EEN ZICHTZENDING BOEKEN
Mattheus-Passie door de C.O.V.
Stille zaterdag
Een zeldzame herdruk
„Die Matthaus Passion"
Zowel litteratuur
als lectuur
Litteraire
Kanttekeningen
Kerkelijk leven
Voor goede en
duurzame vloeren
EDELHOUT
vloeren
Katholieke nevenfractie te
Maastricht verdwijnt
Kostbare munten gestolen
Experiment met appels in
gascellen zeer geslaagd
Rotterdam heeft basis van
onderzeebootdienst nodig
Douane op het spoor van
een smokkelarijcomplot
Nog dit jaar oplossing van
het probleem der Hongaarse
vluchtelingen
A U T O R A M A"
Twee studenten bekennen
grammofoonplaten-diefstal
Minister Helders uit de
West teruggekeerd
2 o APRIL 1957
o
ONDER DE BOEKEN, die gedurende de laatste maanden niet van een „litteraire
kanttekening" werden voorzien, zijn er allicht een aantal, waaraan een beknopt com
mentaar niet is verspild romans van uiteenlopende aard en letterkundige kwaliteit,
variërend van volwaardig letterkundig werk tot amusementslectuur. Zo zou ik, wat
de volwaardigheid betreft, in gebreke zijn gebleven als ik geen melding had gemaakt
van „De strubbelingen van Albert Woods" (Arbeiderspers), dat voor de Engelse
auteur William Cooper het was, meen ik, zijn derde roman terecht een succes
werd. Deze kleine „comédie humain" de geschiedenis van een provinciaal man
netje, dat het, uitgerust met een behoorlijke eerzucht en grootspraak, na heel wat
koddige wederwaardigheden bracht tot wat hij gedroomd had te worden: een voor
aanstaand man, een doctor, een professor zowaaris met al haar humoristische
bonhomie een kostelijke sociale satire, die niet alleen op Engeland toepasselijk is.
Is Cooper een „geboi'en" schrijver, het
talent van een F. Huysmans blijft beperkt
tot een onderhoudend vertellen. Het ietwat
onwaarschijnlijke verhaal van „Achter de
heuvel" (uitgeverij Oisterwijk) biedt geluk
kig niet wat het. voorgeeft: „de „tragiek"
van een huwelijksmisverstand, maar werd
tegen wil en dank een thriller, waarin een
heimelijk begraven en weer opgegraven
lijk de macabere notenbalk bezet houdt.
Meer litteraire pretentie en niet geheel
ten onrechte heeft de vaardig geschre-
van roman „Een kat zei merci" (uitgeverij
Becht) van Hans Alma, wiens journalistie
ke reisreportages al eerder de aandacht
trokken. Waarschijnlijk heeft zijn kennis
making met de Amerikaanse „struggle for
life" hem tot dit boek geïnspireerd. Dat de
hoofdfiguur ervan, hoewel veroordeeld tot
de elektrische stoel, maar zeer ten dele
verantwoordelijk gesteld kan worden voor
de „dwalingen zijns weegs" en dus mede
boet voor een meedogenloze samenleving,
stempelt deze biecht tot een menselijke
aanklacht, die dringend genoeg van toon is
om tot nadenken te stemmen. Ontfermt
in Alma's roman de fictie zich over een
verminkt mensenleven, „Een boek zonder
liefde" werd onmiskenbaar uit ervaring ge
schreven. De auteur, Theo Vesseur, vertelt
uit de herinnering met terughoudende so
berheid van een geschonden jeugd: van
een jongetje, dat gebukt gaat onder de
theologische en schoolse discipline van een
pensionaat. Zijn boek is vrij van iedere
rancune en dus zeker niet anti-papistisch
of anti-katholiek bedoeld. Met liefde pleit
dit „boek zonder liefde" (uitgeverij De Be
zige Bij) vóór iets en niet tégen iets: voor
de vrijheid van de kinderziel.
