DE TOESTAND ÏIS VRIJ NORMA AIL Willem Paerels 9si JluWiatLë, ió, men, (hut-MLy, met de gAct-tid Mens en Hond Het leven op Mars anders dan hier De student gaat lezend voorbij Laatste eer aan de resten van een keizer der Azteken Danny Kaye reisde 60.000 kilometer voor UNICEF BOUW VAN DE FEDERALE HOOFDSTAD CANBERRA Monografieën over Belgische kunst Dierenpsychologe DUURT NU AL LANGER DAN VEERTIG JAAR DE Nederlandse schilders trokken altijd graag naar Frankrijk en verscheidenen 'hebben zich daar gevestigd. Enkelen lieten zich zelfs tot Fransman naturaliseren. Van Dongen is de meest bekende van hen. Dat een Nederlands artist Belg wordt, is echter een zeldzaamheid. Maar weinigen weten dat naast Jacob Smits nóg een vroegere Nederlander een bekend Belgisch schilder werd. Toch is deze schilder, Willem Pae rels, jaren vóór de oorlog al eens aan ons voorgesteld door de dichter Jan Greshoff in een groot artikel in één onzer maand bladen van toen. Greshoff's enthousiasme voor deze figuur vermocht misschien ons, naar werkelijke schilderkunst hunkerende leerlingen van de tekenschool, nieuwsgierig te maken in de tijd, waarin de pijnlijk nauwkeurig detaillerende magische realis ten, Charley Toorop en Chabot, begonnen te gelden, hij heeft Paerels werk niet de bekendheid hier kunnen geven, die het verdient. In de reeks „Monografieën over Belgische Kunst" (voor het Belgische mi nisterie van Openbaar Onderwijs uitge geven door „De Sikkel" te Antwerpen) verscheen kort geleden een deeltje over Paerels en in de korte biografie lezen we dat zijn doeken onder meer in musea te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam han gen. Nu kennen wij hier dat „hangen". Dat doet het veelal aan de rekken In de kelders - zeker in die van het Stedelijk Museum te Amsterdam, terwijl ook in Den Haag me* het houden van tentoonstellin gen van problematische aard nogal eens belangrijker acht dan het exposeren van eigen kostelijk bezit. Mij bleek zelfs eens, dat een adjunct-conservator niet eens wist van het bezit van een doek van de Franse schilder Brianchon, die toch ruim vertegen woordigd is in het Parijse museum voor moderne kunst Zo mogen we het dus tegenwoordig als een verdienste beschouwen, dat een over heidsinstantie aan figuren van iedere rich ting aandacht besteedtWant het Bel gisch ministerie besteedde in deze reeks aandacht aan alles wat belangrijk geacht kan worden in deze en de vorige eeuw. Bijna tachtig deeltjes zijn nu verschenen, een tiental is in voorbereiding. Ieder deel bevat een portret van de kunstenaar en diens inleider wordt met enkele regels en een foto aan ons voorgesteld. De schilders worden ons nader bekend gemaakt met behulp van een bekoorlijke kleurreproduk- tie. Alle andere afbeeldingen zijn één- kleurig. Wat betreft ongecompliceerde fi guren als Paerels zijn deze reprodukties zeker voldoende om ons nieuwsgierig te maken. Dit boekje en de herinneringen aan enkele werken van hem sterken mij weer in de overtuiging dat de tentoonstellingen hier toch te veel van voorkeuren van de lieren museumdirecteuren afhangen en dat we te eenzijdig worden ingelicht in dit land, waar bijvoorbeeld de kunsthandel met een tentoonstelling van Edgar Tytgat, natuurlijk behandeld in deze reeks, het Stedelijk Museum vóór was. Er wordt blij kens deze reeks in België ook wel anders geschilderd dan tentoonstellingen als „Fa cetten" in Den Haag ons diets willen maken. Het moderne werk van deze, te Delft in 1878 geboren en thans dus 78- jarige Willem Paerels is voorlopig voor mij een zekerder getuigenis van deze tijd dan veel jonger werk Of zijn Paerels en de hem gelijken te optimistische figuren? Blij moedigheid werd hier vaak aangezien als oppervlakkigheid. Het laatste merkt men blijkbaar nooit op als iets „abstract" is of wild gedaan en expressionistisch genoemd. Bob Bi/ijs ZLJ, die het boekje „Ik sprak met vier voeters, vogels en vissen" hebben gelezen, zullen blij zijn met het tweede boekje over dieren, dit keer alleen over honden, dat de Oostenrijkse hoogleraar in do psy chologie