DE VROLIJKE LIJDENSWEGonze namen
Vedkntdenheid met de
E CA
RAVAN
ONZE PUZZEL
Candide" van
Voltaire
Zij wilden zo graag
meneer worden
genoemd
'frivool aanhangsel van'
het voorbijglijdende nieuws
Over oude
litteratuur
ft
Deftigdoenerij
Misleidend j
v -
Rock Hudson gaat de journalist anders spelen
srael wiilei
erdedigi/g
Haarlemse bejaarden
grandioos onthaald
O J WIJ MEMOREERDEN al. dat tot rijk-
ALS CANDIDE, na vele ongelukkige
avonturen het reizen moe, enige maanden
in een boerderijtje aan de Bosporus ge
woond en vredig „zijn tuintje gewied"
heeft, zegt de oude vrouw, die een paar
van zijn ervaringen gedeeld heeft maar bo
vendien al vroeger in haar leven zwaar
beproefd is: „Ik zou Willen weten wat het
ergste is, om honderd maal geschonden te
worden door negerpiraten, zich een bil af
te laten snijden, spitsroeden te lopen bij de
Boelgaren, gegeseld en gehangen te wor
den in een auto dafé, gevierendeeld te
worden, in een galei te roeien, om kort
te gaan al de ellende te ondervinden die
wij doorgemaakt hebben, of hier blijven en
nietsdoen?" „C'est une grande
question", antwoordt Candide daarop en
met die woorden geeft hij ongeveer de
strekking van dit boekje van Voltaire aan.
De keuze in het leven is tussen onrust en
ellende enerzijds en verveling anderzijds,
in de termen van de pessimistische mon
nik Martin een Nederlander van afkomst.
Men moet hem in een bepaalde zin gelijk
geven, in een andere niet. Theoretisch wel,
praktisch niet, omdat niemand er in slaagt
het plezier geheel uit zijn levenservaring
te bannen, hoe bekwaam sommigen het
ook vermommen. Het plezier, de eenvou
dige onmiddellijke ondervinding van le
venslust, is de grote vijand van iedere
harmonische wereldbeschouwing.
De auteur van Candide wakkert in de
lezer een vrolijkheid aan die misplaatst
genoemd zou moeten worden, als al de
rampspoed inderdaad aan een onschuldige
jongeman uit Westfalen en aan zijn goed
willende reisgenoten overkwam. In wer
kelijkheid zijn Candide en de anderen geen
personages, zoals sommigen van hen bewij
zen door enige tijd nadat zij door het vuur
of door het zwaard gruwelijk omgekomen
zijn opnieuw in het verhaal op te treden.
De klappen komen niet op hen aan, maar
op de levensopvatting die Candide van
zijn Westfaalse leermeester Pangloss heeft
meegekregen. Het is bewezen, zei Pang-
loss, dat de dingen niet anders kunnen zijn
dan zij zijn, want omdat alles voor een
doel gemaakt is, strekt alles noodzake
lijkerwijs tot het beste doel. Het is bijvoor
beeld duidelijk dat onze neuzen gemaakt
zijn om brillen te dragen en wij hebben
dan ook brillen, de voeten om geschoeid
te worden en wij hebben schoenen. Can
dide nam al die wijsheid gretig in zich op
en was overtuigd dat het kale kasteel van
baron Thunder-ten-tronckh het mooiste
van alle mogelijke kastelen was en dat hij
er met hulp van het diepzinnigst mogelijke
onderwijs het best mogelijke leven tege
moet ging. Als hij echter de Cunegonde,
de dochter van de baron, gekust heeft ach
ter een kamerscherm, wordt hij door haar
vader het kasteel uitgeschopt. Dan begin
nen zijn avonturen in Europa, in Amerika,
die hem tenslotte zullen doen inzien dat,
of Pangloss gelijk had of niet, de beste le
venswijsheid is dat men zijn eigen tuin
moet wieden.
