HET VERSCHIL MET BOMEN I ONZE namen
EEN MAN VOOR WIE DE TOEKOMST
WEINIG GEHEIMEN HAD
Moeilijkheden rond
de familienaam
Wttewaal
ONZE EtJZ/EL
)ver oude
litteratuur
„De ontwortelden"
van Barrès
Van jaar tot jaar, van boek tot boek
Oude schrifturen
Tot en toe
1.
mK SÈk k rdsffi mJff
KHf FRIVOOL AANHANGSEL VAN
Ittt *3
hSH HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS fl
Film „Eindstation" voor
televisie verboden
HET BESTE WERK, dat Maurice Bar-
rès (1862—1923) heeft nagelaten, is naar
de opvatting van de meeste litteratuur
historici zijn journaal, in dertien delen on
der de titel „Mes Cahiers" uitgegeven. Dat
strookt precies met de ondervinding, dat
wij uit zijn romans vooral de herinnering
overhouden aan een stijl, in de ruime zin
van een. persoonlijkheid die de aard van
het werk bepaalt. Daarmee is niet gezegd
dat de stijl ook voor alles onze aandacht
trekt, maar dat deze de belangstelling ver
nieuwt wanneer die verflauwt of ver
moeid wordt, beter dan het verhaal, de
ideeën, de beschrijvingen of de personages.
Banrès had dan oo keen meer dan ge
woon ontwikkelde persoonlijkheid, die hij
zelf al vroeg had opgemerkt en tot hoofd
persoon gemaakt van zijn eerste drie ro
mans, onder de titel „Le Culte du Moi"
samengevat. Daarin onderzocht en beves
tigde hij zichzelf en ontwierp hij het ideaal
van een mens, die in vrijheid leefde, die
zich van de kleinigheden van het dage
lijks leven had losgemaakt en al zijn ener
gie ter beschikking hield voor een streven
omhoog, dat wil zeggen: in een van zijn
eigen formules, voor een verder gaande
identificatie van zijn eigen ziel met de ziel
van het heelal. Een leven als een harmo
nisch element in de oneindige ruimte zou
daar het resultaat van moeten zijn, maar
Barrès' uitbundige energie had hem al in
een andere richting gedreven, voordat hij
nog in het zicht was van die stille gebie
den. Hij wilde toch niet in eenzaamheid op
een hoogte zitten en hij ontdekte in de
diepte van zichzelf dat het eenzame den
ken hem juist het begrip van de solidariteit
met zijn medemensen opleverde. Alleen,
het was niet de solidariteit met M zijn
medemensen die hem het meest interes
seerde: in dat opzicht bij voorbaat in over
eenstemming met de behoeften van zijn
tijd concentreerde hij zich op de intieme
verwantschap van landgenoten, wat in zijn
geval betekende de Fransen en in een en
ger verband 'de Lotharingers. Wij zijn na
de laatste oorlog makkelijk in staat om de
gebreken te onderscheiden van een theorie,
die menselijke waarden aan die solidariteit
wil ontlenen. Men kan Barrès niet als een
voorloper van de nationaal-socialisten af
doen. Niettemin, is het waar, dat er in zijn
denken elementen voorkomen waar wij
door de uitwerking in de recente geschie
denis schuw voor zijn geworden.
Barrès toont trouwens ook een paar
Duitse trekken in zijn karakter, die men
in overeenstemming met zijn eigen ideeën
kam verklaren uit zijn afstamming uit het
Frans-Duitse grensgebied. Hij hield van
donkere bossen, van begraafplaatsen waar
de geest der vaderen rondwaart en van
een opstijgen van de ziel tot in nevelen,
waar men zich in onduidelijke grote ge
dachten kan baden. Een van zijn meest
bekende boeken „La Colline Inspirée"
uit latere tijd, waarvan de beroemde
frase „II y a des lieux oü souffle l'esprit"
de kern is, beweegt zich in sommige passa-
gies geheel in die nevelen. In andere delen,
wanneer het over de personages gaat en
niet over de geïnspireerde heuvel, wordt
dat verhaal gekenmerkt door een volmaakt
wereldse psychologie en ironie. Barrès
heeft zelf gezegd ,dat dat er voor hem het
meest bewonderenswaardig in was, zoals
deze twee manieren van waarneming er
beide in tot hun recht kwamen. Een lezer,
die niet met beide gelijkelijk is ingenomen,
zal die waardering misschien niet delen,
maar toch ook moeten erkennen dat zij
voor Barrès even echt waren.
