Wat doet de Nederlander met zijn vrije tijd? Trilogie voor Jan Verdonk Vijftig jaar geleden v Verdelieö Pro Deo Eerste resultaten van uitgebreid opinie-onderzoek onthuld WERK VAN AMERIKAANSE SCHILDER BIJ ESP ACE <=Praatóteel NAAIMACHINES Van dag tot dag Politie schoot recalcitrante jongeman in de buik Jongens pleegden meer dan honderd insluipingen Schilder J. Haver Droese binnenkort 80 jaar de „Puck" kan doublerend gezelschap worden Uit Haarlems Dagblad van 19 maart 1907 DINSDAG 19 MAART 1957 Ieder stukje natuur in Nederland wordt bedreigd door begerige veelvraten: de in dustrie, het leger, de woningbouw en het verkeer. En wie verdedigt het? Het zou onrechtvaardig zijn, te beweren dat alleen de Vereniging tot Behoud van Natuur monumenten dat doet, ofschoon zij natuur lijk ten opzichte van de bedreigers het meest objectieve standpunt kan innemen. De regering heeft immers eveneens oog voor de behoefte aan recreatiegebied en erkent de noodzaak om bepaalde gebieden tot verboden terrein voor bebouwers te maken, doch haar standpunt wordt danig beïnvloed door de overweging, dat indus trialisatie, bewapening en gebiedsontslui- ting voor verkeer en woningbouw essen tiële factoren van het algemene Neder landse belang zijn, die niet ten koste van recreatie kunnen worden beknot. De Vereniging tot Behoud van Natuur monumenten is daarom bezorgd geworden. Met ernstige reden, dunkt ons. Zij zegt dat haar werk er een van verdediging is ge worden, uit welke formulering zou kunnen blijken dat van de andere zijde de neiging tot verovering bestaat. Nederland krijgt dit jaar zijn elf mil joenste inwoner. Voor deze elf miljoen moet er werk en woongelegenheid zijn, een groot aantal van deze elf miljoen moet onder de wapenen kunnen komen en kun nen oefenen met geschut en straaljagers. Daar is niets op af te dingen. Doch deze elf miljoen moeten ook kunnen ademen en de kleine oppervlakte aan natuurgebied, die in ons land nog voorhanden is, moet dus met grote zorg en met bijna mathe matische nauwkeurigheid worden verdeeld onder vijf gelijkberechtigde aspiranten: in dustrie, verkeer, leger, woningbouw en recreatie. Wanneer men een stuk natuurschoon gaat doorsnijden met snelverkeerswegen, behoeft dit gebied niet voor recreatie on bruikbaar te worden, althans wanneer men deze wegen zo min mogelijk tot scheids lijnen maakt. Verhoogde rijbanen met on gelijkvloerse kruisingen schaden wel het aanzien van het gebied in kwestie, doch stellen de recreatie-zoekende mens ten minste nog in de gelegenheid de wegen zonder levensgevaar over te steken. Ver zonken rijbanen met overbruggingen voor het recreatieve verkeer zouden het land schap minder schaden ook in esthetisch opzicht, doch dat is een wel zo revolutio naire gedachte dat de autoriteiten er nog slechts om glimlachen. Hoogbouw in natuurgebied is niet alleen in de pers, maar ook in kringen der autori teiten van landelijke gemeenten reeds vu rig bepleit. Concentratie van industrie in karakteristieke industriestreken inplaats van willekeurige aantrekking van bedrij ven door gemeentebesturen dus een landelijk bouw- en verdeelschema lijkt eveneens hard noodzakelijk. En dan het leger. Een defensie zonder oefenterreinen is waardeloos, doch een de fensie die in haar omvang de verhoudings- grens van bevolking en ruimte over schrijdt, kan evenmin doelmatig worden genoemd. Zij zou de volkskracht aantasten en haar doel op die wijze voorbijschieten. De