DE VERPLICHTE GEMOEDSRUST HET MOEILIJKE LAND IN DE CARAVAN u V ONZE NAMEN z C L R 0 E s 0 T T V E N E Een laatste blik op ons gevarieerde landschap Naar aanleiding van „La Princesse de Clèves door Madame de Lafayette Boeken voor blinden op de geluidsband Testament uit 1423 ONZE PUZZEL P E_ H K A D C N H N Kamt) en belt Vreeindelingen WÊÊÊËÊIÊÊÊÊSKÈÈm Westduitse uitgevers op de vingers getikt Het Vatikaan staat op een oud kerkhof FRIVOOL AANHANGSEL VAN HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS Over oude litteratuur EEN VROUW, aan wie Anatole France haar mening vroeg over het karakter van de Princesse de Clèves, zei hem: „Ik stel mij voor dat het leven zich aan die mooie vrouw, die van een minder gecompliceer de psychologie en vooral van een minder gecompliceerde moraal was dan wij, voor deed als een helder verlichte salon, waar men op waardige en nobele wijze doorheen moest wandelen". Men zou dat als een ha telijkheid aan het adres van de px-inses kunnen opvatten. En wie van mening is dat haar begrip van de deugd, zoals zij dat van haar moeder geleerd heeft, veel te prak tisch en te oppervlakkig is, zal het daarom toejuichen. Zo iemand, die zich dan waar lijk ook voorstelt dat zijn eigen gedrag al leen door een innerlijke stem wordt voor geschreven en door puur toeval aan de eisen van de samenleving voldoet, loopt het gevaar de prinses te veel als een pro- dukt en misschien zelfs een slachtoffer van een koele, hoofse beschaving te zien. Op die manier zou het hem kunnen ontgaan dat het boek van Madame de Lafayette (16341693) niet alleen de oudste Franse roman is die men voor zijn plezier leest, maar dat hij bovendien over een hoofd persoon vertelt die in zeventiende eeuwse trant een geestesgesteldheid toont, die in alle tijden herkenbaar moet zijn. MADAME DE CHARTRES, de moeder van de Princesse de Clèves, bereidde haar dochter voor op het liefdeleven, door haar „de bekoring ervan te tonen om er des te beter de gevaren van te laten zien". Zij vertelde haar van „de geringe oprechtheid van de mannen, van hun bedriegerijen en hun ontrouw en de ellende in huis, die re laties met hen teweegbrengen. Zij liet haar anderzijds zien hoe vredig het leven van een eerbare vrouw was en hoe de deugd glans en verheffing verleende aan een schone vrouw van hoge geboorte". Vervol gens laat zij haar trouwen met de Prince de Clèves, die van harte verliefd op haar is, maar zich met reden beklaagt dat zij hem niets biedt dan de vervulling van haar plichten. U kunt toch niet betwijfelen, ant woordt zij, dat ik u met vreugde zie. En ik krijg zo vaak een kleur als ik u zie dat u ook niet kunt betwijfelen, dat uw aanblik mij in de war brengt. Ik vergis mij niet in die blos, zegt haar echtgenoot: die getuigt van zedigheid, niet van een op welling in uw hart. De prinses weet daar niets meer op te zeggen: zij begrijpt zulke onderscheidingen niet. De betekenis ervan wordt haar pas duidelijk als zij de Due de Nemours ontmoet heeft, die al op het eerste gezicht haar grote liefde blijkt te zijn, zoals zij het ook voor hem is. Maar dan komt het waardestelsel van Madame de Chartres in werking. Hoewel zij iedere keer als zij hem ziet een diepe beroering ondervindt, en het vertrek moet verlaten als zij een bijna onmerkbaar discreet blijk van zijn gevoelens ontvangt, staat zij hem niet de geringste gunst toe. Wanneer het haar te moeilijk wordt om zich zonder hulp te verweren, bekend zij aan haar echtgenoot dat iemand aan het hof een grote liefde voor haar opgevat heeft en dat het haar te machtig zou kun nen worden als zij hem telkens weer ont moette. Zij wijkt dan uit naar de provincie. Maar Nemours, die een zuster vlak bij haar in de buurt heeft wonen, komt haar daar ook bespieden uit de