De macht van het getal DE EERSTE BOVENGRONDSE CHRISTELIJKE KERK Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant jij I - In Glastonbury stond als schuilplaats van de heilige Graal MONOLOOG Jozef vain Arimathea was de bouwheer Bloedrood beekwater I smaakt naar wijn EEN VAN de belangrijkste problemen, die de programmaleiding van iedere radio- omroep bij de vaststelling van de grote lijn van de radioprogramma's onder het oog heeft te zien, is de vraag welke de wensen van het luisterend publiek zijn en in hoeverre met deze wensen rekening moet worden gehouden. Vooral ten aan zien van de uitstippeling van nieuwe pro- f; gramma's voor zomer of winter klemt dit vraagstuk, want het is dan, dat er beslist l gaat worden welke percentages van de l omroeptijd moeten worden uitgetrokken j voor muziek, ontspanning en gesproken woord, waarbij er ten aanzien van de mu- ziek weer een onderscheid gemaakt kan - worden tussen lichte en serieuze muziek. i Het enigszins betrouwbare peilen van de I smaak van het publiek is een hachelijke i zaak en kan slechts geschieden, indien men met behulp van enquêtes aan een zo t veelzijdig mogelijk samengesteld publiek vragen stelt over de uitgezonden pro- c gramma's en de op t deze manier onder- vraagden uitnodigt suggesties te doen ten t aanzien van bepaalde nog niet gchono- t reerde verlangens op dit gebied. Voor zo- ver wij weten, is het in Nederland alleen de VPRO geweest, die zich tijdens een i periode van enige opeenvolgende weken rr met een enquête tot haar luisteraars richtte, waarbij de vragenformulieren te- gelijk met de luistergids worden verstrekt. I Tot bepaalde vastomlijnde uitspraken is men echter niet kunnen komen, hetgeen misschien verklaard kan worden uit de vrij eenzijdige samenstelling van de onder- vraagde luisteraars, die zich allen tot een meer „intellectualistisch" ingestelde radio- Ij omroep voelden aangetrokken. Deze luis- teraars toonden zich in het algemeen te- vreden over de door hun omrOepvereni- 5 ging verzorgde programma's en de VPRO heeft dan ook geen aanleiding gezien haar 5 uitzendingen tengevolge van de resultaten van deze enquête ingrijpend te wijzigen. Voor de microfoon V oosooooaxxxxjooooooooooocoouxxxxxxxxxxoocoocxxxxxxxxxx^rfx^tx xx joooooooooooooooocooooc ocooooooooooooomr <xvoor«> x r/xoooococxxxxxxx>Doocoooocxxxxxxx?nocxxxxxx>ooooooooccrxxxoc» Anders ligt het probleem bij de grotere omroepen, die met een meer gevarieerd publiek te maken hebben. Het vaststellen van de „gemiddelde" smaak is hier aan zienlijk moeilijker en het bepalen van de onderlinge verhouding van de program ma-onderdelen berust hier voor een groot deel op giswerk. Nu is het merkwaardig, dat in Nederland één der grote omrocp- verenigingen met name de AVRO lange tijd het standpunt heeft gehuldigd, dat de grote meerderheid van het luiste rend publiek „lichte kost" verlangde. Zij heeft haar uitzendingen aan deze al dan niet vermeende wens aangepast. Nu is het bij alle giswerk wel waarschijnlijk, dat de grote meerderheid der luisteraars inder daad lichte muziek „als achtergrond" pre fereert, maar het blijft de vraag of het de taak van de omroepvereniging is aan deze wens doorslaggevend tegemoet te ko men, omdat zulk een concessie aan het publiek alleen maar gerechtvaardigd kan worden door die te baseren op de macht van het getal, met andere woorden op verlangens van de helft plus één, hoe democratisch dit overigens ook moge wezen. De radio heeft echter ook een op voedende taak, die vaak in de zucht naar het winnen van „luistervinkjes" op de achtergrond dreigt te verschuiven. Gelukkig schijnt er een kentering op komst te zijn. De geruchtmakende zaak van het door de AVRO aantrekken van artiesten, die tot dusverre voor de VARA- microfoon werkten, wijst er op, dat de 3 neutrale radio-omroepvereniging ernstig 3 van plan is althans de umusementspro- l gramma's wat op te hevelen. De leuze „licht, lichter, lichtst" die de BBC nu 5 ook heeft aangeheven blijkt toch