Schilderkunst In Belgische film Pantheon van werken der Nobelprijswinnaars Zie Boven met m®lk meer mans Totale maansverduistering Geromantiseerde verzetsstrijd Hachelijk avontuur van Audrey Hepburn Elsensohn jubileert als Pancras Duif „Een gouden eeuw" van Paul Hasaerts De jongste roman van Den Doolaard Litteraire Kanttekeningen HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSGHE COURANT 5 Openbaar vervoermiddel Gemenebest-expeditie naar de zuidpool vertrokken Pekings variététheater twaalf avonden in Carré Het U.S.O. herdenkt de dirigent Evert Cornelis 85SW 05ET voor hen die meer eisen RADIO TELEVISIE ZATERDAG 17 NOVEMBER 1956 De uitgeverij „De Toorts" in Haarlem bereidt in samenwerking met „Heideland" in België de uitgave voor van een groot seriewerk van veertig delen, bevattende romans, novellen, korte verhalen, essays, gedichten, toneelstukken en historische studies van de schrijvers, die sinds 1901 de hoogste litteraire onderscheiding in de we reld ontvingen: de Nobelprijs voor litte ratuur. Van René Frangois Armand Sully Prudhomme tot en met Halldar Kiljan Laxness. Deze reeks zal de titel dragen: Pantheon der Nobelprijswinnaars en veertig delen omvatten. Het merendeel van de daarin opgenomen werken verschijnt voor de eerste keer in Nederlandse vertaling. Wer ken van schrijvers, die tijdens het ver schijnen van het Pantheon met de Nobel prijs worden bekroond, zullen zo mogelijk in extra delen aan deze serie worden toe gevoegd. Elke Nobelprijswinnaar zal wor den ingeleid door een bekende litterator, die in een beknopte levensbeschrijving en In de kerk van Sint Petrus te Villefranche aan de Rivièra werkt Jean Cocteau aan een muur schildering, voorstellende het leven van Sint Petrus. De vermaarde Franse dichter, toont hier weer een ander facet van zijn artistiek vermogen. De Franse schilder Jean Paul Brusset slaat hem gade. in een bevattelijke litterair-historische stu die een karakteristiek geeft van de per soon en het werk en het belang van dat werk voor de huidige en komende gene ratie duidelijk belicht. Zo zal prof. dr. J. Aerts (Albert Westerlinck) een inleiding schrijven bij Romain Rolland, prof. dr. W. Asselbergs (Anton van Duinkerken) bij Frangois Mauriac, dr. P. de Boisdeffre bij André Gide, David Koning bij Eugene O'Neill, J. W. Hofstra bij John Galsworthy, dr. J. G. M. Keunen bij G. B. Shaw, Ga briel Smit bij William Yeats, prof. dr. G. Stuiveling bij Thomas Mann, dr. G. Wijde- veld bij Gabriela Mistral, Michel van dei- Plas bij Thomas Eliot. De reeks zal in zeven jaar tot stand zijn gebracht. Ieder deel zal ongeveer vijfhon derd bladzijden bevatten. Met deze uitgave meent men de nagedachtenis te eren van de zeer rijke Zweedse fabrikant, die op 10 december 1863 stierf en in zijn testa ment als volgt beschikte over ruim eenendertig miljoen van de drieëndertig miljoen Zweedse kro nen, die hij naliet: „Er moet van dit geld een fonds worden ge sticht, waarvan de rente ieder jaar als prijzen verdeeld moet worden onder hen, die in het voorgaande jaar de mensheid het meest van nut zijn geweest. De rente moet in vijf gelijke delen worden ver deeld. Een deel ont vangt degene, die de belangrijkste ontdek- ing of uitvinding op het gebied der fysica gedaan heeft. Een deel degene, die de belangrijkste chemi sche uitvinding of verbetering heeft tot stand gebracht. Een deel degene, die de belangrijkste ontdek king heeft gedaan op het gebied der fysio logie of der medicij nen. Een deel degene, die in idealistische zin het beste gepres teerd heeft