Jacques Offenbach, meester der musiquette KLANK- EN LICHTSPEL Een broodje met kaas 1 1 Onsterfelijke opera De muze van de boulevards NIEUWE BOEKEN •fc in zakformaat „School voor dictators" van Erich Kastner Kort verhaal door Lizzy Sara May Gent zal deze zomer een attractie rijker zijn. In de ruïnes van het uit de zevende eeuw daterende klooster St. Baafsabdij zal met ingang van 1 juli dagelijks een „klank en lichtspel" worden opgevoerd, waarin de geschiedenis van de abdij wordt weerge geven. Hugo Claus schreef er de tekst voor. De muziek is van Daniel Sternefeld. De St. Baafsabdij is het oudste gebouw van Gent. Het klooster heeft een belangrijke rol ge speeld in de kerstening van het gebied. Het werd spoedig daarna weer opgebouwd. In de veertiende eeuw werd er het huwelijk ingezegend tussen Margaretha van Vlaan deren en Philips de Stoute, waarmee het Huis van Bourgondië zijn intrede deed in de Nederlanden. Het einde van het kloos ter kwam in 1539, toen Karei V het ten dele tot een vesting verbouwen om de op stand van de Gentenaren tegen zijn gezag te onderdrukkeen. notenbeeld gedurig, totdat het geheel be vredigde. Hij kon bijzonder snel werken. Zo vervaardigde hij de ouverture voor „La belle Hélène" tussen twee maaltijden. Offenbach beheerste met een geweldig theaterinstinct de operettestijl volkomen. Hij zorgde in zijn eenvoudig melodieus werk voor een vrolijkheid, die ook opge wekt werd door sterke en onverwachte contrasten. Zijn muziek suggereerde het publiek bekendheid. Dit schijnbaar be kende is een specialiteit van de „tove naar" van Parijs, die een onuitputtelijke verscheidenheid toonde. Men mag Léhar dan ook gelijk geven in de bewering: „Men kan Offenbach plunderen, zoveel men wil, er blijft altijd nog genoeg over". Reeds voor de jonge Offenbach was in zijn operettes, behoudens de godsdienstige overtuiging van zijn tijdgenoten, weinig onaantastbaar. Tradities, vormen, helden dom, chauvinisme, alle uitwassen daarvan maakte hij op hun beurt belachelijk. Even als vele andere van oorsprong buiten landse kunstenaars vond Offenbach in Pa rijs de voedingsbodem .oor zijn eigenaar dig talent. De Franse spiritualiteit door trok de „muze van de boulevards" al spoedig. De componist werd genaturali seerd. Later benoemde de regering hem tot ridder van het Legioen van Eer. NA DE Frans-Duitse oorlog had Offen bach het hard te verduren. In Duitsland werd hem verweten, dat hij het toneel be dierf. Fransen beweerden, dat hij hen had gedemoraliseerd. Vijanden wreven hem het boze oog aan. De houding van het Franse volk onderging door de oorlog een wijzi ging: het was ernstiger geworden. Ope rettes kwamen minder in tel. De laatste tien jaar van Offenbach's leven brachten hem behalve zijn ziekte grote verbittering en eenzaamheid. Reeds maakte de Duitse geniale fantast Hoffmann ook in Frankrijk grote indruk, klaarblijkelijk op Offenbach eveneens. Een librettist koos als grondslag van de opera „Hoffmann's Vertellingen" drie no vellen van de romanticus, waarbij hij eigendunkelijk en toch logisch met het oog op eenheid in handeling de mannelijke hoofdpartijen liet vervullen door Hoff mann zelf als de noodlottige minnaar. Ook legde hij onverbrekelijk verband tussen de drie voornaamste vrouwepartijen en tus sen de drie demonische figuren. Vertoont de tekst dus een hechte structuur, ook de muizek toont deze volkomen: zij illustreert de handeling voortreffelijk. Buitengewoon is de Hoffmanneske sfeer getroffen. De gelouterde Offenbach heeft de be kroning van zijn ruim veertigjarige arbeid als