niet de remedie te zijn voor de elkaar becon currerende Nederlandse omroepvereni- 5 gingen, omdat gebleken is, dat de luiste- raars op alle gebied slechts goede pro- 5 gramma's wensen. Vooralsnog blijft echter in de verhou ding licht-serieus in Nederland de macht 8 van het getal heersen, omdat men het aan- tal luisteraars, dat een licht amusements- programma wenst waarschijnlijk te recht hoger schat, dan het getal leden, dat een meer serieus programma prefe- reert, waardoor bijvoorbeeld de program- ma's van klassieke muziek nogal eens in de knel komen, of naar abnormaal late uitzenduren worden verwezen. Slaagt men er in ook op dit gebied de macht van het getal te overwinnen dan zijn wij wat de evenwichtige samenstel ling van de programma's betreft al een flink eind op de goede weg. Waarbij het jammer is, dat een nationale omroep als de BBC juist nu zo'n slecht voorbeeld moet geven. F. Dekker hij al opgepakt. Er was geen uitweg. „Wel alsjemenou", zie de boer, „hoe vind je die Truus?" „Truus?" dacht Lapsus, die spartelde onder de arm van de boer, „wie is nou Truus?" „Tjazei de boer, „het was mijn eigen schuld geweest als ik jou kwijt was, want ik had de grendel van je hokje al veel eerder moeten maken". „Ik begrijp niet wat hij bedoelt", dacht Lapsus, maar hij had ook geen tijd om er over na te denken, want het enige waar hij aan dacht was hoe hij weg kon komen. „Ziezo", zei de boer, „en nou niet meer weglopen hoor. Je krijgt trouwens de kans ook niet". Het was pikdonker in de schuur en Lapsus kon dus helemaal niet zien wat er nu eigenlijk met hem gebeurde. Maar voelen des te beter! Hij werd in een klein hokje geduwd, een deurtje klapte dicht en om hem niet te laten ontsnap pen zette de boer een stevige schop te gen de grendel. „Lieve help", bibberde hij, toen hij zijn stem had teruggevonden, „wat een belediging! De paashaas opgesloten in een hokje! „Ben jij de Paashaas?" vroeg een nieuwsgierige stem vlakbij hem. Lapsus kromp in elkaar van schrik. Wie was dat nou weer? „Ik ben Truus, het konijn", zei de stem, „ik geloof dat de boer dacht, dat ik er vandoor was gegaan, Maar waar om zou ik?" De oren van Lapsus gingen heen en weer van woede. „Voor een konijn! Voor een konijn hadden ze hem aange zien, hem, de koning van alle vrije hazen!" „Nou ja", zei Truus, het konijn, „het was erg donker. Hij heeft helemaal niet kunnen zien dat jij het was. We heb ben trouwens allebei een bruin vel!" Lapsus slikte maar in wat hij alle maal wilde zeggen over het verschil tus sen hazen en konijnen. „Luister eens Truus", zei hij, „jij moet me helpen. Ik heb me wekenlang een ongeluk gewerkt voor de mensen en nu, net nu ik eindelijk ook eens feest ga vieren, sluiten ze me op". „Ja", knikte Truus dom, „maar wat zal je er aan doen? Ik zit al mijn hele leven opgesloten!" „Truus!" riep de Paashaas, „zeg, wat ik doen moet!" „Maar hoe weet ik dat nou?", vroeg ze. „Heb je hier vrienden?" vroeg Lap sus, want hij begreep dat hij alles zelf zou moeten doen. „Och", zei Truus, „de kippen komen wel eens aan, maar ze zijn me te lawaaierig, de mussen ko men hier veel, maar die zijn me te bru taal. En ja, dan de duiven, maar ik word altijd zo treurig van hun gekoer. Nee. vrienden heb ik eigenlijk niet!" „Waar zijn die duiven?", vroeg Lap sus. Met duiven had hij wel meer kar weitjes opgeknapt. „Ze slapen", zei Truus, „maar als u heel hard roept wor den ze misschien wakker". Lapsus begon te roepen. „Zie je nou wel?" riep één van de ha. zenkinderen bij de sloot, „daar heb je de maan! Ik zei toch al dat ik hem zag aankomen achter de wolken!" Ze knipperden allemaal met hun ogen tegen het gouden licht, maar toen ze er aan gewend waren, keken ze elkaar op eens aan. „Vader....", begon er één, „hij zou....", zei een tweede, „hij moest er al lang zijn", riep de derde angstig. Ze tuurden over het water het donkere weiland in, maar tot aan de boerderij was alles verlicht en nergens waren een paar lange oren te zien. „Als er maar niets