Wat doet de Nederlander
met zijn vrije tijd?
Trilogie voor Jan Verdonk
Vijftig jaar geleden
v
Verdelieö
Pro Deo
Eerste resultaten van uitgebreid
opinie-onderzoek onthuld
WERK VAN AMERIKAANSE
SCHILDER BIJ ESP ACE
<=Praatóteel
NAAIMACHINES
Van dag tot dag
Politie schoot recalcitrante
jongeman in de buik
Jongens pleegden meer dan
honderd insluipingen
Schilder J. Haver Droese
binnenkort 80 jaar
de
„Puck" kan doublerend
gezelschap worden
Uit Haarlems Dagblad
van 19 maart 1907
DINSDAG 19 MAART 1957
Ieder stukje natuur in Nederland wordt
bedreigd door begerige veelvraten: de in
dustrie, het leger, de woningbouw en het
verkeer. En wie verdedigt het? Het zou
onrechtvaardig zijn, te beweren dat alleen
de Vereniging tot Behoud van Natuur
monumenten dat doet, ofschoon zij natuur
lijk ten opzichte van de bedreigers het
meest objectieve standpunt kan innemen.
De regering heeft immers eveneens oog
voor de behoefte aan recreatiegebied en
erkent de noodzaak om bepaalde gebieden
tot verboden terrein voor bebouwers te
maken, doch haar standpunt wordt danig
beïnvloed door de overweging, dat indus
trialisatie, bewapening en gebiedsontslui-
ting voor verkeer en woningbouw essen
tiële factoren van het algemene Neder
landse belang zijn, die niet ten koste van
recreatie kunnen worden beknot.
De Vereniging tot Behoud van Natuur
monumenten is daarom bezorgd geworden.
Met ernstige reden, dunkt ons. Zij zegt dat
haar werk er een van verdediging is ge
worden, uit welke formulering zou kunnen
blijken dat van de andere zijde de neiging
tot verovering bestaat.
Nederland krijgt dit jaar zijn elf mil
joenste inwoner. Voor deze elf miljoen
moet er werk en woongelegenheid zijn, een
groot aantal van deze elf miljoen moet
onder de wapenen kunnen komen en kun
nen oefenen met geschut en straaljagers.
Daar is niets op af te dingen. Doch deze
elf miljoen moeten ook kunnen ademen
en de kleine oppervlakte aan natuurgebied,
die in ons land nog voorhanden is, moet
dus met grote zorg en met bijna mathe
matische nauwkeurigheid worden verdeeld
onder vijf gelijkberechtigde aspiranten: in
dustrie, verkeer, leger, woningbouw en
recreatie.
Wanneer men een stuk natuurschoon
gaat doorsnijden met snelverkeerswegen,
behoeft dit gebied niet voor recreatie on
bruikbaar te worden, althans wanneer men
deze wegen zo min mogelijk tot scheids
lijnen maakt. Verhoogde rijbanen met on
gelijkvloerse kruisingen schaden wel het
aanzien van het gebied in kwestie, doch
stellen de recreatie-zoekende mens ten
minste nog in de gelegenheid de wegen
zonder levensgevaar over te steken. Ver
zonken rijbanen met overbruggingen voor
het recreatieve verkeer zouden het land
schap minder schaden ook in esthetisch
opzicht, doch dat is een wel zo revolutio
naire gedachte dat de autoriteiten er nog
slechts om glimlachen.
Hoogbouw in natuurgebied is niet alleen
in de pers, maar ook in kringen der autori
teiten van landelijke gemeenten reeds vu
rig bepleit. Concentratie van industrie in
karakteristieke industriestreken inplaats
van willekeurige aantrekking van bedrij
ven door gemeentebesturen dus een
landelijk bouw- en verdeelschema lijkt
eveneens hard noodzakelijk.
En dan het leger. Een defensie zonder
oefenterreinen is waardeloos, doch een de
fensie die in haar omvang de verhoudings-
grens van bevolking en ruimte over
schrijdt, kan evenmin doelmatig worden
genoemd. Zij zou de volkskracht aantasten
en haar doel op die wijze voorbijschieten.
