Indische Nederlanders werden tot buitenlanders in „eigen" land Nederlanders in Indonesië (III) Voor hen komt nu de sprong in een vreemde wereld en hun probleem verplaatst zich naar Nederland Koningin maakte boottocht langs Deltawerken bij Hellevoetsluis hoofdpijn Van dag tot dag j Koninklijk bezoek aan Voorne raatótoel f Hoe is het ontstaan Heringa Wutkrich BUKSEMAFLEBDERS Vorstin dronk pannenbier in Nieuwenhoorn die niet wijken wil AKKERTJES helpen direct Overval op bejaard echtpaar Kort nieuws Dit woord: KREK WUüNSDAG 15 MEI 195/ 3 Hoe wonderzoet de eigen tale ook moge klinken, men moet toch nu en dan bewon dering hebben voor de muzikale en tegelijk kernachtige wijze waarop de Amerikanen kunnen zeggen wat zij bedoelen. Wanneer wij Nederlandei's het hebben over de be volkingsaanwas, spreken wij van: „opmer kelijke toeneming van het geboorte-over schot", doch in Amerika zegt men simpel en klankvol: „Baby Boom". Misschien ligt in deze vergelijking een omvangrijk stu diemateriaal over volkskarakters en natio nale geaardheid besloten, doch dat kunnen we terzijde laten. Het gaat er vandaag slechts om, dat men in Amerika ongerust is over deze „Baby Boom" en allerlei na righeden voorziet van een bevolkingsaan was, die zich in het huidige tempo zou blij ven voortzetten. Volgens gegevens van een door United Press geciteerde reportage van een Ame rikaans statistiekbureau werden tussen 1946 en 1956 in de Verenigde Staten 38 miljoen kinderen geboren, zodat het er werkelijk op begint te lijken dat ze daar aan de bomen groeien. Het bureau geeft op ongeruste toon te kennen dat dit teveel is, aangezien de Verenigde Staten op die ma nier spoedig een totale bevolking zullen hebben van 200 miljoen, terwijl een analyse van welvaartsbronnen en werkgelegenheid heeft uitgewezen dat ongeveer 100 miljoen het gunstigste zou zijn voor de „bussiness". „Baby Boom and Bussiness" heet dus eigenlijk het onderwerp, wat nóg beter klinkt, doch geen prettige naklank heeft. Want wanneer men de „bussiness" als maatstaf zou moeten nemen voor bepaal de maatregelen op het gebied van bevol kingsgroei, zou men uitgaan van een ver ouderd standpunt een standpunt dat te maken heeft met nationale isolatie ten aan zien van de produktiebronnen en wel vaartsverdeling. Deze isolatie is door de in ternationale economische ontwikkelingen achterhaald bovendien is de nationale welvaart onberekenbaar geworden door de groeiende afhankelijkheid der nationale economieën van het totale economische wereldproces. Merkwaardig genoeg suggereert het bu reau nog een andere factor bij de beschou wing van het inwonertal der Verenigde Staten. Het probeert namelijk aan te tonen dat er een soort van wedloop tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie bestaat ten aanzien van het bevolkingsgetal. Een suggestie, die inhoudt dat niet alleen de „bussiness men" doch ook de politici zich mpeten bemoeien met het geboortecijfer. Voor de V.S. zou die politiek dan waar schijnlijk moeten neerkomen op een ver mindering van het aantal geboorten, in verband met het feit dat overbevolking een verzwakking zou betekènen ten op zichte van de Sovjet-Unie. Zo worden dus ook de ongeboren kinde ren reeds betrokken in het conflict, dat de wereld sinds de laatste oorlog kenmerkt en bezighoudt. Het is natuurlijk en begrijpelijk, dat men zjch in Amerika bezighoudt met angstval lige vergelijkingen op ieder terrein met de eventuele vijand, om in alle opzichten de meerdere te blijven. Doch speculaties als die over „Baby Boom" lijken toch min of meer overdreven. Men kan aan de top van een regeringsapparaat veel reguleren en veel berekenen, doch er zijn ontwikkelin gen die men niet dan met geweldige risico's kan forceren of voorkomen. Wanneer het automatische brein in