Konrad Lorenz schreef en dat in de vertaling van Hans Warren onlangs bij de uitgeverij Ploegsma in Amsterdam on der de titel „Mens en Hond" verscheen. Uit dit boekje leert men professor Lorenz misschien nog wel sterker kennen als een dierenliefhebber en psycholoog van de hoogste orde. Hij demonstreert pure aan dacht voor het leven der honden. Een groot deel van zijn leven heeft hij deze viervoe ters in huis gehad en de omgang met hen is voor hem een levensbehoefte geworden naast zijn studie van de mensen. „Wanneer het hoofdwerk me „tot hier zit" schrijft hij op bladzij 110 „besluit ik naar de honden te gaan. Bijna niemand, die ik ken, is geestelijk lui genoeg om mij in die stem ming gezelschap te houden". De voorvallen waarover hij schrijft zijn heel gewoon. Wij zien ze zelf dagelijks, maar de meesten van ons zijn niet in staat ze zo nuchter en met zo veel geest als pro fessor Lorenz na te vertellen. Hij gaat met zijn honden wandelen en kijkt hoe zij de mollen najagen, hij gaat met ze zwemmen en observeert aandachtig hun gedrag, hij probeert te ontdekken om welke eigen schappen de mens betekenis voor zijn huis dier heeft, waardoor de trouw van een hond wordt gesteund, in hoeverre hij be grijpt en instinctmatig handelt, hoe zijn houding is tegenover kinderen, alles door kleine gebeurtenissen met elkaar te com bineren. Het plezierigste van dit boekje is wel, dat de schrijver toch niet probeerde wetenschappelijke conclusies te trekken. Hij stelt alleen vast wat hij ziet en verbindt daaraan af en toe een volstrekt „vrijblij vende" verklaring, intussen toch een weten schappelijke bijdrage leverend aan de alge mene studie van het gedrag der dieren. Zijn liefde voor de honden blijkt grenze loos, maar nergens is hij sentimenteel. Hij rekent zelfs af met allerlei romantische en overdreven, onechte opvattingen over de verhouding tussen de mens en zijn huis dier. De door Annie Eisenmenger en de auteur zelf gemaakte illustraties zijn niet steeds even levendig, maar dat mag geen hondenliefhebber er van weerhouden dit boekje aan te schaffen. Het is, zonder voor behoud, een bezit. ALS DAT BESTAAT Op de jaarvergadering van de Ameri kaanse vereniging ter bevordering van het wetenschappelijk onderzoek heeft dr. Carl Sagan, verbonden aan de universiteit van Chicago, volgens een bericht van United Press, enige belangwekkende verklaringen over het mogelijke bestaan van leven op de planeet Mars afgelegd. Zijn opmerkin gen waren de resultaten van de uitgebreide onderzoekingen, die in de herfst van 1956 werden gedaan, toen de planeet de aarde zeer dicht naderde. Het enige werkelijk zichtbare ding op Mars, waaruit men de conclusie trok dat er plantaardig leven zou kunnen zijn, blijkt nu een optisch be drog te zijn geweest, aldus Sagan. De kleuren, die men tot dusverre op Mars heeft menen waar te nemen, speciaal in de Martiaanse lente, weet men aan een primitieve vorm van leven, hoofdzakelijk plantaardig. Maar toen de planeet in de herfst van 1956 zeer dicht bij de aarde stond, bleek dat er bijna geen kleuren werden waargenomen. De donkere gebie den op Mars bleken bijna helemaal grijs te zijn, er waren enige sporen van wat men grijs-blauw zou kunnen noemen, maar men vond hoofdzakelijke grijze tin ten, aldus dr. Sagan. Het is natuurlijk mogelijk dat door de bijzonder grote droogte, die dit jaar op de planeet geheerst moet hebben, er weinig kans voor de planten bestond om zich zozeer te ont wikkelen, dat dit voor ons van de aarde af zichtbaar zou worden, en de geweldige stofstormen en het opnieuw bevriezen van de ijskap aan de zuidpool, nadat deze had moeten smelten, wezen erop dat er ook in de donkere equatoriale gebieden van de planeet een ongewone afwezigheid van water was dit jaar. Sagan wees erop, dat doorgaans be trouwbare waarnemers vroeger een veel groter aantal kleuren op de planeet had den aangetroffen dan de laatste keer. Niettemin leek het hem niet onmogelijk, dat er leven is op de planeet. Welke or ganismen of planten dit ook zouden zijn, aldus Sagan, het is duidelijk, dat