taak van de landelijke overheid wordt door deze en dergelijke vraagstukken met de dag zwaarder geladen met overkoepe lende verantwoordelijkheid. Doch een lan delijke schematisering van alle meespelen de factoren is nu eenmaal in een klein en overbevolkt land als het onze de enige uitweg. Ook in dit opzicht wordt een ge moderniseerd beleid vereist, dat een grote behoefte aan deskundigheid met zich brengt. De minister van Justitie heeft een sinds jaar en dag bestaande wantoestand ge saneerd, door aan advocaten een vergoe ding toe te kennen voor de zogenaamde „pro deo"-zakep. Zij krijgen nu voortaan vijftig gulden voor iedere rechtsbijstand aan toegevoegde cliënten; aan, zoals dat nog steeds heet, min- of onvermogenden. Deze vergoeding bedroeg tot nu toe nul komma nul, ofschoon de rechtskundigen er vaak een massa werk voor moesten ver zetten. Als men uitgaat van het principe dat goede arbeid goed moet worden be taald, dan is het slechts verwonderlijk dat de juristen tot nu toe gratis moesten wer ken en dan kan men het een kwestie van billijkheid noemen, dat hieraan een einde is gemaakt. Vijftig gulden is echter wel een schriele beloning. Het gaat hier om de volledige en toegewijde hulp van de jurist aan een rechtzoekende, die zelf niet kan betalen. Wie zelf wél kan betalen, zal zelden met vijftig gulden klaar zijn. Daar echter ont houdt. de minister zich uiteraard van elke prijsbeheersing. Het rechtsgevoel van de onvermogende zou beter bevredigd worden, wanneer hij zou weten dat zijn juiidische helper naar recht en billijkheid wordt gehonoreerd. En degene, die wel zelf betalen kan, zou min der het gevoel hebben dat hij eigenlijk als „Deus" fungeert.... De overheid is in dit geval zeer zuinig gebleken, wat in haar te prijzen zou zijn, wanneer het niet zou gaan ten koste van een particulier belang. (Van een onzer redacteuren) Vorig jaar heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek een uitgebreid onder zoek ingesteld naar de vrije tijdsbeste ding in Nederland. liet verzamelde eij- fermaterieel is pas over enkele maanden rijp voor publicatie. Daarop vooruitlo pend heeft de directeur van het CBS, prof. dr. Ph. J. Idenburg donderdag op een gesprekdag der Nederlandse Jeugd gemeenschap reeds enkele resultaten van dit onderzoek onthuld. Zijn voor naamste conclusie was: wij zijn nog al tijd een bijzonder arbeidzaam en huise lijk volk, volkomen beantwoordend'aan het stereotype beeld, dat men van „de" Nederlander heeft. Zo was het een eeuw geleden, zo is het thans ondanks bio scoop, sport en andere uithuizigheden nog steeds. In de verhouding tussen vrije- en werk tijd hebben zich echter de laatste honderd jaar grote verschuivingen voorgedaan. De doorsnee-Hollander anno 1850 besteedde 56 percent van zijn tijd aan werken-om- den-brode en hield elf percent vrije tijd over. Het dagrooster van de tegenwoordi ge mens vermeldt slechts 28 percent ar beid, maar 39 percent vrije tijd. Hij werkt dus slechts half zo lang als zijn grootvader. Desondanks was prof. Idenburg van oor deel, dat wij door die meerdere vrijheid niet gelukkiger geworden zijn. De huidi ge maatschappij leeft in een overspannen aandacht voor de arbeid", zo meent hij. „Men gaat uit van de gedachte, dat we vooral leven om te werken, terwijl de oude Grieken en ook de Bijbel het veel gezondere standpunt huldigen dat de mens werkt om te leven". Het onderzoek naar de vrije tijdsbeste ding is verricht door