In „La Colline Inspirée" leidt de weg re
gelrecht van de bodem van het vaderland
over de communie met de doden naar de
religieuze ondervinding. In „Les Déraci-
nés" dat vijftien jaar eerder verscheen,
in 1897 was Barrès nog in de weer met
de politieke en sociologische toepasselijk
heid van zijn gedachten. Hij stelt ons daar
voor ?-n zeven leerlingen van het lyceum
van Nancy, allen jongens, die hun wortels
in Lotharingen hebben, maar die door een
leraar genaamd Bouteiller tot de overtui
ging gebracht worden dat waarheid en
waarden universeel zijn. Het spreekt dan
voor hen vanzelf dat hum eigen gebied te
provinciaal en te klein is: dadelijk na hun
schooltijd verlaten zij het allen om car
rière te gaan maken in Parij6.
„Les Déracinés" laat zich al spoedig als
een roman thèse kennen. Men zou na de
eerste hoofdstukken met Nancy als ach
tergrond kunnen verwachten, dat geen van
de zeven iets terecht zal brengen van het
leven in Parijs, maar zo makkelijk laat
Barrès zich niet vangen. Een van hen be
sluit al spoedig tot een terugkeer naar het
eigen land, maar vier anderen weten zich
op verschillende manderen wel te redden.
Suret-Lefort wordt advocaat en toont zich
intelligent en plooibaar genoeg om zich ook
in politieke complicaties tot zijn eigen
voordeel te gedragen. Renaudin wordt een
scharrelende journalist in politieke dienst,
overeenkomstig zijn aanleg. Roemers-
pacher studeert medicijnen, maar heeft ook
een litterair en filosomisch talent. Als hij
een artikel over Taine heeft geschreven,
komt de grote man hem opzoeken en voert
een gesprek met hem dat zijn ambities
sterkt. Het gesprek wordt voor een groot
deel gehouden op een wandeling die hen
naar de Esplanade des Invalides voert,
waar zij stil houden bij een boom: Taine,
die zegt dat hij elke dag die boom bekijkt,
verduidelijkt aan de hand ervan zijn ideaal
van menselijke ontwikkeling met de
wortels in de grond omhoog streven, in een
harmonie met al de onderdelen. Als Roe-
merspacher naderhand aan zijn vriend
Sturel verslag uitbrengt, blijkt die het wel
met hem eens te zijn over het uitgangs
punt, maar in de harmonie meer dan Roe-
merspacher ook praktische activiteit te
willen opnemen, niet alleen een intellec
tuele werkzaamheid.
Sturel ontwikkelt die gedachte verder in
een bijeenkomst van de zeven Lotharingers
bij het graf van Napoleon en hij is daar zo
inspirerend, dat zij besluiten een gezamen
lijke actie te ondernemen (alleen Saint-
Phlin, die andere ambities heeft, gaat te
rug). Zij richten een blad op, La Vraie Ré-
publique, met een erfenisje van het zesde
lid van het gezelschap, Racadot, die ook
de hoodfredactie zal voeren. Zoals niet te
verwonderen is, zijn hun wortels en een
onscherp gesteld ideaal onvoldoende om
het blad een bestaan te verzekeren. Roe-
menspacher en Sturel schrijven artikelen
in afleveringen die voor het publiek veel
te vermoeiend zijn en na enige tijd wordt
het redactionele beleid bepaald door Re
naudin, die geacht moet worden de publie
ke smaak te kennen, maar die ongeluk
kigerwijs alleen probeert met het kapitaal
van Racadot zijn voordeel te doen. Nog
voordat er een jaar verstreken is, heeft
Racadot geen geld meer en is de belang
stelling van zijn medewerkers allang ver
flauwd. In wanhoop slingert hij met Mou
chefrin, de zevende van het gezelschap en
de endge andere die er ndet in geslaagd is
om zich een bestaan te verzekeren, langs
de Parijse straten. Tenslotte vermoorden
zij samen een mooie Armeense in de buurt
van Saint-Cloud om haar juwelen te
stelen en uit haat van arme jongens te
gen haar welstand en haar begeerlijkheid.
DE ONTWORTELING van Racadot en
Mouchefrin heeft dus slechte gevolgen ge
had, zoals Barrès in een nawoord nog eens
onder de aandacht brengt. Daarmee is de
these niet belangrijk versterkt, dat de jon
gens van Nancy aan het „wortelloze" we
reldbeeld, dat de leraar Bouteiller hun
bijbracht, een verkeerde ambitie ontleend
hebben. Er zouden tal van andere argu
menten kunnen worden aangevoerd om het
geval van Racadot en Mouchefrin op te
helderen. Het alternatief van de onderne
ming van de zeven jongens zou tenslotte
moeilijk anders kunnen worden dan een
leven zonder enige dan de meest beschei
den ambitie, wat toch niet in de geest van
Barès zou zijn. Het sterkste argument te
gen de opvattingen van Bouteiller is de
carrière van die leraar zelf die, eerst naar
een lyceum in Parijs overgeplaatst, in de
politiek betrokken raakt en daar, altijd
even effen en gezaghebbend als hij zich
aan de scholieren voordeed, een opportu
nistische partij speelt die hem tenslotte
nog niet eens succes brengt.
