Vissen naast de kachel In het zuiden van Frankrijk staan vele huizen te koop HET IS ER IN CANADA NU DE TIJD VOOR: PICASSO Brussel krijgt een nieuw gezicht Op zoek naar de auerhaan in de Zweedse wouden Grafiek van j Weer ging een jaar voorbij De vangst wordt bewaard Beroemde kunstenaars naar Hongarije Op liet ho ogtepumt van 2 ang' blind ei 1 doof j MAAR VOOR DE OUDEREN NIET SNELLER DAN VOOR DE JEUGD Hengelen bij de kachel in Canada. Een geroutineerde hen gelaar kan - met een beetje geluk - een goede vangst aan „tomcod" mee naar huis nemen. Al vriest het buiten twin tig, dertig graden: binnen is het lekker warm dank zij de kachel, die doorgaans met hout wordt gestookt. HET IS nu al weer wat jaren geleden. Het was onze eerste Canadese winter en het had al behoorlijk gevroren. Dank zij overschoenen, oorkleppen en dikke wanten hadden we echter alles ontdooid weten te houden en daar waren we eigenlijk een beetje trots op. Welnu, in die ijzige om standigheden het was tussen Kerstmis en nieuwjaar vroeg mijn Frans-Cana- dese buurman Jean-Guy met het oprecht ste gezicht van de wereld of ik mee ging vissen. Ik had hem willen vragen of hij een groot aquarium in de huiskamer had, maar ik zei alleen: Man, ik ben blij, dat ik het leven heb. De kou moet nog komen, was het ant woord. We beginnen pas! Hij stond daar in een bontgekleurde jas en een wollen muts over zijn oren en zei: Kom op, dan zal ik je eens iets laten zien. Ik zal nooit het gezicht van mijn vrouw vergeten, toen ik zo gewoontjes mogelijk zei: Zeg ik ga vissen met Jean-Guy. We komen mor gen terug EN ZO zaten we een half uur later op de grote weg naar Quebec City: het besneeuw de landschap schitterde in de zon en de hemel was zo stralend helder, dat het on natuurlijk aandeed. Even onwaarschijnlijk zag de St. Lawrence-rivier er uit: toege- vroren alsof er nooit open water in had gezeten. En nog geen maand geleden voeren daar oceaanschepen. Jean-Guy was in een beste stemming en na een uur of drie rijden zei hij plotseling. Ste.Anne de la Pérade, we zijn er! Ont houd die naam goed, want het wordt een mijlpaal in je leven! We reden een dorpje binnen, zoals er zoveel zijn langs de St. Lawrence: een echt Quebecs vriendelijk plaatsje met oude huizen, een grote kerk en veel bomen, die 's zomers voor schaduw en koelte moesten zorgen. Het was er nu koel genoeg. We sloegen rechts af en waren al gauw terug aan de rivier: een tafereel om nooit te vergeten. Daar lag de rivier als een brede vlakte ijs en sneeuw en op die blikkerende uitgestrektheid, zover men maar kon kij ken, stonden er kleine huisjes. Huisjes met rechte daken en met puntdaken, geverfd in de helste kleuren van rood, geel, groen en blauw en boven al die huisjes een rook- pluimpje in de tintelende winterlucht.. Er stonden hier en daar auto's op het ijs en er liepen mannen rond in helgekleurde jas sen en mutsen, dik ingebakerd tegen de kou, die als een rookkolom op je neusgaten stond. Een schilderij van Breughel: levens groot en levensecht. We gingen door naar een verhuurder. Jean-Guy betaalde twee dolar de man en we installeerden ons in een van de huisjes. Het was een meter of vier lang, drie breed en er stonden een kachel in, een soort tafel en een paar stoelen. Er was voldoende plaats voor vier vissers, maar Jean-Guy, die meteen begon de kachel aan te maken, vertelde dat het nog vroeg in het seizoen was en dat de grootste drukte nog moest komen. Zo tegen Kerstmisnieuw jaar is het ijs meestal dik genoeg voor de eerste huisjes. Later staan er bij Ste.Anne soms wel vierhonderd, die tot begin febru ari e in gebruik blijven. Toen de kachel brandde, haalde Jean-Guy uit een plastic zak stukken varkenslever, die hij in dobbelstenen van een halve cen timeter begon te snijden. Aas, legde hij uit. Je kunt de stukjes ook groter ma ken. Dat hangt helemaal van je ervaring af. Hij