Indische Nederlanders werden tot
buitenlanders in „eigen" land
Nederlanders in Indonesië (III)
Voor hen komt nu de sprong in een
vreemde wereld en hun probleem
verplaatst zich naar Nederland
Koningin maakte boottocht langs
Deltawerken bij Hellevoetsluis
hoofdpijn
Van dag tot
dag j
Koninklijk bezoek aan Voorne
raatótoel
f Hoe is het ontstaan
Heringa Wutkrich
BUKSEMAFLEBDERS
Vorstin dronk pannenbier
in Nieuwenhoorn
die niet wijken wil
AKKERTJES
helpen direct
Overval op bejaard
echtpaar
Kort nieuws
Dit woord: KREK
WUüNSDAG 15 MEI 195/
3
Hoe wonderzoet de eigen tale ook moge
klinken, men moet toch nu en dan bewon
dering hebben voor de muzikale en tegelijk
kernachtige wijze waarop de Amerikanen
kunnen zeggen wat zij bedoelen. Wanneer
wij Nederlandei's het hebben over de be
volkingsaanwas, spreken wij van: „opmer
kelijke toeneming van het geboorte-over
schot", doch in Amerika zegt men simpel
en klankvol: „Baby Boom". Misschien ligt
in deze vergelijking een omvangrijk stu
diemateriaal over volkskarakters en natio
nale geaardheid besloten, doch dat kunnen
we terzijde laten. Het gaat er vandaag
slechts om, dat men in Amerika ongerust
is over deze „Baby Boom" en allerlei na
righeden voorziet van een bevolkingsaan
was, die zich in het huidige tempo zou blij
ven voortzetten.
Volgens gegevens van een door United
Press geciteerde reportage van een Ame
rikaans statistiekbureau werden tussen
1946 en 1956 in de Verenigde Staten 38
miljoen kinderen geboren, zodat het er
werkelijk op begint te lijken dat ze daar
aan de bomen groeien. Het bureau geeft op
ongeruste toon te kennen dat dit teveel is,
aangezien de Verenigde Staten op die ma
nier spoedig een totale bevolking zullen
hebben van 200 miljoen, terwijl een analyse
van welvaartsbronnen en werkgelegenheid
heeft uitgewezen dat ongeveer 100 miljoen
het gunstigste zou zijn voor de „bussiness".
„Baby Boom and Bussiness" heet dus
eigenlijk het onderwerp, wat nóg beter
klinkt, doch geen prettige naklank heeft.
Want wanneer men de „bussiness" als
maatstaf zou moeten nemen voor bepaal
de maatregelen op het gebied van bevol
kingsgroei, zou men uitgaan van een ver
ouderd standpunt een standpunt dat te
maken heeft met nationale isolatie ten aan
zien van de produktiebronnen en wel
vaartsverdeling. Deze isolatie is door de in
ternationale economische ontwikkelingen
achterhaald bovendien is de nationale
welvaart onberekenbaar geworden door de
groeiende afhankelijkheid der nationale
economieën van het totale economische
wereldproces.
Merkwaardig genoeg suggereert het bu
reau nog een andere factor bij de beschou
wing van het inwonertal der Verenigde
Staten. Het probeert namelijk aan te tonen
dat er een soort van wedloop tussen de
Verenigde Staten en de Sovjet-Unie bestaat
ten aanzien van het bevolkingsgetal. Een
suggestie, die inhoudt dat niet alleen de
„bussiness men" doch ook de politici zich
mpeten bemoeien met het geboortecijfer.
Voor de V.S. zou die politiek dan waar
schijnlijk moeten neerkomen op een ver
mindering van het aantal geboorten, in
verband met het feit dat overbevolking
een verzwakking zou betekènen ten op
zichte van de Sovjet-Unie.
Zo worden dus ook de ongeboren kinde
ren reeds betrokken in het conflict, dat de
wereld sinds de laatste oorlog kenmerkt
en bezighoudt.
Het is natuurlijk en begrijpelijk, dat men
zjch in Amerika bezighoudt met angstval
lige vergelijkingen op ieder terrein met de
eventuele vijand, om in alle opzichten de
meerdere te blijven. Doch speculaties als
die over „Baby Boom" lijken toch min of
meer overdreven. Men kan aan de top van
een regeringsapparaat veel reguleren en
veel berekenen, doch er zijn ontwikkelin
gen die men niet dan met geweldige risico's
kan forceren of voorkomen.