Ook Ignazio Silone getuigt als onver
moeid strijdbaar humanist voor de vrij
heid, de geestelijke en maatschappelijke.
„Een handvol bramen" (een uitgave van de
Arbeiderspers) vormt als het ware de poli
tieke tegenhanger van zijn bekende trilo
gie, die de verschrikking van het fascisti
sche regiem tot onderwerp had. Nu de po
litieke gevarenzone zich heeft verplaatst,
heeft een „geëngageerd" auteur als Silone
zijn schrijverschap opnieuw gemobiliseerd:
in zijn jongste roman is het het communis
me, dat de verarmde bevolking van een
Italiaanse landstreek in zijn greep tracht
te krijgen. Zijn boek is een kunstwerk,
geen pamflet. Maar juist door de kracht
van zijn litteraire kwaliteiten krijgt het de
betekenis van een dreigend appèl aan de
menselijke solidariteit op de grondslag van
vrijheid en waardigheid, dat in deze, door
heilsboodschappen bedreigde tijd des te in
drukwekkender klinkt.
Hoe in vroeger eeuwen een „heilsbood
schap" tot een tragisch debacle gedoemd
was, beschrijft Ypk Fan der Fear in de
(door Aitze de Visser uit het Fries ver
taalde) roman „De bruidegom komt" (uit
geverij Bosch Keuning). Aan de hand
van historische gegevens uit de tijd van de
Wederdopers heeft de auteur met toewij
ding een geromanticiëerde beschrijving ge
concipieerd van deze woelige episode, die
in Munster haar hoogtepunt en tragisch
einde vond. Dat hij er in geslaagd is P. H.
van Moerkerken, die in „Het nieuwe Jeru
zalem" hetzelfde thema zo eminent be
speelde, te evenaren, zou ik niet willen
beweren. Maar zijn heel wat omvangrijker
roman is boeiende en interessante lectuur,
die de Franse letterkunde niet tot oneer
strekt.
Eigenlijk is een boek als dit, geschreven
met een zekere mate van naïviteit, mij
heel wat sympathieker dan het genre his
torische fictie, dat een Agnes Sligh Turn-
bull bij voorkeur beoefent. Het kan zijn
dat de ethische inslag van haar onlangs
onder de titel „De jaren glijden voorbij"
(een uitgave van Sijthoff) vertaalde" roman
„The rolling years" mij de smaak heeft
bedorven. Ik vermeld deze vertaling dan
ook alleen, omdat de waardering, die de
schrijfster van „De bisschopsmantel" bij
ADVERTENTIE
een bepaalde kring van lezers vond, mij
niet onbekend is. Mij persoonlijk kan deze
familiekroniek, die zich over een halve
eeuw van kentering uitstrekt, niet bekoren.
Ik houd niet zo van marsepein.
Vandaar waarschijnlijk mijn voorkeur
voor een „ruige" avonturenroman als „Pi-
ratenbloed" (Van Kampen) van de Bask
Pio Baroja: een voortreffelijk boek in een
voortreffelijke vertaling van mr. Evert
Straat, volbloedig, menselijk, schelms
een meesterwerk in zijn soort. Wat een
frisheid, wat een kernachtige taal! Maar
Baroja was dan ook een vernieuwer, die
zijn retorische tijdgenoten verblufte met
een verteltrant, die zonder tierelantijnen
zijn bizarre invallen, zijn luimige fanta
sieën, zijn romantische verlangen en zijn
realistische „indrukken" op de voet volgde.
Vergeleken bij deze aarts-picareske ro
mankunst zijn de moderne „thrillers" toch
maar armzalige kasplantjes. Maar wat wil
men: vagebonden zijn er niet meer en wij,
asfaltklantjes, voelen ons best behagelijk
bij een spannende speurdersroman, in
welk genre stellig curieuze variëteiten zijn
gekweekt. Zo las ik met genoegen „Het ge
heim van de Beukenhorst" (uitgave Cal-
HAAREEM
M' 7
ZIJLSTRAAT 96
TELEF.20340
lenbach), waarin M. Mok zijn hoofdfiguur,
de argeloos met vakantie gaande jurist
Hans Bartels, op het spoor zet van zijn
(natuurlijk rijke) verdwenen tante.