De taak van de landelijke overheid wordt
door deze en dergelijke vraagstukken met
de dag zwaarder geladen met overkoepe
lende verantwoordelijkheid. Doch een lan
delijke schematisering van alle meespelen
de factoren is nu eenmaal in een klein en
overbevolkt land als het onze de enige
uitweg. Ook in dit opzicht wordt een ge
moderniseerd beleid vereist, dat een grote
behoefte aan deskundigheid met zich
brengt.
De minister van Justitie heeft een sinds
jaar en dag bestaande wantoestand ge
saneerd, door aan advocaten een vergoe
ding toe te kennen voor de zogenaamde
„pro deo"-zakep. Zij krijgen nu voortaan
vijftig gulden voor iedere rechtsbijstand
aan toegevoegde cliënten; aan, zoals dat
nog steeds heet, min- of onvermogenden.
Deze vergoeding bedroeg tot nu toe nul
komma nul, ofschoon de rechtskundigen
er vaak een massa werk voor moesten ver
zetten. Als men uitgaat van het principe
dat goede arbeid goed moet worden be
taald, dan is het slechts verwonderlijk dat
de juristen tot nu toe gratis moesten wer
ken en dan kan men het een kwestie van
billijkheid noemen, dat hieraan een einde
is gemaakt.
Vijftig gulden is echter wel een schriele
beloning. Het gaat hier om de volledige
en toegewijde hulp van de jurist aan een
rechtzoekende, die zelf niet kan betalen.
Wie zelf wél kan betalen, zal zelden met
vijftig gulden klaar zijn. Daar echter ont
houdt. de minister zich uiteraard van elke
prijsbeheersing.
Het rechtsgevoel van de onvermogende
zou beter bevredigd worden, wanneer hij
zou weten dat zijn juiidische helper naar
recht en billijkheid wordt gehonoreerd. En
degene, die wel zelf betalen kan, zou min
der het gevoel hebben dat hij eigenlijk als
„Deus" fungeert....
De overheid is in dit geval zeer zuinig
gebleken, wat in haar te prijzen zou zijn,
wanneer het niet zou gaan ten koste van
een particulier belang.
(Van een onzer redacteuren)
Vorig jaar heeft het Centraal Bureau
voor de Statistiek een uitgebreid onder
zoek ingesteld naar de vrije tijdsbeste
ding in Nederland. liet verzamelde eij-
fermaterieel is pas over enkele maanden
rijp voor publicatie. Daarop vooruitlo
pend heeft de directeur van het CBS,
prof. dr. Ph. J. Idenburg donderdag op
een gesprekdag der Nederlandse Jeugd
gemeenschap reeds enkele resultaten
van dit onderzoek onthuld. Zijn voor
naamste conclusie was: wij zijn nog al
tijd een bijzonder arbeidzaam en huise
lijk volk, volkomen beantwoordend'aan
het stereotype beeld, dat men van „de"
Nederlander heeft. Zo was het een eeuw
geleden, zo is het thans ondanks bio
scoop, sport en andere uithuizigheden
nog steeds.
In de verhouding tussen vrije- en werk
tijd hebben zich echter de laatste honderd
jaar grote verschuivingen voorgedaan. De
doorsnee-Hollander anno 1850 besteedde
56 percent van zijn tijd aan werken-om-
den-brode en hield elf percent vrije tijd
over. Het dagrooster van de tegenwoordi
ge mens vermeldt slechts 28 percent ar
beid, maar 39 percent vrije tijd. Hij werkt
dus slechts half zo lang als zijn grootvader.
Desondanks was prof. Idenburg van oor
deel, dat wij door die meerdere vrijheid
niet gelukkiger geworden zijn. De huidi
ge maatschappij leeft in een overspannen
aandacht voor de arbeid", zo meent hij.
„Men gaat uit van de gedachte, dat we
vooral leven om te werken, terwijl de
oude Grieken en ook de Bijbel het
veel gezondere standpunt huldigen dat de
mens werkt om te leven".
