JAPANSE MINISTERS CONFEREREN IN HET BAD Ré Koster in Italië l! GEBOORTE VAN EEN NIEUW VOLK Het summum van genot in het Land van de Rijzende Zon is zich te laten sudderen in vrijwel kokend water Wekelijks toe<sevoe>id aan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemse/ie Courant en JJmuider Courant mtmmm ,jÊ81SSÊÊÈ WÊmÊÊÊmm SSiïSiflijj Nee, zangles geef ik niet, ik zal wel oppassen HET BOEK waaruit men hierbij enkele afbeeldingen ziet, heet „Suriname, ge boorte van een nieuw volk". De Wetenschappe lijke Uitgeverij n.v. in Am sterdam heeft het ons on geveer drie weken geleden gestuurd ter beoordeling en bespreking. Dat exemplaar heeft al een verslonsde omslag. We hebben het nu zeker twintig keer openge slagen. doorgebladerd, weer dicht gedaan, opengeslagen, doorgebladerd, van voor naar achteren en andersom. We hebben er dus niet on middellijk de juiste woor den voor kunnen vinden. Dat ligt zeker niet aan het boek. De foto, die we hier boven groot afdrukken, staat op bladzij 49. Het is het gezicht van een bosne germeisje. Ze lacht een beetje. Is ze daarmee vol doende getypeerd? Als men er iets langer naar kijkt is men er niet meer zeker van of men niet wordt uitge lachen door de wijdgeopen de neusgaten, de brede mond, de smalle ogen en de zon op het volle gezicht. Dat gezicht blijft sympa thiek. wordt dat meer naarmate men er langer naar kijkt. In de afgelopen drie weken hebben wè het steeds geprobeerd, maar we hebben geen woord kunnen vinden, dat die uitdrukking voldoende typeert. Van de honderdvijfentwintig foto's in dit boek laten zich mis schien enkele met woorden voldoende kenschetsen. Er ontbreekt een essentiële overeenkomst tussen hun expressie en onze gedach ten. Herkenning is er wel, we zitten er voor de eenen twintigste keer in te blade ren. Tenslotte moet men toch een woord gebruiken, dat het boek algemeen beoor deelt. We kiezen „boeiend". Er zijn echter veel synonie men, die de kwaliteit even min in de roos raken. In élk geval is dit' kwaliteit méér omvattend. Het is samenge steld door dr. C. F. A. Bruijning, bioloog bij Open bare Gezondheidszorg in Suriname hij maakte de foto's en door Lou Licht veld Albert Helman, die lang in Suriname heeft ge woond en de tekst schreef. Het is uitgevoerd op kunst drukpapier. We hebben het gevoel met meer woorden niets te kunnen toevoegen aan onze bewondering voor dit werk. In zijn soort be schouwen wij het als een onvervangbaar bezit. Over de tekst nog dit: de auteur heeft door zijn lange verblijf in Suriname het land en de mensen leren kennen. Hij is meer dan oen reiziger, hij werd er geboren. Wij menen in de tekst een door deze om standigheid geïnspireerde gebondenheid aan Surina me en Surinamers duide lijk te merken. De geschie denis van het land en het volk is er degelijk en dui delijk in verwerkt, gede tailleerd en boeiend ge schreven. Bij het lezen van de inleiding voelden we ons alleen wat onbevre- IN JAPAN sterven meer mensen In het bad dan in bed, heeft een statisticus mij eens verzekerd. Het verbaasde me niet, want zelf kon ik constateren, dat nergens ter wereld zo veelvuldig, zo langdurig en zo gezellig wordt gebaad als in dit land. DE JAPANNER vindt, dat hij van zijn bad alleen maar plezier kan beleven als het water bijna het kookpunt heeft be reikt en als hij prettig gezelschap heeft. In Japanse hotels eet men in afzondering op de kamers, want een eetzaal bestaat er niet, maar het wordt als de gewoonste zaak van de wereld beschouwd, dat de gasten vóór het eten gezamenlijk in één groot bad duiken. Zakenmensen en staats lieden ontmoeten elkaar dikwijls voor be langrijke besprekingen in een openbaar badhuis of in de badkamer van een restau rant en het is niet onwaarschijnlijk, dat in het verleden vele