De sterren van de zee
Portretten van Paul Citroen
DE KONING VAN CORSICA
Goed wonen
Nieuwe uitgave van
Lenin's werken
WEGWIJZERS AAN HET FIRMAMENT
Vele raadsels ie het karakter
van eee drieste avonturier
Tweehonderd jaar geleden stierf haveloos
in een Londense achterbuurt
THEODOORBARON VON NEUHOFF
GOUD BIJ MESSINA
Grote verwachtingen
zestigste verjaardag
steun, waarop de Bey van Tunis hem een
schip, wapens, munitie, levensmiddelen en
geld bezorgde. Daarna landde hij in 1736
in Aleria op Corsica, waar hij tot koning
werd gekroond. Nadat hij echter enige zee
gevechten tegen de Genuezen verloren
had, verliet hij aan het einde van het
zelfde jaar Corsica om in Amsterdam
steun te zoeken. Eerst werd hij hier we-
één zo'n lijvige foliant. In von Neuhoffs
eeuw is er trouwens wel meer over hem
geschreven. In 1738 is in Den Haag al de
„Histoire des révolutions de l'isle de
Corse" verschenen. Een zekere Jaussin,
apotheker van het Franse leger in zijn
Corsicaanse tijd, publiceerde militaire en
politieke herinneringen. En in 1743 zag
„The history of Theodore I, king of Cor-
gens vroegere schulden in hechtenis geno
men, maar enkele handelshuizen bezorg
den hem spoedig de gevraagde benodigd
heden. Hij keerde in 1738 naar Corsica
terug. Doch de Fransen hadden intussen
zij waren daar reeds vroeger geland de
macht in handen, zodat de koning opnieuw
de wijk moest nemen, naar Napels dit
keer. Nadat de Fransen in 1741 Corsica
sicat" het lich. Uit de latere tijd van deze
eeuw dateren nog enige geschriften, waar
onder „An account of Corsica" van de ver
maarde Boswell vermelding verdient.
ZIJN LEVEN doet boeiend en uiterst
wonderlijk aan. Nemen wij echter van de
feiten kennis, hoewel er over bepaalde
gedeelten van deze levensloop nog altijd
gegevens ontbreken, dan is het niet zo
vreemd meer als het lijkt en treedt zijn
karakter duidelijker naar voren. Of wij
het in deze tijd eens kunnen zijn met de
karakterontleding van 1907 lijdt enige
twijfel. Le Gray heeft hem namelijk be
schreven als iemand met grote verbeel
dingskracht en zeer ambitieus. Hij hield
van insinueren. Zijn intelligentie was le
vendig, maar minder groot dan men heeft
gemeend. Dapperheid ontbrak hem. Zijn
plannen waren gebaseerd op bedrog en
vielen in duigen. Hij had niet de nodige
energie om ze te laten slagen. Tot koning
van Corsica liet hij zich uitroepen door
ontevredenen. Hij deed beloften, maar
wist deze niet na te komen toen hij de
kroon droeg. Hij benaderde een commer
ciële zaak- door middel van zijn koning-
Portret van Théodore de Neuhoff naar een
gravure in de Nationale Bibliotheek
te Parijs.
verlaten hadden, deed hij nogmaals een
poging, nu met twee Engelse schepen. Hoe
wel zijn aanhangers hem in 1744 opnieuw
als koning erkenden, kon hij zijn gezag
niet tegen de Genuezen en andere vijan
den handhaven. Nadat hij zich op ver
scheidene plaatsen opgehouden had, ging
hij in 1749 naar Engeland, waar zijn leve
ranciers hem gijzelden, totdat in 1756 zijn
schulden uit een door minister Walpole
geopende inschrijving betaald waren. Zo
als reeds gezegd werd stierf hij in grote
armoede te Londen.
Indien wij het omvangrijke, aan zijn
leven gewijde werk opslaan van André le
Glay, waarvoor deze de gegevens verza
melde in de archieven van Genua en Tu
rijn, alsmede uit in Parijs aanwezige cor
respondentie uit Corsica, Florence, Napels,
Rome, Holland, Engeland en Keulen, be
nevens voor de tijd in Corsica uit de ge- In het British Museum te Londen bevindt
tuigenissen geschreven door diens groot- zich een Hollands pamflet, getiteld „De
kanselier Sebastien Costa, dan beseft men Dwaalende Moff of vervolg van Theodorus
dat er eigenlijk wel stof is voor meer dan op Stelten".
schap. Overdreven voorzichtig vluchtte hij,
wanneer hij handelen moest. Hij gooide
zijn vermomming af en verborg zich. Altijd
nam hij de pen ter hand in plaats van de
degen. Het samenzweren zat hem in het
bloed. Hij wist door te dringen tot hoge
personages en dezen bedienden zich gaarne
van hem door ondernemingen die het dag
licht niet konden verdragen en die meest
al mislukten. Hij was een man voor de
geheime dienst, niet voor de krijgsdienst.