Het onderzoek naar de vrije tijdsbeste
ding is verricht door zeshonderd enquê
teurs van de Stichting voor de Statistiek
en heeft zich uitgestrekt over ruim tien
duizend Nederlanders uit alle milieus dei-
bevolking. Hun was een zeer omvangrijke
vragenlijst ter beantwoording voorgelegd.
De vragen varieerden van: „Bent u in de
afgelopen drie weken naar de kerk ge
weest?" tot „Welk boek hebt u het laatst
gelezen?" De uitkomsten van deze massale
„steekproef" -de grootste die ooit in ons
land gehouden werd geven volgens dr.
Idenburg een tot op enkele percenten
nauwkeurig beeld van de wijze, waarop
ons volk zijn vrije uren doorbrengt.
Weinig „echte" vrije tijd
Daarbij is allereerst gebleken, dat er
per week en per gemiddelde Nederlander
na aftrek van de noodzakelijke „klusjes"
in en om de eigen woning slechts vier
entwintig uur „echte" vrije tijd overblijft.
Achttien uur daarvan wordt thuis doorge
bracht met ontspanning, theedrinken en
„wat praten" (een derde deel), met luiste
ren naar de radio,'kijken naar televisie of
in tijdschriften (een derde) of met diver
se soorten zalig nietsdoen. Een der groot
ste moeilijkheden voor de enquêteurs was
het, een duidelijk antwoord te krijgen op
de vraag, of men actief naar de radio luis
terde, of het ding zomaar „aan" had staan,
zonder veel op het gebodene te letten.
Ook naar de voorkeur voor bepaalde ra
dio- en bioscoopprogramma's werd geneild.
Hierbij bleek, dat zeer velen nog altijd cri-
tiekloos luisteren of kijken. Heel gewoon is
bijvoorbeeld de wekelijkse gang naar de
buurtbioscoop. waarbij geen enkele voorse
lectie naar inhoud of titel van de hoofd-
flim wordt gemaakt.
Vijf uur lezen per week
Uit de antwoorden betreffende de lees
activiteit blijkt, dat ten plattelancle de
krant en in mindere mate ook het tijd
schrift nog altijd de favoriete lectuur is.
De stadsbewoner daarentegen is de'groot
ste boekenverslinder.
Overigens is de leeswoede verheugend
groot: in alle lagen der bevolking wordt
zeker vijf uur per week aan lezen besteed.
Het leespeil is helaas veel minder hoog:
in diverse middenstandsgezinnen zijn ge-
illustreerde kinderblaadjes zoals Donald
Duck nog alijtd de hoogste vorm van lees
genot!
In het algemeen is de man in Nederland
in zijn vrije uren tweemaal zoveel thuis als
uit, de vrouw brengt zelfs vier-vijfde van
haar vrije tijd in huis door. Mannen heb
ben overigens anderhalf maal zoveel echte
vrije tijd als uren voor verplichte bezighe
den; bij de vrouwen is die verhouding juist
omgekeerd. In de hogere inkomensgroepen
hebben beide geslachten ongeveer een ge
lijk aantal echte vrije uren.
Stad en platteland
Verrassend is de conclusie, dat de totaal
beschikbare vrije tijd vrijwel voor alle
maatschappelijke milieus even groot is.
Ook tussen stads- en plattelandsbevolking
bestaan in dit opzicht veel minder grote
verschillen dan men gewoonlijk aanneemt:
het voornaamste onderscheid is, dat de
plattelander gemiddeld een kwartier vroe
ger naar bed gaat als de stedeling. Het
slechtst eraan toe zijn, wat echte vrije uren
betreft, de boerevrouw, die eigenlijk altijd
„bezig" is, en de kleine zelfstandigen i
winkeliers e.d. De meeste werkelijke vrije
tijd heeft de moderne industrie-arbeider.
Aan deze laatste demonstreert zich ove-
rigens de onhoudbaarheid van de stelling,
dat de beste ontspanning altijd een com
penseren „naar de andere kant" is: vele
handarbeiders blijken in hun vrije tijd bij
voorkeur knutselhobbies te beoefenen.