Tot slot vermeld ik omdat men de
plaats van de handeling in de omstreken
van Haarlem kan situeren de roman,
die Ph. Brommet „Nancy" doopte (uitgave:
NederLndse Keurboekerij). Ziehier een
roerende liefdesgeschiedenis, zich afspe
lende in een van vissersdorpje tot inter
nationaal centrum van vermaak uitge
groeide badplaats, waarin het parfum van
de „litteratuur" zich bedwelmend ver
mengt met de zilte zomerlucht: „Haar ran
ke lichaam buigt zich en zij neemt de hand
in de hare. Hij beeft. En dan Maar
neen, niet verder.
C. E. Dinaux
Tegelijk met de eerste stroom toeristen
verschenen vrijdag op de kaasmarkt
in Alkmaar ook weer de dames in
West-Fries kostuum, die aan het schil
derachtige tafereel een charmante
noot toevoegden.
De Katholieke-Democratische fractie in
de Maastrichtse gemeenteraad zal volgend
jaar niet meer bij de raadsverkiezingen
als afzonderlijke groepering optreden. De
leden van deze groep zullen of als lid tot
de K.V.P. toetreden, of zich geheel uit de
politiek terugtrekken.
Meer dan dertig jaar heeft de Maas
trichtse raad, naast fracties van R.K.
Staatspartij (nu K.V.P.) en S.D.A.P. (nu
P.v.d.A.). een groep Katholieke-democra-
ten gehad. Het bisschoppelijk mandement
van mei 1954 is de aanleding voor de op
heffing. waartoe thans besloten is.
De jaarlijkse uitvoering van de Mattheus.
Passie van Bach door de Haarlemse
Christelijke Oratoriumvereniging, onder
leiding van George Robert, hebben woens
dag en donderdag plaats gehad en traditie
getrouw hun apostolische en artistieke
functie verricht, met al de ernst en de in
getogenheid die het gegeven vergt en met
de toewijding die men de compositie als
kunstwerk verplicht is. Het werk werd, zo
als sinds jaren bij de C.O.V. het gebruik is.
integraal uitgevoerd, een standpunt dat
respect verdient, al vergt het ontegenzeg
gelijk teveel van de concentratie van het
publiek. De gemutileerde uitvoeringen van
vroeger kwamen wel wat al te toegeeflijk
aan het verteringsproces van de toehoor
ders tegemoet en ik zou de laatste zijn om
er naar terug te verlangen. Maar toch
vraag ik mij af of de indruk van het werk
er niet door zou winnen indien de lange
da-capo-aria's „Könne Thranen meiner
Wangen" van de altsoliste en „Mache dich,
De unieke muntenverzameling van het
oudheidkundig museum Flehite te Amers
foort telt dertig gouden en zilveren mun
ten minder; zij zijn in de nacht van woens
dag op donderdag uit een vitrine weggeno
men door iemand die zich na het indruk
ken van een ruit toegang tot het museum
had verschaft. De dader moet ter plaatse
goed bekend zijn geweest.
De waarde van de gestolen munten kan
moeilijk worden vastgesteld. Ze is in ieder
geval zeer hoog. Het zal uiterst moeilijk
zijn de collectie aan te vullen.
Op 30 april zal in Kapelle-Biezelinge de
eiste verkoop worden gehouden van ap
sis van het ras Bramley Seedling welke
ijn opgeslagen in de gascellen van het
<oelhuis in Kapelle. Bij de deze week ge
houden controle bleek, dat de kwaliteit
van de in de gascellen opgeslagen Bramley
Seedling zeer goed is. De appels zagen er
oog precies zo uit als toen ze er in septem
ber ingingen. In totaal is er in Kapelle op
deze manier een kwantum van 125 ton
Bramley Seedling bewaard.