Wanneer het automatische brein in het
hoofdkwartier van het Amerikaanse leger
ook nog zou worden belast met de regeling
van het kindertal uit het oogpunt van een
machtswedijver met de Sovjet-Unie, dan
biijven er al heel weinig factoren meer
over die niet kunstmatig ondergeschikt
worden gemaakt aan het dwangbeeld van
de toekomstige botsing of aan het eveneens
op een obsessie lijkende idee van de abso
lute wereldmacht.
ADVERTENTIE
Haarlem
Nog een kijkje in het veelbesproken
Adek-kamp.
DJAKARTA In de smalle streep schaduw langs de winkels kwam hij aan
schuifelen, een kleine, gebogen, donkere man met grijs haar in een sjofele broek
en een groen pyama-jasie. In zijn ene hand droeg hij een dichtgeknoopte doek.
De andere stak hij bedelend naar mij uit, toen hij stilhield voor het terrasje waar
ik zat. Toen zei hij in een verrassend vlekkeloos Nederlands van omstreeks de
eeuwwisseling: „Mijnheer, wel heb ik enige rijst, maar toespijze heb ik geen
zins". Ik gaf hem een paar roepiahs en hij vertrok weer op zijn lange wandeling.
Maar mijn blik kon zich niet makkelijk losmaken van zijn magere schouders, die
voortschoven door de lawaaierige hitte van de oosterse straat, triest beeld van
en Indische Nederlander in Djakarta. Het beeld van zijn 36.000 lotgenoten is
trouwens zelden opwekkend. In menselijk opzicht is het probleem van deze
tienduizenden van gemengd Nederlandse en Indische afkomst misschien het
meest tragische van de vele, die rezen toen Nederland en Indonesië ieder hun
eigen weg gingen. Op dat kruispunt immers werden zij voor een onmogelijke
keuze gesteld, de keuze tussen hun moederland, dat nu Indonesië heette en hun
vaderland dat Nederland bleef, de keuze tussen wat werkelijk hun land was
en een maatschappelijke status, die deze groep in de koloniale tijd al naar boven
en beneden vaak moeizaam te verdedigen had gehad. Tienduizend poogden
overigens ook goeddeels tevergeefs de consequenties van de nieuwe ver
houding te trekken en werden „Warga Negara", Indonesisch staatsburger. De
meerderheid probeerde het probleem op te lossen door aan de nationaliteit van
het vaderland vast te houden, maar in het moederland te blijven wonen.
Ware de verhouding Nederland-Indonesië
gegroeid tot hetgeen men ervan had ge
hoopt, dan zou die keuze wel tot een aan
vaardbare situatie hebben geleid. Nu de
laatste banden zijn doorgesneden, bevinden
de Indische Nederlanders zich eenvoudig
in de positie van een geleidelijk verpaupe-
riserende groep Vreemdelingen in de In
donesische staat, een nimmer benijdens
waardige positie, die niet rooskleuriger
wordt door het feit dat tussen Indonesië
en Nederland momenteel zelfs niet de nor
male vriendschappelijke betrekkingen van
twee soevereine staten bestaan. Dat onder
deze omstandigheden het leven van de in
Indonesië gewortelde Nederlandse staats
burgers met de dag moeilijker wordt, kan
een kind begrijpen. Dat zulks in Nederland
aanleiding heeft gegeven tot een campagne
ten behoeve van deze Nederlanders is op
zich een prijzenswaardige zaak. Alleen,
deze actie heeft een paar politieke aspec
ten, die op zijn zachtst gezegd onbesuisd
en, minder vriendelijk gesteld, niet geheel
onverdacht lijken. Een uit begrijpelijke
verontwaardiging over het Jungschlager-
proces geboren wrok jegens Indonesië lijkt
zich hier te hebben gepaard aan een in
bepaalde kringen door dik en dun gehan
teerde agressieve critiek op alles wat de
Nederlandse regering doet of nalaat.
Of de Indische Nederlanders door de
felle actie, juist uit deze hoek, er bij de
Indonesische regering beter voor zijn
komen te staan, mag men op goede gron
den betwijfelen. Zeker is, dat het beeld dat
men zich in Nederland omtrent hun positie
heeft gevormd, in vele gevallen een scheef
getrokken beeld is. Wanneer men nood
kreten slaakt als „Duizenden Nederlanders
zijn gedwongen in de kampong te leven
temidden van een vijandig gezinde Indo
nesische bevolking. Zij lijden honger en
gebrek en zijn leven en goed niet zeker.