Als hij moest strijden, onderhandelde hij.
Het is niet helemaal aannemelijk. In
deze tijd zou het onmogelijk zijn aan het
een of andere hof te komen als men eerst
zijn medeminnaar en daarop een bediende
had gedood. Hij was driftig, hetgeen men
tegenwoordig met een „ziekelijke" drift
zou betitelen. Blijkbaar begon hij dus met
de degen en juist niet met de pen. Hij
vocht onmiddellijk, zij het niet in de mas
sale strijd, hetgeen toch wel op enige dap
perheid, noem het driestheid, wijst. En hij
beschikte, volgens onze begrippen, over
een geweldige tegenwoordigheid van geest
vooral wanneer het op vluchten aan
kwam. Als men het verhaal leest ziet men
als het ware een van de achterdeuren van
het kasteel Ruurlo nog open staan. Als
knaap nog werd hij ontvangen door de
prinses van Orleans, die een zwak voor
hem opvatte. Aan het spel was hij ver
slaafd, dus ook aan het avontuur. Omdat
het hem altijd aan geld ontbrak, want bij
zonder rijk moet hij niet zijn geweest, bood
hij zich aan voor de geheime dienst. Mede
door zijn afkomst kreeg hij hoe langer
hoe meer relaties in hoge kringen, hier
en in het buitenland. Overal dook hij weer
op. In zijn Spaanse tijd kwam hij in aan
raking met Jan Willem baron van Rip-
perda, die in Groningen was geboren, in
Keulen opgevoed en kolonel werd in het
Nederlandse leger. Na het sluiten van een
handelsverdrag met Spanje vestigde hij
zich daar op verzoek van de regering. Ook
hij had een avontuurlijk leven. Aan dit
hof leerde von Neuhoff Lady Sarsfield
kennen, een allesbehalve beeldschone En
gelse, met wie hij huwde om zijn finan
ciële positie te verbeteren. Theodoor zou
zichzelf niet geweest zijn, als hij haar
niet verlaten had. In Parijs aangekomen
werd hij in de onderneming van Law be
trokken. John Law was destijds een be
kende en aanvankelijk ernstige financier,
een Schot, een voorstander van het eerste
papieren geld. Enige tijd vestigde hij zich
in Amsterdam, waar hij werkte. Van
„spelen" hield hij ook. Op zijn reizen door
Frankrijk, Duitsland en Italië won hij
twee miljoen livres. Toen hij eindelijk in
1716 gelegenheid kreeg zijn plannen uit
le voeren, mislukten deze. Dat von Neuhoff
hem ontmoette en zij zich met elkaar in
lieten, was geen wonder. Von Neuhoff ging
te ver, omdat hij van speculaties niet het
minste verstand had.
Uit al deze manipulaties blijkt, dat von
Neuhoff handig was, doch inderdaad niet
zo intelligent als het wel leek. Hij viel ten
offer aan zijn avontuurlijkheid en zijn
speelzucht, zoals een ander aan de drank
zucht. Ook werd hij het slachtoffer van de
gebeurtenissen aan het begin van zijn le
ven, die hij niet ongedaan kon maken.
Daardoor is de romantiek ervan tragi
scher en minder vreemd. Zijn fantasie
echter en zijn doorzettingsvermogen onder
vreemdsoortige omstandigheden moeten
wij bewonderen. Herinneringen aan ge
slachten van vele integere Gelderse ede
len, bekend uit de geschiedenis, het meest
uit de dagen van stryd tussen de Van
Heeckerens en de Bronckhorsten, verble
ken dan ook bij zoveel romantiek van een
gast op het kasteel Ruurlo uit het West-
faalse nabuurland, die er een tweehon
derdvijftig jaar geleden slechts acht maan
den verbleef.