het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger ook nog zou worden belast met de regeling van het kindertal uit het oogpunt van een machtswedijver met de Sovjet-Unie, dan biijven er al heel weinig factoren meer over die niet kunstmatig ondergeschikt worden gemaakt aan het dwangbeeld van de toekomstige botsing of aan het eveneens op een obsessie lijkende idee van de abso lute wereldmacht. ADVERTENTIE Haarlem Nog een kijkje in het veelbesproken Adek-kamp. DJAKARTA In de smalle streep schaduw langs de winkels kwam hij aan schuifelen, een kleine, gebogen, donkere man met grijs haar in een sjofele broek en een groen pyama-jasie. In zijn ene hand droeg hij een dichtgeknoopte doek. De andere stak hij bedelend naar mij uit, toen hij stilhield voor het terrasje waar ik zat. Toen zei hij in een verrassend vlekkeloos Nederlands van omstreeks de eeuwwisseling: „Mijnheer, wel heb ik enige rijst, maar toespijze heb ik geen zins". Ik gaf hem een paar roepiahs en hij vertrok weer op zijn lange wandeling. Maar mijn blik kon zich niet makkelijk losmaken van zijn magere schouders, die voortschoven door de lawaaierige hitte van de oosterse straat, triest beeld van en Indische Nederlander in Djakarta. Het beeld van zijn 36.000 lotgenoten is trouwens zelden opwekkend. In menselijk opzicht is het probleem van deze tienduizenden van gemengd Nederlandse en Indische afkomst misschien het meest tragische van de vele, die rezen toen Nederland en Indonesië ieder hun eigen weg gingen. Op dat kruispunt immers werden zij voor een onmogelijke keuze gesteld, de keuze tussen hun moederland, dat nu Indonesië heette en hun vaderland dat Nederland bleef, de keuze tussen wat werkelijk hun land was en een maatschappelijke status, die deze groep in de koloniale tijd al naar boven en beneden vaak moeizaam te verdedigen had gehad. Tienduizend poogden overigens ook goeddeels tevergeefs de consequenties van de nieuwe ver houding te trekken en werden „Warga Negara", Indonesisch staatsburger. De meerderheid probeerde het probleem op te lossen door aan de nationaliteit van het vaderland vast te houden, maar in het moederland te blijven wonen. Ware de verhouding Nederland-Indonesië gegroeid tot hetgeen men ervan had ge hoopt, dan zou die keuze wel tot een aan vaardbare situatie hebben geleid. Nu de laatste banden zijn doorgesneden, bevinden de Indische Nederlanders zich eenvoudig in de positie van een geleidelijk verpaupe- riserende groep Vreemdelingen in de In donesische staat, een nimmer benijdens waardige positie, die niet rooskleuriger wordt door het feit dat tussen Indonesië en Nederland momenteel zelfs niet de nor male vriendschappelijke betrekkingen van twee soevereine staten bestaan. Dat onder deze omstandigheden het leven van de in Indonesië gewortelde Nederlandse staats burgers met de dag moeilijker wordt, kan een kind begrijpen. Dat zulks in Nederland aanleiding heeft gegeven tot een campagne ten behoeve van deze Nederlanders is op zich een prijzenswaardige zaak. Alleen, deze actie heeft een paar politieke aspec ten, die op zijn zachtst gezegd onbesuisd en, minder vriendelijk gesteld, niet geheel onverdacht lijken. Een uit begrijpelijke verontwaardiging over het Jungschlager- proces geboren wrok jegens Indonesië lijkt zich hier te hebben gepaard aan een in bepaalde kringen door dik en dun gehan teerde agressieve critiek op alles wat de Nederlandse regering doet of nalaat. Of de Indische Nederlanders door de felle actie, juist uit deze hoek, er bij de Indonesische regering beter voor zijn komen te staan, mag men op goede gron den betwijfelen. Zeker is, dat het beeld dat men zich in Nederland omtrent hun positie heeft gevormd, in vele gevallen een scheef getrokken beeld is. Wanneer men nood kreten slaakt als „Duizenden Nederlanders zijn gedwongen in de kampong te