De sterren van de zee Portretten van Paul Citroen DE KONING VAN CORSICA Goed wonen Nieuwe uitgave van Lenin's werken WEGWIJZERS AAN HET FIRMAMENT Vele raadsels ie het karakter van eee drieste avonturier Tweehonderd jaar geleden stierf haveloos in een Londense achterbuurt THEODOORBARON VON NEUHOFF GOUD BIJ MESSINA Grote verwachtingen zestigste verjaardag steun, waarop de Bey van Tunis hem een schip, wapens, munitie, levensmiddelen en geld bezorgde. Daarna landde hij in 1736 in Aleria op Corsica, waar hij tot koning werd gekroond. Nadat hij echter enige zee gevechten tegen de Genuezen verloren had, verliet hij aan het einde van het zelfde jaar Corsica om in Amsterdam steun te zoeken. Eerst werd hij hier we- één zo'n lijvige foliant. In von Neuhoffs eeuw is er trouwens wel meer over hem geschreven. In 1738 is in Den Haag al de „Histoire des révolutions de l'isle de Corse" verschenen. Een zekere Jaussin, apotheker van het Franse leger in zijn Corsicaanse tijd, publiceerde militaire en politieke herinneringen. En in 1743 zag „The history of Theodore I, king of Cor- gens vroegere schulden in hechtenis geno men, maar enkele handelshuizen bezorg den hem spoedig de gevraagde benodigd heden. Hij keerde in 1738 naar Corsica terug. Doch de Fransen hadden intussen zij waren daar reeds vroeger geland de macht in handen, zodat de koning opnieuw de wijk moest nemen, naar Napels dit keer. Nadat de Fransen in 1741 Corsica sicat" het lich. Uit de latere tijd van deze eeuw dateren nog enige geschriften, waar onder „An account of Corsica" van de ver maarde Boswell vermelding verdient. ZIJN LEVEN doet boeiend en uiterst wonderlijk aan. Nemen wij echter van de feiten kennis, hoewel er over bepaalde gedeelten van deze levensloop nog altijd gegevens ontbreken, dan is het niet zo vreemd meer als het lijkt en treedt zijn karakter duidelijker naar voren. Of wij het in deze tijd eens kunnen zijn met de karakterontleding van 1907 lijdt enige twijfel. Le Gray heeft hem namelijk be schreven als iemand met grote verbeel dingskracht en zeer ambitieus. Hij hield van insinueren. Zijn intelligentie was le vendig, maar minder groot dan men heeft gemeend. Dapperheid ontbrak hem. Zijn plannen waren gebaseerd op bedrog en vielen in duigen. Hij had niet de nodige energie om ze te laten slagen. Tot koning van Corsica liet hij zich uitroepen door ontevredenen. Hij deed beloften, maar wist deze niet na te komen toen hij de kroon droeg. Hij benaderde een commer ciële zaak- door middel van zijn koning- Portret van Théodore de Neuhoff naar een gravure in de Nationale Bibliotheek te Parijs. verlaten hadden, deed hij nogmaals een poging, nu met twee Engelse schepen. Hoe wel zijn aanhangers hem in 1744 opnieuw als koning erkenden, kon hij zijn gezag niet tegen de Genuezen en andere vijan den handhaven. Nadat hij zich op ver scheidene plaatsen opgehouden had, ging hij in 1749 naar Engeland, waar zijn leve ranciers hem gijzelden, totdat in 1756 zijn schulden uit een door minister Walpole geopende inschrijving betaald waren. Zo als reeds gezegd werd stierf hij in grote armoede te Londen. Indien wij het omvangrijke, aan zijn leven gewijde werk opslaan van André le Glay, waarvoor deze de gegevens verza melde in de archieven van Genua en Tu rijn, alsmede uit in Parijs aanwezige cor respondentie uit Corsica, Florence, Napels, Rome, Holland, Engeland en Keulen, be nevens voor de tijd in Corsica uit de ge- In het British Museum te Londen bevindt tuigenissen geschreven door diens groot- zich een Hollands pamflet, getiteld „De kanselier Sebastien Costa, dan beseft men Dwaalende Moff of vervolg van Theodorus dat er eigenlijk wel stof is voor