Helma Wolf-Catz
MOSKOU (U.P.) Binnenkort zal een
vijfde editie worden gepubliceerd van de
werken van Lenin. De uitgave omvat vijf
entwintig delen. Dit is door het Leninis-
tisch-Marxistisch Instituut in Moskou be
kendgemaakt. De huidige vierde editie van
Lenins werken heeft veel commentaar en
kritiek moeten verduren, in verband met
het feit, dat in deze tijdens Stalins rege
ringsperiode gepubliceerde editie, veel ma
teriaal ontbrak dat Stalin onwelgevallig
was. De hele oplage van de vijfde editie zal
tweehonderdduizend exemplaren omvatten. 4
:ii!nHitimuiHnmnmiiiniiiitiiimiimmimmmwiHtiiiHmnmimnnimiHiimnmniiiiiiiii3mimtiunmniumniunmuniininiuinuiuiininininniumnnHnnnmnmiwiinnnmmnnnmnuniimiiwnwMininimnmnwmnwmiwmiimiwmiwiiimimwiiimiiiiwiwii!
TWEEHONDERD JAAR GELEDEN stierf in een Londense ach
terbuurt, opgenomen bij een arme kleermaker waar hij in nood aan
de deur had geklopt in lompen gehuld, een man, die de koningskroon
had gedragen van een land, dat destijds even ver weg was als de binnen
landen van Afrika voor ons in deze tijd. Een man, die zeer vele malen
op verschillende manieren in Nederland was en met Nederlanders in
aanraking is geweest. Hij werd hier gegijzeld, maar hij bracht in ons
land ook een tijd door op een der grote kastelen te Ruurlo
IN de Achterhoek ligt Ruurlo in een
omgeving, die reeds ontelbaren tot een
zomerverblijf heeft genodigd. Het slot
Ruurlo, dat al in 1308 genoemd wordt, is
een van Gelderlands belangrijke kastelen.
Het werd herhaaldelijk verbouwd of voor
een gedeelte vernieuwd. Prof. Ter Kuile
vergelijkt het „Huis te Ruurlo" met de
Kannenburg bij Vaassen en vermeldt, dat
de feodale traditie hoektorens vereiste.
Twee kwamen er echter slechts tot stand,
een zware vierkante rechts van de ingang
en een slanke op de linkerachterhoek.
Uit de omstandigheden dat het slot door
de eeuwen heen met enige korte onder
breking door vele geslachten van Heecke-
ren (Van Keil) werd bewoond, dat de be
wuste hoektoren een architectonisch
pronkstuk genoemd mag worden, dat
prachtig porselein in het kasteel aanwezig
is, evenals zeldzaam behang en het geheel
in uitstekende staat verkeert, kan reeds
blijken dat de bezoeker hier vele verras
singen te wachten staan. Vele oude bomen
accentueren het uiterlijk schoon. De Ach
terhoek betekent voor ons: bos en vogels.
Het is het gedeelte van het land waar nog
boerenbruiloften zijn, schuttersfeesten en
klootschieterwedstrijden, het dansen van
de Driekusman en pannekoekmaaltijden.
De herinneringen aan reuzen die heuvels
en dorpen strooiden, aan rovers en moor
denaars, heksen, ridders en jonkvrouwen
vindt men terug in de nog steeds bekende
Gelderse sagen. Dit alles ook rond het ka
steel waar vijf eeuwen van Heeckerens
(Van Keil) de scepter zwaaien en belang
rijke diensten bewezen aan Gelderland en
aan de staat. Het is een romantisch kasteel
met zijn unieke oude brug over de slot
gracht en zijn park en zijn watermolen. De
vensters onder de trapgevel van de stille
rechterzij vleugel weerspiegelen in het wa
ter tussen de blaren van de waterlelies.
LEZEN WIJ de geschiedenis van het
kasteel, dan vinden wij met zeer veel na
druk beschreven, dat in de eerste helft
van de achttiende eeuw een van de groot
ste avonturiers, de merkwaardige figuur
Theodoor baron von Neuhoff, in het Huis
Ruurlo een maand of acht heeft doorge
bracht. Robidé van der Aa heeft zijn ver
blijf in Het Velde in de buurt van kasteel
Ruurlo gesitueerd, dr. J. S. van Veen heeft
ook Onstein daarbij genoemd. De Van Laers
op Het Velde waren aan hem vermaag
schapt, schrijft Robidé v. d. Aa, en dezen
weer aan het geslacht Van Heeckeren ver
want. Indien de herinneringen aan die dol
drieste jonge man anders geweest waren
dan het neerslaan van een der dienaren
of indien hij later niet op allerlei wijzen
ons land bezocht had, hadden wij van de
latere koning van Corsica niet zoveel ver
nomen. Te minder omdat behalve Voltaire
slechts enkele Franse schrijvers (in 1907
en 1928) zijn geschiedenis hebben vermeld.
