Australische pers constateert goede invloed van Nederlanders IN DE WIND Charles de schaduw NEDERLANDS OUDSTE STUDENT WIL NOG GAAN PROMOVEREN ONZE NAMEN WEER OF GEEN WEER Vaak wijzen namen op de herkomst der familie DE ZESENZE VENTIGJARIGE ANTIQUAIR WILLEM BLOM PRACHTIGE FINISH Enig houvast Ouderdom Steeds grotere rol Aardappels poten Goedgeefs Meer complimenten DE 76-jarige heert Willem E. Blom, die een winkeltje In antiquiteiten en curiosa aan het Singel te Amsterdam drijft, is een zeer bijzonder man. Want deze zesenze ventig-jarige grijsaard studeert op zijn leeftijd om de vreugde van het studeren en hoopt binnenkort zijn doctoraal exa men in de Slavische talen te doen, waarbij bovendien de in het verschiet liggende promotie ook een positief doel vormt. Deze kaarsrechte, vitale grijsaard, die er zich op mag beroemen de oudste student van ons land te zijn, heeft onbetwist een zeer bijzondere talenknobbel. IN VROEGER jaren slaagde hij er reeds met spelend gemak in de functie van be ëdigd Scandinavisch tolk (Zweeds, Noors en Deens) op zijn naam te brengen. Maarhij beheerst ook perfect de vier moderne talen, waaronder ook het Spaans gerekend wordt, alsmede Italiaans. „En passant" heeft hij zich en stellig niet minder serieus in het Javaans en Ma leis, alsmede het Latijn en Grieks ver diept. Indien men overweegt, dat het studiegebied der Slavische talen onder meer Russisch, Pools en Serbo-Kroalisch omvat, waar uiteraard de beginselen der aanverwante talen bijhoren en dat als tweede hoofdschotel het oud-kerkelijk Slavisch opgediend wordt, welke taal on geveer een geschiedenis van tweeduizend jaar achter zich heeft en in de Russische litteraire gemeenschap tot ongeveer de zeventiende eeuw doorwerkte, dan blijkt de heer Blom zich in het geheel in een zeventienvoudig taalgebied verdiept te hebben. Maar slechts op zaterdagen richt de heer Blom zijn schreden, na de deur van zijn studeervertrek in Leiden achter zich ge sloten te hebben, naar het sousterrain- winkeltje met het enkele venster, dat zon der overgang zomaar uit het trottoir op rijst en achter welks glas men ethnogra- fische beeldjes, colliers, halfedelstenen, leren banden en zoveel grappige blikvan gers meer ontwaart. Dan gaat de „baas" naar het kleine achterkamertje met zijn vele klokken (die veelal niet lopen) en rommelige kasten, tafels en hele muren van boeken. In een wrakke leunstoel ont vangt hij zijn oude trouwe klanten, die meer om hem komen, dan om zijn ar tikelen zich af en toe met een stukje krantenpapier bukkend naar de suizende gasradiator om de steeds weer dovende sigaar aan te steken. Men proeft bij het binnenkomen zonder meer, dat dit winkeltje voor de heer Blom eigenlijk een „wereld van gisteren" is, die hij echter toch niet geheel wil los laten: „Ik zou veel meer verdienen, indien ik niet studeerde, maarik kan het niet laten. Ik heb echter mijn kandidaats nogal vlug gedaandaarvoor werk ik van 's mor» gens zeven uur tot 's avonds half twaalf. Het is eenvoudig een heerlijke studie en ik ga er helemaal in op, al is het natuurlijk jammer, dat ik nu slechts op zaterdagen in de zaak kan zijn, waardoor de boel hier een beetje verlooptMaar ja, wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Overigens: op de andere werkdagen neemt een vriend van mij de zaak waar...." Zoals de heer Blom ook voor ons zat met heldere blauwe ogen en grijs snor retje, het donkere kostuum ietwat „ver frommeld" en bemorst met sigarenas, kon den we ons ook heel goed voorstellen, dat deze man voor het rijke en schier onbe grensde gebied, dat onder het verzamel begrip „taal" wordt vervat, er volgens zijn eigen woorden „nog wel een leven bij zou willen hebben". BEPAALDE