componist niet mogen beleven. Hij stierf in het gezicht van het beloofde land, nog vóór de instrumentatie voltooid was. Eén van zijn vrienden zette zich aan dit werk en nauwelijks vier maanden na de dood van de meester kwam in 1881 onder enorme bijval de première. Het onsterfe lijke werk werd in alle beschaafde landen uitgevoerd. Maar aanvankelijk waren er personen,die van „Hoff mann'sVertellingen" een afschuw hadden: die opera zou van wege de daarin voorkomende figuur van dr. Mirakel ongeluk brengen. Bijgelovigen beriepen er zich achtereenvolgens op, dat tijdens de eerste voorstelling een toneel knecht een been brak, dat de eerste ver tolkster van Antonia aan dezelfde ziekte overleed, die deze teisterde en dat even vóór de tweede voorstelling in Wenen het Ringtheater in vlammen opging met ver lies van talrijke mensenlevens. Dit bij geloof kon uiteraard niet lang stand hou den en „Hoff mann's Vertellingen" verover de alle tonelen ter wereld. Ook de Neder landse Opera gaf na de oorlog talrijke her halingen, die na de gelijknamige, in syn thetische zin zeker niet gelukkige, film vertoningen zijn gestaakt. Maar eens zal twijfel daaraan is onmogelijk het meesterwerk van Jacques Offenbach in Nederland weer op het toneel verschijnen. B. J. Wieland Los FRANSTALIGE radiostations kunnen met enig recht beweren „l'Opérette, e'est tout une histoire". Want in deze tijd komen waarlijk grote operettecomponisten zoals in de vorige eeuw niet naar voren. Toch wordt ook door die radiostations, zelfs door de televisie, nog deze winter grote aandacht aan de hoogstaande vorm van musiquette geschonken, met Offenbach op de eerste plaats. Ongetwijfeld Is deze Franse meester van de muzikale lach zelfs op zijn gebied een histori cus van zijn tijd. Saint-Saëns noemde hem „een muzi kale persoonlijkheid van groot formaat". Reeds als operettecomponist is Offenbach van de grootste be tekenis, maar waarlijk onsterfelijk is zijn opera „Hoff mann's Vertellingen", waarvan de eerste opvoering onder zulke dramatische omstandigheden plaats had. Uit nooddruft moest de tienjarige cellist Jacob Of fenbach, in 1819 geboren als kind van een latere Keulse cantor, in café's optreden. Maar na vier jaar wist de oude Offenbach zijn zoon op het Parijse con servatorium geplaatst te krijgen. Al spoedig verliet de nu Jacques geheten leerling deze school. Hij ging nu zijn uiterst karig brood verdienen als lid van orkesten, waaronder dat van de Opéra-Comique, waar hij theaterondervinding opdeed. De componist Von Flotow leidde de vurige Jacques in de salons. De jonge cellist werd in virtuositeit met Paginini vergeleken. Zijn roem strekte zich zelfs uit tot het buitenland, waar hij ook voor keizers en koningen optrad. Hij concerteerde niet zelden met Franz Liszt, César Franck en Anton Rubinstein in duo's. Desondanks verwierven in die tijd door hem gecomponeerde operettes te weinig bijval. Na een romantische kennismaking trouwde hij en werd een voortreffelijke echtgenoot en huisvader. Dat hij de eerste elf jaar van zijn huwelijk zo weinig verdiende, hinderde hem danig. Benoeming als kapelmeester van het Théatre Francais bracht hierin weinig verandering. Daarbij kwam, dat de huis houding van zijn allengs groter wordend gezin veel te duur was opgezet. Offenbach was trouwens op financieel gebied een argeloos mens. Maar zelf toonde hij zich sober. Hij was een beminnelijk mens en een geestig causeur. In zijn salon ontving hij de Parijse voorname kringen, waarvoor Gabriel Fauré melodieën van Offenbach op de piano speelde en Léon