meer dan op Stelten". schap. Overdreven voorzichtig vluchtte hij, wanneer hij handelen moest. Hij gooide zijn vermomming af en verborg zich. Altijd nam hij de pen ter hand in plaats van de degen. Het samenzweren zat hem in het bloed. Hij wist door te dringen tot hoge personages en dezen bedienden zich gaarne van hem door ondernemingen die het dag licht niet konden verdragen en die meest al mislukten. Hij was een man voor de geheime dienst, niet voor de krijgsdienst. Als hij moest strijden, onderhandelde hij. Het is niet helemaal aannemelijk. In deze tijd zou het onmogelijk zijn aan het een of andere hof te komen als men eerst zijn medeminnaar en daarop een bediende had gedood. Hij was driftig, hetgeen men tegenwoordig met een „ziekelijke" drift zou betitelen. Blijkbaar begon hij dus met de degen en juist niet met de pen. Hij vocht onmiddellijk, zij het niet in de mas sale strijd, hetgeen toch wel op enige dap perheid, noem het driestheid, wijst. En hij beschikte, volgens onze begrippen, over een geweldige tegenwoordigheid van geest vooral wanneer het op vluchten aan kwam. Als men het verhaal leest ziet men als het ware een van de achterdeuren van het kasteel Ruurlo nog open staan. Als knaap nog werd hij ontvangen door de prinses van Orleans, die een zwak voor hem opvatte. Aan het spel was hij ver slaafd, dus ook aan het avontuur. Omdat het hem altijd aan geld ontbrak, want bij zonder rijk moet hij niet zijn geweest, bood hij zich aan voor de geheime dienst. Mede door zijn afkomst kreeg hij hoe langer hoe meer relaties in hoge kringen, hier en in het buitenland. Overal dook hij weer op. In zijn Spaanse tijd kwam hij in aan raking met Jan Willem baron van Rip- perda, die in Groningen was geboren, in Keulen opgevoed en kolonel werd in het Nederlandse leger. Na het sluiten van een handelsverdrag met Spanje vestigde hij zich daar op verzoek van de regering. Ook hij had een avontuurlijk leven. Aan dit hof leerde von Neuhoff Lady Sarsfield kennen, een allesbehalve beeldschone En gelse, met wie hij huwde om zijn finan ciële positie te verbeteren. Theodoor zou zichzelf niet geweest zijn, als hij haar niet verlaten had. In Parijs aangekomen werd hij in de onderneming van Law be trokken. John Law was destijds een be kende en aanvankelijk ernstige financier, een Schot, een voorstander van het eerste papieren geld. Enige tijd vestigde hij zich in Amsterdam, waar hij werkte. Van „spelen" hield hij ook. Op zijn reizen door Frankrijk, Duitsland en Italië won hij twee miljoen livres. Toen hij eindelijk in 1716 gelegenheid kreeg zijn plannen uit le voeren, mislukten deze. Dat von Neuhoff hem ontmoette en zij zich met elkaar in lieten, was geen wonder. Von Neuhoff ging te ver, omdat hij van speculaties niet het minste verstand had. Uit al deze manipulaties blijkt, dat von Neuhoff handig was, doch inderdaad niet zo intelligent als het wel leek. Hij viel ten offer aan zijn avontuurlijkheid en zijn speelzucht, zoals een ander aan de drank zucht. Ook werd hij het slachtoffer van de gebeurtenissen aan het begin van zijn le ven, die hij niet ongedaan kon maken. Daardoor is de romantiek ervan tragi scher en minder vreemd. Zijn fantasie echter en zijn doorzettingsvermogen onder vreemdsoortige omstandigheden moeten wij bewonderen. Herinneringen aan ge slachten van vele integere Gelderse ede len, bekend uit de geschiedenis, het meest uit de dagen van stryd tussen de Van Heeckerens en de Bronckhorsten, verble ken dan ook bij zoveel romantiek van een gast op het kasteel Ruurlo uit het West- faalse nabuurland, die er een tweehon derdvijftig jaar geleden slechts acht maan den verbleef. Helma Wolf-Catz MOSKOU (U.P.) Binnenkort zal een vijfde editie worden gepubliceerd van de werken van Lenin. De uitgave omvat vijf entwintig delen. Dit is door het Leninis- tisch-Marxistisch Instituut in Moskou be kendgemaakt. De huidige vierde editie van Lenins werken heeft veel commentaar en kritiek moeten verduren, in verband met het feit, dat in deze tijdens Stalins rege ringsperiode gepubliceerde editie, veel ma teriaal ontbrak dat Stalin onwelgevallig was. De hele oplage van de vijfde editie zal tweehonderdduizend exemplaren omvatten. 