Bepaalde stereotypen, zoals de dag-en-
nacht ploeterende huisarts en de in zijn
vrije tijd badende onderwijzer hebben het
onderzoek niet kunnen overleven: de ver
deling tussen werktijd en vrije uren ligt
gemiddeld ook bij die beroepen heel an
ders dan men pleegt aan te nemen.
Prof. Idenburg besloot zijn blik achter de
schermen der vrije tijdsbesteding met een
saluut aan de studerende en „rijpere"
jeugd, die van alle bevolkingsgroepen,
naar het onderzoek heeft uitgewezen, de
minste vrije uren heeft. De tweede spreker
op deze gespreksdag, mr. dr. K. van Dijk
uit Groningen, sloot zich hier volmondig
bij aan. Hij vond het dan ook helemaal niet
erg, dat vele jongelui hun weinige vrije
tijd bij voorkeur in bioscopen en andere
wufte elementen zoekbrengen. Een van de
redenen, dat de jeugd en de ouderen elkaar
niet meer zo best begrijpen, is misschien
te vinden in ons voortdurend ageren tegen
deze soorten van vermaak. We moéten niet
altijd zo koppig-ethisch blijven hameren
op de noodzaak van zinvolle, cultureel
verantwoorde vrije tijdsbesteding, vond
hij, want ook liefhebberijen als filmbezoek,
„plaatjes draaien" en naar de radio luiste
ren kunnen tenslotte leiden tot kunstbe
grip en cultuurbesef.
In Alblasserdam kwam maandagavond
de 21-jarige A. B. dronken bij zijn ouders
thuis. Er ontstond een woordenwisseling
en daarbij bedreigde hij zijn ouders met
een mes. Dezen vroegen assistentie van
de rijkspolitie. Twee politiemannen tracht
ten B. tot rede te brengen en sommeerden
hem het mes neer te leggen. In plaats van
dit te doen kwam de jongeman met het
mes dreigend op de politiemannen af. Een
van hen trok zijn pistool en vuurde op B.
Deze werd in de buik getroffen en ernstig
gewond. Hij werd overgebracht naar een
ziekenhuis te Dordrecht, waar hij werd
geopereerd. Hij maakt het thans naar om
standigheden redelijk wel.
B. is reeds vele keren met de politie in
aanraking geweest. Hij heeft vijf jaar in
een opvoedingsgesticht doorgebracht.
In Rotterdam zijn twee jongens van der
tien en twee van veertien jaar kerken,
kantoren, rusthuizen, banken, woningen en
winkels binnengeslopen met de bedoeling
geld weg te nemen. De knapen, die ten
slotte tegen de lamp zijn gelopen, hebben
op deze manier meer dan duizend gulden
bij elkaar gekregen.
Zij hebben offerblokken in kerken ge
licht, collectebussen geopend en in kanto
ren geld uit damestassen gestolen. Vaak
liepen zij kantoren binnen en klopten op
de deuren van de kamers. Kregen zij ant
woord en ging de deur open, dan vroegen
de jongens om postzegels. Kregen zij geen
antwoord dan gingen zij brutaalweg bin
nen om te zien of er iets van hun gading
was. In woonhuizen vroegen zij, wanneer
men hen in de gaten kreeg, naar oude
kranten.
Het geld werd gebruikt voor snoepgoed
en bioscoopjes. Ook hadden zij een lucht
drukpistool gekocht. Hun ouders waren
onkundig van hun rooftochten.
De Haagse kunstschilder J. Haver Droese
hoopt 27 maart zijn tachtigste verjaardag
te vieren. Hij doorliep de Haagse Academie
voor Beeldende Kunsten, daarna is hij zijn
eigen weg gegaarï. Hij heeft zich vooral
toegelegd op het schilderen van interieurs,
stillevens, stadsgezichten en landschappen.
Op het gebied van het verenigingsleven is
hij een vooraanstaande figuur. Hij was in
1917 mede-oprichter van de „Nederland-
sche Kunstkring", welke vereniging van
beeldende kunstenaars dit jaar haar 40-
jarig bestaan viert. Zesendertig jaren heeft
Haver Droese de voorzittershamer gehan
teerd. Verder was hij jarenlang secretaris
van de Nederlandse Federatie van Beel
dende Kunstenaars, waarvan hij in 1931
ook mede-oprichter was. De schiider heeft
zich in woord en daad altijd fel verzet
tegen cultuurnegatie. Hij streed voor „de
verheffing van de kunstenaarsstand". Hij
heeft eveneens veel gedaan voor het oor
spronkelijke Nederlandse toneelstuk, waar
voor hem als dank het erelidmaatschap van
de Bond van Nederlandse toneelschrijvers
aangeboden.