Délibes en zijn gastheer zich bezig hielden met carnavalsgrappen. Ook de schrijvers Jules Lemaïtre, Edmond de Goncourt en Alphonse Daudet waren dikwijls van de partij. Kortom, Offenbach was een gevierd man. Eindelijk, in 1855, stichtte hij voor de opvoering van zijn operettes de schouwburg Bouffes-Parisiennes en toen kwam de fortuinlijke ommekeer, dank zij de medewerking van de pers en van vrienden, die hem het nodige geld verschaften. Reeds het eerste jaar werden elf muzikale werken van hem in de Bouffes opgevoerd. Binnen enkele jaren trok hij, wiens roem in het buitenland was doorgedrongen, naar Londen, We nen en Berlijn met zijn gezelschap. Toen ook liet een bekend Parijzenaar zijn bonmot klinken „De oude Auber stond voor de deur van de operette, Hervé opende deze en Offenbach trad binnen". Premières kwamen op verzoek zelfs in het buitenland tot stand. Intussen was ook reeds „Le Mariage aux Lanternes" voltooid, een landelijk zangspel, dat nog op het programma van de Wiener Sangerknaben staat. Ook schreef hij toneelmuziek voor werken van Dumas Père, van De Musset en anderen. Zelfs de legendarische toneelspeelster Rachel zong daarin een enkel lied. Het werk van Jacques Offenbach werd aanvankelijk sterk beknot, want een eigenaardige politieverordening be perkte het aantal zangers sterk. Maar met „Mesdames de la Halle" waarin Parijse straatroepen waren verwerkt (evenals Charpentier later in de opera „Louise" deed) en waarin Meyer- beers pompeuze operastijl werd geparodieerd, kwam de aanloop naar de grote operette, die de gehele avond zou vullen. ZIJN IDEAAL, de een gehele avond vullende operette, werd bereikt in „Orphée aux Enfers" (Orfeus in de onderwereld). Een Franse schrijver berichtte over de daarin voorkomende cancan, dat deze dans „onze gehele generatie in een waan zinnige wervelwind heeft gestort". Zij, die onlangs de film „Moulin Rouge" hebben gezien kunnen zich dit voorstellen. Er volgde nu een reeks theaterstukken (Offenbach schreef er totaal ongeveer honderd) en toen verscheen, wederom uit gaande van een mythologisch gegeven, het tweede wereld succes: „La belle Hélène" (De schone Helena) een operette, die eerst verboden dreigde te worden, omdat de censuur er een hekeling in zag van het Parijse hofleven. In elk geval is juist, dat in dat zangspel de toenmalige op geld jagende, genot zuchtige en onverantwoordelijke tijdgeest tot uitdrukking komt. Met het oog op de Parijse wereldtentoonstelling heeft Offen bach „La Vie Parisienne" gecomponeerd, waarvan hij zich voor stelde, dat alleen reeds de titel de belangstelling zou wekken van vreemdelingen, die Iets meer van het wufte Parijse leven zouden willen weten. Een journalist verklaarde na de eerste uitvoering: „De muziek wekte mij op, elektriseerde mij. Spelers en publiek leken in een roes te verkeren." Na deze parodieën op de behandeling van antieke stof was „de wereldberoemde spotnachtegaal" aldus terechtgekomen bij de rechtstreekse schildering van de zeden van zijn tijd. Dit beeld komt verhuld tot uiting in „La Grande-Duchesse de Gérolstein" (overigens spelend in de achttiende eeuw). Uit die operette zongen onze grootouders en van nu bejaarden de moeders nog het refrein „Hier is de sabel". Opvoeringen wer den bijgewoond door talloze vorstelijke personen en ook door Bismarck en Von Moltke, waarbij deze veldheer zich dus ver maakte met de bespotting van het militaire leven! Offenbach was bijzonder critisch ingesteld ten aanzien van het libretto, o.a. blijkens de uitval tegen tekstschrijvers: „Jullie laten de van