ontmoetingen kunnen be slissend op een leven ingrijpen. Zo ver scheen er enkele jaren geleden een klant in de zaak, die zich zeer interesseerde voor de omvangrijke collectie Russische boeken van de heer Blom. Daar de antiquair in zijn vrije tijd reeds een diploma Russisch had weten te veroveren, kon hij de be zoeker op deskundige wijze van advies dienen. De onbekende stelde zich daarop voor: mr. H. Iwema, éénenzeventig jaar en student in de Slavische talen. De heer Blom sloeg van verbazing de handen ineen: „Wat? Op uw leeftijd nog?" „Maar dat is toch niets bijzonders!" ant woordde de ander met een glimlach. „Dat kunt u immers ook Inderdaad, zo dacht onze antiquair, dat is zó....en thans is hij reeds drie jaar aan het studeren, met dankbaarheid terugdenkend aan mr. Iwema, die een jaar jonger was dan hij en die twee jaar geleden overleed. WIE NU veronderstelt, dat de heer Blom van huisuit door een zeer goede voorop leiding of door „gelukkige omstandig heden" thans zover kon komen, dat hij op gevorderde leeftijd naar de doktorsbul in de Slavische talen kan gaan reiken, slaat de plank mis. Zijn vader was een kleine meubelfabrikant, wiens gezin gezegend werd met negen kinderen en dit aantal was juist groot genoeg om aan de talenten van de enkeling onvoldoende aandacht te besteden. En zo kon het gebeuren, dat de jonge Willem na de driejarige hbs als jongste bediende op een bank terecht kwam, waar hij volgens de eigen toe lichting „vermagerde van verveling". Zijn vader nam hierop het besluit, de jongen maar naar de vijfjarige handels school te sturen en hier toonde Willem zich al spoedig een begaafde leerling en hier was het ook, dat hij de eerste basis legde voor zijn later zo wijdvertakte talenstudie. Op achttienjarige leeftijd schreef hij reeds enkele gedichten in het Zweeds (overigens heeft hij later ook en kele bundeltjes eigen gedichten in het Ne derlands uitgegeven). Hij maakte een vertaling van het Wilhelmus in dezelfde taal, die aan de Zweedse koning werd aan geboden. Enkele bladen ginds besteedden toen aandacht aan het werk van de jonge Nederlander en bij deze gelegenheid werd onder meer gezegd: „Wij drukken gaarne Omdat de afgebeelde gebeurtenis in het sportieve leven niet van zoveel be lang was en andere evenementen drin gender om illustratie vroegen, hebt u de onderstaande foto jongstleden maandag niet In de gewone courant aangetroffen. Wij meenden niettemin deze prachtige opname onze lezers niet te mogen ont houden. Daarom volgt nu nog, louter uit schoonheidsoverwegingen, deze opname van de finish van de eerste grote paar denrace in dit seizoen, die zondag om de Prijs van Haarzuilen op Duindigt werd gehouden. „Swashbuckler" werd met de bezorgd omziende berijder eerste, een neuslengte voor „Blue Blazes". het werk van de heer Blom hierbij af, want het komt slechts zelden voor, dat iemand van een to taal ander taalgebied in staat is, zich zo perfect in de Zweedse taal uit te drukken". Na de handelsschool kreeg de heer Blom een betrekking als handelscorrespondent bij een Zweedse houtfirma om daarna „van de een op de ander te gaan" totdat hij als „hoofdcorrespondent" bij een grote Amsterdamse onderneming eindigde. IN DE BERUCHTE vooroorlogse crisis- Jaren, toen het „vervroegd pensioen" als economisch redmiddel gepropageerd werd, stond de heer Blom op een bepaalde dag slechts even boven de vijftig met lege handen op straat en de grote vraag was: Wat nu? Hij kwam op de gedachte, een antiquariaat te beginnen en men heeft hem jaren dagelijks in zijn winkeltje kun nen vinden, totdat het voorbeeld van mr. Iwema een keerpunt in zijn leven werd. Het staat buiten elke twijfel, dat een dergelijk actief student nog geestelijk en