Het optimisme in de trant van Pangloss
is in de twintigste eeuw niet zo'n strijdbare
en bestrijdenswaardige levensopvatting als
het in de achttiende was. Dat wil niet zeg
gen dat de meesten van ons niet nog altijd
tenminste een deel van onze omstandighe
den als de beste van de wereld zien. Men
kan zich de mensheid zonder een derge
lijke illusie niet voorstellen, maar in deze
ontevreden tijd is die niet sterk genoeg
om het gewicht van een uitgesproken le
vensopvatting te dragen. Als filosofische
argumentatie heeft „Candide" veel aan
kracht ingeboet, en ook in een ander op
zicht is het aan de tegenwoordige lezer niet
meer besteed. Het verhaal van Candide
heeft de conventionele vorm van de avon
turenverhalen met beeldschone en schat
rijke jonge edellieden als hoofdpersonen
en volmaakte sentimenten als onderwerp.
Wie die vorm, waarvan de overheersing
halverwege de achttiende eeuw juist aan
getast begon te worden door het realisti
sche genre van de roman, uit de litteratuur
van de voorafgaande honderd jaar een
beetje kent, zal het parodistische element
nog kunnen waarderen bijvoorbeeld in de
levensgeschiedenis die de oude vrouw ver
telt: „Ik ben de dochter van paus Urbanus
X en de prinses van Palestrina (Voltaire
laat zich in een voetnoot voorstaan op de
discretie van dit anti-clericale grapje: er
was immers nooit een Urbanus X ge
weest). Ik ben tot mijn veertiende jaar in
een paleis opgegroeideen van mijn
toiletten was meer waard dan alle rijk
dommen van Westfalen.... ik wekte al
liefde op, mijn borst vormde zich en
wat een borst! blank, stevig, van een mo
del als dat van de Venus de Medici en
wat een ogen! wat een wimpers, wat een
zwarte wenkbrauwen
ONDANKS die gedeeltelijke veroude
ring is Candide als ironische polemiek niet
te verbeteren. Voltaire, die alle mogelijke
fouten beging wanneer hij de schone stijl
van zijn tijd beoefende en zich door de
plicht tot scheppen bezwaard voelde, was
in zijn element wanneer hij een gangbare
vorm kon afbreken het was hetzelfde
soort werkzaamheid als het bestrijden van
het vooroordeel. De verschrikkelijkste
avonturen worden in enkele regels afge-
daan. Alles is immers maar argumentatie,
er is geen enkele noodzaak om tot het ge
voel of de verbeelding van de lezer door
te dringen. „De kanonnen wierpen eerst
ongeveer zesduizend man aan beide zijden
omver, vervolgens namen de musketten
zes- a negenduizend schelmen weg van het
oppervlak van de beste van alle moge
lijke werelden". Dat is de beschrijving van
de veldslag tussen Boelgaren en Abaren,
het eerste avontuur dat Candide na zijn
verdrijving uit Westfalen beleefde. Zijn j
eigen aandeel in de strijd is tenslotte in één
zin beschreven: „Candide, die beefde als j
een filosoof, verborg zich zo goed als hij j
kon gedurende die heroïsche slachting". j
Enige tijd later bevindt Candide zich in 1
Holland, waar hij Pangloss ontmoet, die j
hem vertelt dat het kasteel in Westfalen
geplunderd is door het Boelgaarse leger, j
dat Cunegonde verkracht is en gedood, i
Pangloss zelf verkeert in beklagenswaar- j
dig fysiek verval, maar herstelt dank zij j
de goedheid van een brave koopman, die 1
overigens geenszins het enige type Hollan- j
der is dat Candide tegenkomt. Als hij pas
in het land is aangekomen en nog geen
middelen van bestaan heeft, wordt hij uit
een grote vergadering weggejaagd door een
heer, die juist een uur lang de aanwezigen
heeft toegesproken over de liefdadigheid,
maar die geen hulp wenst te verlenen aan
boeven zoals Candide, die niet weten dal
de paus de antikrist Ls.