gebeurd is", zuchtte er één. „Er is iets gebeurd, ik vóel het", piepte het kleinste hazenmeisje bang. Ze had het nog niet gezegd, of boven hun oren hoorden de haasjes opeens een gefladder en geruis van veren. „Koeke. roe, koekeroe", ging het „kom mee, kom mee, de Paashaas is in gevaar!" Zonder zich één ogenblik te beden ken namen de haasjes een sprong en volgden de duifjes die voor hen uit over het weiland vlogen naar de boerderij. De grote hazen, die eerst geduldig hadden gewacht, waren natuurlijk ook al lang onrustig geworden. Op het laatst hield moeder Lapsuli het niet meer uit. „Laten we naar de sloot gaan en vragen of de kinderen al iets gezien hebben", zei ze met een bevende stem. Toen alles wat haas was bij de sloot aankwam, kregen ze een nieuwe schrik. De kinderen waren verdwenen! Rade loos liep moeder Lapsuli heen en weer langs het water. Waar was haar man en waar waren de kinderen? Net toen ze besloten om het weiland in te gaan, hoorden ze in de verte la waai. Boven het gekoekeroe van duiven uit klonk een vrolijk hazenlied en ja, in het licht van de maan zagen zé een menigte lange oren door het weiland komen. Voorop de Paashaas en om hem heen alle hazenkinderen met hun poot jes aan hun wangen, want ze hadden al lemaal pijn in hun tanden. De spijlen van een konijnenhok knaag je niet zo maar door, hoor! „Ziezo", zei moeder Lapsuli, het vrouwtje van de Paashaas, „en nu in het bad!" •Ze droeg een tobbetje warm water naar buiten en daar gingen alle hazen- kinderen van hun pootjes tot hun lange oren toe, in. Nou, het was ook wel no dig, hoor! De hele paashazenfamilie zat van onder tot boven vol verf. Dat kon ook niet anders, want iedereen had die laatste dagen meegeholpen met eieren verven, eieren vervoeren, bezorgen en verstoppen. Toen de kleintjes schoon waren en moeder Lapsuli zelf ook een badje geno. men had, begonnen de familieleden te komen. „Is Lapsus nog niet terug?" vroeg neef Sprint verbaasd aan Lapsuli, die net een lichtgroen lintje om haar rech teroor strikte. „Nee", zei Lapsuli, „maar hij zal zo wel komen". „Mammammie", vroegen de klei. ne haasjes, „mogen wij vader niet tege moet gaan?" Moeder Lapsuli keek een beetje be denkelijk. „Nou kinderen, het is al zo donker en het duurt nog een hele poos voor de maan opkomt. Ik ben bang dat jullie verdwalen of je weer vuil maakt aan de bomen. „Hè toe.zeurden de kleine haas. jes. „Nou vooruit", zei moeder Lapsuli, per slot van rekening hadden de kleine haasjes deze week hun vader en moeder zó goed geholpen. „Maar niet verder dan de sloot voor het weiland, hoor!", riep ze hen nog na. „Nee mammie", schreeuwden de haasjes, die het al op een lopen hadden gezet. Moeder Lapsuli lachte. De kleine haasjes deden precies wat hun moeder gezegd had. Ze wipten, zon. der één keer stil te staan tot aan de rand van het bos, liepen toen langzamer over het stukje gras tussen het bos en de sloot en daar, vlakbij de waterkant gingen ze op een rijtje zitten wachten. Door het hoge riet heen konden ze net de boerderij van Lammerse zien. Daar was hun vader; van die kant zouden ze hem straks zien komen. „Ziezo", zuchtte vader Lapsus en hij trok de schuurdeur achter zich dicht, „ziezo, dat was het dan. Mietje, Grietje en Pietje hebben morgenochtend hun ei, net als alle anderen. Nu naar huis, naar het Paashazenfeest. „Au.zei hij opeens, want hij stootte zijn neus te gen een hark, die op het erf stond. De hark viel kletterend om en meteen be gon Buil, de waakhond als een dolle te blaffen en te janken, want hij dacht dat er onraad was. „Ik moet hier weg", fluisterde Lapsus angstig. Maar het was al te laat. Net op het ogenblik dat hij het erf wilde overste ken in de richting van de boerderij, ging de keukendeur open en viel er een straal licht op het grint. Was Lapsus nu maar doorgerend, maar nee, hij schrok zó dat hij een seconde lang onbeweeg lijk stil bleef zitten met zijn oren plat tegen zijn kop. En dat kwam hem duur te staan, want iemand gooide een jas