op het ge bied der letterkunde. En een deel degene, die het meest of het best voor de verbroe dering der volken en de afschaffing of ver mindering der staan de legers gewerkt heeft, alsook voor de totstandkoming en bevordering van vre descongressen." y:cTO3Coooooooccooccccccc<xcoMooocoocccoccoc»oocooooooo: WASHINGTON (United Press. - Het c Amerikaanse opperste gerechtshof heeft beslist dat de wet van de staat Alabama, i die kleurlingen verbiedt vóórin een g g openbaar vervoermiddel plaats te ne- H men, in strijd is met de grondwet. De :- rechtszaak waarop dit vonnis werd uit- i gesproken kwam voort uit de elf maan- 3 o den durende boycott van de stadsbussen 3 H in Montgomery (Alabama) door kleur- 8 - lingen, omdat zij niet op de slechtste v plaatsen in de bussen wensten te zitten. 8 De busmaatschappij is door die boycott J aan de rand van het faillissement ge- 8 bracht. 8 De beslissing van het opperste ge- 8 rechtshof dat de wet van Alabama on- 6 3 grondwettig is, betekent tegelijkertijd g het doodvonnis voor soortgelijke wetten 8 in Florida, Georgia, Louisiana, Missis- j sippi, Oklahoma, Tennessee en Texas. 8 In al deze staten kunnen kleurlingen J 3 niet verplicht worden in openbare ver- g g voermiddelen de slechtste plaatsen te 3 nemen. jj 0 Echter: particuliere ondernemingen 8 1 mogen de bepalingen maken die zij zelf 8 8 wensen, ten aanzien van de rassen- 8 3 scheiding. Daar is nog niets aan gedaan. J >2oc>^ococ<x>cooooc>ooooooccoooooooooooc COCODCCCCOOOOCOCXX LONDEN (Reuter-UP) Uit de haven van Londen is het Deense poolschip „Mag- gadan" vertrokken voor een reis naar het zuidpoolgebied. Aan boord bevinden zich 32 ontdekkingsreizigers en geleerden die als vertegenwoordigers van het Britse gemene best het zuidpoolgebied doorvorsen. Elf leden van de expeditie zullen trachten een tocht dwars door het vasteland van de zuidpool te maken, een afstand van meer dan 300(1 km. Het schip vaart onder de UNO-vlag en zal het zuidpoolgebied tegen eind december bereiken. Het kleine, rood geschilderde schip gaat naar een basis aan de Halleybaai, aan de rand van de ijskap met 500 ton voorraden en twee vliegtuigen. De expeditie staat onder leiding van dr. Vivian Fuchs, die de chronometer bij zich draagt welke op het stoffelijk overschot werd aangetroffen van de Britse ontdek kingsreiziger Scott, die in het zuidpoolge bied om het leven is gekomen. Uit Nieuw Zeeland is Sir Edmund Hillary, de over winnaar van de Mount-Everest onderweg om zich bij de expeditie aan te sluiten. ADVERTENTIE ADVERTENTIE ygj' Pub'ibefta N»«t»rtondi £utv«»bvr»ov '1 O'ovenhoge. TL ADVERTENTIE PARIJS, 16 nov. In een bos, enkele kilo meters van de Franse hoofdstad, heeft de po pulaire Engels-Nederlandse film-actrice Aüdrey Hepburn dezer dagen een hachelijk avontuur beleefd. Om even wat op verhaal te komen in een drukke tijd, was zij de studio's in Parijs ontvlucht in het gezelschap van een collega (die later de Amerikaanse acteur Cary Cooper bleek te zijn). Het twee tal had net op een open plek in het bos alles klaar gezet voor een knusse picknick, toen Audry Hepburn plotseling met een gil van schrik opsprong. Tientallen paren ogen staarden haar tussen het dichte geboomte nieuwsgierig aan. De hevig ontstelde actrice en haar eveneens zeer verbaasde metgezel begonnen in allerijl de zojuist uitgepakte lunch weer in te pakken, met de bedoeling zich door een overhaaste aftocht te onttrek ken aan dit onbeschaamde spioneren. Op dat moment echter stapte een der bespieders naar voren en ontpopte zich