Joop Sanders, die tot 6 april in de Galerie
„Espace" aan het Klein Heiligland te Haar
lem exposeert, is een Amerikaan van
Nederlandse afkomst. Hij werd te Amster
dam (in 1923) geboren. Op zijn zestiende
jaar trok hij naar New York en voelde zich
blijkbaar zo thuis in de nieuwe wereld, dat
hij zich daar liet naturaliseren. Als schilder
ontwikkelde hij zich onder leiding van de
vroegere Duitser Georg Grosz en Willem de
Kooning, een Nederlander van afkomst. De
Kooning wordt in Amerika een zeer be
langrijke figuur geacht. Werk van hem was
hier het laatst te zien op een tentoonstel
ling van Amerikaanse kunst in het Haagse
Gemeentemuseum en zo is het mij mogelijk
overeenkomsten te constateren in het werk
van Sanders met dat van zijn leermeester.
Hoewel De Kooning ongetwijfeld invloed
zal hebben gehad op Sanders, meen ik toch
dat de overeenkomsten vooral een gevolg
zijn van een grote verwantschap. Want
Sanders moge nog betrekkelijk jong zijn,
diens werk is sterk persoonlijk, of hij nu
bewust iets wilde of wel zich liet gaan in
zijn avontuurlijke exploratie van dat ter
rein der schilderkunst, waarop zijn talen
ten het beste gedijen.
Sanders voelt het meest voor grote doe
ken en terecht, dacht ik, gezien het éne dat
hier vertoond wordt. Hij had graag meer
werken van dat formaat opgehangen. Het
is echter goed dat leiding van Galerie Es
pace daar anders over dacht. Want zoals
Sanders' werk nu vertoond wordt, in ver-
„iiode-laiuaarn-wijk" door J. Sanders,
schilderij in olieverf.
scheiden formaten en technieken, leert men
deze figuur zeker beter kennen en waar
deren dan wanneer men alléén moest af
gaan op doeken gelijk dit ene grote. San
ders' werk wordt ons door de Amerikaan
se voorlichtingsdienst voorgesteld als ex
pressionistisch .abstract. Met deze woorden
in zo'ngroot schïlde'rij; wel enigszins ge
tekend. Sanders maakte ook echter figura
tieve zaken, die geladen zijn door een grote
expressionistische felheid. Hij toont daar
naast enkele abstracte schilderijtjes, die
iets hebben van de ingehoudenheid van
sommig werk van onze Corneille, een ge
voeligheid van kleur bezitten, waardoor ik
even moest denken aan de bij Espace eer
der exposerende Lea Nikel en die moeilijk
van expressionistische geaardheid genoemd
kan worden. Sanders blijkt een harts
tochtelijk en fel levende werker, die zich
niet laat vastleggen in een uitdrukkings
wijze, waarmee hij succes had. Ik acht hem
dan ook meer nonconformist dan Appel
bijvoorbeeld. Hij is ook meer gespannen of
houdt een spanning langer vol. Men con
stateert dit vooral aan dat grote doek,
waarin iedere plek levend van kleur en
materie is en dat in zijn overdaad van
kleurvlekken, van bewegingen, een eenheid
bleef. Deze ontlading is voor mij een veel
meer schilderkunstige dan sommiger
krachtpatserijen met leeg te drukken tubes
Als ik een trilogie zou
schrijven over het Brabantse
land. zoiets verschrikkelijk
vervelends als van „Hoe het
was", „Hoe het geworden is"
en „Hoe het zijn zal", zou ik
beginnen met een regeltje dat
al meteen de trilogie-sfeer bij
de argeloze lezer zou oproe
pen: „Jan Verdonk wier ge
boren op de Mert, boven het
snoepwinkeltje van Bertha
van der Sommen, die een for
tuin uit dropveters en botter-
babbels heeft opgebouwd....."