schonk whiskey in metalen beker tjes en zei: Van een pond lever krijg je vierhonderd aasjes.... Nou, zei ik zoveel zullen we er niet nodig hebben. -Moet je niet zeggen, antwoordde hij. We zouden de eersten niet zijn, die een paar honderd „poulamons" vingen in één nacht. Er zijn geroutineerde kerels ge weest, die er zeshonderd uit haalden. Tus sen zeven uur 's avonds en zeven uur 's ochtends, 's Nachts bijten ze het best. Ik kan je verzekeren, dat is hard werken. Het begon nu lekker warm te worden in het huisje en het was werkelijk moeilijk om te geloven, dat we op ijs stonden. Steeds kwamen de woorden van een kinderversje in mijn gedachten op: „Er was eens een vrouwtje, dat was niet wijs, dat bouwde een huisje al op het ijs...." Wie heeft deze manier van vissen eigenlijk uitgevonden? vroeg ik. O, zei Jean-Guy men zegt dat ze schrijven, zeiden dan mijn metgezellen. Hetgeen ik dan hierbij doe. Ik weet het: u denkt misschien dat ik u in het oude jaar nog gauw iets op de mouw tracht te spelden, dat ik 1 april misschien vier maanden heb vervroegd... De foto's, die hierbij zijn afgedrukt, zijn écht. En ja, als al teruggaat tot de eerste kolonisten. Die hadden het de Indianen zien doen. Ze hak ten gaten in het ijs en spietsten de vis, zo dra die in de opening verscheen, aan een speer. Dat was natuurlijk een koude bedoe ning en daarom hingen ze huiden over zich heen. Behalve dat deze bescherming tegen de wind gaven, sloten ze op die manier het daglicht buiten, zodat ze beter in het water konden kijken. Later hebben ze toen die huisjes gemaakt, die je gemakkelijk op het ijs kunt schuiven zodra het een centimeter of tien, vijftien dik is. Eerst hak je een gat een rechthoek van twee bij een hal ve meter en dan zet je daar het huisje overheen. Jean-Guy maakte nu de lijnen in orde. In het midden deed hij een lucifer. Die moest als dobber dienst doen. Hij deed stukjes lever aan de beide haken, lichtte de plank op die over het gat heen lag „om te voorkomen dat het zaakje dichtvriest" en liet het geval in het water zakken. En u kunt het geloven of niet, we zaten daar nog geen vijf minuten of die dobber begon zachtjes te bewegen. Jean gaf een ruk en haalde zijn eerste „tomcod" op, of „poulamon" zoals de Frans-Canadezen zeg gen: een vis van een centimeter of achttien, die inderdaad iets weg heeft van een jonge kabeljauw. Niet slecht om mee te be ginnen, zei Jean-Guy. Hij haalde de „tomcod" van de haak en tot mijn verbazing gooide hij hem door het raampje naar buiten. In de diepvries, legde hij uit. De zon ging als een oranje bal onder en kleurde de sneeuw en ijs met een vreemde gloed. We staken de lamp aan en we schik ten ons nog eens extra gemakkelijk in de stoelen. De blokken hout knapperden in de kachel en we keken met welbehagen naar het lucifershoutje in het wak. Wel, zei Jean-Guy daar zitten we dan. Het leek een sproakje, maar het was waar: we zaten naast de kachel en we zaten te vissen. Ik weet niet hoe vaak we die nacht bezoek kregen van praatgrage buren- hengelaars en hoe vaak ik moest ver zekeren dat ik zo iets nu werkelijk nog nooit had meegemaakt. Vissen naast de ka chel Dat moet je nu naar Nederland u het nog niet gelooft, wel, komt u dan zelf maar eens naar Ste. Anne de la Pé rade kijken. Wacht niet te lang en zoek een avond uit als er een volle maan staat bov ende St. Lawrence en loop dan eens langs al die huisjes, waar gedempt gelach uit opklinkt of gezang van vrolijke Frans- Canadese liedjes. Snuif de geur van bran dend hout op in de priemende vrieslucht en doe dan eens zo'n deur open. Stap de_ warmte in, ga zitten, hier zijn de haken," twee stukjes lever en wedden dat het geen vijf minuten duurt, of u hoort: Vissen naast de kachel. Dat moest u nu eens naar Nederland schrijven... Wedden? NA de uitgeverij De Bezige Bij, die zich beperkte tot een populair en niet te duur