tuin. De Prince de Clèves krijgt er zijn berichten over en denkt ten onrechte dat zijn vrouw hem toch ontrouw is geworden. Als hem opge helderd wordt, dat zijn verdenkingen on gegrond waren, is het al te laat: hij is er dan ernstig ziek van geworden en sterft spoedig. Is de weg nu voor Nemours vrij? Geenszins. Als hij de prinses tenslotte on der vier ogen spreekt, na maanden haar rouw gerespecteerd te hebben, legt zij hem uit dat zij nooit in de liefde zal kunnen leven die de dood van haar man teweeg gebracht heeft. Dat hoge argument ver sterkt zij met een ander, dat weer dadelijk aan de lessen van haar moeder ontleend is: de liefde is niet eeuwig. Zij zou hele maal geen woord meer kunnen inbrengen tegen het verwijt dat de schim van haar echtgenoot haar altijd zou maken, als zij niet eens meer de liefde van Nemours be zat. Nemours geeft het nog niet op, maar Door een blinde Amerikaanse professor in de fysica, T. A. Benham (Haverford College), wordt in de Verenigde Staten sinds kort onder de naam „Science Recor ded" een wetenschappelijk tijdschrift op geluidsband uitgegeven om blinden in staat te stellen zich van de vorderingen der we tenschap op verschillend gebied op de hoogte te stellen. Ook wetenschappelijke boeken worden door hem op de geluids band vastgelegd om ze op deze wijze aan blinden ter kennis te brengen. In de deze week gehouden raadsvergade ring van Harderwijk heeft de heer J. B. G. Viester, het enig r.k. raadslid, een poging gedaan de opbrengst van een testamentaire beschikking, die op 19 mei 1423 werd ge maakt, weer aan haar oorspronkelijke doel dienstbaar te maken. Daarin was namelijk sedert de reformatie verandering gekomen. Deze opbrengst kwam toe aan het vicariaat der Heilige Apostelen, waarvan de vicari aten van Sint Catharina en Sint Antonis deel uitmaakten. Het werd in 1423 gesticht door Bertruit, weduwe van Tide Wolffzoon en de priester Bessel Meliszoon, die de priesters met verschillende stukken land begiftigde. De begunstigde priesters moes ten wekelijks vier missen opdragen en ln Harderwijk wonen. Zoals overal tijdens de reformatie werd aan de gelden een andere bestemming gegeven en zo dient deze thans voor de bekostiging van het godsdienst onderwijs op de openbare scholen. Het aan deel van de gemeente Harderwijk in de opbrengst bedraagt een derde deel. De vica- riegoederen liggen in de gemeenten Har derwijk, Ermelo en Nijkerk. Het beheer er van is in handen van jhr. V. E. A. Boreel van Oldenaller in Putten. Het raadslid Viester wilde de gelden dus wederom be stemmen voor een begunstigde priester. Hij vond dat een zaak van recht en billijkheid. de Princesse de Clèves trekt zich terug uit het leven, soms in het klooster en soms op haar buitengoederen. Het is juist de tweeslachtigheid van de motieven voor haar laatste weigering, die de waarheid van het karakter van de prin ses bevestigt. Zij weigert de natuurlijke richting van haar leven te volgen, niet be paald om de ene reden of de andere, maar doordat zij niet anders kan als zij niet met haar eerste leefregel wil breken, die altijd geweest is dat zij zichzelf in de hand moest houden. Zij behaalt een overwinning op de anarchie, niet volgens een objectie ve moraal, die niets tegen haar huwelijk te zeggen zou hebben, maar volgens haar in tiemste gedragsregels, die één zijn met haar persoonlijkheid. Het is wel vreemd, zegt zij dan ook tegen Nemours, dat ik mij zo gebonden voel door een verplichting die alleen in mijn verbeelding bestaat. Men zou zelfs kunnen beweren, dat zij Nemours evenmin geaccepteerd zou hebben als zij hem vóór haar huwelijk ontmoet had. En wat zij tegen hem zegt over het ongeluk van een huwelijk, waarin de passie uitge doofd is, zou dan ook inderdaad even goed gegolden