DEZE DAG TUSSEN Goede vrijdag en Pasen staat hekend
als de Stille zaterdag. De bedoeling van deze naam is duidelijk:
de afloop van Christus' lijden wordt herdacht en daarbij past
de stilte en de soberheid.
IN DEZE REGELS willen wij de dood van Christus her
denken door te luisteren naar enkele moderne dichters. Het is
een verademing om in deze jachtige wereld zo af en toe een
uur af te zonderen om zich te verdiepen in die schone en
merkwaardige vorm van prediking: het religieuze gedicht. Al
bladerende in de vele bundels, die er op dit gebied verschenen
zijn, zal het ons treffen, hoeveel aandacht er juist besteed is
aan het lijden van Christus. Geen wonder overigens. Het gevoel
van de dichter is fijn afgestemd én hij voelt zich aangetrokken
tot de subtiele gegevens, die de evangelisten overal in de lijdens
verhalen hebben neergelegd. Er is vrijwel geen detail uit de
nacht en de dag van Christus' grote lijden onbezongen gebleven.
Het is goed om daar aandacht aan te besteden. Want al
weten wij dat de pijn van Christus eerder geloofd dan gevoeld
moet worden, toch menen wij dat het christelijk geloof nooit
van mystieke smetten vrij kan en mag zijn. En omdat wij in de
Hollandse kerkelijke sfeer, strak en nuchter en dogmatisch
van aard, vaak er op uit zijn om onze gevoelens vooral niet al
te zeer te laten spreken, daarom moeten wij tussen onze leer
stellige boeken hier en daar een verzenbundel schuiven.
Een van de, naar onze mening, schoonste verzen, die op
Christus' dood betrekking hebben, heet Piëta, een gedicht van
Jacques Benoit. Vooral het meesterlijke werken met de klinkers
heeft aan dit vers een oneindige weemoed gegeven.
Weenend over haar dooden zoon gebogen
zoeken haar lippen zijn gebroken oogen,
zoeken zijn mond, 't hoofd en de roode wonden
alsof haar kussen hem heelen konden
Dan 'n wijle in herinnering verloren
denkt ze aan de nacht, toen Hij werd geboren
Zijn leden naakt en koud zoals mi, maar blozen
toch deden ze onder haar moederlijk kozen.
En o der engelen juichend huiverend omzweven:
het Gloria ver over de schemerende dreven.
Eenzaam, geschonden ligt Hij nu in haar armen
en geen moederliefde kan hem meer verwarmen.
Weenend over haar dooden zoon gebogen
zoeken haar lippen zijn gebroken oogen,
zoeken zijn mond, 't hoofd en de roode wonden
alsof haar kussen hem heelen konden
Tot Joseph en Nicodemus zijn gekomen,
die haar dooden zoon hebben weggenomen.
Een ander gedicht, dat wij onder uw aandacht willen brengen
is van dr. W. A. P. Smit. Toen hij 24 jaar was verscheen van
hem een bundel „Feesten van het jaar". Daarin vinden wij het
onderstaande gedicht, opvallend door de bijna gewaagde, maar
verrassende en verantwoorde vergelijking.
Zooals een vrouw haar pijnen lijdt
Om 't liefste dat uit haar begint,
En in de felste pijnen lijdt
Om 't aarz'lend leven van haar kind
Zooals mijn moeder duldloos leed
En daalde tot de grens der dood
Maar door haar pijn mij worden deed
En mateloos het leven bood
Zoo Christus aan het kruis zijt Gij
Een moeder in de greep der pijn,
Dat met u, als uw kind'ren, wij
In 't zelfde leven zullen zijn!
