HET OERWOUD ALS LUNAPARK MODDEREN Organ für put xr de verwekker der tuberculose Kentering in Afrika TJciekmact eeuw geieden ontdekte XKoketi Jiach Blijmoedig en impulsief DE TIJD, dat een tocht dwars door Afrika een avontuur op leven en dood was, is voorbij. Tegenwoordig kan men in het droge seizoen over autowegen en bospaden in minder dan twee weken van Algiers naar Kaapstad rijden met niet meer ongerief dan de hitte en wat insektenbeten. Wel iswaar heeft men dan weinig kans leeuwen of ander grof wild tegen te komen, maar daar staat tegenover dat vrijwel ieder dorp een tankstation en een cocacolastalletje rijk is. Bovendien kunt ge desgewenst elke avond eten in een restaurant. NATUURLIJK is er ook een andere en belangwekkender manier om Afrika te „doen". Want zodra men van de hoofd wegen afwijkt, is er romantiek en avontuur genoeg te beleven. Hoewel ook dat niet allemaal echt meer is. Dr. Olie Strandberg, de bekende Zweedse arts en wereldreiziger, vertelt in zijn laatste boek „Jambo" hoe, ten gerieve van de toeristen, zelfs het oerwoud in een soort lunapark herschapen wordt. Ondernemende hoteleigenaars organiseren gevaarloze jachtpar tijen in de jungle, waar hun gasten, beschermd door ervaren beroepsjagers, k raison van honderden dollars een leeuw, een neushoorn en een paar antilopen mogen neerknallen. Er zijn ook excursies naar de nederzettingen der inboorlingen, waar de toerist genieten kan van de „authentieke" dansen en woeste rituelen van bosnegers of pygmeeën. En ondernemende brood jager in Tanganyika exploiteert zelfs een hele menagerie van dierlijke fotomodellen, daarbij inbegrepen een makke leeuw, die op bevel gaat „doodliggen". Strandbergs boek „Jambo" is een confrontatie met dit Afrika op de kentering een werelddeel waarin de oertijd en de moderne atoombeschaving, de rhinoceros en de benzinemotor, de koloniale en de nationalistische gedachten voortdurend met elkaar in botsing komen. Soms, zoals in Kenya en Algiers, is dat een uitermate bloedige botsing, maar dikwijls ook zijn de tegenstellingen tussen oud en nieuw alleen maar absurd, bizar en vermakelijk. Strandberg en zijn tochtgenoot Hassler, een Franse fotograaf, komen bijvoorbeeld op hun zwerftocht in een jungledorp Dassa, in het hart van Frans Equatoriaal Afrika, aangelegd tussen omgevallen boom stammen, waarvan de wortels zich als inktvisarmen om de armelijke hutten slingeren. Tegen alle ver wachting in vonden zij middenin dit druipend tegenbos een luxe-restau rant. Strandberg beschrijft het als volgt: „De Fransen hebben sinds on heugelijke tijden het plan om een spoorweg dwars door Afrika tus sen de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan aan te leg gen. Op eten gestelde mensen als zij zijn, begonnen zij alvast met het bouwen van spoorweg restaurants de rest van het plan is in deze eeuw van het vliegtuig meer en meer op de achtergrond geraakt. We ge bruikten een luxueuse maaltijd, geserveerd door een neger in conducteursuniform en constateerden dat het vaatwerk met „Train Bleu" gemerkt was. Op de veranda zat een oude stations chef zijn kopje koffie te drinken, in afwachting van de dag, dat men ergens in Algiers een begin met de spoorwegaanleg zou maken. Onder de veranda zat een reserve-machinist een zojuist gevangen python te villen. Alles ademde vrede en een rustig vertrouwen, dat de Franse Spoorwegen zich niet zouden haasten en we sliepen dan ook diep en onbekommerd tussen sneeuwwitte lakens die „Wagons Lits" waren gemerkt. Geeste lijk gesterkt door deze ontmoeting met de eeuw der techniek vervolgden we 's morgens onze tocht". Naar aanleiding van het reisboek „Jambo" door Olie Strandberg, dat met vijftig foto s van Rune Hassler bij de uitgeverij C. de Boer te Amsterdam is verschenen. De ,,Stad van liet geluk" STRANDBERG EN HASSLER zijn hun Afrika-reis in de Sahara begonnen. Vóór zij het Land van de Dorst binnenrijden, brengen zij een bezoek aan Bou-Sêada, alias de Stad van het Geluk, die in heel de Arabische wereld vermaard is om zijn buikdanseressen. De jongedames, die deze tak van kunst om den brode beoefenen, komen voor het merendeel uit de pro vincie Ouled-Nail, waar de vrouwen volgens de kenners on overtroffen zijn wat de beweeglijkheid van de navel en de reinheid des gemoeds betreft. Tot meerdere zekerheid zijn zij onder toezicht van de plaatselijke politie gesteld, die een speciaal kaartsysteem van hun verrichtingen bijhoudt. Men moet schriftelijk toestemming verzoeken om een voorstelling bij te wonen: „Deze begon tegen zonsondergang. De meisjes waren een paar pokdalige, indolente schoonheden, gekleed in geborduurde japonnen en getooid met rinkelende sieraden. Na dat de muzikanten waren geïnstalleerd, begonnen Malika en Fatima aan haar inspannende, maar ontegenzeggelijk mono tone kunstuiting. Het was net of haar gezichten vrij maar onbewegelijk in de lucht zweefden, terwijl haar lichamen zich krampachtig verwrongen. Hoe haar navels zich gedroegen, konden wij ons alleen maar voorstellen, want dit optreden bleef keurig netjes gekleed. Haar ogen bliksemden zo vervaar lijk, dat Ilassner haar slechts waagde te fotograferen met een telelens die voor grof wild bedoeld is. Ik zelf zat angstig op de grond als een konijntje, dat door twee dansende cobra's gehypnotiseerd is. Na een uur hadden we onze bekomst en namen een kostbaar afscheid van Ibrahim, de „grand old man" van de buikdanserij. Fatima en Malika bleven intussen statio nair draaien. „Het duurt soms wel een halfuur voor haar buik blijft stilstaan", zei de leraar en lachte in zijn baard". IN IDABAN in Nigeria, de grootste inboorlingenstad van Afrika, zijn de twee reizigers voor de eerste keer getuige van de wonderlijke, soms bijna hysterische reactie, die de blanke in de binnenlanden van donker Afrika verwekt. In een hevig onweer zijn zij des nachts de „stad" een eindeloos labyrinth van plaatijzeren hutten binnengereden en bij ontstentenis Bloemenventer aan de kant van de weg bij Durban van een goed hotel besluiten zij in de auto te overnachten. De volgende ochtend ontwaken ze middenin een begrafenis. „De lijkstoet, bestaande uit klaagvrouwen, trommelslagers, met leem besmeerde jammerende bloedverwanten en begrafeniszangers in bonte gewaden, liet zonder meer het lijk in de steek, zodra zij ons gewaar werd. En toen men zag, dat wij in de auto lagen te slapen, was het verdriet overgegaan in een verbaasd ge snater. De gedempte trommelslag maakte plaats voor een luid ruchtig en opgewekt dansritme en even later waren wij en de auto omringd door een joelende, heupwiegende lijkstatie met brede glimlach en rollende ogen. Overal waar de blanke geen dagelijkse verschijning is, kan men hetzelfde zien gebeuren: waar hij opdoemt, beginnen de negers met een verschrikte grimas op het gezicht te dansen. Kleine kinderen staan aan de kant van de weg en schokken met de schouders, vrouwen zetten haar kalebassen neer en beginnen soepel met de heupen te rollen, terwijl de mannen in een barbaarse dans wild met de voeten stampen. Ik ken de oorzaak van dit gedrag niet. Mis schien zien wij blanken er buitengewoon komiek uit, misschien is het het oude Afrika, dat ontwaakt, wanneer het christen- bloed ruikt, of misschien en dat is het waarschijnlijkst 'is het alleen het blijmoedige, impulsieve Afrika, dat iedere gelegenheid tot dansen aangrijpt, wanneer de dagelijkse sleur door iets ongewoons wordt doorbroken. Ngoma, de dans, is het symbool van hun leven geworden, de afspiegeling van de kinderlijke kortzichtigheid en