wereldschokkende politieke beslissingen zijn genomen door ministers en generaals, die samen tot aan hun nek in het hete water zaten. In dit opzicht hebben de Japanners veel gemeen met de oude Romeinen, bij wie ook de sociale functie van het bad belangrijker was geworden dan de hygiënische. En zo als de oude Romeinen enorme badhuizen bouwden, waarin zelfs bibliotheken waren ondergebracht en toneelvoorstellingen wer den gegeven, zo hebben ook de Japanners hun badpaleizen. Eén van deze luxe-bad huizen heeft zelfs enkele jaren geleden een nationale rel veroorzaakt. In 1951 werd namelijk met veel tam tam in de Ginzawijk, het vermaakscentrum van Tokio, de „Tokio Onsen" geopend, een badinrichting, zoals de wereld nog nooit had gezien. Behalve dat men er op Ja- EEN RUIME STUDIO in het hartje van Rome op de bovenste étage van een oud palazzo. Geen geluid van de straat dringt erdoor Een ideale ruimte om te musice ren. Die studio heeft de ook bij ons beken de sopraanzangeres Ré Koster uit Haarlem afkomstig gemeubileerd ge huurd. Ze heeft haar opleiding èn in ons land (bij lacques van Kempen) èn Italië (bij Malatesta) gehad voordat ze voorna melijk voor de oorlog, in het openbaar op trad. Ze woont in Amsterdam en in Rome, in beide steden heeft ze haar leerlingen. Ze vertelt ervan, al heen en weer lopend, een blonde vrouw, sierlijk, bekoorlijk. Een gastvrouw, die voortdurend aan het wel zijn van haar toevallige gast denkt, met de voorbereiding van een Italiaans eten tje, met het vinden van contacten, die het leven van die gast in het oneindige, tijde lijke Rome tot een voortdurend feest zullen maken. Ze heeft een hért, deze vrouw: dat merkt niet alleen de gast-van- het ogenblik, dat merkt ieder aanstonds, die met haar in aanraking komt. Haar leer lingen in de eerste plaats. HAAR LEERLINGEN. Tussen een arti sjok en een glas broglio vertelt mijn gast vrouw het verhaal van haar leerlingen, van haar eigen carrière in de Italiaanse hoofd stad. En dan merkt de gast: ze is niet al leen lief, ze heeft een ijzeren energie,, een taai, onuitputtelijk uithoudingsvermogen. Charme mag een bezit zijn voor iedere vrouw, zij, die in een wildvreemd land, in een wildvreemde stad een positie weet te veroveren als Ré Koster, moet zichzelf vol komen vergeten, mag nooit haar doel uit het oog verliezen, moet zichzelf niet spa ren. Dan pas zal ze zichzelf kunnen hand haven. Ré Koster spreekt er niet over met veel belangrijke woorden, ze vertelt ervan of het de gewoonste zaak ter wereld is. In het land van het bel canto als Hollandse zangpedagoge te kunnen werken, het is bijna een wonder. Ré Koster heeft er de weg gevonden. Naar Rome komen uit alle hoeken van de wereld jonge mensen ter wille van het bel canto. Ze leren er alles, wat een goede zanger moet weten om het aangeboden talent op te voeren. Maar de Italiaan heeft één grote liefde: de opera. De operazanger komt er tot volle ontwikkeling, de concert zanger dreigt er te verdorren. Daarom heeft iemand als Ré Koster er een taak te vervullen. „Nee, zangles geef ik niet. Ik zal wel oppassen!" Mijn gastvrouw ziet me haast verwijtend aan. „Ze zouden me zien aankomen! Mijn leerlingen komen naar Rome in hoofdzaak om hun stem te ont wikkelen, een groter stemvolume te ver overen. Maar daarmee zijn ze nog niet klaar voor het concertpodium, waarvoor velen zich voorbereiden. Ik zei het al, ik geef géén zangles, maar ik geef onderricht in stijl en vertolking van lied en orato rium. Daarnaast help ik mijn leerlingen bij de samenstelling van hun programma's. Ze zijn jong. De jonge man of vrouw, die zijn of haar eerste concert voorbereidt, maakt gewoonlijk het programma veel te lang. Een gerijpt kunstenaar weet wel beter. Grote kunstenaars hebben goed af gewogen