4 :ii!nHitimuiHnmnmiiiniiiitiiimiimmimmmwiHtiiiHmnmimnnimiHiimnmniiiiiiiii3mimtiunmniumniunmuniininiuinuiuiininininniumnnHnnnmnmiwiinnnmmnnnmnuniimiiwnwMininimnmnwmnwmiwmiimiwmiwiiimimwiiimiiiiwiwii! TWEEHONDERD JAAR GELEDEN stierf in een Londense ach terbuurt, opgenomen bij een arme kleermaker waar hij in nood aan de deur had geklopt in lompen gehuld, een man, die de koningskroon had gedragen van een land, dat destijds even ver weg was als de binnen landen van Afrika voor ons in deze tijd. Een man, die zeer vele malen op verschillende manieren in Nederland was en met Nederlanders in aanraking is geweest. Hij werd hier gegijzeld, maar hij bracht in ons land ook een tijd door op een der grote kastelen te Ruurlo IN de Achterhoek ligt Ruurlo in een omgeving, die reeds ontelbaren tot een zomerverblijf heeft genodigd. Het slot Ruurlo, dat al in 1308 genoemd wordt, is een van Gelderlands belangrijke kastelen. Het werd herhaaldelijk verbouwd of voor een gedeelte vernieuwd. Prof. Ter Kuile vergelijkt het „Huis te Ruurlo" met de Kannenburg bij Vaassen en vermeldt, dat de feodale traditie hoektorens vereiste. Twee kwamen er echter slechts tot stand, een zware vierkante rechts van de ingang en een slanke op de linkerachterhoek. Uit de omstandigheden dat het slot door de eeuwen heen met enige korte onder breking door vele geslachten van Heecke- ren (Van Keil) werd bewoond, dat de be wuste hoektoren een architectonisch pronkstuk genoemd mag worden, dat prachtig porselein in het kasteel aanwezig is, evenals zeldzaam behang en het geheel in uitstekende staat verkeert, kan reeds blijken dat de bezoeker hier vele verras singen te wachten staan. Vele oude bomen accentueren het uiterlijk schoon. De Ach terhoek betekent voor ons: bos en vogels. Het is het gedeelte van het land waar nog boerenbruiloften zijn, schuttersfeesten en klootschieterwedstrijden, het dansen van de Driekusman en pannekoekmaaltijden. De herinneringen aan reuzen die heuvels en dorpen strooiden, aan rovers en moor denaars, heksen, ridders en jonkvrouwen vindt men terug in de nog steeds bekende Gelderse sagen. Dit alles ook rond het ka steel waar vijf eeuwen van Heeckerens (Van Keil) de scepter zwaaien en belang rijke diensten bewezen aan Gelderland en aan de staat. Het is een romantisch kasteel met zijn unieke oude brug over de slot gracht en zijn park en zijn watermolen. De vensters onder de trapgevel van de stille rechterzij vleugel weerspiegelen in het wa ter tussen de blaren van de waterlelies. LEZEN WIJ de geschiedenis van het kasteel, dan vinden wij met zeer veel na druk beschreven, dat in de eerste helft van de achttiende eeuw een van de groot ste avonturiers, de merkwaardige figuur Theodoor baron von Neuhoff, in het Huis Ruurlo een maand of acht heeft doorge bracht. Robidé van der Aa heeft zijn ver blijf in Het Velde in de buurt van kasteel Ruurlo gesitueerd, dr. J. S. van Veen heeft ook Onstein daarbij genoemd. De Van Laers op Het Velde waren aan hem vermaag schapt, schrijft Robidé v. d. Aa, en dezen weer aan het geslacht Van Heeckeren ver want. Indien de herinneringen aan die dol drieste jonge man anders geweest waren