liefde brandende hertogin coupletten zingen, die in augus tus het water zouden doen bevriezen". De „Gérolstein"-operelte stak de draak met het soldatenleven en zo kon het gebeuren, dat er na de fatale oor log 18701871 weerstand tegen dat werk ontstond en dus ook tegen de componist. Nog vóór de oorlog nam Offenbach het directeurschap van het Théatre la Gaïté" in handen. Hij, vaak te uitbundig in zaken, spreidde daar met een personeel van meer De bovenste illustratie bij dit artikel toont dan zeshonderd medewerkers een veel te Jacques Offenbach in een karikatuur van grootse opzet ten toon. Een bankroet werd een zijner tijdgenoten, Gill vermoedelijk, onvermijdelijk. Offenbach stelde alle De onderste afbeelding is een spotprent schuldeisers tevreden, maar hij, de miljo- van de zangeres Hortense Schneider, even- nair, verloor zijn vermogen geheel. Het eens uit de vorige eeuw. Daartussen zijn laatste grote succes, dat hij enkele Jaren enige fragmenten uit de vermaarde opera voor zijn dood beleefde, werd behaald „Hoffmann's Vertellingen" weergegeven. door „La Fille du Tambour-major" (De dochter van de tamboer-majoor). Dit werk beleefde zelfs nog na de tweede wereld oorlog in Nederland talrijke uitvoeringen. Ook andere „Offenbachiades" waren hier vroeger schering en inslag. OFFENBACH componeerde overal, ach ter de coulissen, in de directeurskamer, in café's en thuis zelfs bij het grootste lawaai. Als iemand hem daar tijdens zijn werk angstvallig gedempt toesprak, vroeg hij ironisch: „Is hier misschien een dode?" Ook noteerde hij op weg naar de theaters in het daarvoor ingerichte rijtuig, waarin en waaruit hij geteisterd door reumatiek, gedragen moest worden. Hij wijzigde het IN DUITSLAND Onlangs Is in München de première van het nieuwe stuk „School voor dictators" van Erich Kastner ge geven, een politieke satire. De handeling speelt zich af in een totalitair geregeerd land, waar een volkscommissaris is vermoord, welk feit door de autoriteiten ech ter geheim wordt gehouden. De regering roept een groot aantal dubbelgangers op om bij officiële gelegenheden de plaats van de verdwenen leider in te nemen. De foto toont een scène uit het spel: een repetitie van de pseudo-dicta tors voor een receptie. Achteraf blijkt de volkscommissaris niet ver moord doch ontsnapt te zijn. Kort na zijn terugkeer wordt de execu tie dan toch door opstandige mili tairen voltrokken. In het begin dezer eeuw. toen de roman was vastgelopen in de taaie brei van het naturalisme en aanverwante systemen, verraste de dertigja rige Colette de wereld met een aantal charmante werkjes, waarin zij op onopgesmukte wijze het verslag deed van haar schooljaren, haar jonge- meisjestijd en haar huwelijk. De eerste drie deeltjes van deze reeks zijn thans in goedkope uitvoering verkrijgbaar gesteld: Claudine a l'école, Claudine a I'aris en Claudine en ménage. Voor het contrast met Claudine's gretige en positieve levensaanvaarding zorgt Irving Shul- man, die het scenario voor de film Rebel without a cause omwerkte tot het boek Children of the dark. Het drietal Amerikaanse jongelui, dat hij ten tonele voert demonstreert ondanks of misschien juist wel wegens de betrekkelijke welvaart van hun milieu hun geestelijke armoe de en gebrek aan interesse in hun medemensen in een aantal daden met fatale afloop. De auteur ontleende zijn gegevens aan de alledaagse wer kelijkheid en het is dan ook geen wonder dat een schrijver met een sterk ontwikkeld sociaal verantwoordelijkheidsgevoel zoals Norman Mai ler op jacht gaat naar de veroorzakers