Dat de stelling niet bewezen is, kan men
overigens juist als een voorwaarde voor
het lange leven van „Les Déracinés" be
schouwen. Het is immers niet vol te hou
den dat een ontworteling uit het land van
herkomst, al heeft zij enige nadelen, zelf
standig over een menselijk lot beschikt.
Barrès nam het zelf in de praktijk ook niet
zo waar. Hij had trouwens toen hij de ro
man schreef al genoeg ervaring van het
Parijse leven en van de politiek opgedaan
om zich onder het schrijven niet te laten
misleiden door zijn eigen principiële sche
ma. Het gevaar daarvoor moet trouwens
te kleiner geweest zijn, omdat wat hem
eigenlijk interesseerde niet de ontworte
ling was, maar de wortels als zij wèl hun
functie konden vervullen: niet de misluk
king, maar de energie en de bronnen van
de energie. „Le Roman de TEnergie de
Nationale" is dan ook de gezamenlijke ti
tel van „Les Déraclinés" en de twee ro
mans die er het vervolg op leveren, waar
in Barrès zich steeds verder van zijn aan
vankelijke schema verwijdert.
DE NAAM Wttewaall kan de lezer
voor een probleem stellen. Mag hij aan
een zetfout denken? Dat is onwaar
schijnlijk: hij ontmoet die naam telkens
in zijn lijfblad als freule Wttewaall van
Stoetwegen in de Tweede Kamer aan
het woord is geweest en men moet niet J
te gering denken over de activiteit van
de correctoren, die al het zetwerk van
feilen zuiveren.
Ter gelegenheid van het
tienjarig bestaan van het
Nederlands-Belgisch Cul
tureel Akkoord wordt in
het Gemeentemuseum te
's-Gravenhage de tentoon
stelling „Van jaar tot jaar,
van boek tot boek" gehou
den. Twee van de samen
stellers, dr. J. Hulsker en
prof. dr. G. Stuiveling, heb
ben nu uit de daar bijeen
gebrachte hoogtepunten uit
vijftig jaar Nederlandse
letterkunde een bloemle
zing samengesteld, die door
Bert Bakker/Daamen n.v.
te 's-Gravenhage als „poc-
ket"-boek in de Ooievaars-
reeks is uitgegeven.
De gebruikelijke indeling
in perioden, generaties of
groeperingen is daarbij
„over boord geworpen".
Tentoonstelling en boek
zijn zodanig ingericht, dat
per jaar telkens aandacht
wordt geschonken aan de
publikatie of publikaties.
die als de belangrijkste
daarin kan of kunnen wor
den aangemerkt. Van elk
der boeken op de expositie
is thans een prozafragment
of een gedicht in de ge
noemde bundel verenigd,
begeleid door portretten
van de geestelijke vaders
en moeders, tevens door
korte karakteriseringen door
gezaghebbende critici, con
temporaine of uit latere
tijd.
Bezwaren tegen deze me
thode konden natuurlijk
niet uitblijven. De samen
stellers noemen zelf als
voorbeeld de onmogelijk
heid om aandacht te beste
den aan enkele schrijvers,
die stilistisch sterk evo
lueerden (zoals Martinus
"Nijhoff) of zelfs (zoals
Marnix Gijsen) tot een ge
heel ander genre overgin
gen. Is „Lier en Lancet"
van S. Vestdijk in 1939
geen belangrijkere ver
schijning geweest dan
„Herwaarts" van P. N. van
Eyck, die op zijn beurt
sterker vertegenwoordigd
had kunnen zijn? En waar
om is Maurice Roelants
wiens „Verzamelde Wer
ken" thans uitkomen, zo
dat hij volgens de leer van
Polgar tot de klassieken
mag worden gerekend
niet opgenomen? Waarom
werd een scène uit „De we
reld heeft geen wachtka
mer" van Maurits Dekker
dan wel gekozen? Zo kan
men zich wel meer afvra
gen, zonder ernstig afbreuk
aan de waardering voor
deze curieuze verzameling
te doen. De verrassingen
zijn tenslotte groter dan de
teleurstellingen.