Candide reist vervolgens naar Portugal,
waar hij Cunegonde terugvindt, die door
een wonder ontsnapt blijkt te zijn aan de
plunderaars van haar familieslot, maar
Pangloss tijdelijk verliest op de brandsta
pel. Uitgeweken naar Zuid-Amerika moet
hij dan Cunegonde weer achterlaten in
Buenos-Aires, waar de Spaanse gouverneur
beslag op haar legt. Hij is alleen in het ge
zelschap van een knecht als hij door een
toeval het land Eldorado vindt, waar de
kiezelstenen diamanten zijn en waar geen
kerk, geen rechtbank en geen gevangenis
bestaan, maar wel een Paleis van Weten
schappen, met een zaal van tweeduizend
passen lengte geheel gevuld met natuur
kundige instrumenten. Hij denkt dat ook
Pangloss zou hebben moeten toegeven dat
dit een beter land is dan Westfalen, maar
na enige tijd wil hij er toch weer weg, om
Cunegonde terug te vinden en om te
kunnen opscheppen over zijn ervaring. Hij
vertrekt met een kudde rode schapen, ter
beschikking gesteld door de koning van
Eldorado, waarvan er vijftig beladen zijn
met diamanten. Die rijkdom brengt hem,
als hij in de gewone wereld is terugge
keerd, natuurlijk bij herhaling in aanra
king met dieven en oplichters. Als hij ten
slotte Cunegonde terugvindt in Konstanti-
nopel, is er nog juist genoeg over voor een
bescheiden vestiging in de bovenvermelde
boerderij, waar de kansen op het ware ge
luk overigens des te kleiner zijn nu Cune
gonde door haar vele avonturen lelijk en
zuur is geworden, zodat Candide alleen uit
plichtsgevoel met haar trouwt.
DE CONCLUSIE die men uit dat alles
trekken moet is tenslotte maar half dui
delijk namelijk dat de wereld geenszins
zonder meer de beste van alle denkbare
werelden is, maar integendeel niet aan de
geringste goede verwachtingen kan vol
doen. Dat is nog niet eens waar: alleen gel
dig in de beperkte polemische zin waarin
Voltaire het hier stelt, en dan al door zijn
eigen toon weersproken. Als men Candide
beter wil begrijpen, moet men eigenlijk in
het andere werk van Voltaire zoeken. Vol
gens professor Pomeau is zelfs de enige
manier om hem te leren kennen het lezen
van al zijn verzamelde wexken, in vijf tg of
tachtig delen. Als men daar niet dadelijk
de gelegenheid toe heeft, kan men toch al
iets beginnen met bijvoorbeeld de tekst
van de laatste der Lettres Philosophiques,
waar hij de Pensées van Pascal critiseert.
De mens kan niet begrepen worden zonder
mysterie, schreef Pascal, doch dat kan zeer
wel, antwoordt Voltaire: „Als de mens vol
maakt was, zou hij God zijn en die zo
genaamde tegenstellingen, die Pascal tegen
spraken noemt, zijn de noodzakelijke in
grediënten van de samenstelling mens, die
eenvoudig is wat hij hoort te zijn". Men
kan die uitspraak makkelijk met de grond
gedachte van Pangloss vergelijken: de we
reld is in beide gevallen wat hij zijn moet,
maar daarom voor Voltaire nog niet
„goed". Integendeel, als de wereld is wat
zij zijn moet is zij goed noch slecht, alleen
een tuin om in te wieden en al de ijdele
problemen van interpretatie te vergeten
in het plezier van de activiteit. Voltaires
„tuintje" is geen lapje grond achter het
huis het kan de hele wereld met al zijn
ideeën zijn, voor wie sterk genoeg is. Zo'n
levensopvatting zal tegenwoordig door
velen onvoldoende geacht worden, nu het
j zoeken naar een zin van het leven aan de
i orde van de tijd is. Wat de moderne lezer
j van Voltaire verrast is dan ook niet een
I nieuwe manier om het leven op te vatten,
j maar juist een oude, die men altijd al min
of meer onbewust heeft toegepast en die
men hier in haar oorspronkelijke gedaante
verhelderd vindt.