O moeder, die de Chriustus heet
En deze hoogste Liefde zijt,
Voor wie ons hart geen beden weet
Dan: Jezus Christus, o Gij lijdt
De beide hierboven aangehaalde gedichten kunt u aantreffen
in de bundel „Moderne Nederlandse Religieuze Lyriek", een
uitgave van „De Tijdstroom" in Lochem. De verzen hierin zijn
bijeengebracht door Eekhout en Van Oosten. Het is een van
de mooiste bloemlezingen op dit gebied, maar helaas niet meer
verkrijgbaar. Dezelfde uitgever is echter een aantal jaren ge
leden met een nieuw boek voor de dag gekomen „Religieuze
Poëzie", samengesteld door Coster en Deering. Naar onze smaak
minder boeiend dan het eerste, is het toch zeer de moeite waard
met dit boek bevriend te raken. Wij halen er één gedicht uit
aan. Het is van H. L. Prenen.
Toen Judas Jezus had verraden
Vond hij geen uitweg dan een strop,
V/aar alle poorten der genade
Gesloten zijn, en hing zich op.
Toen Petrus driemaal had gelogen
Tussen soldaten en de vrouw,
Ging hij naar buiten, in zijn oogen
De heete tranen van berouw.
En ik? Ik zou hxin rechter zijn?
Ik schonk den beker met venijn;
Ik bood voor minder nog uw leven
Maar heb het geld niet teruggegeven
En mengde edik in den wijn.
Ik heb u honderdmaal bedrogen,
Mijn gal in Uw gelaat gespogen,
En duldde dat men U verried;
Maar ging weer slapen, zonder zorgen.
De hanen kraaiden eiken morgen
En niettemin, ik weende niet.
Het blijkt toch wel waar te zijn, dat onder de dichters Gods
meest begenadigde kinderen zijn. Menig lied kan wedijveren
met de schoonste prediking, in vroomheid en directheid. Menig
lied komt er boven uit.
BIJ L. J. Veen's uitgeversmaatschappij n.v. in Amsterdam is
een herdruk van „Die Matthaus Passion" verschenen, een uit
gave waarin de volledige tekst van Bach's bekendste passie is
opgenomen met een inleiding van Louis Michael van Strien en
ter illustratie waarvan de reprodukties van „De Groene Passie"
dienen, een in Wenen bewaarde verzameling pentekeningen, die
vermoedelijk zijn ontworpen door Albrecht Dürer en blijkens de
handtekeningen werden gemaakt door enkele van diens leer
lingen. De eerste druk van dit boek verscheen tijdens de tweede
wereldoorlog bij de drukkerij „De IJsel" in Deventer. De schrij
ver van de inleiding, Lou van Strien, liet het toen onder zijn
pseudoniem prof. dr. T. van Doorn uitgeven. Van Strien overleed
in de oorlog. Hij was muziekcriticus van enkele dagbladen en
schreef ook een paar studies, waartoe behoort een beschouwing
over de liederen van Schubert.
Uit piëteit tegenover de schrijver is de tekst in de oorspron
kelijke spelling gehandhaafd. Overigens was de nieuwe spelling
niet in overeenstemming geweest met de stijl van schrijven.
Deze is wat plechtig, maar dat valt na een bladzij lezen al niet
meer op: men is snel geboeid. Van Strien begint te zeggen:
„Weinig werken der muzieklitteratuur hebben een populariteit
verworven, zooals die welke Johann Sebastian Bach's passiemu
ziek bij het Mathhaus-Evangelie is ten deel gevallen". Daarna
plaatst hij het werk in de tijd van ontstaan en in onze tijd.
Veel mensen gaan omstreeks Pasen naar de Matthaus Passion
luisteren zoals zij op 1 januari naar de „Gysbreght" gaan kijken
en op 31 december in de kerk komen. Dit betekent niet, dat men
alleen uit gewoonte gaat, maar iedere uitvoering is een punt in
het jaar geworden waar men naar toe kan leven, iedere uit
voering beantwoordt aan meer dan aan het verlangen naar mu
zikaal genot en een toepasselijke illustratie van het Paasfeest.