Een overzicht van zijn leven doet ons ver
wonderd staan over zoveel avonturen.
Deze begonnen reeds, toen hij als jongen
bij zijn leermeester, bij wie hij inwoonde,
een op bezoek zijnde burggraaf neerstak
en van het leven beroofde, waarna hij de
vlucht nam. De oorzaak moet gezocht
worden bij de dochter des huizes, Mari
anne, openlijk het hof gemaakt door ge
noemde vicomte, die in stilte door de huis
genoot von Neuhoff aanbeden werd.
Theodoor werd in 1681 te Metz geboren.
Hij was de zoon van een Westfaals edel
man in Franse dienst, werd page van de
hertogin van Orleans, trad eerst in Franse,
daarna in Zweedse krijgsdienst, zag zich
door graaf Görz met verschillende zendin
gen belast en vluchtte na diens val in 1718
naar Spanje, waar hij de genegenheid van
Ripperda verwierf en met Lady Sarsfield
in het huwelijk trad. Bij de zwendelarij
van Law verloor hij zijn gehele vermogen.
Daarna zwierf hij jarenlang als avontu
rier door Europa, totdat hij in 1732 resi
dent van keizer Karei VI te Florence
werd. Hier leerde hij verscheidene Corsi-
canen kennen, die hij in de strijd tegen
Genua belangrijke diensten bewees. Zij
wilden, dat hij als hun koning het eiland
bevrijden zou. Neuhoff begaf zich daarom
naar Constantinopel, kreeg daar de nodige
MESSINA (U.P.) Een aantal bodem-
kundigen heeft waarschijnlijk goud gevon
den in de bodem van de rotsige heuvels bij
het dorpje St. Agata Militello, vlak bij
Messina. Amerikaanse geologen zijn uitge
nodigd om de vondst nader te onderzoeken.
Het gaat hier om aders van een metaal
dait alle eigenschappen van goud heeft.
ER WAS geen maan en er zat wat vorst
In de lucht. Boven onze hoofden we wa
ren net de Waterweg uit en de zeedeining
werd voelbaar stond een koepel met
sterren die je de indruk gaf dat je ze wel
tot de twintigste grootte met het blote oog
kon zien. Voor een landrot, ook al behoort
het schrijven van „Zie Boven" tot zijn ge
regelde bezigheden, is zoiets een totaal on
gekend schouwspel, want nergens is de he
mel zo transparant als boven zee. Maar die
avond, of liever gezegd die nacht, want om
halftwee boeide het allemaal nog even
sterk als vóór middernacht die nacht
dan gaf zelfs de kapitein toe dat het iets
buitengewoons was. Zo'n sterrenhemel zag
je in de regel alleen maar in de tropen,
zei hij.
Het gekke is, dat ik neiging kreeg al die
lichtpuntjes eens te gaan tellen. Want ik
wist, dat ik thuis een boekje had liggen
waarin haarfijn wordt voorgerekend dat het
aantal sterren dat men met het blote oog
kan zienverrassend klein is. Dit lijkt
voor iemand op zee onder zulke omstandig
heden volkomen ongeloofwaardig. Als hem
wordt gevraagd, een schatting te maken
van het aantal sterren dat hij kan zien. zegt
hij lichtvaardig: tienduizenden want
werkelijk: die indruk maakt de hemel.
Tellen was natuurlijk zinloos, want de
sterren zijn allemaal al netjes geteld en dat
niet alleen, ze zijn ook nog keurig inge
deeld in helderheidsklassen. En tenslotte
wist ik dat boekje te bezitten, dat ik nader
hand thuis natuurlijk ijlings nog eens heb
nageslagen. Er staat in dat er maar twaalf
sterren zijn van de eerste helderheidsklasse
of helderder. En maar zevenentwintig die
in de tweede helderheidsklasse vallen, ter
wijl de sterren „van de derde grootte" zes
enzestig in getal zijn. Als we echter geen
bijzonder slechte ogen hebben onderschei
den we ook nog gemakkelijk sterren van de
vierde helderheidsklasse en dat zijn er
driehonderdveertig nog steeds intussen
geen „astronomisch aantal". Helderheids
klasse vijf bevat duizend vijftien sterren.