zeshonderd enquê teurs van de Stichting voor de Statistiek en heeft zich uitgestrekt over ruim tien duizend Nederlanders uit alle milieus dei- bevolking. Hun was een zeer omvangrijke vragenlijst ter beantwoording voorgelegd. De vragen varieerden van: „Bent u in de afgelopen drie weken naar de kerk ge weest?" tot „Welk boek hebt u het laatst gelezen?" De uitkomsten van deze massale „steekproef" -de grootste die ooit in ons land gehouden werd geven volgens dr. Idenburg een tot op enkele percenten nauwkeurig beeld van de wijze, waarop ons volk zijn vrije uren doorbrengt. Weinig „echte" vrije tijd Daarbij is allereerst gebleken, dat er per week en per gemiddelde Nederlander na aftrek van de noodzakelijke „klusjes" in en om de eigen woning slechts vier entwintig uur „echte" vrije tijd overblijft. Achttien uur daarvan wordt thuis doorge bracht met ontspanning, theedrinken en „wat praten" (een derde deel), met luiste ren naar de radio,'kijken naar televisie of in tijdschriften (een derde) of met diver se soorten zalig nietsdoen. Een der groot ste moeilijkheden voor de enquêteurs was het, een duidelijk antwoord te krijgen op de vraag, of men actief naar de radio luis terde, of het ding zomaar „aan" had staan, zonder veel op het gebodene te letten. Ook naar de voorkeur voor bepaalde ra dio- en bioscoopprogramma's werd geneild. Hierbij bleek, dat zeer velen nog altijd cri- tiekloos luisteren of kijken. Heel gewoon is bijvoorbeeld de wekelijkse gang naar de buurtbioscoop. waarbij geen enkele voorse lectie naar inhoud of titel van de hoofd- flim wordt gemaakt. Vijf uur lezen per week Uit de antwoorden betreffende de lees activiteit blijkt, dat ten plattelancle de krant en in mindere mate ook het tijd schrift nog altijd de favoriete lectuur is. De stadsbewoner daarentegen is de'groot ste boekenverslinder. Overigens is de leeswoede verheugend groot: in alle lagen der bevolking wordt zeker vijf uur per week aan lezen besteed. Het leespeil is helaas veel minder hoog: in diverse middenstandsgezinnen zijn ge- illustreerde kinderblaadjes zoals Donald Duck nog alijtd de hoogste vorm van lees genot! In het algemeen is de man in Nederland in zijn vrije uren tweemaal zoveel thuis als uit, de vrouw brengt zelfs vier-vijfde van haar vrije tijd in huis door. Mannen heb ben overigens anderhalf maal zoveel echte vrije tijd als uren voor verplichte bezighe den; bij de vrouwen is die verhouding juist omgekeerd. In de hogere inkomensgroepen hebben beide geslachten ongeveer een ge lijk aantal echte vrije uren. Stad en platteland Verrassend is de conclusie, dat de totaal beschikbare vrije tijd vrijwel voor alle maatschappelijke milieus even groot is. Ook tussen stads- en plattelandsbevolking bestaan in dit opzicht veel minder grote verschillen dan men gewoonlijk aanneemt: het voornaamste onderscheid is, dat de plattelander gemiddeld een kwartier vroe ger naar bed gaat als de stedeling. Het slechtst eraan toe zijn, wat echte vrije uren betreft, de boerevrouw, die eigenlijk altijd „bezig" is, en de kleine zelfstandigen i winkeliers e.d. De meeste werkelijke vrije tijd heeft de moderne industrie-arbeider. Aan deze laatste demonstreert zich ove- rigens de onhoudbaarheid van de stelling, dat de beste ontspanning altijd een com penseren „naar de andere kant" is: vele handarbeiders blijken in hun vrije tijd bij voorkeur knutselhobbies te beoefenen. Bepaalde stereotypen, zoals de dag-en- nacht