van deze maatschappelijke misstanden. De door de jeugd en vele volwassenen zozeer bewonderde filmwereld wordt in The deerpark genadeloos van alle „glamour'' ontdaan. In de levensge schiedenissen van een aantal bewoners van een van de vele Californische filmkolonies ontwaart men dan de gevolgen van de bewustzijnsver nauwing en de begripsverwarring waaraan deze moronon, in hun eigen ogen de bovenste laag van de gehele mensheid, ten prooi zijn. Het meest ergert Mailer zich. zonder zedeprediker te willen zijn. aan de welbewuste verwisseling van eerlijkheid voor zakelijkheid en van liefde voor wat daar onder bijval van een Infantiel publiek in die kringen voor doorgaat. Van dit boek is onder de titel „Het Hertenpark" een Nederland se vertaling door J. F. Kliphuis verschenen bij de uitgeverij Bruna te Utrecht. Heel wat sympathieker zijn dan de figuren die grif toegeven dat zij tot de onderste lagen van de maatschappij behoren. Men vindt deze in overstelpende hoeveelheid en verscheidenheid in A walk on the wild side van Nelson Algren. Met klimmende belangstelling volgt men de avonturen van Dove Linkhorn, telg uit een be faamd geslacht van zonderlingen, dromer, anal fabeet en zware jongen tegen wil en dank. Zijn levensgang van het Amerikaanse platteland tot in de rosse buurten van New Orleans vormt een moderne schelmenroman, waarin humor en tra giek elkaar in snel tempo afwisselen. Hoewel Algren in tegenstelling tot Mailer zijn wereld objectief en met een zekere gelatenheid pleegt te observeren en meer de rol van verslaggever speelt dan die van sociaal hervormer, ontbreekt het hem niet aan bewogenheid met het lot van de bewoners der achterbuurten van de grote stad. In de allereerste plaats echter vormt het leven, zoals het zich daar afspeelt voor hem, een machtig brok hedendaagse romantiek, waarvan hij zijn lezers met volle teugen wil laten mee genieten Men mag dan versteld staan over ln Amerika heersende toestanden, tien jaren ruim terugblikkend in Europa's geschiedenis stoot men op een gangsterdom. waarbij vergeleken de ge organiseerde misdaad in Amerika kinderwerk lijkt. In The angry hill van Leon Uris kan men lezen met welk een listigheid en moed een in Griekenland achtergebleven Amerikaans mili tair en zijn metgezellin een lid van de Griekse verzetsorganisatie zich uit de klauwen van de nazlterreur wisten te bevrijden. Een ongemeen spannend boek, dat tevens een herinnering en eerbewijs is aan de verbeten strijd door de en keling tegen de gewapende overmacht gevoerd. Ontsnapplngsverhalen verschijnen eveneens nog steeds in zeer grote oplagen. Escape to free dom door Terence Prittle en W. Earle Edwards mag men zich beslist niet laten ontgaan. Men vindt hierin nauwkeurige beschrijvingen van het ontwerpen en voorbereiden van dikwijls bij na ongeloofwaardig schijnende ontsnappingspo gingen, het al dan niet met succes bekroond uit voeren hiervan, adembenemende zwerftochten door vijandelijk gebied, meestal uitlopend op arrestatie, soms op noodgedwongen overgave. Een bijzonderheid van dit boek is dat de auteurs ten behoeve van toekomstige ontsnappers de oorzaken van het mislukken grondig onderzoe ken en raadgevingen verschaffen voor techniek- verbetering. Het is te hopen dat niemand in de toekomst deze goedbedoelde aanwijzingen van node zal hebben, hoewel er, zoals blijkt uit The Escapers van Eric Williams, altijd mensen zijn geweest en zullen zijn, die om welke redenen dan ook door hun tegenstanders gekerkerd hun leven op het spel zetten om hun vrijheid te heroveren. STRAKS, zegt