De functie van de Matthaus Passion heeft een heel eigentijds
aspect gekregen. Een zo massale nog steeds groeiende be
langstelling voor het werk als in deze tijd heeft nooit, het minst
in de eeuw van Bach, bestaan. Waar men geneigd is het ver
schijnsel hoofd en voeten te geven met het woord „traditie"
begint het echter voor de socioloog en de musicoloog te leven.
Ook voor de musicoloog, ondanks het feit, dat hij het van het
beginkoor tot en met de slotzang uit het hoofd kent, mét de
tekst van Picander, die Bach op muziek heeft gezet. Veel mensen
aanvaarden het werk zonder meer als een gaaf geheel zonder
iets te kennen van de geschiedenis ervan. Deze is toch bijzonder
boeiend.
Voor de musicologen zijn er nog een aantal niet opgeloste
vragen van belang. Een vraag die hen steeds weer bezig houdt is
hoe de Matthaus Passion eigenlijk moet worden uitgevoerd,
althans hoe Bach zich de uitvoering zelf heeft voorgesteld. In
Bach's tijd was de componist tevens vertolker of dirigent, waar
door aanwijzingen bij de oorspronkelijke partituur ontbreken.
Een handleiding ontbreekt dan ook. Er zijn verscheidene opvat
tingen, die elkaar niet verdragen. De musicoloog probeert ver
klaringen te vinden in de historie. De feiten, die hij daarbij
noteert zijn boeiend. Bij Van Strien zijn ze het zeker. In vijftien
bladzijden plaatst hij het werk tegen de historische achtergrond
en men raakt daarbij op de hoogte met een kennis, die vooral
de moeite waard is voor degenen, die de uitvoering van Mat
thaus Passion als een punt in het jaar zien.
mein Herze, rein" van de bas gecoupeerd
werden.
George Robert zorgde aldoor voor een
gezonde stuwing en slaagde erin zijn ko
ren accuraat te doen reageren. Op ge
ringe afwijkingen na bleef het toonpeil
zuiver en liet de klankmassa zich gedwee
kneden tot een expressiviteit die met de
situatie strookte. Sommige kooreffecten
waren zelfs zeer realistisch getint. Het
machtige voorportaal van het werk werd
door beide koorgroepen uiterst suggestief
opgebouwd en het knapenkoor „De zingen
de klokken" uit IJmuiden vervulde zijn
taak verdienstelijk, vooral wat het correct
inzetten betreft.
Het aandeel der solisten had in de ma
gistrale prestaties van de sopraan Heieen
Verkley en van de tenor Henk Meyer stra
lende hoogtepunten. Behoudens dat de alt
Wilhelmina Matthès wel eens te krachtig
aanzette en dan even de controle over de
zuivere intonatie verloor, was haar aandeel
mede zeer te prijzen. De bas Rom Kalma,
die de Christus-partij zong, beschikt over
een fraaie stem, doch deze klinkt mij te
open voor deze rol. Wie herinneringen be
waart aan het milde timbre van Mes-
schaert, Kloos, Ravelli en Hoekman, zal
begrijpen wat ik bedoel. Wellicht zou Hans
van der Leeuw, die thans de bas-aria's
zong, het ideaal van de gereputeerde voor
gangers in het vertolken van de woorden
van Jezus dichter benaderen. Ik zou zeg
gen: laat men die twee bassen eens ruilen
van functie! -Han le Fèvre had in zijn be
kende interpretatie van de Evangelisten
partij aanvankelijk met een lichte indispo
sitie te kampen, maar kwam deze behoor
lijk te boven. Arie de Rijk zong verdien
stelijk de kleine baspartijen.