lichamelijk in uitzonderlijke conditie moet zijn en de heer Blom, die het vijftigjarig huwelijksfeest reeds achter de rug heeft (hij heeft drie gehuwde kinderen, waarvan er één predikant is) draagt dan ook nog steeds geen bril, heeft de eigen tanden nog en is niet kaal. Wat het geheim is van zijn jeugd: „Och, ik ben altijd vrolijk van karakter, maak me nooit zorgen om iets voor de tijd en heb tevens een kinderlijk Godsvertrou wen, dat alles goed is, zoals het is. Ik spreek in Leiden wel eens met een Rus sische hoogleraar in de mathematische wetenschappen. Hij is ongeveer zo oud als ik. Natuurlijk spreken we Russisch en daar heb ik ten aanzien van de uitspraak veel steun aan. Maar deze man heeft me ook wel eens gezegd: ik verbaas me over uw energie en dan antwoord ik: Dat krijg ik van boven. Hij begrijpt dat, want hij is ook een zeer gelovig man". Daarna spraken we met onze gastheer nog wat over de wetten der Slavische ta len, die dikwijls zeer gecompliceerde werkwoorden en tenminste vijf zes naamvallen hebben. „Ik geef hier zater dagavonds nog wel eens les in het Serbo- Kroatisch mijn tentamen in het Ser visch heb ik al gedaan en de jongelui steken er gelukkig wat van op. Laatst was een aantal van hen in Joegoslavië en zij kregen van de inwoners het compliment, dat zij de taal „zo zuiver" spraken. Het gewone volk maakt er namelijk een ge woonte van, alles in de eerste naamval te zettenslechts de betere standen hou den zich aan de grammatikale regels dat wist ik niet eens. Tijdens ons gesprek verschenen er wel eens klanten in de winkel, die na enig zoe ken óf verdwenen óf naar het achter kamertje komen om iets te vragen over een uitgave van Ovidius, een koperen ketel of wat dan ook. „Ik krijg hier nooit rijke mensen", aldus de heer Blom, terwijl hij zijn meegebrachte brood ging uitpakken. „Maar zij, die plezier hebben in oude din gen en in boeken, zijn me eigenlijk veel dierbaarder. Ik houd van mensen, die door zuivere liefde tot iets gedreven worden.." „Maar", zo voegde hij er met een bijna kinderlijke glimlach aan toe, „een mens heeft eigenlijk niet veel nodigwan neer hij slechts weet, waar de ware vreug de des levens ligt". Jaap Stigter WE KWAMEN tot de conclusie dat ge slachtsnamen niet zelden verraden in welke richting de bakermat van de fa milie gezocht moet worden. Namen als Dijkstra, Tjessinga en Hepkema wijzen onmiskenbaar naar Friesland en lieden, die Ingenhoes, Ingenhoven en Ange- nent heten, zijn zeker van een herkomst uit Limburg. Namen, die op -tjer eindi gen (Veentjer, Duintjer, Woltjer) ont stonden alleen in Groningen en patrio- niemen op -se (Adamse, Willebroordse, Flipse, Japikse) zijn karakteristiek voor de provincie Zeeland. ANDERE NAMEN zijn reeds op het eerste gezicht als typisch Drents of Zaans te onderkennen, terwijl ook Overysel en Brabant een eigen naam type schiepen. Daarnaast kennen we tal van Nederlandse familienamen, die een uitheemse klank hebben en daarmee hun herkomst duidelijk aangeven. Deze categorie is vrü groot: aangelokt door de gewetensvrijheid en de welvaart zijn eeuwen lang vele buitenlanders naar onze gewesten gekomen. Er zouden nog meer van deze namen zijn als menige vreemdeling zijn naam niet aangepast had. Zo stamt de familie Kneppelhout van een Duitser af, die Cluppelholt heette en werden de door hugenoten meegebracht namen Scribe en Hardy hier al gauw Schrijver en Stout. Dat zo'n vertaling niet altijd gelukte, be wijst het feit, dat de familie Lastdrager een Fransman tot stamvader had, die naar de naam Portelance luisterde. De juiste vertaling zou dus Lansdrager ge weest zijn. Stelde men het behoud van de voorvaderlijke naam op prijs, dan gelukte ook dit niet steeds: de