als de befaamde Amerikaanse regisseur Billy Wilder. Achter hem stond de complete carnera-staf voor Audrey's nieuwe film geamuseerd te grin niken. Mocht u interesse hebben voor de opnamen die toen gemaakt zijn, met een schaterende Audrey en een opgeluchte Gary, dan moet u er Libelle van 24 november maar eens op na slaan. Daarin vindt u een bijzonder char mante fotoreportage: „Audrey flirt op hoog bevel". Elke week brengt Libelle zulke ver rassende en interessante artikelen. Eén brief kaartje naar Libelle, Nassauplein 7. Haarlem, en er ontgaat u geen nummer meer! Zoals reeds in het begin van dit seizoen werd bericht, zal Johan Elsensohn binnen kort een heugelijk jubileum vieren: hij begon veertig jaar geleden zijn carrière bij het toneel, namelijk in de bescheiden po sitie van souffleur in een gezelschap, dat in kampen voor soldaten optrad. Kort daarna speelde hij zijn eerste rol bij Inte Onsman in het Rozentheater te Amsterdam. Het jubileum van deze prachtige karak terspeler met zijn robuust en gevoelig ta lent zal worden gevierd met een reeks reprises van „Schakels" van Herman Heijermans door het Nieuw Nederlands Toneelgezelschap, waarin hij zijn glansrol van Pancras Duif zal spelen. Andere mede werkers aan deze voorstellingen zijn Riek Schagen, Jobs van Zuylen. Herman Bou- ber. Robert Sobels, Lucas Wensing en vele anderen. Het is nog niet bekend wanneer de première precies zal plaatshebben. Dit wordt omstreeks 1 december. Elsensohn heeft de rol van Pancras Duif eerder ver tolkt bij het Nederlands Volkstoneel. Lange tijd heeft Elsensohn bij Herman Bouber in de Plantage Schouwburg ge werkt. In 1930 kwam hij bij Cor van der Lugt Melsert in het Rotterdam-Hofstad toneel en in de daaropvolgende jaren werk te hij aan enkele Nederlandse speelfilms mee. Tien jaar lang schrijf hij (zonder daar ophef van te maken) teksten voor de Bouwmeesterrevue. Hij heeft ook enkele stukken op zijn naam staan, echt volks toneel met een lach en een traan, die nog dikwijls door amateurgezelschappen wor den opgevoerd. Na de oorlog was hij ach tereenvolgens werkzaam in het cabaret van Wim Kan, in het gezelschap van Johan Kaart, bij de Nederlandse Comedie en het Volkstoneel, toen dit onder leiding van A. Defresne stond De radioluisteraars kennen hem als Gi.js Langsdeweg in de wekelijkse, thans vervallen uitzending „Denk om de bocht". ,TAAwVF*?r,AnE*?TVG VAN ..HET NEDER LANDS OPENLUCHTTHEATER" De vereniging „Het Nederlands Openlucht theater" hou^t haar jaarvergadering op za terdag 24 november, aanvangend 's ochtends om elf uur. in het restaurant van de schouw burg in Deventer. Op deze samenkomst zal de heer A. Defresne een lezing houden over „Het openluchtspel". Uit het jaarverslag van de verenignig blijkt, dat thans vijfendertig theaters bij de vereniging zijn aangesloten. Het Chinees Variététheater uit Peking, bestaande uit vierenveertig acrobaten, jong leurs en musici, zal van zaterdag 17 novem ber af op twaalf achtereenvolgende avonden optreden in het theater Carré in Amster dam. De gemiddelde leeftijd van de artiesten is ongeveer twintig jaar. Het theater is in 1950 opgericht. De artiesten, die aan de Europese tournee deelnemen, zijn naar Chinese maatstaven de beste, die er in China zijn te vinden. ADVERTENTIE Het Comité Herdenking Evert Cornelis en het bestuur van het Utrechts Stedelijk Or kest hebben het programma bekend ge maakt, dat op maandag 26 november in Tivoli in Utrecht zal worden gegeven Ier gedachtenis van de vijfentwintig jaar ge leden gestorven dirigent. Uitgevoerd