boekje van reprodukties naar Picasso's lithografieën, liet de uitgeverij Contact een boek betreffende al diens grafiek het licht zien. Hoewel Picasso na de oorlog pas dieper inging op de lithografie, (de steen druk) en het voorrecht genoot dit te mogen doen in de drukkerij van de gebroeders Mourlot, waar zovele andere kunstenaars ook welkom waren, tekende hij al eerder enige litho's, waarvan het merendeel zich kenmerkt door het feit dat met een enkele lijn de bedoelingen zijn weergegeven. Picasso beoefende aanvankelijk vooral de etstechniek. Van zijn begintijd in Spanje is slechts één blad bekend. Na 1904 begon hij pas goed in Parijs en in 1913 gaf de bekende en de artiesten zo stimulerende kunsthandelaar Vollard diens eerste serie „Les Saltimbanques" (de kunstenmakers) uit. Ook de houtsnede bleek Picasso te in teresseren. Van de bekendste werken in deze techniek moet de reeks illustraties voor „le Bestiaire" van de dichter Appol- linaire genoemd worden. Picasso heeft al tijd een grote belangstelling aan de dag gelegd voor het dier en naar mijn smaak in de weergeving daarvan uitgemunt. Ik verwijs slechts naar zijn op steen geteken de vredesduif, een beest overigens dat van een nogal vechtlustig ras moet zijn. Daar tegenover staan zijn verschillende versies van een klein uiltje, dat een huisdier van hem was. De inleiding tot deze reeks reprodukties is geschreven door Bernhard Geiser, kort, maar direct al ontroerend door het be trekken van Picasso's vader José Ruiz Blasco in zijn levensverhaal. Op summiere, maar zeker voldoende wijze wordt Picas so's begin in Parijs geschetst en daarna diens grafische werk in zijn ontwikkeling gevolgd. Bij het bekijken van de repro dukties bleek mij weer hoezeer Picasso in Matisse toch een evenzeer geldende figuur moet hebben gezien. Altijd heeft Picasso vondsten van anderen op eigen wijze verwerkt. Steeds is in de kunst geschiedenis een voorbeeld voor Picasso aan te wijzen. Van zijn tijdgenoten moet hij Matisse de sterkste figuur hebben ge vonden. Zij staan aan het begin van alles wat vandaag als van deze tijd geldt. Ook zijn er lieden, die menen doorgegaan te zijn op Picasso's vindingen. Maar al te vaak missen ze toch dat levende contact met de realiteit, met het werkelijke leven van vandaag, dat naar mijn gevoel toch altijd aan Picasso's werk te bespeuren valt. Een zekere trots vervult ons om het feit dat een Nederlandse uitgeverij een werk uitgaf, dat zich kan meten met uitgaven van landen met door de taal een groter lezersgebied en dit ook om de niet over dreven pretentieuze wijze, waarmee dit geschiedde. Bob Buys BOEDAPEST (U.P.). - De kranten in Boedapest hebben voor het nieuwe jaar de komst van enkele grote artiesten aan gekondigd. Volgens de bladen zal de Britse dirigent, Sir Eugene Goossens, de Franse chansonnière Lucienne Boyer, de violist Jehudi Menuhin en het beroemde Weense Knapenkoor in de tweede helft van januari en in februari in Boedapest op treden. (Van onze correspondent in Brussel) Op het ogenblik is autorijden in Brussel geen pretje. Het verkeer in de Belgische hoofdstad gaat voornamelijk over de Klei ne Ringlaan (de brede boulevards, die rond de kern van de oude stad een ring vormen) en op de Grote Ringlaan (de boulevards, die aansluiten op de grote wegen naar Antwerpen, Gent, Charleroi, Luik of Na men). Op die lanen worden momenteel na melijk op vele plaatsen grote werken uit gevoerd opdat het verkeer een gelijdelijker verloop krijgt. Op het Rogierplein, vlak voor het nieuwe Noordstation daveren de heimachines en kan men reeds het stalen geraamte van de tunnel zien, waardoor volgend jaar duizenden auto's zullen rijden, De toeristen uit de provincie en zelfs uit het buitenland komen graag een kijkje nemen hoe het aanzien van Brussel, dat velen zo goed kennen, werkelijk onherken baar gaat worden. In het hart van de