nakome lingen van de Fransman Du Jardin (Van der Tuin), die in 1G85 naar Zeeuws-Vlaanderen vluchtte, staan als Dusarduijn te boek. BEROEPSNAMEN bicden uiteraard aanzienlijk minder zekerheid. Toch ver tellen ook zU soms wel iets. Het is dui delijk dat de naamgevers der families Schipper, Visscher, Scheepmaker en An kersmit niet op de Drentse hei hebben gewoond. En al kon de naam Brouwer in al onze gewesten ontstaan, de brou wende voorvader woonde stellig niet op het platteland. Want een dergelijk be drijf mocht slechts in de steden uitge oefend worden en de poorters zorgden wel dat aan dit privilege niet getornd werd. Omgekeerd wijzen namen als Ackerman, Kalverboer, Kooyker en De Geyter (geitenhoeder) duidelijk naar landelijke streken, alwaar ook de stam vader van de familie Stroodekker zijn ambacht uitgeoefend heeft. Want deze naam ontstond stellig pas in de tijd toen de huizen in de steden wegens het brandgevaar al lang met pannen ge dekt moesten worden. Zelfs de spelling kan aanwijzingen verschaffen. Namen als De Meulenaere, Raeymaeckers, De Corte, Dirickx en Plasschaert stammen altijd uit de zuidelijke Nederlanden. Daar kende men reeds belangrijke han delscentra toen onze steden nog klein waren en de poorters er het zonder toe namen konden stellen. IN VLAANDEREN noopte de dicht heid der bevolking reeds vroeg tot het aannemen van geslachtsnamen, die vaak tot de huidige dag hun middeleeuwse schrijfwijze behouden hebben. In de tweede helft van de zestiende eeuw be gon de grote trek naar het noorden. Niet zelden vestigden de Vlamingen zich in Zeeland, waar dientengevolge vele namen een conservatieve spelling vertonen (Snouck, D'Hondt, Schuur- becque, Couquerque). Aangetekend moet worden dat later ook In het noor den wel In namen een ck, een ae of een gh binnengesmokkeld werd. Want zo'n verouderde spelling verhoogde Immers de standing? Dat geldt nog in onze tijd nu menig fonkelnieuw ensemble zich met een naam als „Die Dietsche Sproockspreeckers" tooit. Wel, dit ver schijnsel is internationaal. Zo heeft In Engeland de naam Smytlie een veel deftiger klank dan Smith. Toch stond in I beide gevallen de voorvader achter het i aambeeld, Waarmede overigens niets kwaads van het smidsberoep gezegd wil zijn. Het bezorgde ons in vele talen i de meest verspreide naam ter we- reld. J. G. de Boer van der Ley ALS DE ARBEIDSPARTIJ in Australië weer aan het bewind mocht komen en dit is niet denkbeeldig want de liberalen en boerenpartij zitten nu al sinds 1949 in het zadel zal er in de immigratie wel het een en ander veranderen. Wie dus nog naar Australië wil emigreren doet er goed aan zijn besluit nu te nemen en niet te wachten tot het te laat is, want de rollen zullen te eniger tijd worden omgedraaid. De arbeidspartij is namelijk bezorgd over het feit dat volgens het onlangs beëin digde partijcongres de meeste immi granten niet sympathiek tegenover de ar beidsparty staan en zoals het officieel wordt uitgedrukt, „anti-arbeidspartij" zijn. Bij de jongste verkiezingen voor het fede rale parlement, waarbij de arbeidsparty (geleid door dr. Herbert Evatt) een neder laag leed, hebben genaturaliseerde immi granten vijftigduizend stemmen uitge bracht. De party beweert, dat het groot ste deel hiervan niet de arbeidsparty maar de regeringspartijen ten goede is gekomen. Er zit in die bewering iets dat tot naden ken stemt. Afgezien van het feit, dat de arbeidspar ty zich onder leiding van dr. Evatt tame lijk links gedraagt en vrijgages met de communisten niet versmaadt waardoor zij aanhangers en volgelingen verliest spreekt het vanzelf, dat immigranten niet alleen bijdragen tot de bevolkingstoename maar ook een rol spelen in de politiek. Het verwonderlijke