of een kiel precies over Lapsus heen en voor hij daar onderuit kon kruipen was Mies Bouhuys 31 MEI 1957 WIE OOK maar enigszins bekend is met de christelijke cultuur en de Europese litteratuur, heeft wel over de heilige Graal gelezen of horen spreken. Dichters herschreven de verhalen, die sedert het begin onzer jaartelling met dat gewijde voorwerp werden verbonden Me nig epos is aldus ontstaan, dat tot de meesterwerken der westerse beschaving behoort. Mag het dan verwonderlijk heten, dat een tocht door het „Land van de Heilige Graal" voor zeer velen een bijzon dere bekoring heeft? ONS RELAAS zowel als zo'n tocht be gint op het „met kiezelstenen bezaaide strand van Marazion in Cornwall, niet ver van Land's End gelegen, Europa's weste lijkste punt. De naam Marazion, een ver bastering van Market-Zion, betekent let terlijk „Markt der Joden" een histo rische naam, want in de grijze oudheid kwamen de Phoeniciërs per schip naar Cornwall om handel te drijven met de rauwe Britten, die daar toen woonden. Deze mensen ruilden de delfstoffen van hun land tegen zijden stoffen en mooi vaatwerk. Zo verleenden zij kleur en be schaving aan hun primitieve, lemen of van takken gevlochten, woningen. Een der Palestijnse kooplieden, die naar Cornwall, naar Marazion kwam, was Jozef van Ari- mathea, de vrome man, die zorgde voor Jezus' graf na de kruiziging. Er zijn zelfs veel mensen, die menen dat Jezus zelf in zijn jonge jaren in gezelschap van Jozef van Arimathea in Cornwall is geweest. Voorts bestaat er een hardnekkige over levering, volgens welke Jozef, toen hij van koopman tot verkondiger des geloofs was geworden, de door Jezus gebruikte kelk van het Laatste Avondmaal naar de tegenover Marazion gelegen St. Michels- heuvel heeft gebracht. Dit zou gebeurd zijn omstreeks 44 na Christus en die kelk zou zijn geweest de beroemde Heilige Graal. Nu moet men weten, dat deze St. Michelsheuvel uit zee oprijst als ware deze een betoverd eiland. Geen wonder dus, dat hij van de oudste tijden af als het ware gedrenkt was in legenden en romantische verhalen. Eens leefde op die heuvel de verschrikkelijke reus Cormorand, die ge dood werd door een der helden, die de Engelse kinderverbeelding bevolken, door Jack de Reuzendoder namelijk. Uit de ge schreven geschiedenis weten wij, dat in de zestiende eeuw stoutmoedige boeren op die heuvel koning Hendrik VIII trotseer den en daarvoor op last van de vorst op de St. Michelsheuvel ter dood werden ge bracht. Tegenwoordig woont in het slot boven op de heuvel Lord. St. Levan en is het kasteel een bij toeristen in trek zijnde bezienswaardigheid. Naar deze heuvel (wij volgen de legende) bracht Jozef de graal en vervolgens is hij er mede over de sombere heidevelden en door de moerassen van het oude Cornwall naar Camelford en Tintagel getrokken. Tenslotte bracht Jozef van Arimathea de graal naar Glastonbury in het graafschap Somerset. DE VROEGE middeleeuwen (400-900) hulden Engeland in nevelen van on wetendheid en waren een tijdperk van bloedige gebeurtenissen. Alle geschreven bronnen nopens Cornwall's vroegste ver leden gingen in die jaren verloren. Niette min is bekend, dat de bevolking van Corn wall afstammelingen van de oude Brit ten een zware strijd moesten leveren tegen vreemde invallers en dat hun held haftige koning Arthur bij hen hoog in aan zien stond. Tegenover het geweld der vreemdelingen stelde koning Arthur zijn ridderlijkheid en moed. Toen deze strijd geschiedenis was geworden, begon de menselijke verbeelding haar borduurwerk en weldra zongen de minstreels, dat ko ning Arthur zijn gunsteling Sir Lancelot uitstuurde om de Graal, die immers alles wat edel is symboliseerde, te gaan zoeken. Lancelot echter, bezoedeld door zijn zon- dige liefde voor Arthur's gemalin Guine vere, beleefde wel veel avonturen, doch vond de Graal niet. Zijn zoon Sir Galahad, eveneens een van Arthurs ridders, slaagde wel, omdat zijn hart rein was. Groot waren de bekoring en de aantrek kingskracht, die