Maar een trilogie schrijven
is een enorm werk en een
trilogie lézen is moordend.
Trilogieën worden geschreven
door mensen die niet kunnen
ophouden met schrijven over
iets, dat lang voorbij is:
Stoere boerengeslachten,
taaie folklore en onmogelijke
bloedvctcs bij doodgoeie men
sen. En toch is het jammer
dat het niet kan, in dit geval.
Want, de naam Jan Verdonk
is zo'n echte trilogische
naam
En dat niet alleen. Hij is
een echte Brabanter uit de
schone oude tijd, toen de Bra
bantse stadjes nog lagen te
dromen over een vreemde
wereld daarbuiten, die niet
de hunne was. Achter de hei,
achter de Peel, achter de ein
der maakte men zich druk, in
Brabant niet. Behalve met
kermis en Vastenavond, twee
plezierige ontploffingen in
een jaar van gezapig leven en
lijden. Lijden ook, ja, en niet
zuinig. Want Jan Verdonk,
die vandaag zeventig wordt
in Haarlem en die verjaardag
viert als Haarlems kunste
naar, zal zich nog herinneren
hoe de omstandigheden wa
ren toen hij als jongen van
veertien bij Jan en Fons Lus
ters in Eindhoven op het
beeldhouwersatelier kwam.
Van ochtendkrieken tot de
late avond in de steenhouwe
rij, wat steensjouwerij be
tekende voor de jonge klan
ten en aan het eind van de
week met een paar kwartjes
naar huis. Sociale omstandig
heden, zou men vandaag aan
den dag zeggen. Sociaal was
toen een onbekend woord,
maar ook een onbekend be
grip, al waren de Custers in
hun beroerde tijd nog lang de
beroerdsten niet.
Jan Verdonk is een beeld
houwer geworden en hij is
het nog, maar de manier
waarop hij het geworden is
vult de trilogie van de Bra
bantse ambachtsman. De man
die een vak van binnen en
van buiten leerde, allang
voordat hij op de Bosse Ko
ninklijke School kwam. In
Eindhoven leerde hij de har
de kanten van steen en hout,
maar ook de wonderlijke
ziel van het materiaal met
de nerven en vlammen, de
karakters der soorten en de
geheimzinnige werking dei-
beitels en hamers. In Den
Bosch kwam daar dan de cul
tuur haar vinger bij-leggen,
waardoor Jan Verdonk zijn
vormgeving en zijn expressie
ontdekte.
Maar .de ambachtsman
bleef, ook als vormgever, de
ambachtsman en in Haarlem,
waar hij later in een cirkeltje
van Brabantse stilte ging
werken, is hij dat gebleven.
Van de Limburgers in Eind
hoven heeft hij de slepende
humor overgehouden, van de
Eindhovenaren een tintelende
ironie en van de Haarlem
mers kreeg hij zijn opdrach
ten. Zo is Jan Verdonk van
daag, nu hij zeventig wordt,
een mens uit verschillende
stukken, maar een karakter
uit een stuk stevige oude
steen.
Het leven heeft uit die
steen een Jan Verdonk ge
hakt die niet heeft tegenge-
sparteld en niet méér heeft
willen zijn dan anderen hem
wilden doen blijven. Dat
noemt men bescheidenheid,
anderen zeggen dat hij kan
sen heeft gemist, maar Jan
Verdonk heeft de filosofie
van de' hei niet willen ver
stikken, die de mens lank
moedigheid en ijver leert
zonder haastig ellebogen
werk.
In zijn atelier werkt hij nog
steeds dag in dag uit tussen
de modellen en gipsen, in de
geur van steen en hout die
nooit te evenaren is. Het is
de geur van het elders uitge
storven ambacht, dat hier le
vend is gebleven omdat Jan
Verdonk (en de enkelingen
uit zijn oude, gedegen school)
niet voortijdig zijn gestorven.