is echter, dat de arbeids party hieruit de conclusie heeft getrokken, dat de immigratie daarom moet worden beperkt, hoewel het juist de arbeidsparty is geweest, die in 1948 als regeringsparty het immigratieplan heeft opgesteld en uit gevoerd. Het is moeilijk aan te nemen, dat zij toenmaals heeft gedacht, dat er alleen maar socialisten naar Australië zouden emigreren. HET IS de eerste keer in de geschiedenis der Australische immigratie, dat de ar beidsparty thans openlijk een tegengesteld standpunt ten aanzien van de immigratie inneemt en er rond voor uitkomt, dat on gebreidelde immigratie de partij zelf in gevaar brengt. Kennelijk beginnen de im migranten een steeds grotere rol te ver vullen maar dan eer buiten dan binnen de arbeidsparty. Hun groeiend aantal thans meer dan een miljoen op een bevolking van negen en een half miljoen oefent ook een steeds grotere invloed uit op het openbare leven. Steeds meer immigranten laten zich naturaliseren en verkrijgen al dus het actief en passief kiesrecht. Ook het aantal Nederlanders onder hen neemt gestadig toe. In de afgelopen drie jaar is het aantal genaturaliseerde immigranten gestegen van vierduizend tot tweeëndertig duizend per jaar. Vermoedelijk zijn er tot op heden twaalfduizend Nederlanders tot Australiër genaturaliseerd. zelf gebouwde sluis geleid over meer dan anderhalve kilometer door zijn landerijen. Dit nu trok de grootste opmerkzaamheid van de Australiërs en wordt in geuren en kleuren verteld. Wat voor een Nederlan der vanzelf spreekt is klaarblijkelijk een Weerspiegeld in de pers wonder voor een Australiër. De vlugge manier waarop Van den Bosch zijn groen ten uitventte onder zijn klanten, bezorgde hem de bijnaam „De vliegende Hollander". MERKWAARDIG is het te zien, hoe de groei van het aantal immigranten wordt weerspiegeld, in de pers, en nu spreken wij niet van de dagbladpers, die als nieuws- orgaan altijd al in de immigratie als zo danig een nieuwselement heeft gezien en ook niet over het officiële maandblaadje van de regering „De goede buurman" dat telkens weer propagandaverhalen over „geslaagde immigranten" publiceert, maar wij doelen op de onafhankelijke vakpers en de provinciale pers. Beide categorieën maken zich niet, zoals de grote dagblad pers, schuldig aan immigratieverhalen met een politiek tintje, maar brengen bijdragen over immigranten, die de Australische sa menleving met het een of ander hebben veriüjkt. En in die verhalen worden heel dikwijls Nederlanders met naam en toe naam genoemd. ZO HEEFT „The Advocate" in Burnie, aan de noordkust van Tasmanië, een lang verhaal met foto's gepubliceerd over het gezin van Kaspar Vos, van Vic. Voerman en over Henk Pienter, die in Nederlandse ogen niets bijzonders hebben gedaan maar die door toepassing van de Nederlandse methode van aardappelpoten met de schof fel de Tasmaniërs de ogen hebben geopend hoe je zonder machine vlug, accuraat en doelmatig de poters in de grond kunt zet ten. Deze Nederlandse immigranten, die ongeveer vijf jaar geleden naar Australië emigreerden, bewerken thans een stuk grond van honderdtwintig hectaren (hun eigendom), waarvan een groot deel nog on ontgonnen bosland is. IN HOBART, de hoofdstad van Tasma nië in het uiterste zuiden, heeft het dag blad „The Mercury" een hele bladzijde met foto's gewijd aan Nicolaas van den Bosch, wiens werk en succes op het land wordt gekarakteriseerd met (wat de krant het belangrqkste acht) toepassing van Europese grondbehandeling op Australi sche bodem. De kwekerij van Nicolaas van den Bosch is zeventig hectaren groot. Hy verbouwt er groenten en teelt er fruit. Hy woont daar met zijn vrouw en negen kin deren. Het terrein is sterk heuvelachtig en