dan het neerslaan van een der dienaren of indien hij later niet op allerlei wijzen ons land bezocht had, hadden wij van de latere koning van Corsica niet zoveel ver nomen. Te minder omdat behalve Voltaire slechts enkele Franse schrijvers (in 1907 en 1928) zijn geschiedenis hebben vermeld. Een overzicht van zijn leven doet ons ver wonderd staan over zoveel avonturen. Deze begonnen reeds, toen hij als jongen bij zijn leermeester, bij wie hij inwoonde, een op bezoek zijnde burggraaf neerstak en van het leven beroofde, waarna hij de vlucht nam. De oorzaak moet gezocht worden bij de dochter des huizes, Mari anne, openlijk het hof gemaakt door ge noemde vicomte, die in stilte door de huis genoot von Neuhoff aanbeden werd. Theodoor werd in 1681 te Metz geboren. Hij was de zoon van een Westfaals edel man in Franse dienst, werd page van de hertogin van Orleans, trad eerst in Franse, daarna in Zweedse krijgsdienst, zag zich door graaf Görz met verschillende zendin gen belast en vluchtte na diens val in 1718 naar Spanje, waar hij de genegenheid van Ripperda verwierf en met Lady Sarsfield in het huwelijk trad. Bij de zwendelarij van Law verloor hij zijn gehele vermogen. Daarna zwierf hij jarenlang als avontu rier door Europa, totdat hij in 1732 resi dent van keizer Karei VI te Florence werd. Hier leerde hij verscheidene Corsi- canen kennen, die hij in de strijd tegen Genua belangrijke diensten bewees. Zij wilden, dat hij als hun koning het eiland bevrijden zou. Neuhoff begaf zich daarom naar Constantinopel, kreeg daar de nodige MESSINA (U.P.) Een aantal bodem- kundigen heeft waarschijnlijk goud gevon den in de bodem van de rotsige heuvels bij het dorpje St. Agata Militello, vlak bij Messina. Amerikaanse geologen zijn uitge nodigd om de vondst nader te onderzoeken. Het gaat hier om aders van een metaal dait alle eigenschappen van goud heeft. ER WAS geen maan en er zat wat vorst In de lucht. Boven onze hoofden we wa ren net de Waterweg uit en de zeedeining werd voelbaar stond een koepel met sterren die je de indruk gaf dat je ze wel tot de twintigste grootte met het blote oog kon zien. Voor een landrot, ook al behoort het schrijven van „Zie Boven" tot zijn ge regelde bezigheden, is zoiets een totaal on gekend schouwspel, want nergens is de he mel zo transparant als boven zee. Maar die avond, of liever gezegd die nacht, want om halftwee boeide het allemaal nog even sterk als vóór middernacht die nacht dan gaf zelfs de kapitein toe dat het iets buitengewoons was. Zo'n sterrenhemel zag je in de regel alleen maar in de tropen, zei hij. Het gekke is, dat ik neiging kreeg al die lichtpuntjes eens te gaan tellen. Want ik wist, dat ik thuis een boekje had liggen waarin haarfijn wordt voorgerekend dat het aantal sterren dat men met het blote oog kan zienverrassend klein is. Dit lijkt voor iemand op zee onder zulke omstandig heden volkomen ongeloofwaardig. Als hem wordt gevraagd, een schatting te maken van het aantal sterren dat hij kan zien. zegt hij lichtvaardig: tienduizenden want werkelijk: die indruk maakt de hemel. Tellen was natuurlijk zinloos, want de sterren zijn allemaal al netjes geteld en dat niet alleen, ze zijn ook nog keurig inge deeld in helderheidsklassen. En tenslotte wist ik dat boekje te bezitten, dat ik nader hand thuis natuurlijk ijlings nog eens heb nageslagen. Er staat in dat er maar twaalf sterren zijn van de eerste helderheidsklasse of helderder. En maar zevenentwintig die in de tweede helderheidsklasse vallen, ter wijl de sterren „van de derde grootte" zes enzestig in getal zijn. Als we echter geen bijzonder slechte ogen hebben onderschei den we ook nog gemakkelijk sterren van