hebben. Men kan aan haar ge zindheid desgewenst de historische periode herkennen waarin het boek ontstond, die moe geworden was van de heroïsche senti menten van Corneille, maar het is van meer belang om te onderscheiden dat er in beginsel in geen enkele periode iets onge- Deze week bieden wij onze puzzelaars weer eens een van ouds bekend probleem. Een vierkant van 25 hokjes is gevuld met letters. Deze letters vormen met elkaar een spreekwoord. Om het te vinden dienit men te beginnen in het midden, dus bij de letter A, en vervolgens een zogenaamde paarde- sprong te maken om bij de tweede en vol gende letters te komen. Een paardesprong betekent twee hokjes verder (in welke richting doet er niet toe) en een hokje op zij. Van de A komt men dus via de hokjes T en D in hokje C. Dat is de tweede ge zochte letter. Verder moet u het zelf doen, op de aangegeven wijze voortspringend. Elke letter mag slechts een keer dienst doen. Veel succes. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7.50, 5 en 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden, Lange Nieuw- straat 427. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding „Puzzel". De oplossing van de vorige puzzel luidt: dorpel polder keper preek stormen monster spil slip neger regen Het gevraagde woord is: lenig. Prijswinnaars zijn: 7.50, G. A. Suman, Leidsevaart 218, Haarlem; 5.mejuf frouw W. Reekers, Vondellaan 19, Driehuis; 2.50, E. v. d. Waag, Molukkenstraat 28, Haarlem. woons is aan zo'n tweedracht van het hart en de persoonlijkheid en dat die al leen bij de Princesse de Clèves tot een soort enormiteit voert, die dus toch nog op het heroïsche formaat is. Intussen kan men hier nog niet aan zien dat het boek een plezier is om te lezen, wat voor een deel aan La Rochefoucauld, de auteur van de Maximes, te danken is. Madame de Lafayette had nooit veel ver trouwen in haar eigen stylistische kwali teiten. Haar positie van „grande dame" in Parijs moedigde haar niet aan om die met verbeten zwoegen te ontwikkelen. Zij gaf zelfs, volgens de zeden van de tijd, niet eens in het openbaar toe dat zij de schrijf ster was van haar anoniem verschenen boe ken, al was het haar niet onwelkom als dat toch bekend werd, wanneer eenmaal ge bleken was dat het tot haar eer zou strek ken. Nadat zij voor haar vroegste werken al met verscheidene letterkundigen van beroep had samengewerkt, ontmoette zij La Rochefoucauld, met wie zij tot zijn dood toe bevriend bleef. Hij werd haar voornaamste medewerker voor „La Prin cesse de Clèves" en bereidde ook met. haar het antwoord voor op een verhandeling over het boek, die door een jonge letter kundige, van name Valincour, geschreven was. Deze Valincour vond veel te prijzen, maar hij ontdekte dat de scène van de be kentenis, wanneer de prinses haar proble men aan haar echtgenoot voorlegt, een voorbeeld had in een boek dat enige jaren eerder verschenen was. Omdat deze scène de beroemdste van het boek was en in alle salons aanleiding gaf tot discussies of de prinses goed gehandeld had of verkeerd, kwam de beschuldiging hard aan. In het verweer werd uitvoerig, hoewel misschien niet geheel naar waarheid, verzekerd dat de auteur van „La Princesse de Clèves" de scène van de bekentenis al had bedacht, voordat het andere boek verschenen was. Valincour had nog meer aanmerkingen, v/aar men soms mee kan instemmen, zoals wanneer hij zegt dat er teveel uitweidingen in de roman voorkomen die er niets toe bijdragen wanneer de personen verha len gaan vertellen, uit hun herinnering of uit hun fantasie, zoals dat in de littera tuur van de zeventiende eeuw gebruike lijk was. Men kan vervolgens ook vallen over de uitvoerigheid, waarmee Madame de Lafa yette het decor schildert, het hof van Henri II in 1558 