ergens uit de hooggelegen gronden van daan heeft Van den Bosch het water door middel van zelf gegraven greppels en een HET IN DE hoofdstad van West-Austra- lië (Perth) verschijnende weekblad „The Countryman" heeft een uitvoerige beschrij ving gegeven aan Boyagrra, welke vreem de inlandse naam toebehoort aan een ge mengd bedrijf in Beverley, honderdzestig kilometer van Perth, van wijlen P. Butler, een Nederlander, wiens weduwe en drie dochters de stuwende krachten ervan zijn. In een weekblad voor de bedrijfspluimvee- houders („Poultry), dat in Sydney ver schijnt, werd een lange beschrijving gepu bliceerd van het pluimveebedrijf van Piet Dijkstra in Arcadia (Nieuw Zuid Wales) die daar thans gesteund door zijn zestien jarige zoon in nauwelijks drie jaar tijds een eigen kippenboerderij in eigendom heeft verworven en nu braadkippen levert aan particulieren in een keurige en kleurrijk geschilderde bestelwagen, die de Australi ërs als een vondst beschouwen. Waarom een Australiër niet op hetzelfde denkbeeld is gekomen, is mij niet duidelijk. In elk geval heeft Dijkstra het denkbeeld in prak tijk gebracht. WANNEER NEDERLAND in het spel komt, lykt het wel alsof de Australische krantenverslaggevers nieuws ruiken. Wist u bijvoorbeeld dat gij, Nederlanders in Ne- Nederland, zulke goedgeefse mensen zijt en dat gij vreemdelingen direct iets cadeau geeft, zodra zy hun bewondering over dat „iets" hebben geuit? Dit is althans het oor deel van Alan Towsey, een leraar van een middelbare school in Parkes (Nieuw Zuid Wales), die een bezoek aan Nederland heeft gebracht en daar op een Nederlandse beurs gedurende bijna een jaar aan de universi teit van Leiden heeft gestudeerd. De „Champion Post" van Parkes heeft drie ko lommen op de voorpagina gewyd aan Tow sey en zijn belevingen in Nederland. Wat hem in Nederland het meeste was opgeval len? 1 De lange schooluren. 2 Bijna ieder een spreekt uitstekend Engels. 3 De vele fietsen, zodat hij geen auto durfde bestu ren. 4 De grote belangstelling voor Esperan to. 5 De prachtige treinen. Het Australische damesweekblad „Wo man's Day", dat in de hoofdstad van Victo ria, Melbourne, verschijnt, heeft Tom en Maria Kluyver, die bijna twee jaar geleden met hun twee zoons naar Australië emi greerden, gecomplimenteerd met hun mu seum van Australische en Nederlandse ge bruiksvoorwerpen en schilderijen, annex hun in zeventiende eeuwse Nederlandse stijl ingerichte herberg aan de noordkunst van Tasmanië. Zij noemden de herberg te recht „Tasman's Taveerne", Het museum is uiteraard het zwaartepunt voor de ver slaggever. Want, zo moet hij hebben ge dacht, hier is al weer iets gepresteerd, dat de neus van een Australiër is voorbij ge gaan. De bewondering voor de Nederlan ders biykt ook uit een artikel in „The Ad vertiser", een dagblad dat in Adelaide, da hoofdstad van Zuid-Australië, is versche nen. Daarin wordt uitvoerig ingegaan op da bekwaamheid van de Nederlandse water bouwkundigen en de Australische regering geadviseerd hen te hulp te roepen voor de aanleg van een haven. En daarmee laat ik het voorlopig, want als ik met dit over zicht zou voortgaan, zouden we, zo vrees ik, een te hoge borst gaan opzetten. VOOR het gedrag van de wind moet u by het lezen van het weerbericht de kompasroos goed kennen, want er be staat verschil wat bijna niemand weet tussen zuidelijke wind en wind uit zuidelijke richtingen. Zuidelijke wind betekent: wind tussen zuidoost en zuid west. Maar onder „wind uit zuidelijke richtingen" wordt wind verstaan, afkom stig uit alle streken van het kompas waarin een zuidelyke component voor komt, met andere woorden: van oost zuidoost tot westzuidwest. Het laatste is dus een meeromvattend begrip