Mensen met zeer scherpe ogen onderschei
den ook nog de sterren van één klasse
zwakker (de zesde grootte). Daarvan zijn
er drieduizend tweehonderdzestig.
In totaal zijn dat zevenenveertighonderd-
twintig sterren. Maar we moeten bedenken
dat hier altijd de helft afvalt, doordat we
nu eenmaal nooit meer dan een halve he
melbol zien. Van het genoemde aantal be
vindt zich de helft onder de horizon. Zoals
gezegd is, geldt dit getal echter voor men
sen met zeer goede ogen. De meesten onzer
zullen zeer tevreden zijn als zij nog sterren
van de vijfde grootte kunnen zien. Maar
voor hen vallen er dus van het totale aan
tal zichtbare sterren ruim drieduizend af,
restant: veertienhonderdzestig sterren.
Daarvan de helft onder de horizon en
we komen tot de verbijsterende slotsom dat
er voor iemand met redelijk goede ogen
nog geen zevenhonderdvijftig sterren aan
een totaal onbewolkte hemel te zien zijn.
Waarom dan lyrische geesten gemakke
lijk het woord „myriaden" in de mond ne
men als zij spreken over de sterren aan
het firmanent? Tja vermoedelijk om
dat zelfs zevenhonderdvijftig al zo'n groot
getal is, dat we er diep van onder de in
druk komen als we werkelijk zoveel een
heden bij elkaar zien. Drie rijksdaalders
kunnen gemakkelijk in onze portemonnee,
maar zevenhonderdvijftig centen vormen
op een tafelblad een indrukwekkende me
nigte. We rekenen dagelijks met grotere
hoeveelheden, maar tussen rekenen en
zien is een groot verschil.
Voor de zeeman zijn de sterren intussen
niet alleen maar indrukwekkend. Hij heeft
ze nodig voor een zeer praktisch doel: het
bepalen van zijn positie op de oppervlakte
van deze aardbol. Natuurlijk heeft hij
radio aan boord, natuurlijk draait er een
radar-antenne rond op het „schavotje" bo
ven de brug, natuurlijk staat er in zijn
kaartenkamer of waar dan ook een rich
tingzoeker opgesteld voor het peilen van
radiobakens. En misschien is zijn schip
zelfs uitgerust met decca of loran, twee van
die nieuwe plaatsbepalingssystemen die het
de navigator steeds gemakkelijker maken
bij zijn taak. En toch moet hij altijd kun
nen terugvallen op de sterrenkunde, die
men hem op de zeevaartschool heeft ge
leerd. Midden op de oceaan wijst het ra
darscherm tenslotte ook niets aan dan golf
toppen, de reikwijdte van de antenne
strekt niet verder dan tot de optische ho
rizon, magnetische storingen kunnen alle
radioverkeer doen uitvallen, het kompas
kan fout wijzen alleen de zon wijst nooit
fout en Aldebaren, Betelgeuze, Sirius,
Dubhe en Merak ook niet.
Elke stuurman kent nog altijd de oude
Arabische namen van de sterren en hij
spreekt zelfs Arabisch als hij familiaar zegt:
Even een azimuthje nemen. Azimuth is
eigenlijk het Arabische woord voor hori
zon. Als de zeeman het gebruikt bedoelt
hij: de afstand in graden (langs de hori
zon gemeten) tussen het noordpunt en de
vertikaal die hij van de zon of van een
ander hemellichaam, met behulp van zijn
sextant, neerlaat op die horizon.
En het is die familiariteit tussen de zee-
DE Jacob Marisprijs (weet u nog: van
„Vader en Zoon" eens) wordt in het ver
volg om de drie jaar uitgereikt. Men wenste
ook andere vormen van aanmoediging en
één daarvan is het organiseren van expo
sities van het werk van een Haagse kun
stenaar. Zo is nu dan tot 4 februari in het
Gemeentemuseum in Den Haag werk te
zien van Paul Citroen, wiens zestigste ver
jaardag met deze expositie gevierd wordt.