De Nederlandse regering doet niets. Wat
doet u?", dan doet men in zijn menslie
vende ijver de waarheid enig geweld aan.
Hoe is die waarheid dan wel?
Onverdiend
Er leven inderdaad duizenden Neder
landse staatsburgers in de kampong. Al
leen, zij hebben er sinds jaar en dag ge
woond. voelen er zich niet alleen „senang"
maar zeker beter thuis dan in het kille
Nederlandse pension, dat hun voorland is.
Afpersing, mishandeling of vijandelijke
bejegening door de Indonesische mede-
kampongbewoners? Ja, bij een burenruzie
zal het woord „Belanda" (Nederlander)
misschien wel eens vallen, vooral wanneer
de aldus bejegende zich op zijn nationali
teit heeft laten voorstaan. Voor de rest is
de bovengenoemde voorstelling van zaken
niet alleen een aperte onwaarheid, maar
ook een onverdiende beschuldiging jegens
de Indonesiërs, van wie wij op school niet
ten onrechte hebben geleerd, dat zij een
zachtmoedig en vriendelijk volk vormen.
De werkelijkheid is dat de Indische Neder
landers die in kampongs wonen, zo zeer
zijn ingeburgers, zo zeer zyn ver-
indonesischt, dat de Indonesische buur
man zich volstrekt niet van enig ver
schil bewust is. Bij de gedachte „Neder
lander in een kampong" moet u zich niet
meneer Jansen uit Groningen of mevrouw
Pietcrsen uit Rotterdam in een bamboe
huisje ondpr de palmen voorstellen, maar
iemand die vaak gebrekkig of helemaal
geen Nederlands spreekt, die u, evenmin
als ik, als Nederlander uit de Indonesische
massa zou herkennen, wanneer hij niet zijn
Nederlandse paspoort toont. Het is veeleer
de meer naar Nederlandse aard opgegroei
de middenklasse, die vroeger bescheiden,
maar veilige, functies placht te vervullen
en bepaald niet in een kampong woont, die
het verschil aan de lijve moet voelen, voor
al als het op werkgelegenheid aankomt, die
hij als buitenlander minder gemakkelijk
krijgt dan als Indonesiër.
Lijden de Indische Nederlanders werke
lijk honger en gebrek en doet de Neder
landse regering niets voor hen? Nu, glo
rieus is hun materiële positie bepaald niet,
was dat vóór de oorlog trouwens ook niet
altijd. Zelfs wanneer men bij het afmeten
van hun levensstandaard de plaatselijke
omstandigheden, die aanzienlijke aftrek
gedogen, in aanmerking neemt, blijft hun
bestaan vaak aan de benarde kant. De
implicatie dat de Nederlandse regering
daar niets of bijna niets aan doet, is echter
ongerechtvaardigd. De Nederlandse rege
ring heeft haar beleid jegens deze groep,
dat'voorhèen bestond uit fïnaricfelë steun
en maatschappelijke zorg ter: plaatse, her
zien in dier voege, dat men thans vrijwel
de gehele groep naar Nederland zal doen
overkomen, hetgeen aanzienlijke inkrim
ping van het apparaat van „Mawe" (het
ministerie van Maatschappelijk Werk) in
Indonesië met zich heeft gebracht. Noch
tans krijgen 9500 zielen van de groep In
dische Nederlanders in Indonesië finan
ciële bijstand. De basissteun is 240 roepiah
per maand, plus het huurbedrag en één
maal per drie maanden een kledingtoelage
van 100 roepiah per volwassen persoon.
Daarnaast komen extra-toelagen voor kin
deren. Bejaarden krijgen 150 roepiah extra
per maand, waardoor zij zich een in vele
gevallen onmisbare baboe kunnen permit
teren. En. er zijn gesubsidieerde bejaarden
tehuizen. Alle Indische Nederlanders krij
gen gratis medische en tandheelkundige
hulp, die niet alleen voldoende, maar zelfs
voortreffelijk is. Men moet hierbij niet uit
het oog verliezen dat dit slechts de mini-
mum-steun is en dat de „Mawe"-ambtena-
ren volgens zeer ruime normen extra-steun
mogen uitkeren om tegemoet te komen
aan de sterk verschillende maatschappe
lijke eisen in deze zeer gedifferentieerde
groep. Op dit stuk kan van een tekort
schieten in het regeringsbeleid, dat ten
slotte met belastinggelden moet worden
gefinancierd, dus bezwaarlijk sprake zijn.