en de eerstvolgende jaren. Daar komt weinig origineels in voor. Al haar in formatie is regelrecht aan een paar histori sche werken ontleend vooral aan Bran- töme en men moet er vele namen uit eenhouden die verder in het verhaal niet terugkeren. Wat er dan resteert, is nog altijd het grootste deel van het boek, dat trouwens in zijn geheel gezien juist opval lend kort en puntig is en op sommige pun ten een onverbeterlijke scherpte van uit beelding heeft. De scène bijvoorbeeld wan neer Nemours, bij zijn zuster gelogeerd, de prinses gaat observeren, terwijl zij al leen is in een paviljoen op haar landgoed, of een scène lang na de dood van de Prince de Clèves, wanneer de prinses in een huis komt dat op het hare uitzicht geeft en merkt dat Nemours daar een kamer ge huurd heeft, waar hij dagelijks werkt en mijmert. Die tafrelen en verscheidene an dere ziet men onder het lezen helder voor zich. nog beter doordat men met de ge- moedsstaat van de prinses en Nemours in tiem vertrouwd is geworden. Omdat er niet lang uit geciteerd kan worden, is het mis schien beter helemaal niet te citeren. Een zin als „M.de Nemours fut longtemps a s'affliger et a penser les mêmes choses" komt waarschijnlijk toch pas in samenhang met de tekst tot zijn recht, evenals „hij dwong zich tot andere gedachten, uit vrees dat hij te diep ongelukkig zou zijn als hij de hoop weer verloor". In zulke scènes en zulke formules toont het boek geen spoor van ouderdom en daarom het is ook niet nodig het op zijn historische plaats te zet ten. wat tenslotte een manier is om zijn te kortkomingen te excuseren. De salon, waar de Princesse de Clèves doorheen moet lo pen, is nog steeds even helder verlicht. WAT ER OOK gebeurt, deze week maken we in ieder geval een slot aan de behandeling der vele duizenden namen, waarmee onze voorvaderen hun her komst vastlegden. We zullen beginnen met de namen, die op „steyn" eindigen. Dit woord betekent steen en was de oude aanduiding van een kasteel. Het bekende slot Loevenstein werd gesticht door ridder Loef van Horne, die de sa menvloeiing van Maas en Waal wel een geschikt punt vond om er eerzame koop lieden van hun have te ontlasten. DAAR VELE steden ontstonden waar zulk een kasteel wat bescherming bood, kregen ook zij een „steinnaam" (IJssel- stein bevoorbeeld). Verder waren de poorters nogal eens geneigd hun huizen namen als Leeuwstein te geven, die dan weer op de bewoners overgingen. Dat zelfde gebeurde met huisnamen als Rus tenburg en Moolenburgh. Zaal was oor spronkelijk de aanduiding van 't verblijf van een hoofdeling. Deze benaming ging op het grootste vertrek in zo'n behui zing over, maar prijkt nog steeds in de namen Oldenzaal en Scherpenzeel. Ook de familienamen Brnynzeel en Immer sed herinneren er aan. In Gelderland noemde men een groepje bomen in het open veld een pas: vandaar de namen Van der Pas. Berkenpas, Wilgenpas, Pasman en Te Pas. Merkwaardig eenoeg kennen we vee! meer namen, die met „berg" zijn sa mengesteld, dan men in ons vlakke land wel verwachten zou. Blijkbaar sprak ons voorgeslacht al heel gauw van een berg. De namen Sandberg. Stuifbergen, Molenberg. Prinsenherer. Kruijdenberg en Knijnenberg lecs-en daarvan getuige nis af. Als tegenhanger hebben we dan namen als Bloemendaal en Lagendaa'. KAMP WAS de benaming van een af gepaald stuk grond en komt in vele namen voor. Om met enkele te volstaan: Agterkamp, Boomkamp, Boskamp. Ha- zekamp, Hoogkamp. Kraaijkamp. Meu- lenkamp, Veldkamp, Westerkamp en Kampstra. De namen Berkenveld, Bos- velt, Breedvelt en Grootvelt spreken voor zich zelf, maar Gierveld wordt slechts verklaarbaar als men bedenkt, dat een gierend veld een flauwe bocht vertoonde. Zo komen ook de gierpont en de Haarlemse Gierstraat aan hun na