ploeterende huisarts en de in zijn vrije tijd badende onderwijzer hebben het onderzoek niet kunnen overleven: de ver deling tussen werktijd en vrije uren ligt gemiddeld ook bij die beroepen heel an ders dan men pleegt aan te nemen. Prof. Idenburg besloot zijn blik achter de schermen der vrije tijdsbesteding met een saluut aan de studerende en „rijpere" jeugd, die van alle bevolkingsgroepen, naar het onderzoek heeft uitgewezen, de minste vrije uren heeft. De tweede spreker op deze gespreksdag, mr. dr. K. van Dijk uit Groningen, sloot zich hier volmondig bij aan. Hij vond het dan ook helemaal niet erg, dat vele jongelui hun weinige vrije tijd bij voorkeur in bioscopen en andere wufte elementen zoekbrengen. Een van de redenen, dat de jeugd en de ouderen elkaar niet meer zo best begrijpen, is misschien te vinden in ons voortdurend ageren tegen deze soorten van vermaak. We moéten niet altijd zo koppig-ethisch blijven hameren op de noodzaak van zinvolle, cultureel verantwoorde vrije tijdsbesteding, vond hij, want ook liefhebberijen als filmbezoek, „plaatjes draaien" en naar de radio luiste ren kunnen tenslotte leiden tot kunstbe grip en cultuurbesef. In Alblasserdam kwam maandagavond de 21-jarige A. B. dronken bij zijn ouders thuis. Er ontstond een woordenwisseling en daarbij bedreigde hij zijn ouders met een mes. Dezen vroegen assistentie van de rijkspolitie. Twee politiemannen tracht ten B. tot rede te brengen en sommeerden hem het mes neer te leggen. In plaats van dit te doen kwam de jongeman met het mes dreigend op de politiemannen af. Een van hen trok zijn pistool en vuurde op B. Deze werd in de buik getroffen en ernstig gewond. Hij werd overgebracht naar een ziekenhuis te Dordrecht, waar hij werd geopereerd. Hij maakt het thans naar om standigheden redelijk wel. B. is reeds vele keren met de politie in aanraking geweest. Hij heeft vijf jaar in een opvoedingsgesticht doorgebracht. In Rotterdam zijn twee jongens van der tien en twee van veertien jaar kerken, kantoren, rusthuizen, banken, woningen en winkels binnengeslopen met de bedoeling geld weg te nemen. De knapen, die ten slotte tegen de lamp zijn gelopen, hebben op deze manier meer dan duizend gulden bij elkaar gekregen. Zij hebben offerblokken in kerken ge licht, collectebussen geopend en in kanto ren geld uit damestassen gestolen. Vaak liepen zij kantoren binnen en klopten op de deuren van de kamers. Kregen zij ant woord en ging de deur open, dan vroegen de jongens om postzegels. Kregen zij geen antwoord dan gingen zij brutaalweg bin nen om te zien of er iets van hun gading was. In woonhuizen vroegen zij, wanneer men hen in de gaten kreeg, naar oude kranten. Het geld werd gebruikt voor snoepgoed en bioscoopjes. Ook hadden zij een lucht drukpistool gekocht. Hun ouders waren onkundig van hun rooftochten. De Haagse kunstschilder J. Haver Droese hoopt 27 maart zijn tachtigste verjaardag te vieren. Hij doorliep de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten, daarna is hij zijn eigen weg gegaarï. Hij heeft zich vooral toegelegd op het schilderen van interieurs, stillevens, stadsgezichten en landschappen. Op het gebied van het verenigingsleven is hij een vooraanstaande figuur. Hij was in 1917 mede-oprichter van de „Nederland- sche Kunstkring", welke vereniging van beeldende kunstenaars dit jaar haar 40- jarig bestaan viert. Zesendertig jaren heeft Haver Droese de voorzittershamer gehan teerd. Verder