leven temidden van een vijandig gezinde Indo nesische bevolking. Zij lijden honger en gebrek en zijn leven en goed niet zeker. De Nederlandse regering doet niets. Wat doet u?", dan doet men in zijn menslie vende ijver de waarheid enig geweld aan. Hoe is die waarheid dan wel? Onverdiend Er leven inderdaad duizenden Neder landse staatsburgers in de kampong. Al leen, zij hebben er sinds jaar en dag ge woond. voelen er zich niet alleen „senang" maar zeker beter thuis dan in het kille Nederlandse pension, dat hun voorland is. Afpersing, mishandeling of vijandelijke bejegening door de Indonesische mede- kampongbewoners? Ja, bij een burenruzie zal het woord „Belanda" (Nederlander) misschien wel eens vallen, vooral wanneer de aldus bejegende zich op zijn nationali teit heeft laten voorstaan. Voor de rest is de bovengenoemde voorstelling van zaken niet alleen een aperte onwaarheid, maar ook een onverdiende beschuldiging jegens de Indonesiërs, van wie wij op school niet ten onrechte hebben geleerd, dat zij een zachtmoedig en vriendelijk volk vormen. De werkelijkheid is dat de Indische Neder landers die in kampongs wonen, zo zeer zijn ingeburgers, zo zeer zyn ver- indonesischt, dat de Indonesische buur man zich volstrekt niet van enig ver schil bewust is. Bij de gedachte „Neder lander in een kampong" moet u zich niet meneer Jansen uit Groningen of mevrouw Pietcrsen uit Rotterdam in een bamboe huisje ondpr de palmen voorstellen, maar iemand die vaak gebrekkig of helemaal geen Nederlands spreekt, die u, evenmin als ik, als Nederlander uit de Indonesische massa zou herkennen, wanneer hij niet zijn Nederlandse paspoort toont. Het is veeleer de meer naar Nederlandse aard opgegroei de middenklasse, die vroeger bescheiden, maar veilige, functies placht te vervullen en bepaald niet in een kampong woont, die het verschil aan de lijve moet voelen, voor al als het op werkgelegenheid aankomt, die hij als buitenlander minder gemakkelijk krijgt dan als Indonesiër. Lijden de Indische Nederlanders werke lijk honger en gebrek en doet de Neder landse regering niets voor hen? Nu, glo rieus is hun materiële positie bepaald niet, was dat vóór de oorlog trouwens ook niet altijd. Zelfs wanneer men bij het afmeten van hun levensstandaard de plaatselijke omstandigheden, die aanzienlijke aftrek gedogen, in aanmerking neemt, blijft hun bestaan vaak aan de benarde kant. De implicatie dat de Nederlandse regering daar niets of bijna niets aan doet, is echter ongerechtvaardigd. De Nederlandse rege ring heeft haar beleid jegens deze groep, dat'voorhèen bestond uit fïnaricfelë steun en maatschappelijke zorg ter: plaatse, her zien in dier voege, dat men thans vrijwel de gehele groep naar Nederland zal doen overkomen, hetgeen aanzienlijke inkrim ping van het apparaat van „Mawe" (het ministerie van Maatschappelijk Werk) in Indonesië met zich heeft gebracht. Noch tans krijgen 9500 zielen van de groep In dische Nederlanders in Indonesië finan ciële bijstand. De basissteun is 240 roepiah per maand, plus het huurbedrag en één maal per drie maanden een kledingtoelage van 100 roepiah per volwassen persoon. Daarnaast komen extra-toelagen voor kin deren. Bejaarden krijgen 150 roepiah extra per maand, waardoor zij zich een in vele gevallen onmisbare baboe kunnen permit teren. En. er zijn gesubsidieerde bejaarden tehuizen. Alle Indische Nederlanders krij gen gratis medische en tandheelkundige hulp, die niet alleen voldoende, maar zelfs voortreffelijk is. Men moet hierbij niet uit het oog verliezen dat dit slechts de mini- mum-steun is en dat de „Mawe"-ambtena- ren volgens zeer ruime normen extra-steun mogen uitkeren om tegemoet te komen aan de sterk verschillende maatschappe lijke eisen in deze zeer gedifferentieerde groep. Op dit stuk kan van een tekort schieten in