Wisten degenen, die de fotomontage als
poging tot zelfstandig levend kunstwerk
gekend hebben, dat Citroen de eerste was
die zoiets maakte? Dat was in 1919 vertelt
ons de kunstcriticus C. Doelman in de in
leiding tot de catalogus. Eerlijk gezegd was
ik er niet eens van op de hoogte dat Citroen
als Nederlander geboren was. Ik had hem
altijd als landgenoot aanvaard, al was hij
uit Berlijn afkomstig. Citroen woonde een
dex-tigtal jaren in Duitsland en Duits was
j tijd op en ging in de boekhan-
QIJ del, hetgeen hem toch nog de
mogelijkheid schonk met de mo
derne beeldende kunst in con
tact te blijven. Hij probeerde
zich opnieuw op dit terrein uit
te drukken en vond de foto
montage uit. Dat werd gewaardeerd, maar
Citroen zelve bevredigde dit werk niet. Hij
ging naar Weimar en werd in 1922 leerling
aan het Bauhaus, dat bekende vormings
centrum voor moderne kunst. Daar leerde
hij het principe huldigen, dat het werk uit
het materiaal ontstaat. Dat ziet men dan
ook duidelijk in tekeningen, later in Ne
derland in het Haagse Bos gemaakt, teke
ningen die naar mijn smaak zeer fraai zijn,
maar meer interesseren door materiaalbe
handeling dan door een gevoel, dat achter
dit werk diende te staan, mogelijk verbor
gen bleef.
Uit de aan de catalogus toegevoegde lijst
van tentoonstellingen blijkt, dat men al
sinds de dertiger jaren Citroens werk heb
kunnen volgen. Citroen kwam in 1927 naar
Amsterdam. Altijd heb ik bewondering
gehad voor zijn vakmanschap en voor de
manier waarop hij naar een eigen uitdruk-
hij een zo totaal andere opvoeding, dat er,
gezien Citroens grote ernst, altijd twee le
venssferen in hem met elkaar in strijd
waren. Als er één voorbeeld is van een
kunstenaar van een overgangstijd, dan is
hij het wel. Het naar buiten treden van
Citroens menselijkheid is langer geremd
geweest door deze strijd dan bij menig an
der, die in één dezer sferen kon opgaan of
wel zich daaraan minder zorgenmaakte en
van den beginne af op meer individuele
gevoelens vertrouwde. Citroens menselijk
heid is het sterkst naar buiten gekomen
wanneer hij zich met mensen confronteer
de, tegenover een ander individu stond. Hij
zocht bij het portretteren ook naar zich
zelf. Meestal waren het kunstenaars die
voor hem poseerden. Deze portretten heb
ben altijd een veel opvallender gelijkenis
dan zijn zelfportretten waartoe hij minder
afstand kon nemen.
Doelman ziet in de tekeningen, die Ci
troen maakte van de paarden van de Nep-
tunusfontein te Florence het bereiken van
wat Citroen gezocht heeft: „Het hanteren
van vormen uit de zichtbare realiteit en
het concretiseren van abstracte waarden."
De portretten, die mij het meest boeien, de
dus de taal gedurende een belangrijk deel
van zijn vorming. Vandaar dat Citroen zich
ten aanzien van sommige vraagstukken
het gemakkelijkst in het Duits uitdrukte.
Citroen is namelijk een terecht geacht
schrijver. Over beeldende kunst natuurlijk.
Maar ook over andere zaken liet hij zijn
gedachten wel gaan. Hij drukte zijn
onder meer uit in aforismen. Toch schrijft
Citroen ook Nederlands: in onze taal ver
telt hij van zichzelve nog iets nadat Doel
man zijn persoonlijkheid heeft beschreven.
Toen Citroen veertien Jaar was bezocht
hij in Berlijn een vrije academie. Lichten
de voorbeelden voor hem waren knappe
Duitse schilders als Liebermann en Men-
zel, later was de kennismaking met Van
Goghs werk van enige invloed. Tijdens de
eerste wereldoorlog kwam hij in aanraking
met avantgardisten. Hij was echter van
mening dat hij in zijn werk hun kwalitei-
J ten niet terugvond, gaf het schilderen een
kingwijze zocht. Zo'n leraar als hij was
aan de door hem en Charles Roelofsz in
1933 opgerichte Nieuwe Kunstschool en hij
thans is aan de Haagse Academie, zou men
willen hebben. Maar eerlijk gezegd is hij
mij als kunstenaar pas ten volle gaan over
tuigen met de portretten uit de laatste
jaren. En met die portretten kon hij wel
eens gaan blijken één onzer belangrijkste
kunstenaars te zijn. Citroen was te intel
ligent zich zomaar te geven. Hij heeft het
moeilijk gehad bij het bepalen van een
plaats in de tijd. Hij komt uit een
hoek, die kunsthistorisch bekeken van
nul en gener waarde is voor de ontwikke
ling der moderne kunst, die juist in haar
hele strekking anti-renaissancistisch is.