was hij jarenlang secretaris van de Nederlandse Federatie van Beel dende Kunstenaars, waarvan hij in 1931 ook mede-oprichter was. De schiider heeft zich in woord en daad altijd fel verzet tegen cultuurnegatie. Hij streed voor „de verheffing van de kunstenaarsstand". Hij heeft eveneens veel gedaan voor het oor spronkelijke Nederlandse toneelstuk, waar voor hem als dank het erelidmaatschap van de Bond van Nederlandse toneelschrijvers aangeboden. Joop Sanders, die tot 6 april in de Galerie „Espace" aan het Klein Heiligland te Haar lem exposeert, is een Amerikaan van Nederlandse afkomst. Hij werd te Amster dam (in 1923) geboren. Op zijn zestiende jaar trok hij naar New York en voelde zich blijkbaar zo thuis in de nieuwe wereld, dat hij zich daar liet naturaliseren. Als schilder ontwikkelde hij zich onder leiding van de vroegere Duitser Georg Grosz en Willem de Kooning, een Nederlander van afkomst. De Kooning wordt in Amerika een zeer be langrijke figuur geacht. Werk van hem was hier het laatst te zien op een tentoonstel ling van Amerikaanse kunst in het Haagse Gemeentemuseum en zo is het mij mogelijk overeenkomsten te constateren in het werk van Sanders met dat van zijn leermeester. Hoewel De Kooning ongetwijfeld invloed zal hebben gehad op Sanders, meen ik toch dat de overeenkomsten vooral een gevolg zijn van een grote verwantschap. Want Sanders moge nog betrekkelijk jong zijn, diens werk is sterk persoonlijk, of hij nu bewust iets wilde of wel zich liet gaan in zijn avontuurlijke exploratie van dat ter rein der schilderkunst, waarop zijn talen ten het beste gedijen. Sanders voelt het meest voor grote doe ken en terecht, dacht ik, gezien het éne dat hier vertoond wordt. Hij had graag meer werken van dat formaat opgehangen. Het is echter goed dat leiding van Galerie Es pace daar anders over dacht. Want zoals Sanders' werk nu vertoond wordt, in ver- „iiode-laiuaarn-wijk" door J. Sanders, schilderij in olieverf. scheiden formaten en technieken, leert men deze figuur zeker beter kennen en waar deren dan wanneer men alléén moest af gaan op doeken gelijk dit ene grote. San ders' werk wordt ons door de Amerikaan se voorlichtingsdienst voorgesteld als ex pressionistisch .abstract. Met deze woorden in zo'ngroot schïlde'rij; wel enigszins ge tekend. Sanders maakte ook echter figura tieve zaken, die geladen zijn door een grote expressionistische felheid. Hij toont daar naast enkele abstracte schilderijtjes, die iets hebben van de ingehoudenheid van sommig werk van onze Corneille, een ge voeligheid van kleur bezitten, waardoor ik even moest denken aan de bij Espace eer der exposerende Lea Nikel en die moeilijk van expressionistische geaardheid genoemd kan worden. Sanders blijkt een harts tochtelijk en fel levende werker, die zich niet laat vastleggen in een uitdrukkings wijze, waarmee hij succes had. Ik acht hem dan ook meer nonconformist dan Appel bijvoorbeeld. Hij is ook meer gespannen of houdt een spanning langer vol. Men con stateert dit vooral aan dat grote doek, waarin iedere plek levend van kleur en materie is en dat in zijn overdaad van kleurvlekken, van bewegingen, een eenheid bleef. Deze ontlading is voor mij een veel meer schilderkunstige dan sommiger krachtpatserijen met leeg te drukken tubes Als ik een trilogie zou schrijven over het Brabantse land. zoiets verschrikkelijk vervelends als van „Hoe het was", „Hoe het geworden is" en „Hoe het zijn zal", zou