van de oudste tijden af de graallegenden hadden voor de Engelse schrijvers en dichters. Malory verzamelde mensen uit de streek. De soldaten legden hun wapenen op de dam, die langs het kerkje liep. Nu nog weet men, waar die dam lag, namelijk waar tegenwoordig de hoofdstraat van Glastonbury loopt. Merkwaardige dingen zijn er in en rond Glastonbury te zien. Nabij het stadje ligt Chalice Hill (de Graalheuvel) zogeheten, omdat er een stroompje met bloedrood De afbeelding op deze pagina toont de kathedraal van Wells op ongeveer tien kilometer van Glastonbury ge- legen. Met de bouw van deze kerk werd in 1174 begonnen. Meer dan drie- honderd middeleeuwse beeldbouw- werken in nissen sieren de gevels. Er zijn vele historische aanwijzingen, dat er tussen het Palestina der Joden en het gebied van Cornwall omstreeks het begin van onze tijdrekening tame- lijk hechte handelsrelaties bestonden. Talrijke kleurige, dichterlijk bewerkte legenden hangen hiermee samen. heel veel schriftelijk en mondeling over geleverde verhalen, toen de minnezangers der middeleeuwen de geschiedenis van de Graal reeds in geheel Europa bekend had den gemaakt. De bekende dichter Swin burne reisde in de tijd van koningin Vic toria naar Tintagel, waar de ruïnes van Arthurs slot liggen. Een geestelijke in Cornwall sprak dagen lang met Swin burne, die prachtige verzen uit deze ge sprekken liet voortvloeien. Later kwam G. K. Chesterton naar de „Smuggler's Inn" in Camelford, waar hij gegevens bijeen bracht voor zijn laatste grote werk, een helaas onvoltooid gebleven gedicht over genoemde koning. De beroemdste „Graal"-dichter echter was Tennyson, die eerst naar Tintagel toog en vervolgens naar Glastonbury om inspiratie op te doen. GEEN WONDER, dat Tennyson enige tijd in Glastonbury wilde verwijlen, want dit stadje is een brandpunt van sagen, le genden en traditie. In de grijze oudheid was Glastonbury een eilandje en hier ver rees omstreeks 50 na Christus dus toen de christenen in Rome hun godsdienst nog beleden in de catacomben een kerkje, dat als de eerste bovengrondse christelijke kerk op aarde geldt. Jozef van Arimathea was de bouwheer. Het materiaal bestond uit leem en twijgen. Jozefs eerste bekeer lingen waren zowel Romeinse soldaten als water ontspringt, dat naar wijn smaakt, zozeer zelfs, dat men de wijnsmaak nog proeft uren nadat men van het water ge dronken heeft. In de tuinen van de Abdij kan men de Heilige Doorn van Glaston bury zien, naar men zegt een nakomeling van de boom, die op wonderbaarlijke wijze ontsproot uit de staf, die Jozef van Arimathea in de grond stak nadat hij voet aan wal had gezet. Nog steeds is de ruïne van de grote middeleeuwse abdij in Glastonbury een trekpleister voor toeristen en pelgrims. In 1303 werd die abdij voltooid. Hendrik VIII hief het klooster in 1539 op en sedertdien geraakte het bouwwerk in verval. Glas tonbury ook wel geheten Avalon of Appeleiland was het punt, waar koning Arthurs gedachten zich op concentreerden, toen hij gewond bij de stille wateren van de Poel van Dozmare op de heide van Bodwin terneer lag. En nog heden ten dage ziet men in Glastonbury voor het vervallen hoogaltaar een open boomstam graf, waarin in 1177 een slanke, edele krijgsman werd gevonden naast het lijk van een goudblonde vrouw. Deze beide mensen aldus gelooft men in Glaston bury en omgeving waren koning Arthur en zijn lieftallige gemalin Guinevere. ZO GROOT is de bekoring van Glaston bury en het omliggende land, dat men er AMSTERDAM, APRIL Het hebben van kinderen (dit klinkt ongewild een beetje als „het hebben van een auto" of het heb ben van een stofzuiger"), werkt het schrij ven van kinderen sterk in de hand. Dus daarom vandaag nog wat meer. Ik heb mijn dochter vanmiddag namelijk bij haar eerste bezoek aan een dameskap per mogen vergezellen. Dat was er één in Haarlem, omdat die ons zo doordringend was aanbevolen. Deze kapper heeft geen gemakkelijke middag gehad. Hij begon zijn zeer jeugdige klant in een