wor den: Ricercar uit Das Musikalische Opfer van Johann Sebastian Bach, Danse des Morts van Arthur Honegger en de Eerste sym fonie (Wiener Fassung) van Anton Bruck ner. Het concert wordt gegeven door het Utrechts Stedelijk Orkest onder leiding - an Paul I-Iupperts met medewerking van het Toonkunstkoor van de afdeling Utrecht en de solisten Annette de la Bije, sopraan, Thérèse Steinmetz, alt, Leo Ketelaars, bari ton en Leon Combé. voordracht. Zij, die er prijs op stellen het concert bij te wonen, kunnen zich in verbinding stellen met de administratie van het U.S.O.. Park straat 8, Utrecht. Voor zover mogelijk zal aan hun wensen tegemoet worden gekomen. Aan het concert gaat de onthulling vooraf van een door Gra Rueb vervaardigd beeld van Evert Cornelis. De burgemeester van Utrecht, jhr. mr. C. J. A. de Ranitz, zal als voorzitter van het comité deze onthulling verrichten. Aan alle bezoekers van het con cert wordt een geïllustreerde, door Wouter Paap geschreven levensschets uitgereikt. BIJ GELEGENHEID van een filmvoor stelling in Den Haag, waar het tienjarig Belgisch-Nederlands cultureel akkoord ook een cinematografische opluistering ten deel viel, is reeds gezinspeeld op een uitvoerige beschouwing van de aldaar vertoonde werkstukken. Als er een betiteling zinrijk mag heten dan is het wel die van „werk stuk" voor de film, welke de Belgische cineast Paul Hasaerts er vertoonde in mindere mate geldt dat voor de Neder landse bijdrage van Bert Haanstra. De film van Hasaerts „Un siècle d'or" kan niet dan na veel zwoegen, diepgaande studie en een zeer wel voorbereid rationeel gebruik van het filminstrument, de camera, tot stand zijn gekomen. Dat ze dan toch nog genoeg temperament weerspiegelt, gevoel voor ae schoonheid en enthousiasme voor elke con frontatie met de schoonheid van de toon beelden der schilderkunst, welke zij ons voor ogen brengt, mij dunkt, daaraan moet dan een talent ten grondslag liggen, dat benijdenswaardig groot is, ook al vertoont het dan ook zijn gebreken. Men versta mij echter goed Het is niet van elementair belang dat men gebreken kan aanwijzen. De gebreken maken ons soms des te ster ker op het talent attent. En van Paul Ha saerts kan men gerust zeggen dat hij onder de cineasten een aparte plaats inneemt, allereerst al, omdat hij een stof behandelt, die gedegen kennis veronderstelt naast een scherp en indringend waarnemingsver mogen, vervolgens omdat hij in staat blijkt deze eigenschappen hun eigen visuele ex pressie te geven door het medium van de film, waardoor hij de schilderkunst, door hem benaderd, het gezicht geeft, waarop zij recht heeft. Het is zijn visie op de schil derkunst. welke men ziet, maar men ver eenzelvigt er zich spontaan mee: men wordt erdoor geboeid, getroffen en over tuigd. Men leert erdoor binnen te dringen in haar waarde. Da zichtbaarmaking van die waarde zat bij de filmer voor. Wanneer men Paul Hasaerts' liefde voor de schilder kunst ervaart in de film. die hij aan de schilders van Jan van Eyck tot Rubens wijdt, dan leert men tegelijk die schilders bewonderen, begrijpen en mede liefhebben. Zelfs al vraagt Hasaerts meer van ons dan wij zo maar meteen kunnen opbrengen. Ik vat hier eigenlijk zowel mijn apprecia tie als mijn bezwaar samen ten opzichte van zijn film „Een gouden eeuw". Om met de positieve kant te beginnen: alleen al om de didaktische betekenis zou men zijn film willen rangschikken onder het beste wat er op dit gebied bestaat. Gelukkig is de leer zame kant van zijn werk niet de enige. Hasaerts