WIJ MEMOREERDEN al, dat tot rijk-
I dom gekomen lieden hun namen vaak
verfraaiden door een kasteel te kopen
I en de naam daarvan achter hun familie-
naam te plaatsen. Vooral de Amster-
damse regenten wisten daar weg mee.
j Nu, zij kregen de kans omdat de ver- t
armde adel volstrekt niet afkerig was
het landbezit en de daarmee verbonden
j heerlijke rechten tegen klinkende munt
in te wisselen. i
EEN TWEETAL van deze „nieuwe
rijken" kent iedere vaderlander: ze zijn
de hoofdfiguren van „De Nachtwacht".
De stemmige kapitein Banningh Cocq
was Heer van Purmerend en Ilpendam
en zijn in 't roomblank geklede luïte- j
nant schreef zelfs „van Vlaerdingen,
Vlaerdingerambagt, Babberspoldcr, j
Nieuwenhoorn, Nieuwe Goote, Oudt- en
Nieuw-Kraeyertspolder en het Brielsche
Nieuwlandt" achter zijn familienaam j
Van Ruytenburgh, die ontleend was aan
het uithangbord van de vaderlijke krui-
denierswinkel op de Middeldam. Het
kan niet worden ontkend, dat op deze
wijze namen ontstonden, die grote ge-
lijkenis met die van de oude adel ver-
toonden. Te zelfder tijd vervingen de
regenten de simpele koopmansmerken S
van het voorgeslacht door uitbundige
geslachtswapens en werden er stam-
bomen opgemaakt, waarvan de tijdge-
noot mr. Gerard Schaep getuigde dat ze
„uut de Lugt geraept" waren. Hetzelfde
kan nog in onze tijd van sommige ge
nealogieën gezegd worden. Ook al zijn
ze nóg zo fraai gedrukt
HET IS DUIDELIJK, dat hier de dcf- j
tigdoenery een rol speelde. Waarom ook
niet? In de westelijke provincies hadden
de gefortuneerde kooplieden de leidende
rol van de adel geheel overgenomen en
door grondbezit te verwerven bevestig-
den zij deze positie slechts. Daar kwam
nog by, dat de nieuwbakken heren zich
naar hun bezittingen lieten noemen en
daarmee automatisch „meneer" werden.
Want al is men tegenwoordig al „Wel-
edelgeboren" door zich als student te
laten inschrijven, onze vaderen waren
aanzienlijk minder scheutig met de titu-
latuur. Nog in de zeventiende eeuw
werden slechts edellieden en regenten
met „mijnheer" aangesproken, een mid-
denstander kon het hoogstens tot „sin- j
jeur" brengen. In de achttiende eeuw,
toen het Frans in onze spreektaal door-
drong, kwam de titel „monsieur" in
zwang. Wat de dames betreft, manlief
inocst al een hoge positie hebben eer
zijn echtgenote recht op de titel „juf-
frouw" kreeg, nog in 1770 mochten in de
toenmalige universiteitsstad Franeker
slechts vier gehuwde vrouwen zich zo
noemen. Voor alle andere was „vrouw"
voldoende en alleen een adelijke dame
was „mevrouw".
DE TITULATUUR is in onze dagen j
dus aanzienlijk gedevalueerd. Het zal
tenminste niet meer in ons hoofd op-
komen een grote som voor een am-
bachtsheerlijkheid neer te tellen cm op
die manier te bereiken, dat men ons
voortaan met „mynhcer" aanspreekt, j
Echter, lange namen doen het blijkbaar
altyd nog wel. Daarom ziet men een en-
kele keer wel eens advertenties, waarin
een ridderhofstad of havcsate te koop i
wordt aangeboden „met het recht de
naam daarvan aan de familienaam toe
te voegen." Deze speculatie op de ijdel-
heid is uitermate misleidend. Want de
j Grondwetsherziening van 1848 schafte
i alle heerlyke rechten af. Sindsdien is
het niet meer mogelijk „liet recht op
een naam" te verkopen. Maar blijft dan
i niet de mogelykhcid toch de koop maar
te sluiten en zich tot de kroon te wen-
i den met een verzoek om naamsverande-
ring? Stellig, maar in deze gevallen
krygt de vrager nul op 't request. Sinds
j de jaren 1910-1913 toen minister Regout
het departement van Justitie beheerde,
geldt namelijk, dat „verzoeken uit ydel-
heid" niet voor inwilliging in aanmer- Z
king komen en het verlengen van de
familienaam met die van landgoederen,
j buitenplaatsen en dergelijke als ydel-
heid dient te worden beschouwd,
J. G. de Boer van der Ley
A
B
c
1
2
3
4
5
6
7
9
10
11
12
Op elke horizontale rij moeten drie
woorden worden ingevuld. De eindletter
van het gevraagde woord onder B. De
eindletter van het gevraagde woord onder
B is de beginletter van het woord onder C.