de vierde helderheidsklasse en dat zijn er driehonderdveertig nog steeds intussen geen „astronomisch aantal". Helderheids klasse vijf bevat duizend vijftien sterren. Mensen met zeer scherpe ogen onderschei den ook nog de sterren van één klasse zwakker (de zesde grootte). Daarvan zijn er drieduizend tweehonderdzestig. In totaal zijn dat zevenenveertighonderd- twintig sterren. Maar we moeten bedenken dat hier altijd de helft afvalt, doordat we nu eenmaal nooit meer dan een halve he melbol zien. Van het genoemde aantal be vindt zich de helft onder de horizon. Zoals gezegd is, geldt dit getal echter voor men sen met zeer goede ogen. De meesten onzer zullen zeer tevreden zijn als zij nog sterren van de vijfde grootte kunnen zien. Maar voor hen vallen er dus van het totale aan tal zichtbare sterren ruim drieduizend af, restant: veertienhonderdzestig sterren. Daarvan de helft onder de horizon en we komen tot de verbijsterende slotsom dat er voor iemand met redelijk goede ogen nog geen zevenhonderdvijftig sterren aan een totaal onbewolkte hemel te zien zijn. Waarom dan lyrische geesten gemakke lijk het woord „myriaden" in de mond ne men als zij spreken over de sterren aan het firmanent? Tja vermoedelijk om dat zelfs zevenhonderdvijftig al zo'n groot getal is, dat we er diep van onder de in druk komen als we werkelijk zoveel een heden bij elkaar zien. Drie rijksdaalders kunnen gemakkelijk in onze portemonnee, maar zevenhonderdvijftig centen vormen op een tafelblad een indrukwekkende me nigte. We rekenen dagelijks met grotere hoeveelheden, maar tussen rekenen en zien is een groot verschil. Voor de zeeman zijn de sterren intussen niet alleen maar indrukwekkend. Hij heeft ze nodig voor een zeer praktisch doel: het bepalen van zijn positie op de oppervlakte van deze aardbol. Natuurlijk heeft hij radio aan boord, natuurlijk draait er een radar-antenne rond op het „schavotje" bo ven de brug, natuurlijk staat er in zijn kaartenkamer of waar dan ook een rich tingzoeker opgesteld voor het peilen van radiobakens. En misschien is zijn schip zelfs uitgerust met decca of loran, twee van die nieuwe plaatsbepalingssystemen die het de navigator steeds gemakkelijker maken bij zijn taak. En toch moet hij altijd kun nen terugvallen op de sterrenkunde, die men hem op de zeevaartschool heeft ge leerd. Midden op de oceaan wijst het ra darscherm tenslotte ook niets aan dan golf toppen, de reikwijdte van de antenne strekt niet verder dan tot de optische ho rizon, magnetische storingen kunnen alle radioverkeer doen uitvallen, het kompas kan fout wijzen alleen de zon wijst nooit fout en Aldebaren, Betelgeuze, Sirius, Dubhe en Merak ook niet. Elke stuurman kent nog altijd de oude Arabische namen van de sterren en hij spreekt zelfs Arabisch als hij familiaar zegt: Even een azimuthje nemen. Azimuth is eigenlijk het Arabische woord voor hori zon. Als de zeeman het gebruikt bedoelt hij: de afstand in graden (langs de hori zon gemeten) tussen het noordpunt en de vertikaal die hij van de zon of van een ander hemellichaam, met behulp van zijn sextant, neerlaat op die horizon. En het is die familiariteit tussen de zee- DE Jacob Marisprijs (weet u nog: van „Vader en Zoon" eens) wordt in het ver volg om de drie jaar uitgereikt. Men wenste ook andere vormen van aanmoediging en één daarvan is het organiseren van expo sities van het werk van een Haagse kun stenaar. Zo is nu dan tot 4 februari in het Gemeentemuseum in Den Haag werk te zien van Paul Citroen, wiens zestigste ver jaardag met deze expositie gevierd wordt. Wisten degenen, die de fotomontage als poging tot zelfstandig levend kunstwerk gekend hebben, dat Citroen de eerste