stad verrijzen twee nieuwe gebouwen: de so cialistische ziekenbonden bouwen bij de Kruidtuin een flatgebouw van negentien etages en een particuliere groep bouwt op de plaats van het intussen volkomen afge broken oude Noordstation een winkelcen trum en zakenflatgebouw, met een toren van vijftig meter hoog. Het is een ontwikkeling, die men niet kan tegenhouden. Het negentiende-eeuwse Herenhuis met de marmeren monumentale trap en spiegelzaal, maar zonder comfort en met veel verloren ruimte, wordt afge broken, en op dezelfde plaats groeit de mo derne zakenflat. Als de nieuwe Ringla- nen klaar zijn, zal, zo hopen de verkeers- technici van het departement van Open bare Werken en van de stedebouwkundige „planning", het enorme verkeer in Brus sel geruisloos kunnen worden opgevangen. Op de kleine Ringlaan zal de automobilist bijna nergens meer voor een rood licht moeten stoppen. Aan de drukke Wetstraat, het centrum van de ministeries, aan de Naamse Poort, waar het frivole nachtleven heerst, aan het noordstation, vanwaar men het centrum bereikt, komen lange tunnels, waardoor ongehinderd verkeer in beide richtingen mogelijk wordt. Om van het cen trum van de stad naar het terrein van de Wereldtentoonstelling te rijden, wordt bo vendien een viaduct gebouwd. Op al die lanen, eens de trots van de hoofdstad, wor den intussen de bomen verwijderd. Hier en daar wordt een rij bomen gespaard, maar het is een troosteloos gezicht. Een twintig of dertig meter brede boulevard is wellicht voor de automobilisten een buitenkansje, 4 maar het geeft zo'n kale indruk. Bij de Nederlandse ambassade in Parijs en haar consulaire afdeling zijn de laatste tijd talrijke verzoeken om inlichtingen bin nengekomen over in Frankrijk bestaande mogelijkheden tot goedkope aankoop van huizen. Naar aanleiding hiervan heeft de ambassade meegedeeld, dat de heer Roger Lenne van het „Secretariat d'Etat aux Tra- vaux Publics, aux Transports et au Tou risme", 246 Boulevard St. Germain, Paris- Te, zich bereid heeft verklaard eventuele aanvragen in behandeling te nemen. Er bestaan in Frankrijk, zo deelt de am bassade mee, geïsoleerde woningen en soms zelfs hele dorpen, die door de bewo ners zijn verlaten, aangezien de streken waarin zij zijn gelegen blijkbaar geen be staansmogelijkheden boden. Deze behui zingen zijn voornamelijk te vinden in de arme gebieden van het Massif Central, de Auvergne en de Cevennes. Dit, gewoonlijk particulier, bezit is, uiteraard voor lage prijs, te koop. Of de aankoopprijs inder daad aantrekkelijk is, hangt onder meer af van de kosten van het weer bewoonbaar maken, die, mede gezien het veelal ont breken van voor Nederlandse begrippen normale sanitaire inrichtingen, niet moeten worden onderschat. Er dient rekening te worden gehouden met de kans, dat de ver- bouwingskosten even hoog komen te liggen als de aankoopprijs. Vervolgens dient te worden nagegaan, welke de plaatselijke mogelijkheden zijn voor elektriciteits- en watervoorziening, ravitaillering en derge lijke. Elektriciteit is meestal wel van korte afstand te betrekken, gas en in vele ge vallen drinkwater niet. Scholen en medi sche hulp bevinden zich gewoonlijk binnen een afstand van twintig kilometer. De wegen zijn over het algemeen goed zodat de behuizingen gemakkelijk kunnen wor den bereikt, maar niet (althans nu nog niet) met openbare vervoermiddelen. Van overheidswege wordt nu getracht het weer in gebruik nemen van deze ver laten woningen te bevorderen en dienst baar te maken aan het toerisme door in richting tot hotel, pension of vakantie kolonie. Daartoe is men begonnen met het inventariseren van de objecten. Voor de departementen Haute Loire, Gard, Lozère en Aveyron is zulks voldoende gevorderd om belangstellenden te kunnen inlichten. Teneinde prijsopdrijving te voorkomen wordt echter geen algemene bekendheid gegeven aan de reeds