De gevraagde woorden onder A en C be
staan uit vijf, de gevraagde woorden onder
B bestaan uit vier letters.
Bij juiste oplossing vormen de eindlet
ters van A en de beginletters van C, beide
van boven naar beneden gelezen, een zegs
wijze.
1. wijzer van een kompas oude kope
ren Nederl. munt vervoermiddel.
2. livreiknecht vloeistof oogvocht.
3. vermoeid nauwe herkauwend
dier.
4. stok met voettrede stap afzon
derlijk.
5. interest wildzwijn rij.
6. verfstof eenmaal sprong.
7. voetstap nauwe opening hijs
werktuig.
8. schittering schrander voorbeeld.
9. smalle gracht ambtskleed al
vorens.
10. kip met kuikens zijtak Wolga
de gezamenlijke hoeveelheid.
11. zuiver gewicht mondwater hou
ten bergplaats.
12. tent vruchtensap bende.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5 en
EEN JAAR GELEDEN schreven wij uitvoerig over de toege
nomen belangstelling voor en de zin van het regionalisme: de
liefde tot, de kennis van en activiteit ten behoeve van de streek
waar men geboren en getogen is of zich thuis is gaan gevoelen.
Aanleiding tot die beschouwing vormde de tiende verschijning
van het Jaarboek voor cultuur en historie „Overijssel" bij de
koninklijke uitgeverij van de erven J. J. Tijl n.v. te Zwolle. In
middels ligt het elfde deel al weer op onze tafel: even degelijk,
toegewijd, evenwichtig en vakkundig uitgegeven als zijn voor
ganger.
Het alle andere indrukken overheersende kenmerk van deze
jaarboeken is de rust, welke ervan uitgaat. Dragen de meeste
cultuuruitingen in de randstad Holland een jachtig, nerveus,
luidruchtig en in wezen angstig karakter, geboortig als zij zijn
uit een streek waarin de carrière en het zakelijk succes als voor
waarden voor erkenning gelden, in het jaarboek „Overijssel"
keert men terug tot een innige verbondenheid van de mens met
de grond waarop hij leeft. Met deze constatering bedoelen wij
natuurlijk geenszins een rechtvaardiging (zelfs niet iets, wat
daarop zou lijken), van de waanzin der recente „bloed-en-bo-
dem-theorieën. Maar het valt niet te ontkennen, dat de wijd
heid van land en lucht in de oostelijke provincies ook weer
spiegeling vindt in litteratuur en schilderkunst. Men heeft er
minder haast en meer de tijd, men is er minder spontaan, maar
de gevoelens gaan dieper. Daarom is van „de provincie" rede
lijkerwijs geen vernieuwing te verwachten en het streven
daarnaar behoort in elke samenleving thuis maar wel een
zorgvuldig behouden van waardevolle verworvenheden. Wie
daarvan een indrukwekkend voorbeeld wenst, leze vooral de
verhandeling van Chris le Roy over de een kwart eeuw ge
leden gestorven schilder Bartus Korteling. Uit de begeleidende
reproducties ervaart men iets van de humaniteit welke gans dit
oeuvre doorstraalt. Toegegeven dient te worden, dat noch deze
humaniteit, noch het beheerste kunstenaarschap waarvan dit
werk getuigenis aflegt, aan grenzen, aan streek en gewest ge
bonden is. Maar men kan zeker de stelling verdedigen, dat juist
Salland een vruchtbare voedingsbodem voor Kortelings be
gaafdheid vormde, omdat hij daar niet werd afgeleid door de
waan van de dag, welke elders zo gemakkelijk talenten in het
drijfzand lokt.