het optimisme, waarmee de neger erin slaagde, in deze grimmige wereld vol ziekte, wilde dieren en blanken het leven te behouden." Explosieve geldiingsdramig DE BEIDE REIZIGERS leren op hun zwerftocht van twee jaar vele Afrikaanse volken en stammen kennen: de zielige broodmagere pygmeeën, die eigenlijk nog in het steentijdperk leven, de trotse, aristocratische reuzen van de Watoetsi, die zich uitsluitend voeden met de twee „levenssappen": melk en bloed. In Kenya zijn zij ooggetuigen van de bloedige terreur daden der Kikuju's tegen de Britten en op de zuidelijke hel lingen van de besneeuwde Kilimandsjaro maken zij kennis met de nijvere en goedhartige Chagga's, die zichzelf op vreedzame wijze van het blanke juk bevrijd hebben: door de stichting van een coöperatieve economie, gebaseerd op de koffiecultuur die zij eerst van de Europeanen afgekeken hebben. Vaak waren het vluchtige kennismakingen, maar dikwijls ook werd het tweetal reizigers gastvrij in de stamgemeenschap opgenomen om er dagen achtereen het leven der inboorlingen mee te leven, hun vreemde rituelen mee te maken en zelfs hun armelijke hutten te delen. Dat was zelden een pretje vanwege de stank en het ongedierte en de voor een Europees verhemelte bepaald stuitende inheemse keukenprestaties, maar wel een leerzame ervaring. Nergens echter hebben wij, zo zegt dr. Strandberg, bewijzen gevonden voor de theorie van de koloniale „diehards" dat de neger van nature lui, dom, onbetrouwbaar en verraderlijk is. Als een neger u bedriegt of besteelt, of mis schien wel uit een hinderlaag probeert te vermoorden, dan is dit waarschijnlijk niet anders dan een explosieve geldingsdrang: een logisch uitvloeisel van de opgekropte haat tegen de over heersing, de uitbuiting en de vernederingen, die hij en zijn rasgenoten zich nu al eeuwenlang door de blanken moesten laten welgevallen. In die streken waar het kolonialisme of de rassendiscriminatie nog hoogtij vieren, zoals Kenya en Zuid- Afrika, leidt die haat tot troebelen en terreuracties op grote schaal. Maar waar men de neger toestond, zijn eigen leven in te richten, zoals in het coöperatie-paradijs van Chagga, daar ontpopt hij zich als een vreedzaam, hardwerkend en kinderlijk gelukkig mens, waai-aan de beschaafde Europeaan in menig opzicht een voorbeeld kan nemen. Strandbergs boek, dat helaas zijn zwanenzang werd onlangs is de auteur by het duiken naar een wrak in de Oostzee ver ongelukt is prima lectuur. De Zweedse wereldreiziger ver stond als weinigen de kunst, een situatie of een karakter in een paar woorden te typeren en welke spannende belevenissen en ontmoetingen hij ook beschrijft, steeds weer klinkt er in zijn verhaal een ondertoon van milde zelfspot door, die wel dadig aandoet na al de snoeverige avonturenromans van andere Afrika-reizigers. Een der beste reisverhalen die w|j in lange tijd lazen. H. Croesen AMSTERDAM, maart. - Een paar maan den geleden heb ik voor het eerst op deze plaats geschreven, dat ik wel eens voor puur plezier op zondagmiddag naar een voetbalwedstrijd ga kijken. Zeer kort daarop kreeg ik drie brieven van mensen, die hun teleurstelling uitspraken over het feit dat ik daar nou plezier in zou vinden. Ze hadden beter verwacht, schreven zij. En één, met wie ik op school had gezeten, liet me weten: „Ik dacht, dat je daar nu wel over heen zou zijn. Kun je niets be- langrijkers bedenken voor je zondagmid dagen?" Met mijn excuses aan deze lezers - mis schien, trouwens, zijn ze dat ook al niet meer sinds die tijd - wil ik u mededelen, dat wij afgelopen zondag naar Ajax— Feijenoord zijn gaan kijken. Ik wil er ogenblikkelijk bij vertellen, dat ik wél iets belangrijker zou kunnen bedenken voor een zondagmiddag en zelfs ook voor deze verleden zondagmiddag. Maar