programma's: een climax -naar de pauze toe, het hoogtepunt vlak vóór de pauze. Hierdoor wordt de aandacht van de hoorders voortdurend gespannen en ver mijdt de concertgever dat door de teleur stelling, die móét volgen, als de zanger reeds dadelijk bij het begin het hoogste van zijn kunnen geeft, de zaal met de pauze leegloopt. Elk programma is een mozaïek met licht en donker, schaduw naast licht, licht naast schaduw. Een programma kan goed zijn voor de een en voor de ander niet deugen. Wel gelden voor ieder dezelfde criteria: de chronologie der liederen, de tonaliteit, waarbij storende opeenvolging moet worden vermeden. Het kan bijvoor beeld hinderlijk zijn om een lied in c direct te laten volgen door een in cis. Tenslotte mag een programma geen staalkaart van composities zijn. Een programma met stijl bestaat bij voorbeeld uit een groep oude aria's, liederen van romantici en/of impres sionisten, een groep moderne en goed be werkte volksliederen. Hierop is natuurlijk een oneindig aantal variaties mogelijk: stemmiddelen, voorkeur zijn hierbij leiding gevende factoren. En.... een omvangrijke kennis der muzieklitteratuur. De meeste operazangers zijn op deze laatste noodzaak niet of slecht ingesteld: ze kennen een paar liederen van Schubert, Brahms, Fauré en daarmee is de kous af. Het behoeft geen betoog, dat ik hier in Rome juist de jonge mensen bijsta, die hun zangtechniek bij operazangers komen volmaken en van wie de meesten zelf ook aan een opera hopen te worden verbonden. Daarnaast stellen ze zich voor als concertzanger en vaker voor radio of televisie op te treden: er zijn he laas zoveel minder concerten dan vroeger. Ze vergeten daarbij, dat een operazanger bij zijn optreden wordt gesteund door zijn medespelers, door de actie, door zijn kostuum, de decors, het orkest. Als een concertzanger zijn publiek wil boeien, dan mist hij al deze hulpmiddelen, hij moet al léén, door zijn persoonlijkheid, de hoorders veroveren. Een werkelijk goede liederen- zanger moet, evenals een goed acteur, zich telkens opnieuw met de persoonlijkheid van de componist, van de tekstdichter, dus steeds van een andere kunstenaar kunnen vereenzelvigen. Hij moet dus een gecom pliceerder mens zijn dan de operazanger, die op één avond slechts met één opera figuur te maken heeft. Dit realiseren voor al zij niet, die - voordat ze bij mij komen - zich alleen ingesteld hebben op bel canto en een groter stemvolume. Bovendien ken nen de jonge leerlingen gewoonlijk alleen een paar van de bekendste liederen, die door iedereen al duizendmaal en meer wer den gezongen. Na de oorlog heb ik me, op advies van Bernac, van Darius Milhaud, van Frank Martin, op dit werk gespecialiseerd. Die zagen er iets in, als ik me in Rome hierop zou toeleggen. Trouwens, in Holland had ik al een vijftal Hollandse zangers op deze wijze geholpen. Ik heb de raad van mijn adviseurs gevolgd en nu heb ik al vijfen twintig leerlingen voor hun optreden op concertpodiums voorbereid. De eerste was een Zwitserse, die is nu getrouwd. Daarna kwamen twee Amerikaanse meisjes. Die zijn nu terug in Amerika, één zingt er voor de televisie. De Frans-Canadese sopraan digd. Deze heeft door de ritmische bouw der zinnen iets dromerigs. Door de sterke cadans werd onze aandacht afgeleid van de inhoud, maar dit bezwaar staat in de schaduw van het vervolg, waarin de ont wikkeling van Suriname voor zover wij kunnen be oordelen zeer deskundig wordt behandeld. Ré Koster is uitgenodigd om op 5 augustus een lezing met muzikale illu stratie te houden over „Nederlandse vocale muziek van de zestiende eeuw tot heden" (in het Italiaans) aan de Acca- demia Chigiana a Siena. Marthe Letourneau heeft nu veel succes in Canada, de Italiaanse coloratuur-zangeres Graziella Sciutti