Toch kan men ernstig be
twijfelen of deze bloemle
zing, die nauwelijks repre
sentatief kan worden ge
acht voor wie of wat dan
ook, beantwoordt aan de
uitdrukkelijk vermelde
doelstelling: een hulpmid
del ten behoeve van het
litteratuuronderricht op de
middelbare scholen. Ik her
inner mij een leraar te heb
ben gehad, die een grijs
tijdschrift omhoog stak,
dan een groen en tenslotte
een blauw om ons aldus
het onderscheid tussen en
de betekenis van De Gids,
de Nieuwe Gids en Groot
Nederland duidelijk te ma
ken. Achtergronden en sa
menhangen lijken voorna
mer dan de dwingende wil
lekeur der jaartallen. D.K.
HET IS VOORAL als een heldendicht in
romanvorm op de energie, tegen alle ar
gumenten die een gebukt leven of een af
keer van het leven rechtvaardigen, dat
„Les Déracinés" van kracht is gebleven.
In de eerste dagen na de moord op de
Armeense, als Racadot en Mouchefrin in
angst voor de politie leven, wordt juist
Victor Hugo begraven, onder ontroering
en verheffing van de gehele natie. Barrès
onderbreekt zijn verhaal voor beschrijvin
gen van de stemming in Parijs en de plech
tigheden: wij zien daar al zijn liefde voor
„symfonische" romanconstructie in, maar
bovendien dat de verslagen energie voor
hem. alleen draaglijk was met een aan
zienlijke dosis triomferende energie als
tegengifBij die geestesgesteldheid zou een
ander zich allicht overschreeuwd hebben,
maar niet Barrés, die er met verscheidene
middelen tegen beveiligd was: door zijn
realisme als romancier, door de jeugd van
zijn personages, door zijn kennis van het
leven dat hij ze liet leiden en vooral door
zijn eigen persoonlijkheid, die dan ook de
reden is waarom men van hem beweringen
en redeneringen kan aanhoren, die men
van een ander dadelijk zou verwerpen.
ANTWERPEN IN FEESTVERLICHTING
Voor de vierde keer zal Antwerpen van
1 december tot 3 januari in feestverlich
ting zijn gestoken. De lichtfeeërie zal zich
uitstrekken over vier kilometer: de druk
ste winkelstraten en de traditionele „Sin-
joren-wandeling". De schouwburgen, mu
sic-halls en andere ontspanningsgelegen
heden zorgen voor een aantrekkelijk pro
gramma. Op 18 december ontsteekt de bur
gemeester van Oslo de door zijn stad aan
geboden grote kerstboom op de Grote
Markt, 's Avonds wordt in de Stedelijke
Feestzaal (Meir) een grote zanguitvoering
gegeven van kerst- en vredesliederen.
AL IS DE schrijfwijze dus correct, de
vraag blijft: hoe moet de naam worden
uitgesproken? Ter verklaring herinne-
ren wij aan enkele namen, die reeds ter
sprake kwamen: In 't Veld, In de Ber-
ken en de Limburgse variant Ingencoul
(In de Kuil). Om de herkomst aan te
••duiden, heeft men ook namen met „Uit"
gevormd. Zo ontstonden de geslachts-
namen Uit den Boogaard en Uit den
Hoef. Aan elkaar geschreven bestaat dit
naamtype als Uitdenhof, Uitendaal, Uyt
dew'illigen, Uiterwijk, Uytenhout en
Z Uytenbrock, bij welke laatste naam men
zich dient te herinneren dat broek de
aanduiding was van laag gelegen en
vaak drassig land.
Al is de stedeling danig vervreemd
van het platteland, vakantietochten en
radio-uitzendingen leerden hem dat in
menig gewest het woord uit als uut
wordt uitgesproken. Oudtijds werd ook
deze spelling wel gebruikt. Vandaar dat
t de naam Utenhove voorkomt. En zo ko-
men we dan eindelijk bij Wttewaal.
WIE VERTROUWD is met het schrift
S van de zestiende en zeventiende eeuw,
weet dat onze vaderen weinig verschil
kenden tussen de u en de v. Dit maakte
dat men uu ook wel als w schreef. De
Engelsen noemen deze letter nog steeds
„doublé u". Het wordt dus duidelijk dat
Wttewaal de betekenis heeft: Uut de
S Waall. Zo dient de naam ook te worden
uitgesproken. De genealogie onthult dan
hoe deze geslachtsnaam ontstond: de
S stamvader Adriaen Jansz Wtte Waell,
burger van Vianen, bezat goederen in
't Wael bij Vreeswijk.