men. Aan ons duinlandschap wprden de namen Zuyderduin. Hoogduin, Duinman en Duinmeyer ontleend. H<> laatste her innert eraan, dat de opzichter over een duingebied een mover werd genoemd. Het woord vuilnisbelt k«n ons leren, dat een belt een k'oine hoogte is. Dit woord versehünt oei- in de namen Van der Belt. Beltman. M°ulenhelt, Vossen- helt en Kieftenhe't Grieft. kievit). Van der Griend wiist on eon herkomst uit een streek waar grieridho'>t groeide. Verheul brengt ons veer te binnen, dat een heul een overwelfde waterafvoer is en de wonderliib" nnnm Kagchelland wordt slechts becriinoltik als we weten, dat kachel een middelnederlands woord voor veulen is. HORSTEN kwamen reeds ter sprake. Dat waren met struikgewas begroeide hoogten, die de namen Van der Horst, Verhorst, Ter Horst, Horstink, Horst man, Beukenhorst, Braamhorst en Eekhorst deden ontstaan. Dezelfde be tekenis heeft Van der Harst, welke naam in de Verenigde Staten tot Hearst werd omgevormd. Van Vliet en Hoog- hiemstra luiden daar thans Van Fleet en High. Omgekeerd brachten vreemdelingen herkomstnampn naar hier. Wij behoe ven slechts te denken aan Niehaus, Hol/,hans, Althof, Baumgarten, Aufder- heyde, Aufdemkampe, Eiehholz, Zur Mühlen, Zumbaeh, Groskamp (uit Bent- helm tot ons gekomen), De Ia Rivière, Granpré (grote weide), Delprat (in de Provenge overeenkomend met ons Van der Weide), Delfos (Van der Put), La Malson, La Chapelle, De Lorm (De l'Orme, de olm), Delavigne (Van de Wijngaard), Dumont en Delmonte (Van den Berg). Maar nu wordt het toch heus tijd dat een andere, namengroep aan de beurt komt. Volgende week gaan we eens wat oude uithangborden en gevelstenen be kijken. J. G. de Boer van der Ley HET ENIGE LAND, waar iedere intelligente beschouwer nog steeds een leesbaar en verhelderend boek over kan schrijven, is de Verenigde Staten van Amerika. De meeste algemeenheden in zo'n boek zijn wel eens eerder ergens geformuleerd, maar om dat de lezer toch als regel niet al de vorige werken kent en bo vendien wat hij daar vroeger gevonden heeft grotendeels ver geten is, weegt een gebrek aan originaliteit niet zwaar. Amerika maakt het de beschrijver makkelijk door zich niet al te inge wikkeld te tonen, met een grote mate van culturele eensgezind heid en een korte geschiedenis en door altijd bereid te zijn zich zelf aan een sociologisch onderzoek bloot te stellen, zolang de klachten niet te grof worden. Frankrijk daarentegen heeft al de experimenten van de Europese beschaving doorgemaakt of uit gevoerd en is daar zo complex van geworden, dat wie er in slaagt bepaalde constanten in de Franse natuur aan te wijzen toch nog niet eens zelf kan geloven, dat hij veel verduidelijkt heeft. Bovendien ontmoedigt Frankrijk de socio-historico-psy- choloog, die zijn kunst wil beoefenen, niet met woorden mis schien, maar door hem te doen vrezen dat hij niet intelligent genoeg is om welgemeend en halfgemeend te onderscheiden in wat de Fransen, zonder door zijn aanwezigheid afgeleid te wor den, tegen elkaar zeggen. Professor A. V. Roe, van de universiteit van Aberdeen, gaat in het eerste deel van zijn bij Longmans in Londen verschenen boek „Modern France" de draak met de ontelbare koppen te lijf, maar hij waagt zijn lever niet in het gevecht. Op het kri tieke ogenblik stelt hij zich tevreden met de vermelding van een aantal waarnemingen over het Franse karakter door an deren, waaraan hij slechts toevoegt dat zij natuurlijk geen van alie de hele waarheid vertegenwoordigen. Daarna ruimt hij het veld, met achterlating van een citaat van Jules Lemaitre over de eigenschappen van „le Frangais moyen" (de gemiddelde Fransman). Hij houdt zich verder aan welbekende thema's, zo als de stelling dat het Franse karakter van oorsprong meer dat