Het meest omstreden punt in dit on-
Dit meisje zal het proces van tvennen-
aan-N ederland nog wel lukken. Zij
woont nu in het Adek-kamp in Djakarta,
een van de opvangcentra voor Indische
Nederlanders, die om een of andere
reden hun huisvesting kwijt zijn geraakt.
Het kamp is niet florissant, naar Neder
landse maatstaven eigenlijk onvoldoende,
maar „Ach weet u meneer, de zon
schijnt en het is hier zo gezellig".
Nederlanders in de kampong: „Mientje
wil best naar Nederland meneer, maar
we hoeven ons toch niet te haasten?"
menselijk moeilijke vraagstuk is misschien
de beslissing om in principe alle Indische
Nederlanders naar Nederland te doen
komen. Dat geschiedt door alle reiskosten
voor te schieten en in vele gevallen enige
zachte overredingsdwang toe te passen. In
principe alle... In de praktijk zijn er
uitzonderingen: bejaarden bijvoorbeeld, die
geen familie in Nederland hebben, of de
eigenlijke Indonesische vi'ouw, die natuur
lijke kinderen van een betjah-bestuurder
heeft, maar uit een vroeger huwelijk met
een KNIL-soldaat nog steeds een Neder
lands paspoort bezit.
De ondernemendsten, de ontwikkelden
en vooral vele jongeren zijn al in Neder
land. De anderen zullen in de nabije toe
komst hun papieren in orde gaan maken,
in tegenstelling met een regeringsverkla
ring in de Kamer heb ik niets vernomen
wat op tegenwerking der Indonesische
autoriteiten in deze gevallen zou duiden.
Integendeel, zij zullen worden voorgelicht
over het leven in Nederland en sommigen
horen daarbij voor het eerst Van hun leven
wat „stoken" is. Dan komt de sprong in de
vreemde wereld, het tragisch moment van
het vex'trek uit het land, waar ondanks
alle moeilijkheden voor ieder, altijd wel
een gelukkig plaatsje onder de zon was,
naar wat hen allicht een vreemde, kille,
haast vijandelijke toekomst moet ..gaan
lijken. Met een derde klas kaartje gaan zij
aan boord: Het probleem verplaatst zich
naar Nederland.
Koningin Juliana heeft dinsdag een be
zoek gebracht aan Voorne, waar zij 's mor
gens de gemeente Vierpolders, Nieuwen
hoorn en Hellevoetsluis bezocht.
In Vierpolders bezocht Koningin Ju
liana het jeugdclubgebouw „De Instuif",
waar zij bloemen kreeg aangeboden door
de 8-jarige Cobie Koppenol. Voor het ver
trek schonk de burgemeester de Koningin
een kan en zes bekers van aardewerk.
In Nieuwenhoorn, waar het hoge bezoek
omstreeks vijf over half elf arrivieerde,
woonde de Koningin het leggen van de
laatste pannen op het dak van het com
plex Groene Kruisgebouw-kleuterschool-
badhuis bij, en het schenken van het
„pannenbier".
In Hellevoetsluis reed de koninklijke
stoet naar de werkhaven van de Delta
werken noord, waar de Koningin te 11.05
werd begroet door hoofdingenieur A van
Rijkswaterstaat ir. P. A. van der Velde en
het dochtertje van de burgemeester, Her-
ma van Eysinga haar bloemen aanbood.
Boottocht
Met behulp van een maquette gaf ir.
Van der Velde een uiteenzetting over de
Deltawerken, waarna Koningin Juliana
een korte boottocht maakte langs de Del
tawerken in dit gebied. Om 11.45 uur ver
trok het gezelschap naar de Niestern
Scheepsbouw Unie n.v., gevestigd aan de
voormalige marine-haven, thans Indus
triehaven genoemd. Hier bevindt zich een
stenen droogdok, dat is gebouwd door Jan
Blanken Janzn, inspecteur-generaal van
Rijkswaterstaat, die in 1817 het Noord-
Hollands Kanaal heeft ontworpen zoals
het van 1819-1824 is uitgevoerd. Na aan
komst van de Koningin werd in het droog
dok, waar de binnenvaarttanker Pam 15
ligt, het water binnengelaten. Na het be
zoek aan de Industriehaven wandelde het
gezelschap naar de ambtswoning van de
burgemeester, waarna in het gemeente
huis de lunch werd gebruikt.