In Wttewaall bleef dus een oude spel-
ling bewaard. Dit zelfde gebeurde met
de familienamen Wttenweerde (Uut de
Waard) en Wtteneng (een eng is een
gemeenschappelijk bouwland). Een
i wonderlijke variant is de naam Witten-
rood, die ontstond toen men uit Wtten-
rood (Uut den Rode, een gerooid stuk
bosgrond) niet meer wijs werd en er
dus maar iets van maakte, dat de tong
geen moeilijkheden opleverde.
Om nog even bij de oude schrifturen
te verwijlen: de gelukkige bezitter van
een familiebijbel kan ervaren, dat zijn
exemplaar gedrukt is door Pauius Aertsz
van Ravesteyn tot Leyden".
HIJ BEGRIJPT dus dat „tot" een
oude aanduiding is van „te". In enkele
meest adellijke geslachtsnamen t
leeft dit tot taai voort: Van Voorst tot
Voorst, Van Heerdt tot Eversberg en
Van Nispen tot Sevenaer om er een paar
te noemen. De Friezen leverden va
rianten als Van Harinxma tlioe Slooten
en Van Beyma thoe Kingma. Een enkele
keer gaf men dit begrip aan met „a"
te zien in de namen Lycklama a Nye-
holt en Thomassen a Thuessink (van
der Hoop). Dit alles diende om uit te
drukken waar de genoemde geslachten
op bezittingen gevestigd waren.
Zo noemde Theodorus Zeno van Dorth,
toen hij in 1762 werd beleend met het
familiegocd 't Mcdler, zich Van Dorth
tot Medler, welke gecombineerde naam
tot heden voortbestaat.
Toe Poel, Toe Brugge, Toe Laer, die
namen onthullen dat de eerste dragers
woonachtig waren bij een poel, een brug
en een open plek in een bos. De naam
Toe Water gaat terug tot Gerlich toe
Water, die In 1577 schepen van Elburg
was en aan de waterkant zal hebben ge
woond. Toepoel en Tocbosch zijn samen
trekkingen van dergelijke namen. To
dem versmolt tot Tom in namen
als Tombergh, Tombrink. Tombrock
(broek) en Tomputte. En Thorbecke Is
niets anders dan een vervorming van
I Tho der Becke (Tot de Beek).
J. G. de Boer van der Ley
Plaats de namen: Westzaan, Veerburg,
Abbekerk, Hoogwoud, Oudendijk, Am» -
veen, Avenhorn, Oterleek, Berkhout zó in
volgorde, dat op de kruisjes eveneens de
naam van een gemeente in onze provincie
OP 30 MAART 1905 bewoog zich op een
regenachtige voorjaarsdag een lange be
grafenisstoet door de smalle straten van
een kleine stad in Noord-Frankrijk. Meer
dan vijfduizend mensen uit binnen- en
buitenland waren naar Amiens gekomen
om de schrijver en denker, die als geen an
der tot de verbeelding van zijn lezers had
gesproken, op zijn laatste reis te vergezel
len. Tijdens zijn leven was Jules Verne
populair geworden en zijn dood was dan
ook een zware slag voor zijn miljoenen le
zers over de hele wereld. Voor zijn be
wonderaars was hij een legendarische fi
guur, haast even onwerkelijk als de avon
turenromans, die hij schreef. Men vereen
zelvigde hem met de helden uit zijn boeken
en men zou er zonder twijfel versteld van
hebben gestaan te ontdekken, dat de gees
telijke vader van Kapitein Hatteras en
Robur de Veroveraar een rustig, vredelie
vend burger van een piovinciestadje was,
wiens enige trots er in bestond, dat men
hem tot lid van de gemeenteraad had ge
kozen.
JULES VERNE werd op 28 februari 1828
geboren als zoon van een advocaat. Zijn
ouderlijk huis stond in het oudste gedeelte
van Nantes en van het balkon af kon de
knaap iedere dag de schepen op de Loire
zien varen. Zelfs toen hij in Parijs rechten
studeerde, bracht elke vakantie hem naar
zijn geboortestad, waar hij zijn dagen
doorbracht met zwerven langs de haven
en roeien tussen de vissersboten. Na de
voltooiing van zijn studie in 1849 begonnen
voor hem echter de moeilijkheden. Jules
wilde schrijver worden, zijn vader wenste
dat hij zijn advocatenpraktijk zou over
nemen. Vader en zoon sloten een compro
mis en Jules Verne ging werken op een
makelaarskantoor en wijdde zich in zijn
vrije tijd aan het schrijven van toneel
spelen en operalibretto's. Enige blijspelen
van zijn hand werden in Parijs goed ont
vangen, maar dit succes steeg hem niet
naar het hoofd. Integendeel, hij verweet
zichzelf, dat hij platgetreden paden volgde
„in een tijd, waarin de natuurwetenschap
wonderen tot stand brengt en zich uit
strekt over nieuw en onbekend terrein".