deze niet veel met de aardse vormen gemeen zouden hebben. Als we ooit op Mars arriveren moeten we ervan tevoren ons reeds op instellen, aldus Sagan, dat het leven wat het dan ook is er geheel anders dan bij ons zal uitzien. „Collioure" door Willem Paerels, geschil derd in 1936, thans in een particuliere collectie te Brussel. MORZINE. Vorige week heb ik u van dit Franse Alpendorp uit verteld over oudejaarsavond. Toen was het hier eivol en iedere dag opnieuw luidruchtig feeste lijk. Maar van de volgende dag af is het steeds leger geworden en nu is het dorp bijna uilgestorven. Volgens de kenners gaat dat altijd zo. Eerst is er een kort seizoen- tje van half december tot vlak na nieuw jaar, daarna gebeurt er niets lot half febru ari. De hotels zijn leeg, de prijzen zijn twin tig tot dertig percent gedaald en de sneeuw velden, waar een nieuwe laag op is geval len, liggen nog" bijna onbeschadigd door skisporen te wachten op de volgende lich ting. Er zijn eigenlijk alleen nog wat bui tenlanders over, die deze gang van zaken niet hadden voorzien en het verschijnsel gelaten aanvaarden. Vanochtend liep er in de dorpsstraat een Hollandse familie, die tot de grote categorie van landgenoten be hoorde die nog nooit hebben stilgestaan bij het idee, dat er nog andere Nederlanders over de grens vertoeven. Op het ijsbaantje dat niet groter is dan een dameszakdoek, klinkt nog de hele dag de muziek die internationaal voor ijsba nen geschikt wordt geacht. Op het ogenblik rijdt er alleen één stu dent uit Lyon rond. Hij is een bekende fi guur in het dorp. Hij leest. Hij leest als hij wandelt, hij leest nu hij schaatst, hij las temidden van het heidense kabaal in de dorpsnachtkroeg op oudejaarsavond en misschien leest hij ook wel als hij naar beneden komt skieën. Dat heb ik echter niet gezien. Wel zegt mijn vrouw, dat hij iedere dag in d e téléférique naar boven staat te lezen. Hij is een figuur, die hel goed zou doen in een film van Jacques Tati: de gehele wereld mag om hem heen in kleine stuitjes vallen, maar lezen zal hij. Hij heeft overigens een katholieke smaak. We hebben hem al met een boekje vo) Donald-Duck-achtige strips, maar ook mot een duidelijk mathematisch studiewerk en één keer met de Figaro Litteraire gezien. Terwijl al zijn vrouwelijke medestudenten hem één minuut over twaalf op oudejaars avond een gelukkig nieuwjaar kusten, las hij door in „Le père Goriot" van Balzac het deed hem niets. De stilte van het dorp wordt overigens nog geaccentueerd door de bijna volstrekte afwezigheid van verkeer in dit land. Het is hier iedere dag op straat bijna hetzelfde als het sinds een maand in Nederland op zondagen toe gaat. Een privé auto wordt in de Franse provincie nagewezen als iets bijzonders. Het benzinerantsoen van vijf tien of twintig liter per maand staat niet veel automobilislisch plezier toe. Tenzij men natuurlijk de zwarte benzine koopt, die alom verkrijgbaar is voor prijzen tussen de anderhalf en twee gulden per liter. In ons hotel zaten drie Parijse echtparen, die in twee grote auto's uit de hoofdstad naar Morzine waren gekomen. Wij vroegen de waard hoe dit mogelijk was. De oplossing v/as simpel: „Het zijn diie bevriende garage-eigenaren, meneer". Maar verder komt men hier per bus, van Evian en Tho- non af. Zes keer per dag glibberen tjokvolle bussen de 32 kilometer bevroren haarspeld bochten af naar beneden, naar het Meer van Genève een afschuwelijke tocht, die de deelnemers ogenblikkelijk rijp maakt voor een nieuwe vakantie om de ge schokte zenuwen een kans op herstel te geven. Vooral ook. omdat ze halverwege de tocht een goed uitzicht hebben gehad op de overblijfselen van een grote truck, die vorige week van de weg af in een vrij diep ravijn is gevallen, gelukkig zonder ernstige gevolgen voor de bestuurder. A.S.H. De resten van Coeaoehtemoc, de laatste keizer der Azteken, rusten nu in een glazen urn in het stadje Ixcateopan (Guerrero), waar zij tien jaar geleden werden gevonden. Professor Eulalia Guzman vond de beenderen op 26 september 1946 onder het