ik beginnen met een regeltje dat al meteen de trilogie-sfeer bij de argeloze lezer zou oproe pen: „Jan Verdonk wier ge boren op de Mert, boven het snoepwinkeltje van Bertha van der Sommen, die een for tuin uit dropveters en botter- babbels heeft opgebouwd....." Maar een trilogie schrijven is een enorm werk en een trilogie lézen is moordend. Trilogieën worden geschreven door mensen die niet kunnen ophouden met schrijven over iets, dat lang voorbij is: Stoere boerengeslachten, taaie folklore en onmogelijke bloedvctcs bij doodgoeie men sen. En toch is het jammer dat het niet kan, in dit geval. Want, de naam Jan Verdonk is zo'n echte trilogische naam En dat niet alleen. Hij is een echte Brabanter uit de schone oude tijd, toen de Bra bantse stadjes nog lagen te dromen over een vreemde wereld daarbuiten, die niet de hunne was. Achter de hei, achter de Peel, achter de ein der maakte men zich druk, in Brabant niet. Behalve met kermis en Vastenavond, twee plezierige ontploffingen in een jaar van gezapig leven en lijden. Lijden ook, ja, en niet zuinig. Want Jan Verdonk, die vandaag zeventig wordt in Haarlem en die verjaardag viert als Haarlems kunste naar, zal zich nog herinneren hoe de omstandigheden wa ren toen hij als jongen van veertien bij Jan en Fons Lus ters in Eindhoven op het beeldhouwersatelier kwam. Van ochtendkrieken tot de late avond in de steenhouwe rij, wat steensjouwerij be tekende voor de jonge klan ten en aan het eind van de week met een paar kwartjes naar huis. Sociale omstandig heden, zou men vandaag aan den dag zeggen. Sociaal was toen een onbekend woord, maar ook een onbekend be grip, al waren de Custers in hun beroerde tijd nog lang de beroerdsten niet. Jan Verdonk is een beeld houwer geworden en hij is het nog, maar de manier waarop hij het geworden is vult de trilogie van de Bra bantse ambachtsman. De man die een vak van binnen en van buiten leerde, allang voordat hij op de Bosse Ko ninklijke School kwam. In Eindhoven leerde hij de har de kanten van steen en hout, maar ook de wonderlijke ziel van het materiaal met de nerven en vlammen, de karakters der soorten en de geheimzinnige werking dei- beitels en hamers. In Den Bosch kwam daar dan de cul tuur haar vinger bij-leggen, waardoor Jan Verdonk zijn vormgeving en zijn expressie ontdekte. Maar .de ambachtsman bleef, ook als vormgever, de ambachtsman en in Haarlem, waar hij later in een cirkeltje van Brabantse stilte ging werken, is hij dat gebleven. Van de Limburgers in Eind hoven heeft hij de slepende humor overgehouden, van de Eindhovenaren een tintelende ironie en van de Haarlem mers kreeg hij zijn opdrach ten. Zo is Jan Verdonk van daag, nu hij zeventig wordt, een mens uit verschillende stukken, maar een karakter uit een stuk stevige oude steen. Het leven heeft uit die steen een Jan Verdonk ge hakt die niet heeft tegenge- sparteld en niet méér heeft willen zijn dan anderen hem wilden doen blijven. Dat noemt men bescheidenheid, anderen zeggen dat hij kan sen heeft gemist, maar Jan Verdonk heeft de filosofie van de' hei niet willen ver stikken, die de mens lank moedigheid en ijver leert zonder haastig ellebogen werk. In zijn atelier werkt hij nog steeds dag in dag uit tussen de modellen en gipsen, in de geur van steen en hout die nooit te evenaren is. Het is de geur van het elders uitge storven ambacht, dat hier le vend is gebleven omdat Jan Verdonk (en de enkelingen uit zijn oude, gedegen