Nora lot zichzelf, straksZe kijkt verheerlijkt in de spiegel, terwijl ze haar lippen de fi nishing touch geeft. Daarna loopt ze enkele passen achteruil om met half dichtgeknepen ogen hel resultaat van een half uur gelaatsverzorging in ogen schouw te nemen. Zie ik er boven de twintig uit?Een klein gezichtje ziet haar aan, een gezichtje dal balan ceert op het randje tussen kind en vrouw. Zachtblond kroezig haar, een verwonderd neusje en grote donkere argeloze ogen. O, een end ouder dan achttien, spreekt ze zichzelf bemoedi gend toe. Haalt ze de trein nog? Ze kijkt op haar horloge: ze heeft nog een zee van tijd. Een intiem zaaltje, heeft ze zich voor gesteld, kaarslicht, geruisloze obers. In dit licht zal haar japonnetje beter uit komen. Het kaarslicht zal haar huid vlekkeloos doen lijken en de obers zul len „madame" tegen haar zeggen. „Wenst madame homard? Of zal het een kleine hors d'oeuvre zijn?" WAAROM kijkt die vrouw, die tegen over haar in de trein zit, haar zo aan? Nora tracht hardnekkig uit het raampje te kijken. Hier begint de stad al. In het duister slaan de lichten kleine gaatjes in de hemel, als een deken die aange vreten is door de motten Als ze de klapdeur van het station uit komt staat Jelle daar te wachten. Jelle.... Hij heeft een zwart ring baardje, dal ze in stilte altijd zijn schelpenrandje noemt. Het omlijst zijn gezicht van oor tot oor en gaat boven de slapen over in een iets lichtere kleur. Het schelpenrandje maakt Jelle tot een interessante man. Nou een manNegentien jaar is hij. Dag, zegt Jelle als Nora het station uit komt en hij gaat in een adem door: Wat zie je er mooi uit Zijn stem slaat er van over. Ja? vraagt Nora, terwijl ze vol verwachting naar hem opkijkt. Jelle geeft geen antwoord. Wat valt er te zeggen als je hart zo hevig hamert en je elkaar nauwelijks durft aan te kij ken? Er valt enige tijd van stilte waar in ze zich een weg banen door de hen tegemoet komende menigte. Zullen we eerst ergens iets gaan drinken? stelt Jelle dan voor. Of zullen we maar meteen gaan eten? Eerst iets drinken, zegt Nora aar zelend, ik bedoel, dorst heb ik eigenlijk niet, maar het is wél gezellig. Eigenlijk heb ik ook geen dorst, zegt Jelle haastig en het is net zo gezellig als we nu meteen naar het restaurant gaan, vind je niet? Nora knikt: Wel ja, laten we dat maar doen. Het wordt misschien ook wel erg laat anders en ik moet op tijd thuis zijn.Wat zouden Brigitte Bar dot of Marilyn Monroe nu gedaan heb ben? Zouden ze toch eerst wat zijn gaan drinken. Ergens waar een zacht muziekje op de achtergrond speelt en waar met een ernstig gezicht de galante ridder een sigaret aanbiedt? Wat zeg je, vraagt Nora. Dit boek, zegt Jelle terwijl hij voor een boekenwinkel blijft staan en een roman in de etalage aanwijst. Da's een meesterwerk!! 1-Iel is pas uit. Je moet het lezen. Nora kijkt uit haar ooghoeken naar het boek: Dat met die bloemen er op? Ach nee, dat, dat er naast ligt. Zie je het? „De Vrome Matador" van Wil- lemse. Eergisteren sprak ik hem nog. Een geniale knaap zeg! Ze zou zo graag naar de overkant willen gaan, daar waar het licht fel over de nieuwste modesnufjes tintelt. Maar Jelle houdt haar arm stevig vast en legt haar, terwijl ze verder lopen, tot in details uit waarom en waarin dit boek zo uitblinkt. Ze moet het werke lijk lezen. Er is geen ontkomen aan. Ja, ja, knikt Nora. Ze neemt zich in ernst voor het boek zo spoedig mo gelijk te kopen. Als ze daardoor in waarde voor Jelle kan toenemen. Waar gaan we eigenlijk naar toe? vraagt ze Jelle met haar meest argeloze