verklaart de schilders, die hij laat zien, maar bij een verklaring, een toelich ting blijft het niet. Met alle middelen, die de cinematografie hem biedt, dringt hij door in het schilderij. Nu eens als toe schouwer, dan weer als ware hij de schil- der zelf. nu eens als koel en zakelijk waar nemer dan weer als direkt bij het onder werp betrokkene, nu eens als tegenstre vend, maar geleidelijk door de werking der schoonheid gewonnen beschouwer, dan weer als object van de schilder zelf, die stem krijgt in de uitbeelding van zijn ver schijning. Hasaerts verzuimt niets om ons te laten meeleven met wat 't schilderij ons laat zien, tij laat evenmin iets achterwege om ons betrokken te voelen bij het inner lijk conflict, dat tot de gestaltegeving op het doek leidde. Hij maakt ons met de camera deelgenoot van al wat er op het schilderij geschiedt en de manier, waatop hij ons voortdurend van positie doet wis selen, houdt onze aandacht evenzeer ge spannen als het ons, waar nodig tot het diepst beroert. Hij vraagt van ons een ontvankelijkheid, die nauw samenhangt met de vurigheid, waarmee hij ons doet verstaan hoe Dirk Bouts, Quinten Matsys, Jeroen Bosch te interpreteren, hij gebruikt de camera daarvoor als vergrootglas. „Ver donkeremaant" even „niet ter zake doende" details, voegt ze later weer in, geeft ze in eens hun zinvolle plaats in het geheel, hij doet met het schilderij wat de schilder moet hebben gedaan, toen hij het werk schiep en in de faculteit van zijn schep pende geest reeds bezig was de voorstel lingen in te vullen. Hasaerts probeert ons het schilderij zelf te doen schilderen aan de hand van de analyse, die hij zelf heeft gemaakt. Hij doet dat zo overtuigend en met zoveel autoriteit, dat men zich door hem laat leiden in een onbevooroordeelde overgave aan de oprechtheid van zijn be doelingen. Sterker: men wordt door hem geënthousiasmeerd. DE LEZER ZAL BEGRIJPEN dat hier tegelijk een klein addertje het kopje op steekt. In hoeverre heeft namelijk Ha saerts gelijk? Wat hij laat zien van de schilders, die hij behandelt, is zijn keus. Hoe hij ze verklaart is afhankelijk van zijn waardeschatting. Moet men zich maar zo aan zijn persoonlijk oordeel gewonnen geven, zelfs al kan men wat hij vertoont waarderen? Daar komt bij dat hij ons zoveel laat zien, dat men op den duur geneigd is zich gewonnen te geven. Een soort onvoorwaardelijke overgave voor het moment. Men maakt nauwelijks meer het voorbehoud er later op terug te komen. Zeer zeker is dat een ernstig bezwaar. Door de kwantiteit gaat men achteraf twij felen aan de kwaliteit. Het enthousiasme slinkt. Men staat sceptisch tegenover het totaal der gewaarwordingen. Ik maak er de lezer wel op opmerkzaam, dat dit beden kingen zijn achteraf. Toch voelt men ze tijdens de film al opkomen en hier ligt het verwijt aan Hasaerts, dat hij ons bijna begoochelt met zijn materiaal en het ge bruik, dat hij ervan maakt alsof hij het gebruikt om ons te begoochelen. Wie eerlijk is zal vaststellen dat Hasaerts oprecht is en ons niet voor de gek wil houden. Toch wordt door de kwantiteit de kwaliteit in discrediet gebracht. De niet ingewijde toe schouwer wordt overdonderd. Hij krijgt geen kans meer op een persoonlijke visie. Ik ben het dan ook eens met een der niet ondeskundige toeschouwers, die op merkte dat men de film in mootjes moest hakken en de delen afzonderlijk vertonen. Men moet dus de film wel in haar geheel vertonen, maar niet ineens. De critische be oordelaar zal dan, geloof ik, erkennen dat Hasaerts een subliem werkstuk