zingt liederen van Mozart op grammofoonplaten en is aan de Scala in Milaan verbonden. Bodi Protero heeft onder meer in Dublin en Salzburg gezon gen. En de muziekcritica van de Daily Herald - Cynthia Jolly - was ook een van de vijfentwintig. Er worden in Italië lang niet zoveel concertavonden gegeven als in Nederland: een van mijn leerlingen, de Italiaanse bariton Guido de Amicis Roca maakt nu vaak concerttournées. Maria del Socorro Sala, een Mexicaanse sopraan, kwam, nadat ze het Romeinse conservato rium had afgelopen, bij mij en is nu naar haar geboorteland teruggekeerd, waar ze een der gevierdste zangeressen is. Ik zou er nog meer kunnen noemen, maar dan wordt het te veel van het goede." EIGENLIJK vindt Ré Koster het maar half, dat ze zoveel vertelt. „Net, alsof ik mezelf cum laude wil geven!" merkt ze op. Ze lacht erbij, maar een schuchter gebaar verraadt haar oprechtheid. Ré Koster heeft een zeer eigen methode van lesgeven. Ze geeft bijvoorbeeld een interpretatiecursus voor zes zangers tegelijk, die ieder een half uur zingen. Tien toehoorders, die de muziek van het gezpngene voor zich hebben, ma ken aantekeningen. Dan maakt de lerares haar opmerkingen en zingt voor, net zolang tot de leerlingen een lied, een oratorium aria „beleven" en precies, maar ook ex pressief vertolken. „Juist door de aan wezigheid van toehoorders, die critisch zijn ingesteld, leren ze alvast wat een concert podium betekent. En de resultaten zijn zo, dat ik het, hoeveel dit werk ook van me eist, niet meer zou willen, zou kunnen mis sen." Dat betekent niet, dat Ré Koster zelf het concertpodium al vaarwel heeft gezegd. Dit voorjaar nog is ze in Rome, Zürich en Genève opgetreden (begeleid door de pia nist-componist Ernst Krenek) en nieuwe concerten met hedendaagse muziek gaan volgen. Tenslotte heeft het volkslied, spe ciaal het Nederlandse, haar grote belang stelling. Haar voordrachtmiddagen in het Italiaans trekken veel publiek, dat mede dankzij haar zijn kennis van het werk van Hollandse componisten vergroot. Ze orga niseert niet alleen muziekavonden in haar studio, waar dit werk ten uitvoer wordt gebracht, maar waar ook de liefhebbers van de toonkunst uit alle delen van de wereld elkaar ontmoeten. Door het leggen van contacten tussen Nederlandse compo nisten en musici en Italiaanse dirigenten en uitvoerders verricht ze een propagandisti sche taak, die niet genoeg kan worden gewaardeerd. Ro van Oven panse, Finse en Turkse manier kon baden, zich kon laten scheren, knippen, manicuren en masseren, kon men er gekleed! ook op Amerikaanse, Japanse en Chinese wijze eten in drie grote restaurants. Er waren dansgelegenheden en speelzalen, men kon er een kopje thee drinken in een prachtig aangelegde daktuin en voorstel lingen van film, toneel of dans bijwonen. De Amerikanen, die toen nog in Japan de lakens uitdeelden, waren over de „Tokio Onsen" niet erg te spreken. Ze spendeer den jaarlijks miljarden dollars aan de we deropbouw van dit land en konden niet zo goed begrijpen hoe de regering toestem ming had kunnen geven voor de bouw van een luxe-badhuis en tegelijkertijd bleef jammeren over de verschrikkelijke wo ningnood. De kwestie kwam in het parle ment ter sprake en premier Yoshida, die toen toch al moeite genoeg had om zijn hoofd boven water te houden, werd door de oppositie ervan beschuldigd in troebel badwater te vissen. Even leek het er op of de „Tokio Onsen" weer afgebroken zou moeten worden, maar tenslotte liep de zaak met een sisser af en moest de eigenaar al leen zijn speelzalen sluiten. DE BELANGRIJKE functie, die de bad kamer in het maatschappelijke leven van Japan vervult, heeft er toe geleid, dat aan de inrichting van dit vertrek zeer veel zorg wordt besteed. Voordat men de eigen lijke