwerk maakt: het
creatieve element. Ik bewonder Den
Doolaard, waar hij met alle verve van zijn
„zwerfjournalistiek" een voortreffelijke re
portage schreef, zoals in zijn „Hakenkruis
over Europa". Ik sympathiseer van ganser
harte met de Den Doolaard, wiens mense
lijkheid tegen onrecht, hoe listig goedge
praat, in verzet komt. Maar de andere Den
Doolaard, de romanschrijver, heeft mij tot
dusver niet anders dan teleurgesteld.
C. E. Dinaux
ADVERTENTIE