Het Noordhollands Philharmonisch Or
kest en de organist Piet Halsema toonden
zich vertrouwd met hun taak en de instru
mentale solisten, van wie vooral te noemen
zijn de gambist Piet Lentz, de violisten
Jan Hesmerg en Jacques Stoffer, de flui
tist Pieter Odé en de hoboïst August
Grentzius, hadden een belangrijk aandeel
in het welslagen van de uitvoering. Al met
al mogen wij de C.O.V. en haar dirigent
George Robert dankbaar zijn voor het op
waardige wijze in sfand houden van een
traditie, die niet meer zou willen
missen.
]os. de Klerk
De Onderzeebootdienst van de Koninklijke
Marine, die tijdens de laatste wereldoorlog
vijftig vijandelijke schepen vernietigde,
gaat binnenkort haar vijftigjarig bestaan
vieren. Voor de oorlog bezat Nederland
dertig onderzeeboten, thans nog maar zes,
waarvan twee van Nederlandse (O 21 en
O 27), twee van Engelse („Zwaardvisch"
en „Tijgerhaai") en de beide guppies van
Amerikaanse makelij zijn. De laatste vier
zijn uitgerust met een snuiverapparaat. De
gemeente Rotterdam heeft de terreinen
aan de Waalhaven, waar thans de basis is
gevestigd, nodig. Op 31 december 1959
loopt het contact af en zoals de zaak zich
nu laat aanzien, zal men naar een andere
plaats voor het onderzeebootwapen moeten
uitzien.
Na 1945 was men de mening toegedaan,
dat de onderzeeboten voor goed zouden
verdwijnen, Thans komt men daarentegen
meer en meer tot het inzicht, dat er nog
wel degelijk een taak aanwezig is en wel
de bestrijding van.... vijandelijke onder
zeeboten, ook onder water. Twee nieuwe
exemplaren zijn in aanbouw, waarvan men
verwacht, dgt zij eind 1958 of begin 1959
gereed zijn. Deze 3-cylinderboten hebben
een bijzonder dunne huidwand ter bespa
ring van gewicht.
Met de te waterlating van de O 1 op 21
december 1906 deed de onderzeebootdienst
zijn intrede in de Koninklijke Marine.
Daar men de zomer geschikter acht voor
de viering van een jubileum, is de her
denkingsdatum vastgesteld op 31 mei aan
staande.
Een „vliegende brigade" van de Neder
landse douane heeft in Oostburg 800 kilo
boter, die door smokkelaars op klaarlichte
dag bij de winkelier De B. in een auto
werd geladen, in beslag genomen.
In het belang van het onderzoek zijn geen
namen van de smokkelaars bekend ge
maakt. Zij zouden afkomstig zijn uit Bel
gië, en deel uitmaken van een smokkel-
complot, waar de douane reeds enige tijd
naar speurde.
Mr. ir. B. W. Haveman:
De verwachting mag worden uitgespro
ken, dat het Hongaarse vluchtelingenpro
bleem nog dit jaar tot een oplossing zal
kunnen worden gebracht. Van de 172.000
Hongaren, die naar Oostenrijk zjjn ge
vlucht zullen aan het einde van het jaar
nog ongeveer 5000 in Oostenrijk vertoe
ven. Z{j geven er om bijzondere reden de
voorkeur aan, zich blijvend in Oostenrijk
te vestigen. Voor de 26.000 Hongr-cn die
naar Joegoslavië zijn gevlucht is dezer da
gen de mogelijkheid geschapen te vertrek
ken naar landen waar zij zich blijvend
kunnen vestigen.
Deze mededelingen heeft de commissaris
voor de emigratie, mr. ir. B. W. Haveman,
vrijdagavond gedaan in een regeringsuit
zending over ra'dio-Hilversum.
Van de 172.000 vluchtelingen in Oosten
rijk zullen eind juni 6000 naar Hongarije
zijn teruggekeerd. Van de overigen zullen
140.000 een blijvend onderdak hebben ge
vonden hetzij in andere Europese landen
dan Oostenrijk hetzij in overzeese landen.