Na de lunch in het gemeentehuis van
Hellevoetsluis zette Koningin Juliana haar
rondrit over Voorne voort en bezocht
Nieuw-Helvoet, het natuurreservaat
.Quakjeswater", Rockanje, de volkshoge
school „Olaertsduyn", Brielle waar in het
stadhuis een trouwplechtigheid anno 1812
werd opgevoerd, en Zwartewaal.
Oogst spel
In Nieuw-Helvoet, waar men voor haar
een erepoort van balen stro had gebouwd,
zag de Koningin een oogstspel. Zij maakte
in een door burgemeester Riedijk gereden
tilbury daarna een tocht door het boeren
land, waarbij haar gevolg gezeten was op
een boerenwagen. In het natuurmonument
„Het Quakjeswater" werd een wandeling
van een half uur gemaakt.
Een mozaïek van bossen peen maakte in
de volgende gemeente, Rockanje, duidelijk
dat de tuinbouw daar een voorname be
drijfstak is. De andere welvaartsbronnen
zijn de landbouw en het strand en alle drie
werden zij door de jeugd van Rockanje in
een spel „Zo leven wij" uitgebeeld. In de
volkshogeschool „Olaertsduyn" volgde de
Koningin met veel belangstelling de inlei
ding van ir. G. C. Lange, adjunct-directeur
van de Zuidhollandse provinciale plano
logische dienst, over de gevolgen van het
Deltaplan voor de Randstad Holland, en
de forumbespreking die op deze inleiding
volgde.
Bossen peen
Oostvoorne, hoewel niet in het program
ma opgenomen, had zich niet onbetuigd
gelaten. De daar opgerichte erepoort van
bossen peen was de moeite van een be
zichtiging zeker waard en toen de stoet
daar even stopte, werden de Koningin ter
stond enige bossen peen aangeboden.
Te Brielle bezichtigde de Koningin de
restauratiewerkzaamheden aan de St.
Catharijnetoren. In het historische stad
huis woonde zij een nabootsing bij van de
eerste verplichte huwelijksplechtigheid na
de invoering van de code Napoleon in
1812.
Per motorboot ging de Koningin hierna
naar Zwartewaal, de laatste plaats die zij
bezocht. Zij toonde er veel belangstelling
voor een maquette van het recreatieplan
Brielsche Maas. Omstreeks zes uur werd
het bezoek beëindigd.
Om half zeven werd de auto van de Ko
ningin te Rotterdam opgehouden door een
botsing tussen een motor en een auto. De
motorrijder en twee inzittenden van de
auto moesten zwaargewond naar een zie
kenhuis worden vervoerd.
cis
Weg met -Ion!
Ik heb een overhemd dat ik zelf kan
wassen. Dat wil zeggen, het eindigt op -Ion
en is elke twee dagen vuil. Dit hemd spaart
mij veel waskosten uit en het voordeel is,
dat elke keer dat ik mijn hemd met een
aangeprezen zeeppoeder was, ook mijn
handen schoon worden.
Daarmee houdt alle voordeel op. Want
op zichzelf vind ik het verkeerd dat een
volwassen man zijn eigen overhemd zou
wassen. Ik heb mijn wortels in een tijd
waarin witgesteven dienstboden het leven
regelden. En zelfs in de lager bij de grond-
se huishoudens waar ik me in bevond, was
er personeel. Tegenwoordig is personeel
iets waar voor geadverteerd wordt, en dan
moet het eigen zitkamer, televisietoestel,
vier avonden uit, eigen auto en onderper-
soneel hebben, anders doet het het niet.
Met andere woorden: ik was mijn eigen
overhemd.
Uit dankbaarheid hiervoor hoeft het
overhemd niet gestreken te worden; het
weet, dat het niet het onmogelijke kan
verlangen. Het overhemd is in knappe
blauwe en witte streepjes, keurig gecreëerd
en ene goede vriend in de twee jaar die
we nu al in eikaars gezelschap doorge
bracht hebben. Het overhemd kwam als
een vrouwelijk geschenk en hergaf mij
iets van een zekere jeugdige fleurigheid
die ik al twintig jaren geleden verloren
meende te hebben; ik zag er uit als mijn
eigen jongere broer.
Natuurlijk heb ik secundaire hemden,
één met ribbeltjes voor uitgaan, één als
een koeman uit het Westen met rode rui
ten voor dagen dat het warm genoeg is
voor afgeknipte mouwen, en nog enige
diverse met gerafelde boorden en man
chetten in geval van aardbeving of atoom
oorlog. Maar mijn morele en sartorische
achtergrond is dat ene hemd op -Ion dat
bij goed weer elke twee dagen gewassen
wordt, en als ik te lui ben soms wel drie
of vier etmalen stof en gruis uit de atmos
feer verzamelt.