Schimmen in witte kielen
met grote snorren en hoge
boorden dat zijn de gestor
venen uit de jonge tijd van
Verdonk, waarmee hij samen
op fotografieën staat die ver
geeld en vergaan zijn. Een
klein legertje van witjassen,
die de steen te lijf gingen om
de kerken te versieren en het
hout kapten om preekstoelen
en altaren te maken. Voor
weinig geld, maar in de
trouwe dienst aan het am
bacht, dat hard werk en
kunst verenigde voor een lut
tel weekgeld.
Vandaag viert Jan Ver
donk zijn zeventigste ver
jaardag. Toen hij geboren
werd boven het snoepwin
keltje zei vrouw Van Gen-
nip, die op bezoek kwam: ,,'t
Is 'r gin um óp te houwe".
Met andere woorden: dat
wordt niks.
Het werd wel wat, en
vrouw Van Gennip zal dat
wel niet zo drastisch hebben
bedoeld, maar ge moet toch
wat zeggen.
Als Jan Verdonk dat van
daag aan den dag nog met
een glinsterend oog vertelt, is
voor hem Haarlem hoe
goed ook verzonken in de
nevel van de tijd en leeft hij
weer op de Mert in Eind
hoven. Waaraan ge merken
kunt dat zeventig jaren niets
zijn, als men in een tijdperk
geworteld is.
De trilogie blijft ongeschre
ven, dat spaart tijd en papier,
en zelfs in drie maal dertig
boeken zou men niet kunnen
vertellen wat men vertellen
wil over een stuk mensen
leven, verweven met een stuk
gestorven en begraven ver
leden.
Proficiat, Jan Verdonk, en
nog vele jaren.
Nóg een trilogie vol.
De abstracte Betsy
Nu 'ns geen Loch Ness monster, dat uit
de leeggeschreven pen van dito journalisten
gezogen moet worden. Geen legendarische
zeeslangen of vliegende schotels. Hier is
dan, zoals u uit de bladen hebt kunnen
vernemen, in de dierentuin von Baltimore
de zeven-jarige chimpansé Betsy, die
schone abstracte schilderijen maakt van
een formaat dat onze eigenlandse abstrac-
telingen van jaloezie doet blozen.
Een het-hogerop-zoekend jong reporter
van de „Winnepeg Bodeschijnt haar
reeds geïnterviewd ie hebben.
Of zij gelóófde in haar eigen abstracte
scheppingen, heeft-ie gevraagd. „Oele oele
óéle!!!", heeft Betsy gekrijst.
En ik vind dat toch maar juister dan het
antwoord van één onzer eigen kunstenaars
in die richting, die op een zelfde vraag
schijnt te hebben geantwoord: „Ik rotzooi
maar wat an!"
Ik iveet niet hoe u er over denkt, maar
ik vind „oele oele" van Betsy van meer
critisch sarcasme getuigen, een Bernard
Shaw waardig.
En vandaag dan het bericht over de
telex: „Het blad „The Winnepeg Tribune"
heeft aan Betsy de opdracht gegeven, een
abstract schilderij te vervaardigen: „Win
nipeg in de Winter", zulks naar aanleiding
van het feit dat er reeds ettelijke schilde
rijen van de jeugdige kunstenares door
ver-vooruitziende Winnipeggers waren
aangekochtVan de opbrengst schijnt de
directeur van de dierentuin voor Betsy een
bruidegom te willen aankopen.
Ik vind het allemaal verrukkelijke lec-
tuur en ik zou willen dat de eerstvolgende
~n de telexen dergelijke berichten als
news" zullen blijven verspreiden. Ik
ze liever dan wat wij gewoonlijk als
.tot news" voorgezet krijgen.
Bovendien ben ik er door op een idee ge
bracht. Het hok van Robin, mijn herder,
heeft een voorjaarsverfje gel:régen: ik ont
dekte wat groene verf aan zijn staart en
ik verdenk hem er sterk van dat hij de
binnenwand, van zijn woonst eveneens be-
abstracterd zal hebben. Wat let me. of ik
breek die wand er ïiit en stuur 'm naar
Arti in Amsterdam. Als Lente In Baarn"
zal het werk in de ca talogus vermeld staan.