opgemaakte lijsten. Bij aanvragen dient te worden aange geven de streek waar men zich wenst te vestigen, grootte en aard van het gewenste huis, doel van de aankoop, alsmede welk kapitaal daartoe ter beschikking staat. De aanvrage zal dan aan het bevoegde plaat selijke orgaan worden doorgegeven, dat op zijn beurt zal laten weten of een in aan merking komend pand beschikbaar is. Zodra het contact met de eigenaar is tot stand gekomen, houdt de overheidszorg op en zal het particulier initiatief de rest moeten doen Voor herstel en inrichting van de behuizingen zullen wellicht kredieten kunnen worden verkregen, maar naar het zich thans laat aanzien zal dit aan Fransen voorbehouden blijven. Tenslotte verdient het de aandacht, dat voor vestiging in Frankrijk een vergunning nodig is en daarnaast een tweede vergunning voor het uitoefenen van een beroep, aldus de am bassade. ALS de laatste sneeuw nog in de dichte sparrenwouden ligt, staan de Zweden voor dag en dauw op om te gaan luisteren naar hun geliefde tjader, de indrukwekkende auerhaan, die de lente inluidt met een van de meest bi zarre geluiden van het bos. IN de Zweedse natuurfilm „Het grote avontuur" die al langer dan een half jaar in het zondagochtendprogramma van het Rembrandttheater te Haarlem draait komen fraaie opnamen voor van de auer haan, een van de representatieve vertegen woordigers van de Scandinavische fauna. Het is een zware, donkere hoendersoort ter grootte van een kalkoen. De grote snavel is vervaarlijk gekromd en de loshangende keelveren vormen een ruige baard. Wie in onze duinen wel eens heftig geschrokken is van een onverwachts opvliegende fazant, kan zich enigszins voorstellen met hoeveel geweld de vlucht van een auerhaan ge paard gaat. De ronde, vrij korte vlerken zwoegen met het geraas van een storm wind om de zware vogel omhoog te krijgen. Als hij dicht in onze buurt opvliegt, klopt ons hart nog heftig in de keel, als de vogel al lang en breed in snelle scheervlucht tus sen de boomtoppen verdwenen is. Zo ver liep tenminste onze eerste kennismaking met de auerhaan. Ook het geluid van de auerhaan wordt in de Zweedse natuurfilm van Arne Sucks- dorff goed weergegeven. Onlangs zijn wij in de gelegenheid geweest dit persoonlijk vast te stellen. We hebben het Zweedse zomerhalfjaar, van het eerste smelten van sneeuw en ijs, doorgebracht in de provincie Smaland, halverwege tussen Malmö en Stockholm. We hebben lange zwerftochten gemaakt door het heuvelachtige landschap van aaneengesloten bossen, waarin hier en daar met veel moeite een akkertje ontgon nen is, door speciale heftrucs enigszins steenvrij gemaakt. De talrijke grote en kleine meren vormen echter een welkome afwisseling in het onafzienbare woud dat Zweden heet en zorgen voor een prettig ge varieerde dierenwereld. DE MEINACHT is kort in het noorden. Om op tijd in het bos te zijn, dienen we om én uur op pad te gaan. Soms passeert er een auto, die vrijwel zeker hetzelfde doel heeft als wij: het tjaderspel. Als we in het betreffende bosgedeelte aankomen, is het nog volledig nacht. Hier zullen we moeten wachten tot we de auerhanen hun balts horen beginnen en we, afgaande op het ge luid, kunnen proberen de dieren zelf te zien te krijgen. Nu onze knerpende voetstappen opge houden zijn, worden we omhuld door een absolute stilte. De zware sparren staan roerloos in het windloze duister, het bloed suist hinderlijk in onze oren. Als eindelijk de hemel in het noordoosten lichter wordt, huiveren we van de klamme stilte. In de verte begint een roodstaartje de nieuwe dag met zijn aandoenlijk harkerig deuntje. Ergens vanachter de zwarte sparrenmuur nadert het grommende keelgeluid van de houtsnip: gnor, gnor, iet. Kalm wiekt de schim over ons heen en verdwijnt even on wezenlijk als hij gekomen is. Zijn parings- roep sterft geleidelijk weg. Er komt enige tekening in onze