hoofd altaar van de kerk Santa Maria de la Asuncion in Ixcateopan. Sommige Mexicaanse historici hebben echter haar bewering, dat dit de enige echte en ware beenderen van Coeaoehtemoc zijn, be twist en houden vol, dat zij niet toebehoorden aan de laatste keizer der Azteken, die door de Spaanse veroveraar Hernan Cortes ge marteld werd en gedood, toen hij weigerde om de schuilplaats aan te geven van een schat, die alleen aan Coeaoehtemoc bekend was en ciie zich nog ergens in Mexico moet bevinden, zonder dat iemand weet waar. Er is veel en dikwijls naar gezocht, maar zij is nooit gevonden. Maar de vondst van mejuffrouw Guzman is door het Mexicaanse volk aanvaard als authentiek en tijdens een bijzondere plechtigheid zijn verleden week de beenderen van een glazen kist u:t. waarin zij sedert 1946 bewaard waren gebleven, overgebracht naar een prachtige urn, die speciaal voor dit doel was vervaardigd. Koperen en stenen relikwieën, zowel als de beenderen van drie Azteken-krijgslieden, die samen met. die van Coeaoehtemoc's over blijfselen waren gevonden, zijn ook in de nieuwe urn geplaatst, aldu* cr-n be-' 1 'inited Press. Uil ..Love from France" DE bekende Amerikaanse filmacteur Danny Kaye heeft, zoals wij destijds hebben bericht, voor het fonds voor Kinderwelzijn van de UNO, de UNICEF, een reis van zestigduizend kilometer door het Nabije-Oosten, Turkije, Griekenland, Marokko en Nigeria gemaakt. Tij dens die reis was hij vergezeld van twee ploegen cineas ten, die drieëntwintig films vervaardigden. Het Colum bia Broadcasting System in de Verenigde Staten diende hieruit een televisiefilmpje van tachtig minuten samen te stellen. In Israel dirigeerde Danny Kaye het Nationaal Orkest, in Turkije danste hij met de meisjes en jongens van het nationale kinderballet, in Nigeria een pas-de- deux met zwarte danseresjes, overal had hij een over weldigend succes. Men schat, dat de film, die onlangs voor de Vlaamse televisie werd gedraaid, door meer dan honderd miljoen kinderen in ongeveer dertig landen zal worden gezien. Op het ogenblik is de UNICEF-pro paganda voornamelijk geconcentreerd op de organisatie van een goede melkdistributie in de minder ontwikkelde landen. In UNICEF-kringen is men zeer enthousiast over de vele steun, die de jeugd der Benelux-landen via UNICEF aan de noodlijdende kinderen in zovele landen van de wereld ver trekt. 1 AUSTRALIË heeft geen gebrek aan grond. Men is er kwistig mee. In het veen kijkt men niet op een turfje. Toen omstreeks de eeuwwende een plaatsje geko zen moest worden voor de stich ting van een nationale hoofdstad en men het na tien jaar geharre war daarover eens was gewor den, verdreef de regering der tigduizend schapen van tien grote farms om plaats te doen maken voor een toekomstige be volking van zestigduizend men sen op een oppervlak van een paar honderdduizend hectaren, groter dan de provincie Ut echt dus. Een Amerikaanse architect maakte een bouwplan, dat de goedkeuring van de vroede landsheren kon verwerven en in 1913 werd met de bouw van de stad een begin gemaakt. Dat is ruim drieënveertig jaar geleden. Toen ik er op mijn rondreis de zer dagen een bezoek bracht, was men er nóg mee bezig. Er heerst grote bouwactiviteit. Maar het zal ettelijke jaren du ren voor deze hoofdstad werke lijk klaar is. TWEEHONDERDDUIZEND hec taren is een groot stuk grond, maar veel er van is ruig en woest en waar Canberra verrijst heb ben de bouwers hun best gedaan om er eerder een wandelpark dan een stad van te maken. De lanen, die er in de loop der ja ren werden aangelegd, zijn tref fend van schoonheid en veelkleu righeid. Zelfs in een arboretum zal het moeilijk vallen zo'n varia tie aan bomen en plantensoorten te zien als in deze gaarden, waar mensenhanden zeven en een half miljoen bomen en struiken heb ben geplant. De woningen van ambassadeurs en gezanten van vreemde mogendheden wedijve ren met elkaar in schoonheid van architectonische stijl en tuinbo- plantingen. Met tijd en efficiency is geen rekening gehouden. Brede, geasfalteerde wegen slin