In 1863 gaf de bekende uitgever Hetzel
hem opdracht een serie avonturenverhalen
te schrijven. Met veel enthousiasme begon
Verne daaraan en zijn eerste boeken „Vijf
weken in een luchtballon" en „De avon
turen van Kapitein Hatteras" sloegen dade
lijk in.
VAN DIT OGENBLIK af werkte Verne
als een bezetene. Alleen al met zijn beter
bekende werken zouden verscheidene boe
kenplanken zijn te vullen. Zij bevatten
zevenenvijftig titels, met inbegrip van „Vijf
weken in een luchtballon", dat in 1863 als
eerste verscheen, en de „Gouden vulkaan",
dat twee jaar na zijn dood het licht zag.
Jules Verne, ziener en denker.
Aan boord van hun fantastische voertuigen
verkennen zijn helden onbekende wereld
delen en bereizen zowel binnenlanden van
Afrika als het Noordpoolgebied, Amerika en
de oerwouden en hoogvlakten van Azië.
Onder zijn werken zijn er enige, die hem
niet alleen als een goed schrijver, maar
ook als een groot denker doen kennen, na
melijk die waarin Verne, de fantast, plaats
heeft gemaakt, voor Verne, de profeet. Ro
bur en Nemo, twee van de vele bekende
figuren uit zijn romans, zijn tegenwoordig
werkelijker dan zij ten tijde van hun ge
boorte waren. Want de jongste wetenschap
pelijke ontdekkingen hebben de oorspron
kelijkheid en nauwgezetheid van Vernes
voorspellingen op overtuigende wijze aan
getoond. Het is gegaan, zoals deze grote
denker, die de toekomst reeds in zijn ge
dachten vorm gaf, het zelf profeteerde:
„Alles wat ik uitvind en waarover ik fan
taseer, zal niet aan de werkelijkheid be
antwoorden, want er zal een tijd komen,
waarin de uitvindingen van de techniek
die van de fantasie voorbij zullen streven".
Jules Verne bestudeerde alle problemen,
waarin de geleerden van zijn tijd zich ver
diepten. Hij volgde de vorderingen van de
poolexpedities en voorzag de onmetelijke
mogelijkheden van de elektriciteit. Zijn
„fonotelefoot" uit „De dag van een Ameri
kaans journalist in 2.889" is een voorloper
van het moderne televisietoestel. Schulzes
kanon uit „De 500 miljoen van de Begum"
is reeds lang geen fantasie meer voor de
artilleristen van de twintigste eeuw. Hij
voorspelde amfibievoertuigen in „Het
stoomhuis" en wolkenkrabbers in „Centro-
polis" en Michael Ardans raket leidde het
tijdperk van het interplanetaire verkeer al
in, toen Werner Braun, de uitvinder van
de VI en V2, nog moest worden geboren.
HET IS TE BEGRIJPEN, dat het mees
terwerk van de man, die in zijn kinder
jaren reeds zoveel liefde had gekoesterd
voor de zee, een boek over de zee was. Hij
had reeds een reusachtig oceaanschip uit
gevonden „Een drijvende stad" maar
nog veel meer indruk maakte hij op zijn
lezers met zijn onderzeeër, de „Nautilus",
die in 1870 aan zijn fantasie ontsproot, vijf
entachtig jaar dus voordat de eerste atoom
onderzeeër, de Amerikaanse „Nautilus",
van zich deed spreken. Vernes theorieën
over de onderzeevaart, neergelegd in
„Twintigduizend mijlen onder zee" zijn
tegenwoordig in hoofdzaak juist gebleken.
Hij voorspelde het gebruik van elektrici
teit voor de voortdrijving en de verwar
ming en beschreef met opmerkelijke nauw
keurigheid de werking van ballasttanks,
het beginsel van drijfapparaten en het ge
bruik van onderzeeërs in oorlogstijd. Bo
vendien was hij als het ware de grondleg
ger van het diepzee-onderzoek en kan men
Kapitein Nemo een voorloper noemen van
de bekende Franse professor Piccard, die
in zijn stalen kogel tot op de bodem van
de Middellandse Zee afdaalde.
ALS PROFEET van de toekomst heeft
Jules Verne er belangrijk toe bijgedragen
in wijde kring belangstelling voor de na
tuurwetenschap te wekken. Het is zeker,
dat hij met zijn boeken de verbeelding van
honderdduizenden richting heeft gegeven
en op zijn manier de eeuw van de techniek
heeft helpen voorbereiden.
ontstaat.
X
X
2.
X
X
3.
X
X
4.
X
X
5.
x
X
6.
X
7.
x
X
8.