badzaal betreedt, komt men in een voorportaal, waar de kleding in een platte bamboemand wordt gedeponeerd. LangS' de wanden van de badzaal zijn op ongeveer een halve meter van de grond kranen voor warm en koud stromend water aan gebracht. Zittend op een laag krukje dient men zich bij deze kranen in te zepen en af te spoelen met behulp van een houten bakje. Pas daarna laat men zich zakken in het betegelde bassin, dat lijkt op een klein ondiep zwembad. Dikwijls is om dit bassin een kunstmatige rotspartij aange bracht, waarop dwergboompjes en palmen groeien. In eenvoudiger badkamers staat een vaas met verse bloemen. De Japanner heeft een afschuw van kou de of lauwe baden en is gewend aan water temperaturen, die een westerling nauwe lijks verdragen kan. Er bestaan in dit land zelfs gietijzeren badkuipen, die van onde ren door een gasvlam verhit worden en waarin men dus meer of minder gekookt wordt. „Goemon-boero" heet dit soort bad en het is genoemd naar Goemon Ishikawa, een beruchte struikrover uit vroeger jaren. Deze man werd, toen men hem eindelijk gevangen had, met zijn hele gezin levend gekookt in een enorme ketel, een straf die de Japanners in de loop der jaren blijk baar zijn gaan beschouwen als één der grootste genietingen van het leven. In Kusatsu op de helling van de vulkaan Asama is een natuurlijke warme bron om gebouwd tot het heetste bad van Japan: een badmeester stelt hier de baders op in een rij langs het bassin en dan roepen alle ge zamenlijk luidkeels: „Eén, tweedrie!" en plonsen tegelijk het water in, dat zo warm is, dat niemand er zonder de morele bijstand en het voorbeeld van lotgenoten durft in te duiken. Tijdens het baden zingt men in koor een ritmisch lied, ook alweer om steun te vinden bij elkaar en om te voorkomen, dat men het gaat uitgillen van de pijn. Maar dat zijn natuurlijk excessen. Een normaal Japans bad is na enige oefening voor een westerling, die geen hartkwaal heeft, wel uit te houden. Het kan zelfs erg verkwikkend zijn, vooral in de regen periode, want dan loopt de vochtigheids graad van de buitenlucht vaak op tot tachtig of negentig percent en ziet men wekenlang de zon niet. Alles wordt dan vochtig, kil en klam. Schoenen, die een dag ongebruikt in de kast staan, raken bedekt met een groene schimmellaag, siga retten slaan bruin uit, lucifers willen niet meer ontvlammen. Een half uurtje in het hete water kan de verkleumde burger, die in dit seizoen het gevoel krijgt, dat ook zijn hersens beschimmelen en zijn gewrich ten verroest zijn, onnoemelijk veel moed geven. Het is dus waarschijnlijk het klimaat geweest, dat het Japanse volk heeft ge maakt tot het baadlustigste en schoonste ter wereld. Ten minste tweemaal, als hij even de kans krijgt driemaal per dag, neemt de Japanner een bad. De tweedui zend openbare badinrichtingen van Tokio verwerken dagelijks meer dan een miljoen klanten. De andere inwoners van de hoofd stad baden thuis of in restaurants. KEIZER MEIJI, de grootvader van Hiro- hito, was een bijzonder groot liefhebber van het sudderen op een zacht pitje. Men zegt, dat hij bijna de helft van zijn leven in het warme water doorbracht. Als hij niet in bed lag, zat hij in een kolossale hou ten badkuip, waarin hij staatszaken af handelde en zijn ministers te woord stond, terwijl een legertje lakeien heen en weer draafde met emmers heet water, want boilers of geysers kende men toen nog niet. Eén groot voordeel van de Japanse baad- woede staat onomstotelijk vast: reumatiek is een ziekte, die in het Land van de Rij zende Zon vrijwel niet voorkomt. Misschien zouden ook wij in ons natte landje gezon der worden als wij ons wat vaker en lang duriger in de badkuip begaven W. Kielich

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 17