Met het essay over Bartus Korteling brengen de plaatsbe
schrijving van de Havezate Boxbergen bij Olst door Herman
Korteling en de verhandeling van dr. B. ter Haar over de psy
chologie van de Sallander Overijssel dichter bij de Hollander
dan de gedichten in dialect of een al te zeer op het lokale ge-
inspireerde verhaal als „Hengist en Horsa" van Mini ter Kuile-
Scholten. Belangstellenden in de geschiedenis van het textiel
bedrijf zullen het artikel van B. C. Sluijk over Charles de
Maere en de vernieuwing van de handweverij in Twente met
profijt lezen. Verder noemen wij nog een artikel over het mid
winterblazen en een essay van J. Buursink: „Experimenteren
met de moodersproak, een onderzoek naar de mogelijkheden
van het dialect". Dit laatste is belangwekkend om de behande
ling van een reeks idiomatische moeilijkheden welke zich voor
doen bij het tot leven brengen van een in onbruik rakende
streèktaaL L HBartman
f 2.50, dient men uiterlijk dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Lange
Nieuwstraat 427.
Oplossing vorige puzzel:
Geen alcohol bij snelverkeer.
Ofschoon de geijkte slagzin, die de op
lossing van de vorige puzzel vormt, als
volgt luidt: „Geen alcohol bij snelverkeer",
hebben wij ook variaties daarop als goede
oplossingen beschouwd, zoals: „Bij snel
verkeer geen alcohol" en „Bij alcohol
geen snelverkeer", waartegen tenslotte ook
niets is in te brengen.... „Bij geen ver
keer snel alcohol" vonden wij echter niet
stroken met de bedoeling.
Prijswinnaars: f 7.50 mevr. Jansen, Leid-
seslraat 69, Haarlem; f 5 J. C. Kolk-Frior,
Kastanjelaan 18, Heemstede; f 2.50 E. v. d.
Waag, Molukkenstraat 28, Haarlem.
Congres. Het jaarlijkse internationale
congres van de Europese federatie van
Concertbureaus zal dit jaar op 12, 13 en
14 april in Kopenhagen worden gehouden.
De filmacteur Rock Hudson, die binnen
kort als verslaggever zal optreden in de
film „Pylon" naar de novelle van William
Faulkner, is van plan iets anders van zijn
rol te maken dan velen van zijn voorgan
gers in het verleden hebben gedaan. Wan
neer Hudson hier in slaagt, dan betekent
dit een mijlpaal in de geschiedenis van
de films, waarin verslaggevers optreden.
Met misschien een paar uitzonderingen
hebben de journalisten zich altijd volko
men vervormd en nauwelijks herkenbaar
op het witte doek gezien.
Hudson las voordat hij aan zijn nieuwe
rol begon „The front page" van Ben
Hecht, een boek dat vrijwel een generatie
regisseurs inspireerde voor het type van
de journalist, een cynisch, verlopen en
continue dronken individu.
„Geen acteur durfde het aan een jour
nalist anders uit te beelden dan met een
hoed, die uitsluitend achter op het hoofd
werd gedragen en onveranderlijk een si
garet, die in zijn mondhoek bungelde", al
dus Hudson. Rock Hudson heeft de zaak
met enkele journalisten-vrienden bespro
ken. Hij kwam tot de conclusie, dat al
thans zes elementen in „Pylon" moeten
worden vermeden: geen telefoontjes met
een redacteur, die zijn verhaal wil her
schrijven omdat anders een publiek schan
daal ontstaat, geen hoeden achter op het
hoofd, geen sigaretten in de mondhoek,
geen voeten op de schrijfbureaus, geen ver
bitterde commentaren op politiek, juf
frouwen of schoonmoeders en geen bijzon
dere nadruk op vrouwelijke verslaggevers.
VONDSTEN IN CHINA
Bij oudheidkundige opgravingen langs
de rivier Feng in China heeft men enkele
belangrijke ontdekkingen gedaan, aldus
heeft radio-Peking bekend gemaakt. Men
heeft de omtrekken van een wagen gevon
den en de skeletten van een voerman en
twee paarden, welke naar schatting onge
veer drieduizend jaar oud zijn. De om
trekken van de wagen zijn duidelijk ge
noeg om een reconstructie van het voer
tuig mogelijk te maken.