directe omgeving, som mige zwarten worden grijs en we onder- 5 scheiden flauw het pad. Het bos is nog on doordringbaar. Als ver weg de vibrerende kreet van de bosuil schalt, heffen we het hoofd luisterend op en zien dat de lucht hoog licht is en onbewolkt. „KlikkopHet plotselinge geluid be zorgt ons een rilling van schrik. Gespannen luisteren we. Was dat de ontwakende auer haan? Seconden gaan traag voorbij. „Klik kop!" een geluid als van een stuiter die op een marmeren plaat valt. Het is de auer haan! De klank wordt herhaald, telkens met eenzelfde korte pauze. Dan versnelt het tempo van de knikkergeluiden zich, sneller, sneller tot het een climax bereikt, gevolgd door een satanisch gesis en ge- klapper. Snel springen we drie stappen voorwaarts, in de richting van het geluid. Doodstil staan we onder de eerste bomen. „Klikkoppelluppelluppel- lupuu" Opnieuw gaat de klankenreeks naar de climax toe. Als het gesis volgt, doen we weer drie snelle stappen voorwaarts. Op het hoogtepunt van zijn zang is de auer haan namelijk blind en doof. Tijdens deze extase kan men precies drie vlugge passen zetten zonder hel geringste risico dat de vogel het hoort. De haan begint opnieuw. We turen voor ons uit op de stenige bodem om onze stap pen voor te bereiden. De vogel versnelt zijn speeltempo, als een knikker die steeds snel ler stuit. Zodra hij het hoogtepunt bereikt, stormen we weer voorwaarts. Onder onze blinde stappen kraken dorre takken met het geluid van een kanonschot in de stilte, maar de baltsende haan hoort niets. Het is voor ons echter zaak bijtijds te stoppen en daarna geen geluid meer te maken, ook al is het soms moeilijk het evenwicht te bewaren na een ongelukkige stap. Als het knarsende gesis opgehouden is, luistert de haan scherp. Hij is schuw en bedacht op gevaar. Maar het gaat goed. We naderen de vogel. Hij moet nu dichtbij zijn. ZO KOMEN WE aan de rand van een open plek en ontdekken de haan in de laag ste tak van een zware spar. We laten ons op de grond zakken. Als we languit liggen, zetten we de kijker voor de ogen. De af stand is nauwelijks twintig meter, maar het is nog zo duister, dat we de haan slechts in silhouet onderscheiden kunnen. Rechtop staat hij, scherp afgetekend tegen de lichte lucht, de nek omhooggestoken. Van tijd tot tijd loopt een grote luchtbobbel door zijn ruige hals omhoog, de keelveren bollen op tot een woeste baard, de benige kromsnavel opent zich en de metalen klank rolt als een stuitende knikker naar buiten: „klikkop". Minutenlang gaat de vogel zo door. Hij kan maar niet besluiten zijn zang door te zetten. Misschien vertrouwt hij de zaak niet hele maal. Tenslotte begint hij weer te spelen: „pellup. .pelluppellupin toe nemend tempo. Bij de climax zwaait de grote staart krampachtig omhoog en waai ert breed uit. De haan sist en slijpt vol overgave, de dikke nek rilt van emotie. Abrupt houdt hij op. Hij luistert weer en spiedt rond. Onverwacht gaat hij er met veel wiekgeraas vandoor. Zag hij misschien onze brede kijkerglazen, die het licht van de rijzende zon weerkaatsten? Of ging hij alleen maar op weg naar het platgetreden strijdperk, waar de hanen samen komen om te wedijveren in de gunst van de veel kleinere, bruine vrouwtjes? We weten het niet. We zijn diep onder de indruk van de onvergetelijke uiting van oerkracht die de baltsende auerhaan ons geboden heeft. De stralen van de opgaande zon zetten het bos in glans. Als we op de heuvel stil staan, horen we ver weg aan de oever van het meer de korhanen bolderen: „oeloeleoe- loclo. Een zeer fraai geluid, dat in ge- „Hoe ouder wij worden, des te kor- ter lijken ons de opeenvolgende tijd- perken van ons leven. Voor een kind lijkt een dag een jaar en een jaar een 1 eeuw te duren". (Vrij naar Thomas Campbell). ZOU HET waar zijn, dat de tijd voor oudere mensen sneller voorbij gaat dan voor de jeugd? Men