het regeringsbeleid, dat ten slotte met belastinggelden moet worden gefinancierd, dus bezwaarlijk sprake zijn. Het meest omstreden punt in dit on- Dit meisje zal het proces van tvennen- aan-N ederland nog wel lukken. Zij woont nu in het Adek-kamp in Djakarta, een van de opvangcentra voor Indische Nederlanders, die om een of andere reden hun huisvesting kwijt zijn geraakt. Het kamp is niet florissant, naar Neder landse maatstaven eigenlijk onvoldoende, maar „Ach weet u meneer, de zon schijnt en het is hier zo gezellig". Nederlanders in de kampong: „Mientje wil best naar Nederland meneer, maar we hoeven ons toch niet te haasten?" menselijk moeilijke vraagstuk is misschien de beslissing om in principe alle Indische Nederlanders naar Nederland te doen komen. Dat geschiedt door alle reiskosten voor te schieten en in vele gevallen enige zachte overredingsdwang toe te passen. In principe alle... In de praktijk zijn er uitzonderingen: bejaarden bijvoorbeeld, die geen familie in Nederland hebben, of de eigenlijke Indonesische vi'ouw, die natuur lijke kinderen van een betjah-bestuurder heeft, maar uit een vroeger huwelijk met een KNIL-soldaat nog steeds een Neder lands paspoort bezit. De ondernemendsten, de ontwikkelden en vooral vele jongeren zijn al in Neder land. De anderen zullen in de nabije toe komst hun papieren in orde gaan maken, in tegenstelling met een regeringsverkla ring in de Kamer heb ik niets vernomen wat op tegenwerking der Indonesische autoriteiten in deze gevallen zou duiden. Integendeel, zij zullen worden voorgelicht over het leven in Nederland en sommigen horen daarbij voor het eerst Van hun leven wat „stoken" is. Dan komt de sprong in de vreemde wereld, het tragisch moment van het vex'trek uit het land, waar ondanks alle moeilijkheden voor ieder, altijd wel een gelukkig plaatsje onder de zon was, naar wat hen allicht een vreemde, kille, haast vijandelijke toekomst moet ..gaan lijken. Met een derde klas kaartje gaan zij aan boord: Het probleem verplaatst zich naar Nederland. Koningin Juliana heeft dinsdag een be zoek gebracht aan Voorne, waar zij 's mor gens de gemeente Vierpolders, Nieuwen hoorn en Hellevoetsluis bezocht. In Vierpolders bezocht Koningin Ju liana het jeugdclubgebouw „De Instuif", waar zij bloemen kreeg aangeboden door de 8-jarige Cobie Koppenol. Voor het ver trek schonk de burgemeester de Koningin een kan en zes bekers van aardewerk. In Nieuwenhoorn, waar het hoge bezoek omstreeks vijf over half elf arrivieerde, woonde de Koningin het leggen van de laatste pannen op het dak van het com plex Groene Kruisgebouw-kleuterschool- badhuis bij, en het schenken van het „pannenbier". In Hellevoetsluis reed de koninklijke stoet naar de werkhaven van de Delta werken noord, waar de Koningin te 11.05 werd begroet door hoofdingenieur A van Rijkswaterstaat ir. P. A. van der Velde en het dochtertje van de burgemeester, Her- ma van Eysinga haar bloemen aanbood. Boottocht Met behulp van een maquette gaf ir. Van der Velde een uiteenzetting over de Deltawerken, waarna Koningin Juliana een korte boottocht maakte langs de Del tawerken in dit gebied. Om 11.45 uur ver trok het gezelschap naar de Niestern Scheepsbouw Unie n.v., gevestigd aan de voormalige marine-haven, thans Indus triehaven genoemd. Hier bevindt zich een stenen droogdok, dat is gebouwd door Jan Blanken Janzn, inspecteur-generaal van Rijkswaterstaat, die in 1817 het Noord- Hollands Kanaal heeft ontworpen zoals het van 1819-1824 is uitgevoerd. Na aan komst van de Koningin werd in het droog dok, waar de binnenvaarttanker Pam 15 ligt, het water binnengelaten. Na het be zoek aan de Industriehaven wandelde het gezelschap naar de ambtswoning van de burgemeester, waarna in het gemeente huis de lunch werd gebruikt. Na de lunch in het gemeentehuis