Maar voor hém. van de opbrengst geen
bruid. Alle kans, dat het enthousiasme
voor de schilderkunst bij hem dan op het
tweede plan komt.
Dat zullen we van Betsy ook beleven.
Lel maar 'vs op. Het arme dier heeft zich
alleen bij gebrek aan een vriendelijke
rhimp op de abstracte schilderkunst ge-
niorpen. Da's nu uit! En wat krijgen we
dan? We wachten al op de eerstvolgende
schokkende telexberichten:
Valse Betsies ontdekt. - Baviaan Kubus,
verdacht van vervalsing, aangehouden".
Jan van Ees
ADVERTENTIE
Alle merken dus ruime keuze
ENGEL, Gr. Houtstr. 181, Tel. 14444
Ls.
en verfkwakkende handen. Ik kan. me ech
ter voorstellen, dat men tegenover zo'n
voorbeeld van atoomtijdperkkunst terug
schrikt en er eenvoudig niet toe komt de
spanning, uitgedrukt in dit schilderij, te
onderkennen. Daarom leek mij kennis
neming van die reeks zozeer variërende
kleinere werken aan wand en in porte
feuille wel gewenst. Veel van Sanders'
abstracties berusten op vormen, die wij in
de natuur en het door de mens reeds ge
wrochte tegenkomen. Naar mijn gevoel
spelen bijvoorbeeld New Yorks bruggen
een rol in sommig werk. De kleurgeving
lijkt mij Amerikaans, voor zover we daar
mee door exposities van Amerikaanse
kunst en door tijdschriften met kleur-
reproducties, kleurenfoto's en advertenties
ervaring hebben. Het woord onstuimigheid
schiet ons te binnen als we Sanders' kleur
ondergaan - en niet alleen de zijne. Een
zelfde ervaring had ik al eens bij het werk
van een volkomen figuratief schilder als de
eveneens van Nederlandse afkomst zijnde
Hondius. Mijn voorkeuren gaan meestal
meer uit naar een grotere ingehoudenheid
wat kleurgeving betreft, waar dan de door
kleur opgeroepen spanning vaak groter is
en de spankracht sterker blijkt. En zo be
vredigde Sanders mij meer met enkele
kleinere zaken, hetgeen niets af doet aan
het respect, dat ik koester voor zijn grote
doek.
Bob Buys
De toneelgroep „Puck" heeft zo deelt
zij mede de Toneelcoördinatie doen we
ten. dat de reactie van jonge regisseurs, ac
teurs en actrices van dien aard is, dat ze
zihc in staat ziet tot de gevraagde uitbrei
ding over te gaan en dus een doublerend
gezelschap te woi'den. Zodra de toneel
coördinatie toestemming daartoe verleent,
zal de leiding en het tableau de la troupe
worden bekend gemaakt.
's-GRAVENHAGE. De heer K. ter
Laan heeft in de raadsvergadering de
aandacht gevestigd op het feit, dat H. M.
de Koningin en Z.K.H. de Prins der
Nederlanden niet zijn aangeslagen in den
hoofdelijken omslag der gemeente. B. en
W. hebben daarop geantwoord, dat krach
tens art. 26 der Grondwet H. M. de Ko
ningin vrij is van alle personeele lasten.
Aan Z.K.H. de Prins der Nederlanden is
echter noch bij de Grondwet, noch bij
eenige andere wet vrijdom van belasting
verleend. De hoofdelijke omslag der
gemeente 's-Gravenhage wordt echter
verleend naar de grondslagen huurwaar
de, mobilair en paarden, waarop de be
lastingschuldige in de Personeele Belas
ting is aangeslagen. Z.K.H. is echter vol
gens dezen grondslag niet belastbaar,
aangezien Z.K.H. niet in de personeele
belasting is aangeslagen, aangezien H. M.
de Koningin de bewoonster en gebruik-
ster is van het Paleis aan het Noordeinde.
Z.K.H. de Prins woont wel in het paleis,
doch bewoont het niet en heeft het niet
in gebruik. B. en W. zijn dan ook v=n
oordeel dat Z.K.H. terecht niet in den
hoofdelijken omslag der gemeente is
aangeslagen.