heeft afge leverd, dat ons verrijkt met een oorspron kelijke en doordachte, maar ook doorvoelde karakteristiek van de Vlaamse schilder kunst, een voortreffelijke benadering van de grote meesters der schilderkunst door de film, een uitbuiting van alle middelen der filmkunst evenwaardig aan de kunst der grote schilders, die levende werkelijkheid zijn in de realiteit van hun verwerkelijking op het witte doek. ER BLIJFT MIJ maar weinig ruimte over voor Bert Haanstra's „En de zee was niet meer". Hasaerts was van deze film zo ongeveer ondersteboven. Als ik eerlijk ben, gevoel ik bij alle bewondering toch nog wat terughoudendheid. Er schuilt, naar mijn smaak, toch nog iets te veel bedachtzaam overleg in deze film, die vol verrassende effecten is, maar in de werkelijkheid die effecten te verstandelijk heeft gewild. Als ik het zo zou mogen zeggen: de film is overwegend kunstig. Nu weet ik. dat ik daarmee geen dienst bewijs aan de over dreven filmliefhebbers, maar voor mij is Haanstra's „En de zee was niet meer" te zeer een vooropgezet spel met treffende beelden, filmrijmen en associaties, tegen stellingen en beeldovergangen. Het is alle maal bijzonder knap en men staat er ver baasd over. Wat ik mis is: het spontane. Misschien dat ik mee* hou van de drift van Lierman van der Horst. Er breekt geen kreet door Haanstra's film. geen protest, geen harde, rauwe klank. De film beant woordt in elk geval niet aan de titel. Wat meer hartstochtelijke bewogenheid ware mij liever geweest. De liefderijke beschou wing, die Haanstra aan de stervende Hol landse binnenzee wijdt, is er een van hoge poëtische orde, maar de beschouwing werd geen ontboezeming, Dat miste ik. P. W. Franse Voor de langslapers een vervelende regeling: morgenochtend een to tale maansverduistering die om 7.08 uur begint. En waarvan wij het eind niet te zien krijgen, want het eind van de verduistering valt pas nd maansondergang. Vrouw Luna verdwijnt dus gesluierd achter de kim. Plaats van handeling is de lage Westerhemel. Het voorprogramma be gint al om 4.40 uur in de ochtend, want dan treedt de maan de half schaduw van de aarde al binnen. Maar dat schouwspel kunt u ge rust missen; gedurende het verblijf van de maan in de halfschaduw is er weinig bijzonders te zien Om 5.03 uur begint op de linkermaanhelft een donker vlekje zichtbaar te worden dat in de loop van twee uur zal aan groeien tot het om 7.08 uur de hele maan be dekt. Intussen is in het oosten de hemel steeds lichter geworden, want over een uur zal de zon opkomen. Maar nog voor het zo ver is bereikt de ver duistering haar hoogte punt: om 7.48 uur valt het midden van de ver duistering. De maan zal niet onzichtbaar zijn, maar zwak worden ver licht door een rossige gloed, veroorzaakt door de rode stralen uit het zonlicht die door hun sterke breking in de aardse dampkring de maan toch nog weten te treffen, bij uitsluiting van alle andere kleuren. „Luna rossa" - de titel Njden&dP verduistering sraat de aarde tussen de zon en de maan lAarësJiadirwl HOE DE VERDUISTERING VERLOOPT van dat Napolitaanse liedje van een paar jaar geleden is dan op en top van toepassing: de maan is dan rood als wijn Maar een klein kwartier later, om 8.01, schiet de eerste zonnestraal uit het oosten over 't land schap en mengt een nieuwe kleur in het pa let van deze eclips. Lang zal zij dan niet meer te zien zijn, want om 8.14 uur verdwijnt de nog steeds verduisterde maan onder de weste lijke horizon. Het einde van de totale verduiste ring, om 8.27 uur, zullen wij al niet meer