van Hellevoetsluis zette Koningin Juliana haar rondrit over Voorne voort en bezocht Nieuw-Helvoet, het natuurreservaat .Quakjeswater", Rockanje, de volkshoge school „Olaertsduyn", Brielle waar in het stadhuis een trouwplechtigheid anno 1812 werd opgevoerd, en Zwartewaal. Oogst spel In Nieuw-Helvoet, waar men voor haar een erepoort van balen stro had gebouwd, zag de Koningin een oogstspel. Zij maakte in een door burgemeester Riedijk gereden tilbury daarna een tocht door het boeren land, waarbij haar gevolg gezeten was op een boerenwagen. In het natuurmonument „Het Quakjeswater" werd een wandeling van een half uur gemaakt. Een mozaïek van bossen peen maakte in de volgende gemeente, Rockanje, duidelijk dat de tuinbouw daar een voorname be drijfstak is. De andere welvaartsbronnen zijn de landbouw en het strand en alle drie werden zij door de jeugd van Rockanje in een spel „Zo leven wij" uitgebeeld. In de volkshogeschool „Olaertsduyn" volgde de Koningin met veel belangstelling de inlei ding van ir. G. C. Lange, adjunct-directeur van de Zuidhollandse provinciale plano logische dienst, over de gevolgen van het Deltaplan voor de Randstad Holland, en de forumbespreking die op deze inleiding volgde. Bossen peen Oostvoorne, hoewel niet in het program ma opgenomen, had zich niet onbetuigd gelaten. De daar opgerichte erepoort van bossen peen was de moeite van een be zichtiging zeker waard en toen de stoet daar even stopte, werden de Koningin ter stond enige bossen peen aangeboden. Te Brielle bezichtigde de Koningin de restauratiewerkzaamheden aan de St. Catharijnetoren. In het historische stad huis woonde zij een nabootsing bij van de eerste verplichte huwelijksplechtigheid na de invoering van de code Napoleon in 1812. Per motorboot ging de Koningin hierna naar Zwartewaal, de laatste plaats die zij bezocht. Zij toonde er veel belangstelling voor een maquette van het recreatieplan Brielsche Maas. Omstreeks zes uur werd het bezoek beëindigd. Om half zeven werd de auto van de Ko ningin te Rotterdam opgehouden door een botsing tussen een motor en een auto. De motorrijder en twee inzittenden van de auto moesten zwaargewond naar een zie kenhuis worden vervoerd. cis Weg met -Ion! Ik heb een overhemd dat ik zelf kan wassen. Dat wil zeggen, het eindigt op -Ion en is elke twee dagen vuil. Dit hemd spaart mij veel waskosten uit en het voordeel is, dat elke keer dat ik mijn hemd met een aangeprezen zeeppoeder was, ook mijn handen schoon worden. Daarmee houdt alle voordeel op. Want op zichzelf vind ik het verkeerd dat een volwassen man zijn eigen overhemd zou wassen. Ik heb mijn wortels in een tijd waarin witgesteven dienstboden het leven regelden. En zelfs in de lager bij de grond- se huishoudens waar ik me in bevond, was er personeel. Tegenwoordig is personeel iets waar voor geadverteerd wordt, en dan moet het eigen zitkamer, televisietoestel, vier avonden uit, eigen auto en onderper- soneel hebben, anders doet het het niet. Met andere woorden: ik was mijn eigen overhemd. Uit dankbaarheid hiervoor hoeft het overhemd niet gestreken te worden; het weet, dat het niet het onmogelijke kan verlangen. Het overhemd is in knappe blauwe en witte streepjes, keurig gecreëerd en ene goede vriend in de twee jaar die we nu al in eikaars gezelschap doorge bracht hebben. Het overhemd kwam als een vrouwelijk geschenk en hergaf mij iets van een zekere jeugdige fleurigheid die ik al twintig jaren geleden verloren meende te hebben; ik zag er uit als mijn eigen jongere broer. Natuurlijk heb ik secundaire hemden, één met ribbeltjes voor uitgaan, één als een koeman uit het Westen met rode rui ten voor dagen dat het warm genoeg is voor afgeknipte mouwen, en nog enige diverse met gerafelde boorden en man chetten in geval van aardbeving of atoom oorlog. Maar