ik doe al zesenecnhalve dag per week bijna voort durend belangrijk en bij Ajax kan het nie mand iets schelen. Dat is zo opluchtend. Ajax is mijn buurtclub. Onze dokter komt er en de slagei-, maar ook de buurman, die hóóg is bij de B.B. en een zeer groot kunst recensent, die hier achter woont. Ik vertel hun allen, dat ik de B.V.C. „Amsterdam" toch eigenlijk beter vind dan Ajax en dan zijn we voor de rest van de middag al weer verzekerd van een opgewekte discussie. We doen misschien nog wel belangrijk, maar dat toch niet meer over slachten of gene zen, kunst, leuke stukjes of branden blus sen. Deze zondag zaten we op het allervoorste rijtje van de overdekte tribune en dat was geenszins voldoende om de regen, die ge durig neerplensde van ons af te houden. Maar de bevriende zakenman en de pianist, die achter ons zaten en die eigenlijk vurige Amsterdam-aanhangers zijn, gooiden ons hun kussentjes toe en die hebben we'knus boven onze hoofden gehouden. Vlak in de buurt ook zat de kastelein van een naburig café, die in onze kringen is geaccepteerd ondanks het feit, dat hij zijn Rotterdamse afkomst alleen tegen zéér chauvinistische klanten bereid is te verloochenen. Hij gokte consumpties in zijn bedrijf op een overwinning van Feijenoord. Toen dit allemaal geregeld was, kon het feest beginnen. Er stonden decimeterdiepa plassen op het veld, maar de algemene, harde opinie van de aanhangers was dat de spelers voor dit soort grappen tenslotte be taald waren en dat ze dus maar door moes ten modderen. Dat hebben ze gedaan. Da modder vloog hun om de oren en sommigen moesten zich door verzorgers de ogen laten reinigen, omdat ze de bal niet zo goed meer konden zien. Maar doelpunten kwamen er nog niet zo hard van af. Echte Amster damse grapjes komen, volgens oude tradi tie, altijd van tramconducteurs. Toen wa dus in de rust, bij de stand 0-0, iemand hoorden zeggen: „Voor hetzelfde geld zou het andersom kunnen zijn" en achterom keken, waren we niet verbaasd daar een geüniformeerde tramconducteur te vinden. Hij had alleen een Rotterdams accent. On ze kunstrecensent zag hierin de nieuwe mogelijkheid tot een geanimeerde discussia en merkte luid op, dat Rotterdam nu toch wel het lelijkste warenhuis van Europa binnen zijn grenzen heeft gekregen en toen waren we weer even onder de pannen. Het voornaamste is namelijk, dat u zich bij voetbalwedstrijden niet te veel laat meeslepen in het kijken naar het voetbal len. Dat gaat toch wel door en het is altijd wel zo ongeveer hetzelfde. Als u even niet kijkt, kunt u toch aan het gejuich horen wat er ongeveer gebeurt. Eventuele belang rijke evenementen worden steevast op het scoringbord aangetekend. We hebben dus eerst een tijdje over Rotterdam gepraat en daarna, omdat het toch ook wel een dank baar onderwerp is, over de IJ-tunnel, het RAI-gebouw, het operagebouw, het stad huis en de Zaan, die ook meent een tunnel waard te zijn. (Hoe wordt men trouwens een tunnel waard?) Waarom heeft Jutphaas niet een tunnel onder het Amsterdam-Rijn kanaal en Den Haag er wel één onder de Hofvijver, ten behoeve van de Kamerleden? Zegt u niet, dat dit onredelijke opmerkin gen zijn. Dat weet ik ook wel, maar we kunnen tenslotte niet alles tegelijk doen, zoals de inspecteur van de directe belastin gen mij onlangs nog teleurgesteld toe voegde. Daarna hebben we nog een tijdje naar het voetbal gekeken en wat gepraat over de regen, Zuid-Frankrijk, paraplu's en stomerijen. Vervolgens was het afgelopen. Toen bleek ook, dat Ajax had gewonnen. Als dit laatste niet het geval was geweest, dan had de redactie dit stukje wel eerder van mij ontvangen. Ik had echter een aan tal weddenschappen met de kastelein ge wonnen. A. S. H. „Speelweek" - Van 23 tot 27 april houdt de Volkshogeschool ,,'t Oude Hof" in Bergen (Noordholland) een „speelweek", waarin de leerlingen dans, toneel, muziek en handenarbeid zullen beoefenen. De lei ding hiervan is in handen van specialisten. ft» Wwsfcwwtóta* j*b* ft*** i* mxk* »4 «iwUöttrttó» S&w*. ag* fcwifcwwï n Segs* <p. 4, m. KLINISCHE 5,,. 