X
X
9.
X
X
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5 en
f 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de
oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93
en Soendaplein, in IJmuiden, Lange Nieuw-
straat 427.
Men wordt verzocht de oplossingen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding „Puzzel".
De oplossing van de vorige puzzel luidt:
Han Bentz van den Berg; Elise Homans,
Magda Janssens; Rika Hopper; John
Gobau; Cees Laseur.
Prijswinnaars zijn: f 7.50 de heer Peper
kamp, Spaarndamseweg 2961, Haarlem;
f 5.H. Hoogerbeets-Scheffer, J. v. Ruys-
daellaan 36, Heemstede; f 2.50 W. Zanen-
Ooms, Voltastraat 9, Haarlem.
„ENGLAND HEEFT TEKORT
AAN WETENSCHAPSMENSEN"
De rector van de wetenschappelijke en
technische hogeschool in de Engelse stad
Manchester heeft onlangs in een rede ge
zegd, dat de industriële revolutie Groot
Brittannië groot heeft gemaakt door auto
didacten en studenten, die particuliere aca
demies hadden bezocht. Andere landen die
afgunstig waren op de welvaart, die de
industriële revolutie in Groot Brittannië
had gebracht, waren vastbesloten Engeland
in te halen. Duitsland gaf het voorbeeld
door de wetenschap op de universiteiten
te onderwijzen. In 1930 waren er in Duits
land ruim vijfentwintigduizend studenten
aan technische hogescholen, terwijl Groot
Brittannië in dat jaar vijfenveertighonderd
studenten had, die aan universiteiten tech
niek studeerden. Onmiddellijk na de eerste
wereldoorlog steeg het bezoek aan de uni
versiteiten in Groot Brittannië van onge
veer twintigduizend tot zesendertigduizend.
Dit aantal bleef ongeveer twintig jaar con
stant. Het aantal studenten in Engeland is
nu ongeveer twee maal zo groot als voor
de oorlog, maar „het is maar al te duide
lijk, dat wij nog altijd een groot tekort
hebben aan wetenschapsmensen en techno
logen", aldus de rector.
1 Wl
9 -«fegy A VH
Ofschoon het een zeer ern
stig probleem is, dat in bij
gaand bericht summier wordt
aangeduid, wekte het bij mij
vrolijke herinneringen. Her
inneringen aan de tijd, dat de
jongenskiel nog om mijn
schouderen gleed en ik, ge
kleed in deze glijdende kiel,
een onderwijsinstelling be
zocht die zich onder leiding
van een energieke heer, rec
tor genaamd, met forse ruk
ken ontworstelde aan ouder
wetse pedagogische opvattin
gen. Hoezeer intussen de tijd
voorbijgegaan is, valt mij nu
op, bij het schrijven van dit
woord „pedagogisch". Want
wij schreven dat in die tijd
nog consciëntieus met a e.
De energieke rector, die
dagelijks als een leeuw op de
bres stond voor de zedelijke
verheffing van zijn gekielde
onderhorigen, had een stenen
muur van een meter dik laten
optrekken tussen de jongens-
en meisjesafdeling, terwijl hij
had voorgeschreven dat de
beide seksen bij het naar
huisgaan verschillende wegen
moesten bewandelen. Het ge
volg was, dat wij altijd met
veel vertraging in het ouder
lijk huis arriveerden, vermits
wij ons bij de start in een aan
dit huis tegengestelde richting
moesten bewegen.
Deze rigoureuze scheiding
van seksen in een levens
periode waarin de seksen
lie zich aaD weers-
iproken kanaal uit
te maken met
o Egypte gel ai
Met strakke
tcht-bauwe l'
ewapend m
groene uniior
kit Wiik ovei
«nn de resoluties
ée uit te voeren.
„Stars and
n Cairo
Jn een einde te ma
gen van de staak t-
6t in Port Said en zij
i eeti einde te maken
tanning in deze stad
linde van het Suez
•Tairo was hei doei
uosien. weixe nog geaccentuccro worai
door het néet-leveren door Amerika van
aan West-Europa Zij tonen een grote
irele verontwaardiging en grijpen iedere
igeliikheid aan om de Arabieren uit het
De VARA-televlsleseetie wu dinsdag
avond voornemens de film .Eindstation"
van Vlttorio de Slea te vertonen, die door
de centrale filmkeuring wai goedgekeurd
voor pervonen boven achttien Jaar. De
staatssecretaris van OnderwUs. Kunsten en
Wetenschappen, onder wie ook radio en
televisie ressorteren, heeft echter geen toe
stemming tot vertoning van deze film ge
geven en nadien ook geweigerd toestem
ming te verlenen tot de vertoning voor de
televisie van een film van Fernandel. die
voor personen boven veertien Jaar was
goedgekeurd.