„IN
SU
Lezende over een prettige
afwisseling, aan Ouden van
Dagen bereid, schoot het mij
te binnen dat zovele zaken
uit de tijd waarin deze Ouden
nog Jong waren, tot het ver
leden zijn gaan behoren. Za
ken, die behoorden tot de
fraaie franje van het leven
en dikwijls best gemist kon
den worden, doch de sfeer en
de stijl der dagen tekenden.
Zaken en woorden. Want
ook de woorden hebben hun
eigen tijdperk zij zijn in de
mode of zij raken eruit, en
worden vervangen of gewoon
maar afgeschaft. Dit laatste
betekent ontegenzeggelijk een
verarming, zoals het even
eens een verarming betekent
dat iets van de levensstijl der
Ouden van Dagen niet meer
in de jeugd teruggevonden
wordt.
Wie keuvelt er tegenwoor
dig nog? Wie geniet er nog
van zoiets liefs en onschul
digs als een rokertje? Ook
viel bij deze overpeinzingen
mijn oog op het woord „ver
snaperingen", voorkomend in
dit bericht. Het is een vreemd
en ongemotiveerd overblijfsel
uit vroeger dagen, dat geheel
en al op zichzelf bestaat zon
der familie. Een wees van een
woord.
Weet iedereen wat een ver
snapering is? De woordcon
structie is niet moeilijk: zoals
nagenoeg alle woorden op
„ing" (behalve natuurlijk on
ding en dergelijke) is het een
substantiverende vorm van
het werkwoord. In dit geval
dus van: versnaperen. Het
woord wordt niet meer ge
bruikt, wat zeer te betreuren
ls. Het is een mooi, teer
Desraannr uit eer-
guren.
egionaiel troepen-
Hel Frnn^l com-
blad ..Fryfile-Ob-
doncn 1f (lebben
(Frans/ regering
:tie t»yen (typte
heef u-oefcsdag
el Tjfabije c4>sten
nder over d4 be
en Egypte
Evenals In voorafgaande jaren heeft de
Stichting adoptiecommissie bejaarden
woensdag in het Haarlemse concertgebouw
haar jaarlijkse feestmiddag voor bejaar
den van alle gezindten gehouden De stich
ting mag zich elk jaar In een steeds
groeiende belangstelling voor haar nuttige
werk verheugen Ook nu weer waren alle
rijen van het concertgebouw bezet met ge
zellig keuvelende ouden van dagen, die
gespannen wachtten op de komende festi
viteiten. Bij de ingang hadden zij een ver
snapering ontvangen: de manlijke bezoe
kers kregen bovendien nog een rokertie
,van de rollen
nootschap,
le machts
bArt tfeer vo
va\tr ontw"
pro^ktie, het
1) zegge
dul#i& van a
st^vcA ernaa
den vo&ruit t<
het zwaartepu
van conventlo
van manschap
minder levenc
dus naar kern
len Duncan
woord voor een bezigheid, die
toch nog dagelijks wordt be
oefend.
„Wij zullen vandaag ver-
snaperd gehad hebben" staat
ongetwijfeld nog wel in een
oud themaboekje dat hier of
daar op een vergeten school
nog in gebruik is. Versnape
ren betekent niets anders dan
snoepen. „Een goed kind
diént zich niet te versnape
ren", staat beslist ook nog in
dat themaboekje.
In sommige oorden des
lands noemt men snoepgoed
nog: „Snapcrgoed". Snaps zal
er ook wel mee samenhangen
als versnapering voor stoe
re mannen.
Men leest wel eens van
„kleine snuisterijen", die op
een bazar worden verkocht.
Wel, ook dit is snoepgoed.
Snuisteren is namelijk het
zelfde "als snaperen en men
had op dat feest de Ouden
van Dagen ook een snuisterij
kunnen aanbieden, wat geen
verschil in resultaat zou heb
ben gehad.