was die zoiets maakte? Dat was in 1919 vertelt ons de kunstcriticus C. Doelman in de in leiding tot de catalogus. Eerlijk gezegd was ik er niet eens van op de hoogte dat Citroen als Nederlander geboren was. Ik had hem altijd als landgenoot aanvaard, al was hij uit Berlijn afkomstig. Citroen woonde een dex-tigtal jaren in Duitsland en Duits was j tijd op en ging in de boekhan- QIJ del, hetgeen hem toch nog de mogelijkheid schonk met de mo derne beeldende kunst in con tact te blijven. Hij probeerde zich opnieuw op dit terrein uit te drukken en vond de foto montage uit. Dat werd gewaardeerd, maar Citroen zelve bevredigde dit werk niet. Hij ging naar Weimar en werd in 1922 leerling aan het Bauhaus, dat bekende vormings centrum voor moderne kunst. Daar leerde hij het principe huldigen, dat het werk uit het materiaal ontstaat. Dat ziet men dan ook duidelijk in tekeningen, later in Ne derland in het Haagse Bos gemaakt, teke ningen die naar mijn smaak zeer fraai zijn, maar meer interesseren door materiaalbe handeling dan door een gevoel, dat achter dit werk diende te staan, mogelijk verbor gen bleef. Uit de aan de catalogus toegevoegde lijst van tentoonstellingen blijkt, dat men al sinds de dertiger jaren Citroens werk heb kunnen volgen. Citroen kwam in 1927 naar Amsterdam. Altijd heb ik bewondering gehad voor zijn vakmanschap en voor de manier waarop hij naar een eigen uitdruk- hij een zo totaal andere opvoeding, dat er, gezien Citroens grote ernst, altijd twee le venssferen in hem met elkaar in strijd waren. Als er één voorbeeld is van een kunstenaar van een overgangstijd, dan is hij het wel. Het naar buiten treden van Citroens menselijkheid is langer geremd geweest door deze strijd dan bij menig an der, die in één dezer sferen kon opgaan of wel zich daaraan minder zorgenmaakte en van den beginne af op meer individuele gevoelens vertrouwde. Citroens menselijk heid is het sterkst naar buiten gekomen wanneer hij zich met mensen confronteer de, tegenover een ander individu stond. Hij zocht bij het portretteren ook naar zich zelf. Meestal waren het kunstenaars die voor hem poseerden. Deze portretten heb ben altijd een veel opvallender gelijkenis dan zijn zelfportretten waartoe hij minder afstand kon nemen. Doelman ziet in de tekeningen, die Ci troen maakte van de paarden van de Nep- tunusfontein te Florence het bereiken van wat Citroen gezocht heeft: „Het hanteren van vormen uit de zichtbare realiteit en het concretiseren van abstracte waarden." De portretten, die mij het meest boeien, de dus de taal gedurende een belangrijk deel van zijn vorming. Vandaar dat Citroen zich ten aanzien van sommige vraagstukken het gemakkelijkst in het Duits uitdrukte. Citroen is namelijk een terecht geacht schrijver. Over beeldende kunst natuurlijk. Maar ook over andere zaken liet hij zijn gedachten wel gaan. Hij drukte zijn onder meer uit in aforismen. Toch schrijft Citroen ook Nederlands: in onze taal ver telt hij van zichzelve nog iets nadat Doel man zijn persoonlijkheid heeft beschreven. Toen Citroen veertien Jaar was bezocht hij in Berlijn een vrije academie. Lichten de voorbeelden voor hem waren knappe Duitse schilders als Liebermann en Men- zel, later was de kennismaking met Van Goghs werk van enige invloed. Tijdens de eerste wereldoorlog kwam hij in aanraking met avantgardisten. Hij was echter van mening dat hij in zijn werk hun kwalitei- J ten niet terugvond, gaf het schilderen een kingwijze zocht. Zo'n leraar als hij was aan de door hem en Charles Roelofsz in 1933 opgerichte Nieuwe Kunstschool en hij thans is aan de Haagse Academie, zou men willen hebben. Maar eerlijk gezegd is hij mij als kunstenaar