dan „zuidelijke wind". Bent u ook altijd weer opnieuw in de war met de begrippen ruimende en krimpende wind? Geneer u niet er zyn zelfs mensen die altijd weer even moeten nadenken wat „westenwind" be tekent: wind die uit het westen komt of naar het westen toewaait.Maar voor dat ruimen en krimpen is er een ezel bruggetje. U legt uw horloge op de grond. Als de wind zo draait dat hij met de wyzers meebeweegt (van west naar noord dus by voorveeld) is hij aan het ruimen. De tegengesteld gerichte beweging een wind bij voorbeeld die van west naar zuid draait heet krim pen. Als de wind heel snel en heel vaak draait heet hy „veranderlyk". Dit slaat dus op de windrichting en niet op de windsnelheid. Veranderlyke wind bete kent dat ons land zich in het centrum van een gebied van hoge of lage druk bevindt, zodat moeilijk te berekenen is, wat de wind zal gaan doen. Er bestaat onder leken gauw verschil van mening over de vraag of er, by een bepaalde windsnelheid, nu van harde wind of van storm moet worden gespro ken vaak een kwestie van tempera ment: wat de een een orkaan noemt heet bij de ander styve bries. De Bilt kent zulke ruzies niet, want het beschikt over een nauwkeurige tabel met namen en cijfers. Hier is dit tabel. Achter de naam van de wind leest u een cijfer, dat is de indeling volgens de „schaal van Beau fort" u weet nu wat zeelieden bedoe len als ze met stoere gezichten over „windkracht tien" en zo spreken. Naam: windkracht: snelheid: Zwakke wind (lof2) 011 Matige wind (3 of 4) 1228 Vrij krachtige wind (5) 2938 Krachtige wind (6) 3949 Harde wind 5061 Stormachtige wind (8) 6274 Storm (9) 7588 Zware storm(10) 89102 Zeer zware storm (11) 103117 Orkaan (12) 117 en meer (windsnelheid in kilometers per uur) Heviger dan orkaan komt niet voor. Maar dat hoeft ook niet, want dertig me ter per seconde levert ons al moeite ge noeg by het ophouden van de hoed. G. v. W. Charles Chaplin junior, de zoon van de „grote" Charles, is niet de enige zoon van een grote vader, voor wie het leven lastig ls. Al is het voor Charlie junior niet zijn vaders grootheid, die de moeiiykheden geeft. Het moei lijkst wordt het Charles ge maakt ten gevolge van de poli tieke vermoedens, die men over zijn vader heeft. Jarenlang was het hem vrywel niet mogeiyk werk te krijgen als acteur. Zo- dra men zyn naam hoorde was menige deur voor hem gesloten. Daarbij is Charles senior vol gens zijn zoon niet in het minst communist. „Ik ben een kapita list en wens mijn geld met nie mand te delen", aldus de grote acteur tot zyn zoon. Maar drie jaar geleden, toen Charles jr. in Europa was, nodig de zyn vader Mao Tse Toeng in zijn huis in Zwitserland uit. De zoon waarschuwde hem, dat men hem dit gebaar kwalijk zou nemen en vroeg hem waarom hy dat deed. „Ik wilde zien, wat de man voor iemand is!" ant woordde deze en zijn zoon con cludeert: „Vaders nieuwsgierig heid brengt hem altijd weer in moeilijkheden". De ergste storm schijnt intus sen geluwt te' zijn en Charles ju nior kan nu werk krijgen. Maar hy vindt het vervelend, dat hem geen komische rollen worden aangeboden. Als men hem iets aanbiedt, zyn het meestal ern stige rollen. „Misschien vinden ze, dat ik er niet als een blijspel speler uitzie?" zegt hy. Hij heeft een donker uiterlijk en lykt wei nig op zijn vader. Maar nu heeft hy een rol in „All for Mary" in het theater te Pasadena. De zonen van Charles Chaplin hoeven zich geen zorgen te ma ken, dat ze geen dak boven het hoofd hebben of niet te eten krijgen. Daarvoor, maar ook al leen daarvoor, zorgt Charlel senior, die nog altijd in Zwitser* land woont. De rest moeten ze zelf doen. Aldus een verslaggever van UP.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 22