Ongeveer 68.000 Hongaren zullen dan in
landen overzee zijn en 72.000 zullen een
blijvend onderdak in Europese landen heb
ben gevonden. Over de toestand van de
Hongaren in Joegoslavië zei mr. Haveman:
„Het is verheugend, dat er thans overeen
stemming is bereikt met de Joegoslavische
regering over plaatsing van een operatio
neel team van de Intergouvernementele
Commissie voor Europese Migratie in Bel
grado en dat de raad van de internationale
migratiecommissie vorige week besloten
heeft haar goedkeuring aan deze overeen
komst te hechten. Hierdoor is mogelijk ge
maakt, dat thans op korte termijn ook de
Hongaarse vluchtelingen in Joegoslavië,
naar landen zullen kunnen vertrekken
waar zij zich blijvend kunnen vestigen".
ADVERTENTIE
li
Krocht 2
INBOUW EN SERVICE STATION
Haarlem - Tel. 15228
Twee Utrechtse studenten in de chemie
zijn na diefstallen van grammofoonplaten
en boeken door een rechercheur vlak bij
het politiebureau te Hilversum aangehou
den. De studenten hadden een tas vol
boeken, klassieke en moderne werken,
maar tussen hun jassen hielden zij platen
verborgen.
Het bleek dat zij samen vijfentwintig
platen hadden ontvreemd. Een hunner
hoopt binnenkort op te gaan voor het doc
toraalexamen in de chemie.
Toen zij door de rechercheur werden
aangesproken, schrokken zij hevig en vrij
wel onmiddellijk volgde een volledige be
kentenis. Het zijn de studenten F. en S.,
beiden 25 jaar oud. Zij waren met een tas
vol boeken de grammofoonplatenzaak te
Hilversum binnengestapt. Aan de bedien
de vroegen zij een bepaalde plaat, die niet
voorhand-., was. Daarna snuffelden zij nog
wat in de zaak rond en verdwenen tenslot
te zonder iets te hebben gekocht. De eige
naar van de zaak vertrouwde hen niet en
waarschuwde de politie.
Bij het verhoor is nog vast komen te
staan, dat de studenten ook al in Amster
dam op pad zijn geweest.
De minister van Zaken Overzee, mr. G.
Ph. Helders, is vrijdag op Schiphol terug
gekeerd van zijn reis naar Suriname en de
Nederlandse Antillen welke enkele weken
heeft geduurd. De minister verklaarde, dat
niet van gedachten is gewisseld over de
economische betrekkingen tussen Surina
me en de Antillen onderling. Wel is uit
voerig gesproken over de economische
steun en de medewerking, welke Neder
land kan verlenen aan Suriname en de
Antillen bij de verdere opbouw van beide
gebieden.
In Suriname is mr. Helders getroffen
door de arbeid van het planbureau, dat de
diverse activiteiten uitstekend voorbereid.
Het tienjarenplan is het kernpunt van de
besprekingen geweest en vooral aan het
Minister Helders
Brokopondoplan is grote aandacht besteed.
De minister acht de economische toekomst
van Suriname beslist gunstig.
De leningen, die de Nederlandse Antil
len willen plaatsen, zijn volgens minister
Helders economisch volkomen verant
woord. De heer J. E. Yrausquin, voorzitter
van de Staten, zal spoedig naar ons land
komen om tezamen met d delegaties van
de eilandbesturen van Curagao en Aruba
de financiële en economische problemen
van de Antillen te behandelen.
De minister van Zaken Overzee weet
nog niet zeker of hij op 15 mei naar Ne
derlands Nieuw-Guinea zal kunnen ver
trekken. Hij wil de komst van de heer
Yrausquin en de delegaties van de eiland
besturen afwachten en de financiële vraag
stukken, tezamen met zijn ambtgenoot van
Financiën, afhandelen alvorens naar het
verre oosten te reizen.