mijn morele en sartorische achtergrond is dat ene hemd op -Ion dat bij goed weer elke twee dagen gewassen wordt, en als ik te lui ben soms wel drie of vier etmalen stof en gruis uit de atmos feer verzamelt. Ik ontmoette gisteren een rechter die uit eten ging. Hij had een keurig schoon over hemd aan, maar hij zei, dat hij zich moest verkleden. Tien minuten later kwam hij terug met, voor m ij n ogen, precies het zelfde overhemd; maar hij en zijn vrouw verzekerden mij, dat het een schóón over hemd was, alleen precies eender als het zo juist uitgetrokken volgens-hem-vuïle. En daarmede zette zich een idee vast in mijn brein: een rechter heeft niet één hemd op -Ion dat hij zelf wast, maar twee volkomen gelijke die door iemand anders gewassen worden. En terstond voelde ik hevige spijt over het voortijdig afbreken, jaren geleden, van mijn juridische studie; een studie die anders ook nieuwe over hemden-perspectieven voor mij had kun nen openen. En daarmede is het overhemd op -Ion een symbool geworden van de zwoegende grauwe mensenmassa's, die dag-in dag-uit, 's ochtends en 's avonds van en naar huis, van en naar werk, fabriek en kantoor, werkplaats en mijn' trekken. Ouderwetse heeren met twee e's en twee hemden leven nog een bestaan van gra cieuze gevoeglijkheid met bojen en wasse- rijen. Maar wij, proletariaat van geest en hand, doen 's avonds wat zeeppoeder in de wasbak en dompelen ons overhemd op -Ion er in en hangen het te drogen. Tenzij we te lui ziin en het nog een dag uitstellen. Wie weet vindt de techniek straks iets uit, dat in de wasserij moet gewassen wor den, dat niet onmiddellijk droogt en dat gestreken dient te worden. Dat zal eindelijk de grauwe massa's be vrijden van de slavernij op -Ion. H. B. Fortuin ADVERTENTIE Maandagavond omstreeks halfelf hebben twee onbekenden een roofoverval gepleegd op een bejaard echtpaar, dat een boerderij aan de Schelmseweg te Arnhem bewoont. Op genoemd uur werd er op een raam van ,de boerderij geklopt. De boer ging naar buiten en kreeg meteen een klap op het hoofd. De onverlaten drongen het huis binnen en vonden in een kastje een bedrag van f 2000. Ze bedreigden de boerin. Na nog een vluchtig onderzoek in het huis te hebben ingesteld zijn zij verdwenen. Oude scheepsmast. In de Wester- schelde voor Vlissingen, op de plaats waar onlangs de Zweedse ertstanker „Vittangi" is gestrand, heeft men een ijzeren mast boven water gehaald, ter lengte van ongeveer 9 meter met een doorsnee van 60 cm. Uit de constructie van de mast menen deskundigen te mogen concluderen dat het hier een schip betreft dat vijftig of zestig jaar geleden werd gebouwd. Twee foto's van het bezoek, dat Konin gin Juliana dinsdag aan het eiland Voorne bracht. In Nieuwenhoorn be zocht zij de bouwplaats van het com plex Groene Kruisgebouwen, waarbij haar - toen de laatste pannen waren gelegd - het zogenaamde „pannenbier" werd aangeboden. Zo zag men de Koningin dan met een glas bier in de hand. In Nieuw-Helvoet kwam burge meester Riedijk zelf aanrijden met een tilbury. De Koningin stapte in en maakte een korte rit, begeleid door de Overmaase ruiters In de uitspraak worden toonloze klin kers vaak veronachtzaamd. Ons woord kleur komt van koleur (Frans couleur) kraf van karaf, krant van courant en ons in gemeenzame taal gebezigde krek is het Franse correct. Vroeger noemde men een vrouw die op haar zaken paste, een krek wijf. Thans bezigt men het al leen als bijwoord in de betekenis: juist, precies. Bekend zijn de verbindingen: krek eender als voor: precies als en krek of voor: precies alsof. Vooral ter versterking van een tijdsbepaling wordt krek gebruikt: krek een jaar later, krek om zeven uur. Dit uitgebreide bijwoor delijke gebruik is in het Frans niet be kend. .J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 5