school) niet voortijdig zijn gestorven. Schimmen in witte kielen met grote snorren en hoge boorden dat zijn de gestor venen uit de jonge tijd van Verdonk, waarmee hij samen op fotografieën staat die ver geeld en vergaan zijn. Een klein legertje van witjassen, die de steen te lijf gingen om de kerken te versieren en het hout kapten om preekstoelen en altaren te maken. Voor weinig geld, maar in de trouwe dienst aan het am bacht, dat hard werk en kunst verenigde voor een lut tel weekgeld. Vandaag viert Jan Ver donk zijn zeventigste ver jaardag. Toen hij geboren werd boven het snoepwin keltje zei vrouw Van Gen- nip, die op bezoek kwam: ,,'t Is 'r gin um óp te houwe". Met andere woorden: dat wordt niks. Het werd wel wat, en vrouw Van Gennip zal dat wel niet zo drastisch hebben bedoeld, maar ge moet toch wat zeggen. Als Jan Verdonk dat van daag aan den dag nog met een glinsterend oog vertelt, is voor hem Haarlem hoe goed ook verzonken in de nevel van de tijd en leeft hij weer op de Mert in Eind hoven. Waaraan ge merken kunt dat zeventig jaren niets zijn, als men in een tijdperk geworteld is. De trilogie blijft ongeschre ven, dat spaart tijd en papier, en zelfs in drie maal dertig boeken zou men niet kunnen vertellen wat men vertellen wil over een stuk mensen leven, verweven met een stuk gestorven en begraven ver leden. Proficiat, Jan Verdonk, en nog vele jaren. Nóg een trilogie vol. De abstracte Betsy Nu 'ns geen Loch Ness monster, dat uit de leeggeschreven pen van dito journalisten gezogen moet worden. Geen legendarische zeeslangen of vliegende schotels. Hier is dan, zoals u uit de bladen hebt kunnen vernemen, in de dierentuin von Baltimore de zeven-jarige chimpansé Betsy, die schone abstracte schilderijen maakt van een formaat dat onze eigenlandse abstrac- telingen van jaloezie doet blozen. Een het-hogerop-zoekend jong reporter van de „Winnepeg Bodeschijnt haar reeds geïnterviewd ie hebben. Of zij gelóófde in haar eigen abstracte scheppingen, heeft-ie gevraagd. „Oele oele óéle!!!", heeft Betsy gekrijst. En ik vind dat toch maar juister dan het antwoord van één onzer eigen kunstenaars in die richting, die op een zelfde vraag schijnt te hebben geantwoord: „Ik rotzooi maar wat an!" Ik iveet niet hoe u er over denkt, maar ik vind „oele oele" van Betsy van meer critisch sarcasme getuigen, een Bernard Shaw waardig. En vandaag dan het bericht over de telex: „Het blad „The Winnepeg Tribune" heeft aan Betsy de opdracht gegeven, een abstract schilderij te vervaardigen: „Win nipeg in de Winter", zulks naar aanleiding van het feit dat er reeds ettelijke schilde rijen van de jeugdige kunstenares door ver-vooruitziende Winnipeggers waren aangekochtVan de opbrengst schijnt de directeur van de dierentuin voor Betsy een bruidegom te willen aankopen. Ik vind het allemaal verrukkelijke lec- tuur en ik zou willen dat de eerstvolgende ~n de telexen dergelijke berichten als news" zullen blijven verspreiden. Ik ze liever dan wat wij gewoonlijk als .tot news" voorgezet krijgen. Bovendien ben ik er door op een idee ge bracht. Het hok van Robin, mijn herder, heeft een voorjaarsverfje gel:régen: ik ont dekte wat groene verf aan zijn staart en ik verdenk hem er sterk van dat hij de binnenwand, van zijn woonst eveneens be- abstracterd zal hebben. Wat let me. of ik breek die wand er ïiit en stuur 'm naar Arti in Amsterdam. Als Lente In Baarn" zal het werk in de ca talogus vermeld staan. Maar