van de boer dan dat van de handelaar is. Zelfs dat is niet hele maal veilig, hetgeen bijvoorbeeld blijkt als er staat dat de Fran sen elkaar meer op grond ,_an moraal en stijl beoordelen dan op grond van de fraaiheid van huizen en auto's. De eenvoudige waarneming dat in Parijs veel meer dan in Londen of Amster dam gehecht wordt aan het bezit van een auto lijkt dat al tegen te spreken. Mischien moeten wij dan geraffineerd genoeg zijn om te begrijpen, dat de Fransen zich druk maken over auto's niet volgens hun karakter, maar in strijd ermee. Professor Roe helpt ons daar niet bij, maar zegt, twijfelend en blijkbaar niet diep geïntereseerd: „Sinclair Lewis' Amerikaanse zakenlieden; Babbitt of Dodsworth bijvoorbeeld lijken minder bezwaard te worden door de traditionele ethiek van de oude wereld dan César Birotteau van Balzac, maar zij behoren natuurlijk ook tot een latere generatie". Gelukkig maakt hij er zich niet overal met zo'n jantje-van- leiden af. Wanneer er onbetwistbare feiten genoteerd moeten worden, over de staatsinrichting, de koloniale politiek en het onderwijs, maakt hij een leesbaar overzicht en dan is zijn schrik voor extreme of anderszins gewaagde standpunten juist een voordeel. JVIet de kunsten werkt zijn wijze van behandelen weer minder goed. Een overzicht van twintig pagina's van de Franse muziek heeft precies de allure van een dergelijk soort hoofdstuk in een Franse geschiedenis door een historicus, dde eigenlijk al- leen in de politiek geïntereseerd is, maar voor de vorm ook de „cultuur" wil bijleveren. In de vijf korte essays, koket als vignetten aangeduid, die een overzicht van de litteratuur ver vangen over Montaigne, Racine, Flaubert, Proust en Mauriac is trouwens ook niet veel bijzonders te lezen, hoewel profes sor Roe in die materie zeker deskundig genoeg is. Het komt mis schien doordat hij de luie lezer niet op de vlucht wil jagen, of anders doordat hij het evenwicht in zijn boek wil handhaven. In ieder geval is dit natuurlijk alles bij elkaar voor een goed boek over Frankrijk niet genoeg. Men kan zich eigenlijk ook zo'n soort boek maar in twee gedaanten voorstellen. In de ene is het gemaakt uit een vloed van feitenmateriaal, grotendeels onderge bracht in statistieken en grafieken, die mits met smaak gekozen in het genre waar driekwart mannetjes en halve scheepjes bij getekend staan, een duurzaam genoegen kunnen verschaffen. In de andere waagt het zich, ruim voorzien van anekdoten en citaten, in het gebied van de interpretatie, waar onuitputtelijke mogelijkheden zijn en de grootste gevaren vermeden kunnen worden door het besef dat als één formule enigszins juist is, de tegenovergestelde het ook wel min of meer kan zijn. Pro fessor Roe streeft niet naar een van deze hoogten, maar houdt zich op de vlakte, zodat zijn werk tenslotte nog het meest lijkt op een aanmoediging tot toerisme in Frankrijk. Dat is toch niet de strekking ervan. De pagina's die een beschrijving willen geven van enkele tafrelen in Parijs en op het land verraden dat een ware liefde voor Frankrijk het overwicht heeft op alle com merciële bedoelingen. S. M. In Brunswijk in West-Duitsland zijn twee uitgevers tot boeten veroordeeld op be schuldiging van het aanzetten tot diefstal, lijkenschennis en dierenmishandeling, door het uitgeven van een boek over „tovenarij", genaamd „Het zesde en het zevende boek van Mozes". De rechtbank gaf opdracht het boek in beslag te nemen. De uitgevers Ferdinand Masuch en Heinrich Schnell werden respec tievelijk tot boeten van negenduizend mark (ruim achtduizend gulden) en duizend mark (negenhonderd gulden) veroordeeld. Zij werden ook schuldig bevonden aan het aanprijzen van geneesmiddelen in strijd met de wet. Van het boek, dat de rechter noemde