De vaderlandse tale is won
derzoet, tenminste voor de
gene, die oog en oor heeft
voor haar bekoringen en haar
niet met de dag wil moderni
seren. Ik bedoel met dat mo
derniseren nog niet in de
eerste plaats het invoegen
van buitenlandse termen, wat
op het ogenblik the limit uit
loopt, doch vooral het af
schaffen en negeren van goe
de, oude, echte Nederlandse
woorden, die vaak veel muzi
kaler en tekenender zijn dan
de gemeenplaatsen, die men
ervoor te pas en te onpas ge
bruikt.
Bij de opvoeding hoort men
tegenwoordig vaak het woord
„redresseren" gebruiken. Dat
betekent dan, dat men een
jongmens op een of andere
wijze op zijn misdragingen
wijst en invloed op zijn ge
moed ten goede tracht uit te
oefenen.
Vroeger heette dat: een
pak slaag geven of: bij zijn
lurven pakken. Deze laatste
uitdrukking wordt steeds
minder gebruikt, aangezien
zij als dreigement tegenover
de moderne jeugd haar uit
werking mist. Als men zijn
zoon van vijf voorspelt, dat
men hem bij zijn lurven zal
pakken, denkt hij minachtend
dat het een loos dreigement
is, aangezien hij ermee op de
hoogte is dat hij geen lurven
bezit.
Wat zijn lurven? Ouder
wetse jongetjes dachten al
tijd, dat het bepaalde, tot
handig aanpakken ingerichte
lichaamsdelen waren, die hij
totdantoe nog niet ontdekt
had. Anderen meenden, dat
deze uitsteeksels hem plotse
ling op de rug groeiden, wan
neer een volwassene zich ge
reed maakte tot een recht
vaardige afstraffing van mis
dragingen.
De moderne jeugd heeft
met de lurven-mythe afge
rekend en daarmee is het
woord zelf ten dode opge
schreven. Jammer, want het
klonk zo krachtig en over
tuigend. (Tussen ons gezegd
en gezwegen: een lurf is en
kel een slip van het eertijds
in zwang zijnde slipjasje.
Maar dat hoeven die jongelui
niet te weten).
Sommige welklinkende
woorden worden niet ge
bruikt, omdat men ten on
rechte meent dat er iets on
fatsoenlijks insteekt. Ook dat
is een betreurenwaardige
taalverarming. Zo bijvoor
beeld: mieter. Een mieter is
een klein geldstukje en
dus niet onfatsoenlijker dan
een gulden of een rijksdaal
der. Het is wellicht te wijten
aan de samenstellers der
woordenboeken, dat dit
woord in onbruik is geraakt.
Zij merkten achter het woord
namelijk op: „Plat". Het is
duidelijk, dat een klein geld
stukje ook plat moet wezen.
Maar misschien was het tac-
tischer geweest, deze bijzon
derheid aan het vernuft van
de lezer over te laten.
Afgezien van deze, door
toeval of opzet verlorenge-
gane woorden moet het voor
een Oude van Dag toch wel
bijzonder moeilijk zijn, de
taal van deze tijd nog te ver
staan. Want zoals alle waar
den des levens is ook de taal
het slachtoffer van een zucht
naar efficiency geworden. Wij
hebben veel afgeschaft, wat
sierlijk en overdadig was, en
daar is misschien een argu
ment voor te vinden, maar
wat we ervoor in de plaats
hebben aangeschaft draagt
meestal het stempel van het
massaprodukt, het kenmerk
van een nivellerende genera
lisatie, en bovenal een teken
van verregaande on-oor-
spronkelijkheid.
De Ouden van Dagen met
hun versnapering het zul
len wel drups of honey mel
lows zijn geweest en hun
kinderlijke genoegen in de
sketches en de conférence,
zullen nu en dan wel eens
nadenkend de kruimels heb
ben geveegd van hun perion
uitgaansjapon met broderie
of van hun oudmodische
gentlemen's everfitting coats,
tot de slotsom komend, dat
het tijd wordt hun vereniging
om te dopen in „Oldtimers
Gang".
Want woorden zijn als
mensen, zij worden oud en
sterven af.
E. Agteran