stem. Ze kijkt door de grote spiegel ruiten van een duur restaurant, waar de mensen als waarlijk volwassenen achter roze kapjes van hun diner zitten te genieten. Naar een artiestencafé, ant woordt Jelle en er ligt in zijn stem een opmerkelijke trots, alsof hij zeggen wil: Nu zal ik je eens mijn wereld tonen. Hel artiestencafé is een soort onbe woonbaar verklaarde woning, dat wil zeggen, die indruk maakt het op Nora: in een rokerig hol, dat vol staat met houten stoelen, banken en tafels, hangt het licht een droefgeestige mist te ver spreiden. Op de drempel blijft Nora staan. Een rilling loopt langs haar ge zichtje, een rilling die eindigt met een kleine steek in de omtrek van haar hart. Geen kaarsen, geen zachte ta pijten, geen geruisloze kelners. Vooral dat laatste niet. Het zijn juist de kel ners die hier boven het rokerige stem- geroes het lawaai veroorzaken: „Broodje ham!" en „Eén erwtensoep!" Dit alles doet zelfs de bewonderende blikken te niet van Jelle, die als Nora haar jas uittrekt om zich heen kijkt als wil hij zeggen en hoe vinden jullie mijn meisje? Voelt Jelle dan niet dat ze zich hier voelt als de befaamde vlag op de modderschuit? Kom, zegt Jelle, ga daar zitten. Wil je een sigaret? O, nee, je rookt nietJan! een borrel, roept hij de voorbij rennende kelner toe en zich naar Nora overbuigend: Wat drink jij? Eh, zegt Nora, ikeheen cola En een cola, herhaalt hij. Leuk hier, vind je niet? Ja-a-a-a, zegt Nora, terwijl ze schuchter om zich heen ziet. Dus Jelle is niet de enige man met een schelpen- randje, merkt ze op. Er blijken er meer te bestaan, die hier allemaal hun on derkomen zoeken. Zouden ze elkaar zoeken zoals mensen die dezelfde idealen koesteren of zoeken ze be scherming bij elkaar? ER KOMT een onmogelijk dikke man het restaurant binnen. Hij gaat op Jelle toe en laat een machtige hand op diens schouder neerdalen. Hé, zegt hij. Jij hier. Tjonge, tjonge. En ik heb nog wel gehoordo, dag Juf frouwik heb nog wel gehoord dat je vader Alles wat je gehoord hebt is leu gen, zegt Jelle. En duvel alsjeblieft op! Die Jelle, schater.t de dikke. Altijd even beleefd. Mag de kleine het niet weten? Nou hoor, ik zal jullie niet sto ren. Hij geeft Nora een vervaarlijke knipoog en verdwijnt. Als de man weg is ziet Nora Jelle vragend aan. O, zegt Jelle met een gemaakt onverschil lig gebaar, een artiestenvlo, die vent Zanikt altijd over dingen die hem niet aangaanMaar vertel nu eens wat je wilt eten. Aardappelen met biefstuk? Of de pot van de dag? Een broodje met kaas, zegt Nora. Eeneen broodje met kaas? Voor je lijn zeker. Die vrouwen toch! Ober! Jelle, zegt Nora, terwijl ze met moeite het broodje met kaas door haar keel tracht te krijgen, Jelle, zeg eens eerlijk, vind je het hier leuk? Leuk? Jelle kijkt haar verbaasd boven zijn „pot van de dag" aan. Leuk? herhaalt hij. Hij ziet om zich heen als of hij de wereld opnieuw moet ont dekken, laat zijn blikken ietwat on zeker over de gebogen ruggen van de andere schelpenrandjes glijden die de „pot van de dag" verorberen, de mis tige lampen en het afgeleefde meubi lair, om met een vertederde uitdruk king in die blikken weer bij Nora terug te komen. Nora, met het kroezige blon de haar, het kleine gezichtje en het mooie japonnetje, die bijna ademloos op zijn antwoord zit te wachten. En verward slaat hij de ogen neer om daarna zijn kin met een fiere, manne lijke ruk omhoog te steken. Ach, zegt hij dan, natuurlijk is het hier leuk. 1 l V~"T- 1 1 Tekening door Roger Chailloux

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 18