een „samenraapsel van onzinnigheden, be doeld om misbruik van de bijgelovigheid van de plattelandsbevolking te maken", waren al negenduizend exemplaren tegen tien mark per stuk verkocht. Het boek noemt vreemdsoortige geneesmiddelen te gen een aantal ziekten, zoals een tand, ge trokken bij een levende muis, levend ge braden hamsters, fijngehakte wurmen, ge malen mensenschedel en paardemest. Be klaagde Masuch verklaarde, dat het om streden boek al sinds eeuwen bestaat en dat hij daarom voor het opnieuw uitgeven er van niet gestraft kon worden. De recht bank ging met deze zienswijze echter niet akkoord. Zij zei in haar vonnis, dat het boek niets te maken heeft met de profeet Mozes. (Uit het gedenkboek van „Punch") VATIKAANSTAD (U.P.) Recente archaeologische opgravingen onder het Vatikaan hebben aan het licht gebracht, dat het gehele Vatikaan staat op een oude Romeinse begraafplaats. De directeur van het Vatikaanse museum heeft dit medege deeld in een vergadering van de pauselijke academie voor archaeologie. Onlangs heeft men aan de oostelijke rand van het Vati kaan, nabij de ingang van het beroemde museum, een aantal graven uit de heidense tijd ontdekt. Deze opgravingen hebben de theorie be vestigd, dat vele Romeinen, zowel uit de heidense als de christelijke perioden, hun doden aan de rand van de oude hoofdstad begroeven, vooral nabij de grote verkeers wegen, die toen uit de stad voerden. Het Vatikaan bevindt zich op het punt van samenvoeging van drie oude Romeinse wegen. Bovendien is bij de opgravingen ge bleken, dat het niveau van de oude stad bijna negen meter beneden het huidige niveau lag. A - - Zelfst de minst fantasieloze lezer zal bij het kennisnemen van het hierbij gereproduceerd bericht ongedachte perspectie ven hebben zien opengaan. Dit is nu weer echt een van die dingen, waarvan men zegt: waarom dit niet eerder toe gepast? Wij doelen op het feit, dat zowel bestuurder als conduc teur van een lijnbus voortaan in staat zal zijn, de passagiers toe te spreken. Het menselijke contact tussen degenen, die hun medeschepselen van de ene plek der aarde naar de andere voeren én die mede schepselen zelf, kan slechts worden toegejuicht. Intussen zal het duidelijk zijn, dat de mogelijkheden van dit contact de stoutste dromen overtref fen. Men is bij bevoegde bus instanties reeds doende, reper toires samen te stellen, die op bepaalde lijnen zullen worden gebruikt. De repertoires zijn ingedeeld in verschillende klassen. Klas a: amusement. Klas b: informatie. Klas c: in structie. Klas d: verzoekpro gramma's. Klas e: betaalde reclame. Klas f: improvisatie. Klas g: mededelingen. Het ligt voor de hand, dat de opleiding van chauffeurs en conducteurs door deze nieuwe ontwikkeling langdu riger, veelzijdiger en duurder wordt. Doch de businstanties staan nergens voor. Er zijn voor de komende decennia reeds ettelijke con- percent zou Noor het einde Noor het pknmst met de ssie van kredi- ji ondertekend, tille machtigin- et is namelijk |chuldeisers de lanzien, om dan pgeling deel te i t Achter in de wagen is een dubbele in gang, terwijl in totaal drie uitgangen aan gebracht zijn, verdeeld over de lengte van de wagen en natuurlijk voorzien van een ,.anti-knel-inrichting". Zowel bestuurder als conducteur kunnen het publiek door middel van luidsprekers toespreken. De besturing is zeer vereenvoudigd; geen handrad meer, maar een stuurknuppel, die vooruit rijden of achteruit rem men kan worden bewogen. Grote aan dacht is aan het remsysteem geschonken. Als bedrijfsrem dient de elektrische rem. In geval van nood kan de bestuurder bo- als administratl drijf gelden ha schuldeisers te luidde: acht I waarvan vier Film vi Voor de Ha wordt op dondert Rembradt-Thea# di Na poli" (Go gisseur is Vitto