te zien krijgen en ook het uit treden van de maan uit schaduw en halfschaduw (resp. om 9.33 en 10.35 uur) is dus van Neder land uit niet meer waar neembaar. De wekker op half ze ven - en u maakt het mooiste gedeelte van deze maaneclips mee. Maar als het zondag morgen-bed u te lief is - nu ja, de beslissing is aan uzelf en niet aan G. v. W. AL IN HET JEUGDWERK van Den Doolaard (in de eerste gedichten van „De ver liefde betonwerker", in de latere van „Wilde vaart" en „Balladen"), dreigde het ge vaar dat hem als dichter en zelfs als romanschrijver noodlottig zou kunnen worden en jammer genoeg ook noodlotting wérd: zijn neiging tot het melodramatische. Echt was zijn haast fanatieke levensdrift, zijn onstuimig verlangen naar het dynami sche, het gedrevene, het heroïsche. Wat daarvan echter tot poëzie werd, kon zich, hoe bruisend zijn woorden ook waren, op geen stukken na meten met de passie van zijn tijdgenoot Herman van den Bergh, de dich ter van „De Boog". Nooit heb ik aan de oprechtheid van zijn „God, drijf mij terug tot de Aarde" getwij feld. Wel aan de kracht daarvan. Hij de romantische „zwerver en zoeker, op pel grimstocht over de aarde naar het sterre- licht der eeuwigheid" gelóófde aan zijn elementaire vitaliteit, aan het oerinstinct in hem, dat zich in geboren jagers en zee lieden, in vagebonden en zigeuners niet laat temmen door geciviliseerde conven ties. Hij wilde er, in zijn even grondige als gegronde afkeer van een zelfgenoegza me binnenhuiscultuur, van „technische krachtpatserij", aan geloven, op gevaar af zich iets toe te dichten, dat hem maar ten halve gegeven was. Ten halve: er stak in hem, tegen wil en dank, heel wat meer „ci vilisatie", heel wat meer twintigste-eeuws- intellectualisme, dan hij voor waar wilde houden. Hij overschreeuwde het van daar het pathos, de nadrukkelijke robuust heid van zijn eerste romans, van „De laat ste ronde" en „De druivenplukkers". Hij overtroefde het vandaar zijn voorlief de voor het exotische, het spectaculaire in zijn Balkanromans, zijn .Oriënt-express' en „De bruiloft der zeven zigeuners". Het was boeiend, wat hij schreef. Het was zonder twijfel avontuurlijk en pittoresk, maar lang niet zonder raffinement, zonder een zeke re belustheid op het effect, de retorische zinswending, het sensationele detail, dat gemakkelijk tot de verbeelding spreekt. Onder het lezen van elke nieuwe roman van zijn hand heb ik me afgevraagd, wat er, uit het oogpunt van romankunst bezien, van zijn onderhoudende verteltrant zou overblijven, als zijn stof nu eens niét ge- kleurd was met een uitheems koloriet, maar ontleend aan gegevens, die dichter bij huis bleven. En telkens kwam ik tot de teleurstellende slotsom, dat dit resterende niet meer (weliswaar ook niet minder) was dan een vaardig geromancieerde repor tage. „Het verjaagde water'' de roman van Walcherens hen 'zenis gaf mij, voor zover nodig, de proef o de som: dit was geen epos, wat het had kunnen en moe ten worden, maar een ooggetuigeverslag in romanvorm een bastaardkind van jour nalistiek en prozakunst. Dezelfde sensatie gaf mij het jongste boek van Den Doolaard: „Het land achter Gods rug" (Querido's uitgeversmaatschap pij) de roman van een Montenegrins verzetsstrijder tijdens de tweede wereld oorlog. Onvoorwaardelijk ik stel er prijs op dit te verzekeren sympathiseer ik met hetgeen ik steeds in Den Doo'aard heb gewaardeerd: zijn opstandigheid te gen onrecht, zijn vrijheidszin, zijn hart grondige afschuw van „hoge hoeden en pantserplaten". Op zijn woord geloof ik