geren zich langs de huizen en de officiële gebouwen, die ver van elkaar gescheiden zijn gehouden, zodat men overal de berglucht diep kan inademen. Er zijn trot toirs waarop twee auto's elkaar gemakkelijk zouden kunnen pas seren, maar waar men een hele dag kan wandelen zonder iemand tegen te komen. Dertig jaar geleden woonden er op de weiden, waarop thans een stad groeit, drieduizend men sen, her en der verspreid. Er graasden dertigduizend schapen. Thans wonen en dertigduizend mensen, wier aantal over tien jaar verdubbeld zal zijn. De scha pen verdwenen ongenoeg. Tien jaar ge'e.len woonden er vier Nederlanders, thans vierhonderd! Het is er warm in de zomer en koud in de winter. Canberra ligt omringd door een gordel van hou veis. In de verte kan men de Kosciusko zien, die meer dan ze venduizend voet hoog is en waar van de top tenminste zes maan den van het jaar met sneeuw is bedekt. Omsloten door de heuvels en ver verwijderd van de grote ste den, ligt Canberra, neergeworpen in een vallei als een stuk speel goed, waarmee men niet goed raad weet. Het naastgelegen stadje, Yass, met vierduizend in woners, ligt er vijfenzestig kilo meter vandaan. Goulburn. de enige naburige stad van enige betekenis, twintigduizend inwo ners, ligt op honderd kilometer afstand. De weg naar Sydney is tweehonderd vijftig kilometer lang, die naar Melbourne vijf honderd en die naar de andere hoofdsteden (Adelaide en Bris bane) elk zestienhonderd kilo meter, om van Perth, dat vier duizend kilometer verder ligt, niet te spreken. IK VLOOG van Sydney naar Canberra in een goed uur tijdv in een twee-motorlge machine van Trans Australian Airlines, die met nog een andere maat schappij een dagelijkse dienst met de hoofdstad onderhoudt. Er gaan elke dag zeven vliegtuigen. De machine van T.A.A. droeg de naam van Charles Throsby, een der meer dan vijftig ontdekkings reizigers, die Australië in nauwe lijks honderd jaar hebben be zocht en het land openlegden voor de „squatters". Throsby was de eerste blanke, die in 1821 door Kembury (Canberra) trok en er rivieren en land ontdekte, waar zich later de grote schapenboeren vestigden. Kort vóór we Canberra nader den, vlogen we over het George- meer. Er zat water in en dat kan lang niet van alle meren in Australië worden gezegd. Trou wens het George-mecr is ook meestal droog. Er zijn geen rivie ren, die er ontspringen, noch stromen die er in uitmonden. liet ligt verlaten in de woestenij, waar de bergketen plotseling een diepe deuk vertoont. Voor Thros by door deze streek trok, vormde Kembury de verzamelplaats van Abo's (inboorlingen) voor hun „corroborees" vergaderfeesten Er moeten toen al heel wat woor den onder Abo's gewisseld zijn. Sinds het Australische federale parlement er gevestigd werd, is daarin weinig verandering geko men. HET PARLEMENTSGEBOUW werd geopend in 1927 door de hertog van York, die later koning George VI werd. Het ligt er als een sprookjespaleis, waar de af gevaardigden van het Australi sche volk hun zetels hebben en hun stemmen laten horen, die via de radio in de huiskamers van hun kiezers weerklinken. Ik Het parlementsgebouw van Australië in de federale hoofdstad Canberra ligt. als een sprook- jespalcis in een tuin van zeven-en-een-half miljoen bomen en struiken, omringd door bergen. luister er graag naar als een soort vermakelijkheid, want vele afgevaardigden gedragen zich niet altijd even parlementair in hun woordkeus. Maar welke schilderachtige en krasse termen zij ook gebruiken, het witte ge bouw, waarin zij van hun demo cratische vrijheden genieten, ligt er schuldeloos te blakeren onder de felle zon. De meeste gebouwen in Canberra zijn trouwens wit. Met de achtergrond van groene beplantingen en de wijdheid van de grasvelden, die in Australië zeldzaam zijn, omdat zij onder de hete zon en de droge winden ver schroeien, geven zij de indruk dat de bevolking hier leeft in een paradijs, afgesloten van de rest der wereld. CANBERRA worstelt door zijn snelle bevolkingsgroei met wo ningproblemen. Hoezeer de ont werpers er ook een villadorp