voor hém. van de opbrengst geen bruid. Alle kans, dat het enthousiasme voor de schilderkunst bij hem dan op het tweede plan komt. Dat zullen we van Betsy ook beleven. Lel maar 'vs op. Het arme dier heeft zich alleen bij gebrek aan een vriendelijke rhimp op de abstracte schilderkunst ge- niorpen. Da's nu uit! En wat krijgen we dan? We wachten al op de eerstvolgende schokkende telexberichten: Valse Betsies ontdekt. - Baviaan Kubus, verdacht van vervalsing, aangehouden". Jan van Ees ADVERTENTIE Alle merken dus ruime keuze ENGEL, Gr. Houtstr. 181, Tel. 14444 Ls. en verfkwakkende handen. Ik kan. me ech ter voorstellen, dat men tegenover zo'n voorbeeld van atoomtijdperkkunst terug schrikt en er eenvoudig niet toe komt de spanning, uitgedrukt in dit schilderij, te onderkennen. Daarom leek mij kennis neming van die reeks zozeer variërende kleinere werken aan wand en in porte feuille wel gewenst. Veel van Sanders' abstracties berusten op vormen, die wij in de natuur en het door de mens reeds ge wrochte tegenkomen. Naar mijn gevoel spelen bijvoorbeeld New Yorks bruggen een rol in sommig werk. De kleurgeving lijkt mij Amerikaans, voor zover we daar mee door exposities van Amerikaanse kunst en door tijdschriften met kleur- reproducties, kleurenfoto's en advertenties ervaring hebben. Het woord onstuimigheid schiet ons te binnen als we Sanders' kleur ondergaan - en niet alleen de zijne. Een zelfde ervaring had ik al eens bij het werk van een volkomen figuratief schilder als de eveneens van Nederlandse afkomst zijnde Hondius. Mijn voorkeuren gaan meestal meer uit naar een grotere ingehoudenheid wat kleurgeving betreft, waar dan de door kleur opgeroepen spanning vaak groter is en de spankracht sterker blijkt. En zo be vredigde Sanders mij meer met enkele kleinere zaken, hetgeen niets af doet aan het respect, dat ik koester voor zijn grote doek. Bob Buys De toneelgroep „Puck" heeft zo deelt zij mede de Toneelcoördinatie doen we ten. dat de reactie van jonge regisseurs, ac teurs en actrices van dien aard is, dat ze zihc in staat ziet tot de gevraagde uitbrei ding over te gaan en dus een doublerend gezelschap te woi'den. Zodra de toneel coördinatie toestemming daartoe verleent, zal de leiding en het tableau de la troupe worden bekend gemaakt. 's-GRAVENHAGE. De heer K. ter Laan heeft in de raadsvergadering de aandacht gevestigd op het feit, dat H. M. de Koningin en Z.K.H. de Prins der Nederlanden niet zijn aangeslagen in den hoofdelijken omslag der gemeente. B. en W. hebben daarop geantwoord, dat krach tens art. 26 der Grondwet H. M. de Ko ningin vrij is van alle personeele lasten. Aan Z.K.H. de Prins der Nederlanden is echter noch bij de Grondwet, noch bij eenige andere wet vrijdom van belasting verleend. De hoofdelijke omslag der gemeente 's-Gravenhage wordt echter verleend naar de grondslagen huurwaar de, mobilair en paarden, waarop de be lastingschuldige in de Personeele Belas ting is aangeslagen. Z.K.H. is echter vol gens dezen grondslag niet belastbaar, aangezien Z.K.H. niet in de personeele belasting is aangeslagen, aangezien H. M. de Koningin de bewoonster en gebruik- ster is van het Paleis aan het Noordeinde. Z.K.H. de Prins woont wel in het paleis, doch bewoont het niet en heeft het niet in gebruik. B. en W. zijn dan ook v=n oordeel dat Z.K.H. terecht niet in den hoofdelijken omslag der gemeente is aangeslagen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 5