hem, waar hij verklaart het als zijn schrij verstaak te beschouwen „te strijden voor het bel.oud van de menselijke waardigheid, die door de moderne staat meedogenloos wordt vernietigd, terwijl hi zijn onder danen noch veiligheid of bestaanszeker heid kan verschaffen". Maar zodra hij aan zijn getuigenis de vorm gaat geven van een heldendicht, zodra hij als romanschrij ver de lof gaat ingen van „de harde zede van een land" het in het monarcho- fascistische Joegoslavië opgeslokte Monte negro, in dit geval „waar alleen de vol waardige sitrijder meetelt", behoef ik maar een twintigtal bladzijden gelezen te heb ben, of ik voel me bekropen door het on behagelijke gevoel, dat mij met alle „populaire" verdiensten daarvan een gekleurd" film wordt voorgedraaid, een opera wordt voorgespeeld. Ik zie decors maar geen landschappen. Ik zie figuranten, maar geen mensen. Ik hoor de declamatie toon van een heldentenor, die zich in het parlando de borst alvast breed maakt, om zo dadelijk in een hartverowrende aria te kunnen losbarsten. Maar ik lees geen ro man, geen kunstwerk. Neen, dit boek over een Montenegrins ingenieur, die door het tragische lot van zijn land geroepen ordt om als partisaan te strijden in plaats van een werker des vredes te zijn, Is geen roman, hoewel het zich, met behulp van een al te avontuurlij ke intrige de volkomen overbodige „liefdesgeschiedenis" inbegrepen alle mogelijke moeite geeft zich als zodanig voor te doen. Het aantal toevalligheden, waarmee het verhaal is gekruid om het lot van de hoofdpersoon tot de rang te verhef fen van een tragisch heroïsme, dat repre sentatief is voor het lijden en de ontem bare verzetsgeest van een onderdrukt volk, het is van een dusdanige onaanvaard baarheid, dat de avontuurlijke bijgeluiden de nobele ondertoon met hinderlijke luid ruchtigheid overstemmen. Hier wordt overeenkomstig 's schrijvers roeping, in de bres te staan voor de menselijke waardig heid voor een zaak van fundamenteel levensbelang gepleit: voor de vrijheid en onafhankelijkheic van een volk, dat Den Doolaard in zijn onbuigzame ruigheid, in zijn traditie van een heldhaftig verleden, in zijn strijderstrots, heeft verstaan. Hij kent het landschap, de zeden, de taal. Hij, meer dan enig ander Nederlands auteur, zou voor zover een „Westerling", ook al is hij als Den Doolaard een vagebond, ooit in het hart van een zo volkomen anders ge aard volk kan zien de aangewezen schrijver zijn om een Montenegrins epos te dichter, al was het maar in Hollands proza. Het is hem, ondanks alle romantise rende rekwisieten, waarvan hij zich volop bedient, niet gelukt.. Zijn boek blijft een avonturenroman, zijn pleidooi een reto risch declamatorium. Dó-tgene, wat ons hart, diep getroffen door wat zich in Hon garije afspeelt en dus dubbel ontvankelijk, moest doen opspringen van heilige veront waardiging over het perfide verraad aan de erezaak der mensheid, waar ook ter we reld gepleegd dat juist blijft „littera tuur", die het enige bestanddeel mist, dat een verhaal tot een kunstwerk maakt: het creatieve element. Ik bewonder Den Doolaard, waar hij met alle verve van zijn „zwerfjournalistiek" een voortreffelijke re portage schreef, zoals in zijn „Hakenkruis over Europa". Ik sympathiseer van ganser harte met de Den Doolaard, wiens mense lijkheid tegen onrecht, hoe listig goedge praat, in verzet komt. Maar de andere Den Doolaard, de romanschrijver, heeft mij tot dusver niet anders dan teleurgesteld. C. E. Dinaux ADVERTENTIE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 7