'i Mit Berück&ichtigtmg de? preussischen Med sael Redacteur: hém 8f. A Iwaü IsbjiH: I. Kor 6: Die - Aet lologie <ter Tu bereu lose. tj. Muller: i'uivfu.-rb&Jktö (inklim). iY. VWfi&odluimee ar*tileh«r| (iaxiiaaldc».«»taieile <1er l'hamaeejm» {«•manie», e4 I! 1 l Rse AetM#gk ên ftlerevlftfe* :(Xaek eiaem in tier jihysiologischeu OéseUscuaft BerU» ai» 'M. Mn or< gutmHeoéii Vorir»ge„) Or. MotMért itH Kfiberi Die vrm V»! Ie sua geaiaekte JSjitikekung, to vit* Tn&ef. [cuIömt mtThm« SWrtragbar hi, hu Uk**stMi siAimU tie* alter ^ilbe^mkten W^mpruch efunde», to m hh >*»r vsemmn S*hnm «m-toMeden j OP 24 maart 1882 hield de jon ge geleerde Robert Koch een le zing voor het „Fysiologisch Ge nootschap" te Berlijn. Hij had en kele stukjes, afkomstig van knob beltjes in longen of beenderen van mensen die aan tering gestor ven waren, meegebracht. Hij ge loofde, dat hij in al deze knob beltjes, waar hij ze ook in het li chaam maar had aangetroffen, ba cillen kan aantonen. Inderdaad ontdekte men kleine blauwe staafjes in de preparaten, die Ro bert Koch liet zien. Elke tering, aldus was de gedachtengang van Robert Koch, wordt veroorzaakt door deze staafjes. Het zijn deze slaafachtige bacillen, die in de longen, maar ook in de beenderen, in de ogen, in de huid of de lever, de knobbeltjes doen ontstaan, die men als tuberkels reeds lang kende. Deze knobbeltjes werden volgens Koch veroorzaakt door de bacillen die hij, voor het eerst in de geschiedenis, nu onder de microscoop zichtbaar had ge maakt. Virohow, de man die het groot ste gezag had in medische krin gen in Duitsland, was die avond niet aanwezig. Hij was thuis ge bleven. Een verkoudheid had hem het bed doen houden. Gelukkig maar misschien.... Want Vir- chow, die had verklaard, dat hij niet geloofde dat alle tering door tuberculose veroorzaakt werd, zou de discussie, die op de voordracht van Robert Koch volgde, wellicht hebben tegengehouden of hebben bekort. Nu duurde de discussie tot midden in de nacht. Koch kreeg genoeg gelegenheid zijn collega's duidelijk te maken, waarom hij meende, dat de blauwe staafjes, die men in zijn preparaten kon zien, nu inderdaad de verwekkers van de tuberculose waren. Een van de artsen, die de voor dracht van Robert Koch bijwoon de, was Paul Ehrlich, arts en scheikundige. Meer dan iemand anders speurde hij naar middelen om met behulp van ingewikkelde kleurstoffen, bacteriën en bacil len duidelijk zichtbaar te maken onder de microscoop. Want de moeilijkheid voor de onderzoeker bestond hierin, dat men de aan wezigheid van bepaalde bacillen alleen kon vermoeden. Men moest de bacillen ook zichtbaar kunnen maken. Dit gebeurt in de praktijk zo, dat een stukje weefsel, waar in men de aanwezigheid van ba cillen vermoedt, gekleurd wordt, bij voorbeeld met een rode kleur stof. Daarna wordt de kleur weg gewassen of een andere kleur, bij voorbeeld blauw, toegevoegd. Houden de bacillen nu de eerste rode kleur vast, waarmee het ge heel werd gekleurd, maar neemt de rest van het preparaat de blau- we kleurstof op, welke men bij Reproduktie van de eerste publi- katie der ontdekking van de tuberkelbacil, een door Koch ge schreven artikel in het Berliner Klinische Wochensc.hrift van 10 april 1882 de tweede kleuring heeft ge bruikt, dan ziet men onder de mi croscoop de bacillen als rode staafjes op een blauwe achter grond. Paul Ehrlich had met stijgende belangstelling de voordracht van Robert Koch aangehoord. Die blauwe staafjes, die Koch had