sendieven" en Een week lat W, Zl-W tracten afgesloten, die de repertoires zullen vullen. Zo is een overeenkomst aange gaan met twee politieke par tijen, die onder klasse e val len. Hun leuzen zullen met gepaste intonatie aan de bus passagiers worden voorgehou den, waarbij de businstanties op de niet onaardige gedachte zijn gekomen, chauffeur en conducteur aan de hand van geprepareerde teksten een dis puut te laten houden, waarin zowel de ene als de andere partij aan haar trekken komt. Ofschoon de teksten nog niet geheel vaststaan, vermeldt het ontwerp-dialoogboek ongeveer en ondermeer dit: Chauffeur: „U denkt, dames en heren, dat u nu op weg bent naar Amsterdam. Jaja, dat dénkt u. Maar dat is een dwaling. Weet u waarheen u op weg bent? Op weg naar deinflatie. Als de hm- hm-hm-partij niet spoedig meer invloed krijgt, zult u daar kómen ook. En weet u wat inflatie is? Neen, dat weet u niet. Ik zal u zeggen wat inflatie is. Inflatie is iets heel ergs". Conducteur: „Dat is nou weer echt de hm-hm-hm- partij. Angst aanjagen en dreigen. Neen, dames en he ren, u bent niet op weg naar de inflatie. En inflatie is niet iets heel ergs. Ik zal u zeggen waarheen u op weg bent. Zo lang de Hm-trala-hm-partij het voor het zeggen heeft, bent u nog steeds veilig en wel op de weg naarAm sterdam". Enzovoort. Dit aardige idee, dat bovendien goed betaalt, wordt waarschijnlijk ook door een invloedrijke oppositie partij overgenomen, zodat men dan bij wijze van inter ruptie in deze discussie te ho ren zal krijgen: „Ze liegen allebei. Ze zijn geen knip voor hun neus waard. Ze doen niets goeds. Ze kunnen niets goeds. Ze praten hun broodheren na. Ze besuikeren de boel. Ze moeten weg. Alles moet weg". Deze tekst zal worden ge sproken door de conducteur met gewijzigde stem en ander accent. Een dubbelrol dus, die een grotere mate van oefening vereist. Klasse f, improvisatie, kan allerlei interessante verras singen opleveren. De busin stanties willen hiermede de scherpzinnigheid en zelfbe wustheid van hun personeel bevorderen. Men kan zich voorstellen dat een conduc teur tussen Haarlemmerliede en Halfweg zich aldus tot de passagiers richt: „Wat is het leven eigenlijk raar. Daar zitten we rustig in een bus en die bus rijdt rustig over de weg en we denken maar nergens aan en straks zijn we in Amsterdam. En daar hoeft maar een olievlek- kie op het asfalt te legge en Hein remt een beetje af en floep gaat ie, de weg af, de Liede in, plompperdeplomp kopje onder met de hele kraam en de deuren zitten dichtgekneld en blubberdeblub een schietgebedje en je zit bij Abram op schoot. In twee seconden kan het gebeurd zijn, nietwaar, laten we wel wezen, en niemand denkt eran. Maar Hein remt niet af en rijdt rustig over 't olievlekkie heen en er gebeurt niks. Rare wereld. Er komt een gespro ken advertentie van 'n levens- verkeringsmaatschappij, zo doende". Of geheel iets anders: „Nou zit ik al van de Am sterdamse Vaart af te kijken naar dat hoedje van die dame op de derde bank van achter links, maar verdraaid als ik er oog op kan krijgen. Is dat nou een aangebrande moccataart of een hoed? En waar dient dat kippegaasie voor, dat eran hangt? Als mijn vrouw met zo'n rare deksel thuis kwam zou ik zeggen: mens, zou ik zeggen, ik kan véél verdragen, maar as je denkt dat ik met het succesnummer van Boltini aan me arm door de stad ga wandelen, dan mot ik zeggen dat je me voor iets anders dan anders heb angezien En de passagiers maar kij ken naar die dame, en die dame maar glimlachen om die grappige conducteur. En zo brengt de techniek ons telkens weer een stapje verder naar datgene, waarvoor hij tenslotte is uitgevonden: Het volmaakte geluk op aarde. B. Agteran

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 14