taties. Hij verklaal
delegatie .alle ma
die ertoe kunnen li
wiize een einde g
Russische gruwelei
Wat voor goeds r
sn* debat uit? Wel
verlenen wij aan h*
hun smeekbeden
and behoort niet
heden, maar er Is
andere kleinere lai
melijk met kracht
gruwel, die de Sov
ben begaan. Dit s
verlening aan gew.
op zo uitgebreid n
schlcden. aluds mr
Raad van E
meer doen
PARI.TS (Reuter)
missie van de Ras
van de Raad van E«
nauwelijks op het oog te on
derscheiden waren was het
levensdoel van de energieke
heer rector, waaraan hij ten
slotte is ten ondergegaan.
Want zijn eigen zoon heeft de
verderfelijke weg gekozen, 'ie
vader rector zo principieel
versperde: zoon is zeer jong in
het huwelijk getreden, en dat
niet alleen, maar zelfs met
eenmeisje.
De goede man is trouwens
later tot de ontstellende con
clusie gekomen, dat zijn zo
nauwkeurig gescheiden bok
ken en geiten vrij snel na hun
eindexamen voor ongeveer
negentig percent in hetzelfde
verderf zijn gelopen. Het
gekke was namelijk, dat niet
alleen de jongens die wat
losser van zeden kunnen wor
den genoemd, nietwaar?
zich in het huwelijk begaven,
doch ook de meisjes. De heer
rector zou wellicht nog in
leven zijn gebleven, als enkel
alle jóngens ter wereld ge
trouwd zouden zijn, doch nu
hij hetzelfde verschijnsel bij
de meisjes constateerde, viel
zijn wereldje ineen.
De vraag doet zich trouwens
voor, hoe jongens moeten
trouwen, als de meisjes niet
hetzelfde doen.
Afgezien daarvan, wekt bij
gaand bericht herinneringen
aan de wijze, waarop heer
rector ontspannende film
avonden voor zijn leerlingen
organiseerde. Hij liet in de
recreatiezaal twee partijen
stoelen, gescheiden door een
twee meter brede gang waar
in de concierge, plaatsen en
begaf zich naar de film-cabine
vóór de aanvang der voorstel
ling, gekleed met hoed. Die
hoed was zeer belangrijk.
Wanneer de film (van Pathé,
zonder geluid, behalve het
ratelen der filmmachinerie)
begon te lopen en Charlie Cha
plin als een koddig konijntje
met-snor het witte doek op-
trippelde, waren de Argus
ogen van heer rector op het
beeld gericht en omvatte zijn
hand met ferme greep de
hoed. En hoe snel Charlie ook
met kennelijke bedoelingen
op een vrouwelijk individu
afstevende, de hoed van de
rector was sneller en werd
met een routinegebaar voor de
lens gebracht, zodat de bok
ken en geiten in de zaal in het
onzekere bleven over hetgeen
zich intussen achter de scha
duw van de hoed afspeelde.
Wij hebben altijd gedacht,
dat de vertoonde films des
kundige documentaties over
de kunst en techniek van
het aanranden waren. Onze
breinen verdiepten zich ge
durende de donkere minuten
in de afzichtelijke geweld
daden, die zich in de bol van
de hoed voltrokken. Als de
hoed de lichtstraal vrijliet,
wandelde Charlie schokkend
heen en stond het meisje snik
kend tegen een lantaarnpaal.
De onverlaat ontzag zich dan
zelfs niet, nog eens glim
lachend om te kijken.
Welnu, het televisie-appa*-
raat van 1956 brengt de ener
gieke moraalridder-met-de-
hoed wellicht opnieuw ten
tonele. Het zal de plicht des
huisvaders zijn, zich met de
hoed in de hand voor het ap
paraat te posteren en zijn
kroost het uitzicht te ont
nemen. Laat deze huisvader
zich dan adviseren, ook zelf
niet over de rand van de hoed
te gluren gedurende de ver
derfelijke scènes. Want dat
werkt pedagogisch volkomen
verkeerd.
Wij, bokken en geiten, heb
ben namelijk eens na een
filmvoorstelling op school van
de operateur gehoord, dat de
heer rector weliswaar zijtn
hoed voor de lens hield, doch
dat hij het binnenste van zijn
hoed had voorzien van een wit
papier, een miniatuur witte
doek dus zogezegd, waarop hij
met kennelijk welgevallen het
doen en laten van Charlie
Chaplin bestudeerde.
Om te kunnen zien wanneer
het weer kón, zei de rector
tot de operateur.
Jóója.
E. Agtcran