Zijn eerste schildersopleiding was toch
typisch academisch-renaissancistich en Ci
troen is een uiterst ernstige leerling, die
niet gauw los zal laten wat hij gewonnen
denkt te hebben. Aan het Bauhaus kreeg
portretten waardoor ik meen dat Citroen
eens een onzer belangrijkste figuren zal
blijken, komen grotendeels na die Floren
tijnse tekeningen. En ook enige landschap
pen uit Tessin, die veel meer leven dan die
uit het Haagse Bos. En daarom geloof ik
dat Doelmans constatering juist is.
Als we Citroen bij zijn zestigste verjaar
dag nog vele lange jaren toewensen, dan is
dat om onszelve ook, daar van deze gewe
tensvolle, intelligente kunstenaar nog zo
veel verwacht kan worden en na Thomas
Mann. Lucebert, Lotte Goslar, Van Dal-
sum, Corneille, Erika Mann, de beeld
houwer Wertheim, Victor van Vriesland,
John Radecker, jhr. Sandberg en Chaja
Goldstein nog zovele andere persoonlijk
heden de moeite van het portretteren door
Citroen waard zijn.
Bob Buys
man en „zijn" sterrenhemel, die hem in
de ogen van de buitenstaander tot een bij
zonder wezen stempelt: iemand die (nog)
vertrouwd is met al die nu vooruit dan
nog een keer: al die myriaden lichtpuntjes
aan het firmament. Want ze vormen zijn
wegwijzers.
GERTON VAN WAGENINGEN
Met Siberisch krgt getekend portret van
de danseres Lotte Goslar.
Zo glashelder kan de hemel boven zee
zijn, dat men gelooft tienduizenden sterren
te kunnen zien. (Bovenste foto).
„Even een azimuthje nemen!", zegt de zee
man. Hij is vertrouwd met de sterrenhemel.
XXIXXIXXXXIXXXXXIXXXlIXIXXXIXXXIXXXIXIXXXXIXXliXIXXIXXliiniil.iiiillllIXliXIllilXiiiillllllXililliXXIIXIIIilXilIXXXIilXlIXXIXXXXIXXXIXXIXXIXXIXXIXXIXXIXIlIXIXXIXXIXXIXIXXXXIXXIXIXIXIXX
George Larnpe, in 1955 getekend door Paul
Citroen (aan beide zijden is bij deze repro-
duktie een smalle strook afgesneden).
Van de hand van drie leerkrachten
van het huishoudonderwijs de dames
F. M. Wagter, M. J. van de Pol, J. Elf-
fers verscheen bij de uitgeverij n.v.
Nijgh en Van Ditmar in Den Haag een
soort warenkennis voor de kunst van
het goede wonen: „Wat maken wij van
ons huis?" Hoewel er de laatste jaren
een verheugende produktie is ontstaan
van handboeken en boekjes, waarvan
de auteurs zich ten doel stellen het com
fortabele, maar ook esthetisch aantrek
kelijke wonen te bevorderen, zijn deze
uitgaven vaak niet vrij te pleiten van
een zekere eenzijdigheid. De nadruk
wordt vaak al te zeer gelegd op het
ruimtelijke en artistieke effect van de
aanbevolen woninginrichting, zonder dat
in voldoende mate wordt rekening ge
houden met de doeltreffendheid daar
van of de financiële consequenties. Het
hier besproken leerboekje opent de ogen
van de leerlingen der huishoudscholen
voor de nieuwe wegen welke worden in
geslagen bij de woninginrichting, maar
wijst tevens op een reeks voorwaarden
waaraan in de praktijk door het aan te
schaffen materiaal moet worden vol
daan. Dat gebeurt bijzonder overzich
telijk, met tal van foto's en tekeningen
ter illustratie van de tekst. Kortom: het
ziet er helemaal niet als een school
boekje uit en dat is een compliment
voor de schrijfsters, de uitgeefster en
het huishoudonderwijs. J.H.B.