pas ten volle gaan over tuigen met de portretten uit de laatste jaren. En met die portretten kon hij wel eens gaan blijken één onzer belangrijkste kunstenaars te zijn. Citroen was te intel ligent zich zomaar te geven. Hij heeft het moeilijk gehad bij het bepalen van een plaats in de tijd. Hij komt uit een hoek, die kunsthistorisch bekeken van nul en gener waarde is voor de ontwikke ling der moderne kunst, die juist in haar hele strekking anti-renaissancistisch is. Zijn eerste schildersopleiding was toch typisch academisch-renaissancistich en Ci troen is een uiterst ernstige leerling, die niet gauw los zal laten wat hij gewonnen denkt te hebben. Aan het Bauhaus kreeg portretten waardoor ik meen dat Citroen eens een onzer belangrijkste figuren zal blijken, komen grotendeels na die Floren tijnse tekeningen. En ook enige landschap pen uit Tessin, die veel meer leven dan die uit het Haagse Bos. En daarom geloof ik dat Doelmans constatering juist is. Als we Citroen bij zijn zestigste verjaar dag nog vele lange jaren toewensen, dan is dat om onszelve ook, daar van deze gewe tensvolle, intelligente kunstenaar nog zo veel verwacht kan worden en na Thomas Mann. Lucebert, Lotte Goslar, Van Dal- sum, Corneille, Erika Mann, de beeld houwer Wertheim, Victor van Vriesland, John Radecker, jhr. Sandberg en Chaja Goldstein nog zovele andere persoonlijk heden de moeite van het portretteren door Citroen waard zijn. Bob Buys man en „zijn" sterrenhemel, die hem in de ogen van de buitenstaander tot een bij zonder wezen stempelt: iemand die (nog) vertrouwd is met al die nu vooruit dan nog een keer: al die myriaden lichtpuntjes aan het firmament. Want ze vormen zijn wegwijzers. GERTON VAN WAGENINGEN Met Siberisch krgt getekend portret van de danseres Lotte Goslar. Zo glashelder kan de hemel boven zee zijn, dat men gelooft tienduizenden sterren te kunnen zien. (Bovenste foto). „Even een azimuthje nemen!", zegt de zee man. Hij is vertrouwd met de sterrenhemel. XXIXXIXXXXIXXXXXIXXXlIXIXXXIXXXIXXXIXIXXXXIXXliXIXXIXXliiniil.iiiillllIXliXIllilXiiiillllllXililliXXIIXIIIilXilIXXXIilXlIXXIXXXXIXXXIXXIXXIXXIXXIXXIXXIXIlIXIXXIXXIXXIXIXXXXIXXIXIXIXIXX George Larnpe, in 1955 getekend door Paul Citroen (aan beide zijden is bij deze repro- duktie een smalle strook afgesneden). Van de hand van drie leerkrachten van het huishoudonderwijs de dames F. M. Wagter, M. J. van de Pol, J. Elf- fers verscheen bij de uitgeverij n.v. Nijgh en Van Ditmar in Den Haag een soort warenkennis voor de kunst van het goede wonen: „Wat maken wij van ons huis?" Hoewel er de laatste jaren een verheugende produktie is ontstaan van handboeken en boekjes, waarvan de auteurs zich ten doel stellen het com fortabele, maar ook esthetisch aantrek kelijke wonen te bevorderen, zijn deze uitgaven vaak niet vrij te pleiten van een zekere eenzijdigheid. De nadruk wordt vaak al te zeer gelegd op het ruimtelijke en artistieke effect van de aanbevolen woninginrichting, zonder dat in voldoende mate wordt rekening ge houden met de doeltreffendheid daar van of de financiële consequenties. Het hier besproken leerboekje opent de ogen van de leerlingen der huishoudscholen voor de nieuwe wegen welke worden in geslagen bij de woninginrichting, maar wijst tevens op een reeks voorwaarden waaraan in de praktijk door het aan te schaffen materiaal moet worden vol daan. Dat gebeurt bijzonder overzich telijk, met tal van foto's en tekeningen ter illustratie van de tekst. Kortom: het ziet er helemaal niet als een school boekje uit en dat is een compliment voor de schrijfsters, de uitgeefster en het huishoudonderwijs. J.H.B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 16