soort luxueuze kinderstoel te zetten. Zij nam dat echter niet. Zij wilde wandelen en alle wonder baarlijke instrumenten zien, waar een kap perswinkel zo vol mee staat. Deze kapper was een begrijpend man en hij zette haar dus weer op de grond. Niettemin moest hij haar nog knippen. Hij heeft dat gedaan, rondhuppend door zijn eigen lokalen. Veel aardiger is het spel, dat ik gisteren gadesloeg in de tuin van mijn buren. Zij Rebben een dochtertje van een jaar of vijf of misschien ook wel zes. Haar ouders heb ben een maand of wat geleden zo'n papier tje aan de deur gehad waarin stond, dat namens de inspecteur van belastingen be slag was gelegd op al hun bezittingen. Hij had blijkbaar niet genoeg en niet op tijd betaald. Nu is beslag leggen in deze goede stad iets van zó alledaagse orde, dat men er nauwelijks op let. Er zijn zoveel beslag leggingen onder handen, dat er vrijwel nooit een wordt uitgevoerd. Onze boven buurvrouw, die pas kort geleden uit Dor drecht naar Amsterdam was gemigreerd, was ernstig geschokt vooral toen zij de betreffende buurman het papiertje onmid- delijk na het vertrek van de beslaglegger zag verscheuren. Maar de andere omwo nenden namen het stoïcijns op. Dat is alles echter verleden tijd. Misschien heeft hij in middels zelfs al wel betaald. Gisteren speelde zijn dochtertje toneel in de tuin. Ze had voor dit doel blijkbaar een vriendje uitgenodigd, omdat ook zij wel beseft dat de grootste actrice het zelden zonder tegenspeler kan stellen. Haar rol was echter een monoloog. De enkele keren, dat het vriendje er een woordje tussen probeerde te krijgen, werd hij in oud-thea trale stijl afgesnauwd. Nadat zij een tijdje bijna onhoorbaar voor mij een ver haal had afgestoken, richtte zij zich in eens op, keek haar bezoeker vernietigend aan en zei luid: „Natuurlijk moet ik geld hebben. Denk je, dat ik dit huis voor niks kan laten eten. Praat toch niet zo dom, spaar liever eens. En nou moet je die auto ook maar eens verkopen. Daar hebben we toch niks aan. Als jij geen benzine kocht, kon ik een werkster betalenOp de plaats van deze stippeltjes, sprak zij nog een paar vrij kernachtige woorden, die waarschijlijk een even nauwkeurige imi tatie van haar moeder waren. Op dat mo ment riep het jongetje: „Nou, ik ga naar huis,hoor. Ik vind er niks an". Tot besluit van dit stukje wil ik u nog slechts mededelen, dat de auto van de buurman sinds een dag of tien na de be slaglegging geheel van het terrein is ver dwenen. Maar misschien heeft hij het ding alleen maar verstopt. A. S. H. Dag Hanneke, dag! Wat ga jij, als ik vragen mag, morgen met de Pasen doen? „Op visite bij de bomen, bij de bomen in 't plantsoen, kijken naar hun jas van groen." Dag Petertje, dag! Wat ga jij, als ik vragen mag, morgen met de Pasen doen? „Op visite bij de bloemen, morgen zijn er meer dan ooit, morgen ruiken ze als nooit." Dag Saskia, dag! Wat ga jij, als ik vragen mag, morgen met de Pasen doen? „Op visite bij de vogels, luisteren naar het orkest van de vogels op hun nest." Dag allemaal, dag! Gaan jullie als ik vragen mag morgen allemaal ook mee naar de bomen, naar de bloemen, naar de vogels of de zee? Veel plezier hoor en misschien zullen wij elkaar nog zien. node afscheid van neemt. Veel, heel reel zelfs ware er over die streek nog te ver tellen. Nog geen tien kilometer van Glas tonbury ligt het oude stadje Wells met een der mooiste nog bewaard gebleven mid deleeuwse kathedralen. Vlak bij deze ka thedraal staat het, door een gracht omge ven, bisschoppelijke paleis. Eveneens nabij Glastonbury liggen de geheimzinnige grot ten van Wookey Hole met hun onderaard se pracht en hun mysterieuze onderaardse orgels en stemmen. En dan is er nog Doch genoeg ditmaal. Glastonbury is ge legen in het Land van de Heilige Graal, in een streek, die geladen is met traditie, overleveringen, sagen en legenden en die de „invalspoort" was van de christelijke leer in Groot-Brittannië.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 21