kan immers van bejaarden vaak de klacht horen: „Hoe ouder je wordt, hoe sneller de tijd i voorbij vliegt". In werkelijkheid is dit echter niet zo. Het is niet de tijd, die sneller gaat, maar het levenstempo wordt in de ouderdom langzamer en daarom lijkt het alsof de jaren in een snellere vaart voorbij schieten. Een paar voorbeelden kunnen dit ver- duidelijken. De bejaarde mens heeft I geen haast. In vele gevallen beleeft hij op één dag maar één ding waarmee zijn geest voortdurend bezig is. Als hij wandelt en onderweg bijvoorbeeld zijn handschoenen wil aantrekken, dan zal hij eerst ophouden met de ene hande- ling het wandelen en daarna j stilstaande overgaan tot de tweede handeling, het aantrekken van de hand schoenen. Dan kijkt hij of ze goed zit ten en gaat pas daarna weer verder. Wanneer twee bejaarden samen op lopen en de een wil de ander iets ver tellen, dat hij belangrijk vindt, dan blijven ze eerst stilstaan om vervolgens op hun gemak het geval te bespreken. Kinderen echter kunnen in tegenstel ling met de bejaarden in een half uur allerlei stemmingen doormaken, zowel van vreugde als van verdriet. Ze kun nen zich ook met meer dan één ding tegelijk bezig houden. Een jongen zal op het nippertje van schooltijd de deur uithollen. Hij laat deze achter zich dichtvallen, trekt onder het lopen zijn jas aan en ziet ondertussen nog kans de rest van zijn ontbijt naar binnen te werken! Dus drie, zelfs vier hande lingen tegelijk. Het is dan ook niet toevallig, dat bij een groot percentage van de verkeers ongevallen óf jeugdige kinderen, óf mensen op leeftijd betrokken zijn. De jongeren denken: het kan nog nèt en bij de bejaarden ontbreekt de snelheid om hun spieren te laten reageren op hun gedachten. De ene groep is te vlug en de andere te langzaam. In zijn jeugd heeft de mens dus een ander gevoel voor tijd dan in later jaren. En hij heeft ook betrekkelijk veel jaren nodig om zich van het be lang van de tijd bewust te worden. Eigenlijk is het ook niet juist te zeggen: „De tijd gaat voorbij." Gemakshalve heeft men de tijd in stukjes geknipt en verdeeld in jaren, maanden, weken, dagen, uren, minuten en seconden, maar in werkelijkheid blijft hij een on gesplitst geheel. Wij gaan voorbij! We weten allen, dat de tijd het men selijk leven beheerst, maar om hem goed te begrijpen is een mediterende dichterziel nodig. Het moge in onze moderne wereld te moraliserend klin ken, in feite blijft het waar wat Vondel schreef: Laet het kostelyckst van al U niet roeckeloos ontslippen. Da's de tijd, die snel gaet glippen Zonder dat hij keeren zal. W. S. noemde Zweedse natuurfilm ook bijzonder goed tot zijn recht komt. VROEGER moeten de Zweedse wouden gewemeld hebben van de auerhoeders. In talrijke troepen zwierven ze door de stenige en moerassige naaldbossen. Bessen, zaden en sparreloten bezorgden hun overvloedig voedsel. Maar ook onder de Zweden huizen veel jagers en op allerlei manieren werd 't kostelijke wildbraad bemachtigd. In een Zweeds boek hebben we daarover Iets ge lezen. In de schemer verborg men zich in het woud en van grote afstand kon men horen waar de hoenders zich verzamelden om de nacht door te brengen,door het ge weldige geraas dat de vogels maakten als ze een slaapplaats in de bomen zochten. Als het volledig duister was, ging men daar met lange, op stokken gestoken fakkels opaf. In het voorjaar, als de dieren baltsen, zijn de vogels, op de manier die wij ook toegepast hebben, met enig beleid te na deren tot aan de boom, waarin ze zitten. De grote vogel is dan een gemakkelijk doel wit, dat zelfs de slechtste schutter moeilijk missen kan. Ook nu wordt de zangovergave van de auerhaan door schietmaniakken nog wel misbruikt. Plet is echter te hopen, dat de stoere vogels zich ondanks alle vervol ging zullen weten te handhaven. D.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 16