la ten zien, de tuberkelbacillen zo als hij ze genoemd had, had hij, Ehrlich, toch ook gezien. Jaren geleden had hij met een enigszins onzuivere blauwe stof monsters van een nier en lever met tuber culose gekleurd. Hij had toen eigenlijk dezelfde beelden gezien als Koch nu gedemonstreerd had, maar er verder geen aandacht aan geschonken. Die nacht kon Paul Ehrlich niet slapen. Zijn geest liet hem niet met rust. Midden in de nacht stond hij op en ging naar het grote ziekenhuis in Berlijn, de Charité, waar hij het sputumglas van een ernstige tuberculosepa tiënt namEen beetje van het taaie sputum (slijm) haalde hij er uit en perste het tussen twee glaasjes. Voorzichtig trok hij de twee glaasjes van elkaar. Toen DE TUBERCULOSE is wel een van de oudste plagen van de mens heid: bij Egptische mummies van mensen, die duizenden jaren geleden gestorven zijn, heeft men de doodsoorzaak kunnen vast stellen. In vele gevallen bleek dit tuberculose te zijn. De beroemde Griekse geneesheer Hippocrates (nog steeds leeft zijn naam in de geneeskunde voort in de zogenaamde eed van Hippocrates, dia iedere arts aflegt op het ogenblik dat hij het laatste examen achter de rug heeft) beschreef al mensen, die lijdende waren aan hoesten en bloedopgeven. Ongetwijfeld zouden zijn gevallen in onze tijd als tuberculose beschouwd worden. Het zou echter eeuwen duren, alvorens de wetenschappelijke bestudering van de tuberculose voortgang maakt. In de zeventiende eeuw ontdekte de Franse geleerde Sylvius, dat bij mensen die door een bepaalde longaan doening gestorven waren, knobbeltjes, door hem „tuberkels" ge noemd, in de longen voorkwamen. Steeds bleek, dat dergelijke knobbeltjes gevonden werden bij mensen die aan een slepende ziekte, ook wel tering genoemd, te gronde waren gegaan. Meestal vond men de knobbeltjes in de longen, maar toch ook wel in de gewrichten, in de huid, in de ogen, in de beenderen. De oorzaak van deze tuberkels bleef nog onbekend. Zelfs meende de bekende Duitse geleerde Virchow nog in 1881 „dat het een dwaling van de medische wetenschap is geweest, dat elke tering gepaard zou gaan met het optreden van tuberkels en tuberculose zou zijn". SUCCESRIJKE STRIJD TEGEN DE VOORDIEN ONZICHTBARE VIJAND DER MENSHEID had hij een uiterst dun laagje spu tum op de beide glaasjes. Dia kleurde hij met verschillende kleurstoffen, na elkaar. De hele nacht bleef Paul Ehrlich aan het werk in het ziekenhuis. Maar hij had gevonden, waarnaar hij had gezocht: duidelijk, veel duidelij ker dan in de preparaten van Koch het geval was geweest, zag Ehrlich de staafjes in de micros coop. Vroeg in de morgen ging hij naar Koch, toonde hem zijn pre paraten en vertelde, welke kleur- middelen hij had gebruikt. De tuberkelbacil is bestand tegen zu ren. Ehrlich veronderstelde, dat de tuberkelbacil een stevig om-, hulsel heeft, dat de zuren tegen houdt. Zeventig jaar later kon men met behulp van een elektro nenmicroscoop de veronderstel ling van Ehrlich bevestigen. Koch erkende de grote praktische be tekenis van de ontdekking van Ehrlich en schreef in het Duits Geneeskundig Weekblad onder meer: „Het was spoedig gebleken, dat met behulp van de kleurings methode van Paul Ehrlich het aantonen van tuberkelbacillen in de praktijk mogelijk is en alleen hieraan is het te danken, dat men zich algemeen met het opsporen van bacillen in het sputum heeft bezig gehouden, terwijl zich anders maar weinig onderzoekers met de sttidie van de tuberkelbacil zou den hebben kunnen bezig hou den". DE tuberkelbacil is een staafje, ongeveer één tot vier duizendste millimeter groot, ongeveer een halve duizendste millimeter breed. In alle door tuberculose aangetaste organen vindt men de tuberkelbacil terug. Niet altijd lukt het de aanwezigheid van