Ik ontmoette gisteren een rechter die uit
eten ging. Hij had een keurig schoon over
hemd aan, maar hij zei, dat hij zich moest
verkleden. Tien minuten later kwam hij
terug met, voor m ij n ogen, precies het
zelfde overhemd; maar hij en zijn vrouw
verzekerden mij, dat het een schóón over
hemd was, alleen precies eender als het
zo juist uitgetrokken volgens-hem-vuïle.
En daarmede zette zich een idee vast in
mijn brein: een rechter heeft niet één
hemd op -Ion dat hij zelf wast, maar twee
volkomen gelijke die door iemand anders
gewassen worden. En terstond voelde ik
hevige spijt over het voortijdig afbreken,
jaren geleden, van mijn juridische studie;
een studie die anders ook nieuwe over
hemden-perspectieven voor mij had kun
nen openen.
En daarmede is het overhemd op -Ion
een symbool geworden van de zwoegende
grauwe mensenmassa's, die dag-in dag-uit,
's ochtends en 's avonds van en naar huis,
van en naar werk, fabriek en kantoor,
werkplaats en mijn' trekken.
Ouderwetse heeren met twee e's en twee
hemden leven nog een bestaan van gra
cieuze gevoeglijkheid met bojen en wasse-
rijen. Maar wij, proletariaat van geest en
hand, doen 's avonds wat zeeppoeder in de
wasbak en dompelen ons overhemd op
-Ion er in en hangen het te drogen. Tenzij
we te lui ziin en het nog een dag uitstellen.
Wie weet vindt de techniek straks iets
uit, dat in de wasserij moet gewassen wor
den, dat niet onmiddellijk droogt en dat
gestreken dient te worden.
Dat zal eindelijk de grauwe massa's be
vrijden van de slavernij op -Ion.
H. B. Fortuin
ADVERTENTIE
Maandagavond omstreeks halfelf hebben
twee onbekenden een roofoverval gepleegd
op een bejaard echtpaar, dat een boerderij
aan de Schelmseweg te Arnhem bewoont.
Op genoemd uur werd er op een raam van
,de boerderij geklopt. De boer ging naar
buiten en kreeg meteen een klap op het
hoofd. De onverlaten drongen het huis
binnen en vonden in een kastje een bedrag
van f 2000. Ze bedreigden de boerin. Na
nog een vluchtig onderzoek in het huis te
hebben ingesteld zijn zij verdwenen.
Oude scheepsmast. In de Wester-
schelde voor Vlissingen, op de plaats waar
onlangs de Zweedse ertstanker „Vittangi" is
gestrand, heeft men een ijzeren mast boven
water gehaald, ter lengte van ongeveer 9
meter met een doorsnee van 60 cm. Uit de
constructie van de mast menen deskundigen
te mogen concluderen dat het hier een schip
betreft dat vijftig of zestig jaar geleden
werd gebouwd.
Twee foto's van het bezoek, dat Konin
gin Juliana dinsdag aan het eiland
Voorne bracht. In Nieuwenhoorn be
zocht zij de bouwplaats van het com
plex Groene Kruisgebouwen, waarbij
haar - toen de laatste pannen waren
gelegd - het zogenaamde „pannenbier"
werd aangeboden. Zo zag men de
Koningin dan met een glas bier in de
hand. In Nieuw-Helvoet kwam burge
meester Riedijk zelf aanrijden met een
tilbury. De Koningin stapte in en
maakte een korte rit, begeleid door de
Overmaase ruiters
In de uitspraak worden toonloze klin
kers vaak veronachtzaamd. Ons woord
kleur komt van koleur (Frans couleur)
kraf van karaf, krant van courant en
ons in gemeenzame taal gebezigde krek
is het Franse correct. Vroeger noemde
men een vrouw die op haar zaken paste,
een krek wijf. Thans bezigt men het al
leen als bijwoord in de betekenis: juist,
precies. Bekend zijn de verbindingen:
krek eender als voor: precies als en
krek of voor: precies alsof. Vooral ter
versterking van een tijdsbepaling wordt
krek gebruikt: krek een jaar later, krek
om zeven uur. Dit uitgebreide bijwoor
delijke gebruik is in het Frans niet be
kend.
.J