en tuinstad van wilden maken, aan de gewone ambtenaren moest een redelijke en niet te dure behui zing worden gegeven. Ongehuw de ambtenaren vinden nu nog een verblijf in tijdelijke barak achtige gebouwen, waar ook af delingen van sommige departe menten zijn ondergebracht. Maar ik zag ook nieuwe flatgebouwen, waarvan de muren met cement waren opgelegd en geschilderd in een kleurige variatie van kubisti sche vakken, waarin rood, blauw en geel overheersen. Canberra is zó uitgestrekt, dat het stadsleven erin verloren gaat. Van onze correspondent in Londen) Ondanks de benzineschaarste raast het verkeer in Londen nog altijd voort, zoals uit deze op Picca dilly Circus genomen foto blijkt, hoewel de meeste voertuigen bussen en taxi's zijn, die een extra-toewijzing benzine ontvangen. Zelfs verkeersopstoppingen behoren in Londen nog niet tot het verleden. De Engelsen zijn daar vu zelfs een beetje trots op, want zij geren hun het gevoel, dat de toestand ondanks alles, vrij normaal is. In deze donkere dagen is dit bekende verkeerspunt met zijn verspringende kleurige lichtreclames, welke de gehele oppervlakte der gevels bedekken, een lust voor het oog. Men ziet er altijd talrijke amateurfotografen druk in de weer om het fantastische elektrische lijnenspel op de plaat vast te leggen. In de kerstvakantie, welke op vele scholen tot het einde van januari duurt, is het plein altijd bevolkt door honderden kinderen, die er van heinde en ver met hun ouders naar toe trekken om te genieten van een schouwspel, dat niet onder doet voor ech t mui •■werk! Er zijn drie winkelcentra, waar omheen de stad zich nog moet vormen. Er zijn grote hiaten, waarin Delft of Leiden zou kun nen worden opgenomen. De bou wers hebben de centra voor at tractie van toeristen zo belang rijk geacht, dat zij de eigenlijke stad bijna vergaten. Ei' staan en kele monumentale gebouwen, zo als het oorlogsmuseum: een ge weldige massieve steenklomp, die de omgeving domineert. Er is een oorlogsgedenkteken, dat zich op een heuvel hoog boven de stad verheft en er zijn twee radio zendstations, die met de kantoren van het dagblad „Canberra Times" deze stad in de wildernis een eigen karakter leven geven. Canberra heet het troetelkind der Australiërs te zijn. In feite is het een troetelkind der ambtena ren. Na een prijsvraag voor het ontwerp van een nationale hoofd stad, waaraan architecten uil de gehele wereld deelnemen, werd de aanleg volgens het bekroonde plan van de Amerikaan Walter Gril'fin opgezet. De overheid streeft er niet alleen naar om het een regeringscentrum, maar ook het middelpunt van weten schappelijk onderzoek te maken. Er zijn vele woorden gewisseld over de stichting van wat nu heet de Nationale Universiteit, waar wetenschappelijk onderzoek wordt verricht op het gebied van cie medicijnen, sociale wetenschap pen en Aziatische zaken. Er er zijn vele radicale woorden ge sproken en geschreven door som mige professoren, die in deze universiteit menen een prachtige publieke tribune te vinden. Ook geleerden uit het buitenland heb ben er een positie verworven. On der hen bevindt zich de Neder lander G. Mulder, wetenschappe lijk assistent voor Chinees, bene vens bij de technische staf van de faculteit voor natuurkunde, ci'J meester-glasblazer Willem Tijs. In Canberra zetelt ook de Ne derlandse Emigratiedienst voor Australië, geleid door dr. C. H. J. van Beukering, eertijds assis tent van de voedselcommissaris van Zuid-Holland in Den Haag, later adjunct-landbouw-attaché in Bonn en sinds acht maanden emigratie-attaché voor dit we relddeel. „Ik ben bezig met een onderzoek naar het wel en wee van de Nederlandse immigranten in Australië", zo verklaarde hij mij in een kort onderhoud, dat ik met hem had op het vliegveld. „We zijn er pas mee begonnen. Het zal nog wel enige jaren duren voor we ermee gereed zijn!" En hij wees naar de wijde horizon, waarachter zich Australië uit strekt, afstanden als van Parijs naar Moskou en van Helsinki naar Constantinopel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 15