de tuberkelbacil aan te tonen, ook al vermoedt men of weet men praktisch zeker, dat iemand tu berculose heeft. Als iemand „open" tuberculose heeft, bete kent, dit, dat hij met het ophoes ten tuberkelbacillen opgeeft. Zijn sputum bevat dan wel haast altijd tuberkelbacillen. Heeft iemand „gesloten" tuberculose, dan bete kent dit", dat de tuberkelbacillen ergens afgekapseld in zijn lichaam aanwezig zijn, bij voorbeeld in de longen of in de lever of in andere organen. Zo iemand is dan niet besmettelijk voor zijn omgeving. Bij hoesten komen geen tuberkel bacillen rnee naar buiten. NA ZIJN ontdekking van de tuberkelbacil zette Koch de strijd tegen de tuberculose voort. Nu zocht hij naar een geneesmiddel tegen deze gevreesde, slopende ziekte. Hij meende het gevonden te hebben. Enkele jaren na zijn ontdekking van de tuberkelbacil hield Koch wederom in Berlijn een voordracht. Een uitgelezen gezelschap medici was aanwezig. Koch deelde mee dat hij een ge neesmiddel tegen tuberculose ge vonden had, bereid uit verzwak te tuberkelbacillen. Hij had het middel eerst op zich zelf gepro beerd, alvorens hij het zijn pa tiënten gegeven had. Hij had koorts gekregen nadat hij het middel had ingenomen, maar da koorts was verdwenen. Het mid del was dus, naar hij aannam, onschadelijk. Echter, de verwach tingen kwamen bedrogen uit: bij tuberculosepatiënten bleek het middel niet als geneesmiddel dienst te kunnen doen. Wel kan het middel gebruikt worden om na te gaan, of iemand tuberculosa heeft gehad of niet. Koch zelf er kende dat zijn verwachtingen niet waren vervuld. Het geneesmiddel tegen tuberculose was nog niet gevonden. WEER zouden tientallen jaren voorbijgaan in de strijd tegen tuberculose. Na de tweede we reldoorlog volgden bestrijdings middelen van de tuberkelbacil el kaar op. Uit schimmels bereidde de Amerikaan Waksman strepto- mycine, dat in staat was de tuber kelbacil aan te tasten. Streptomy- cine bleek minder onschuldig te zijn dan penicilline, dat eveneens uit schimmels wordt bereid. Ook andere middelen zijn gevonden, tvelke met succes de strijd kunnen aanbinden tegen tuberculose. NOG STEEDS worden in ons land meer dan vijftienduizend ge vallen van tuberculose per jaar ontdekt. Dank zij het regelmatig bevolkingsonderzoek wordt tu berculose nu reeds opgespoord, heel vaak voordat de mensen zich er van bewust zijn dat ze ziek zijn. Dan zijn de genezingskansen ook het grootst. Toch sterven nog jaarlijks meer dan duizend men sen in ons land aan tuberculose, meestal nog door longtuberculose. Maar enkele tientallen jaren ge leden, omstreeks 1925, was dit aantal nog veel groter. De Duitse bezetting en de hongerwinter hebben de tuberculose een grote kans gegeven: want hoe geringer de weerstand van iemand is, door ondervoeding en andere slechte omstandigheden, des te meer kans is er dat de tuberkelbacillen zich blijvend in zijn lichaam kunnen nestelen. De verbeterde sociale omstan digheden na de oorlog hebben er ook toe bijgedragen, de tubercu lose terug te dringen. Het aantal sterfgevallen door tuberculose 13 nu minder dan twee van elka honderd sterfgevallen in ons land. Omstreeks 1925 werden nog tien van elke honderd sterfgeval len door tuberculose veroorzaakt. Het is dank zij de ontdekking van Robert Koch geweest, dat de strijd tegen de voordien inzicht- berkelbacil gevoerd kon worden, tegen een vijand, die men zicht baar kon maken en daardoor be ter kon bestuderen en beter kon aanvallen. Het werk van Koch Is van grote waarde, nog steeds, voor de gehele mensheid. Z. Baruch Deze oude foto toont het in 1903 door dr. Rollier te Leysin ge stichte sanatorium voor tubercu losepatiënten, waar voor het eerst zonnetherapie werd toegepast.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 17