Opnieuw zal Bossu
de strijd om Hoorn verliezen
Abharranam sprak met olifanten
ONZE NAMEN
Laatste woord
Zij wilden zo graag
eens anders
heten
Geheimzinnige relaties tussen mens en dier
nabij de plaats Chikballapur in India
ZATERDAG 1 JUNI 1957
Erbij
PAGINA TWEE
Over rapport betreffende
commerciële televisie
Televisie voor controle
van motoren
Indianen in Alaska
Beletsel
Weer terug
TEN BESLUITE van onze reeks voor
lopige beschouwingen naar aanleiding van
het rapport van de door de verenigings
raad van de VARA ingestelde commissie
„Commerciële televisie in Nederland, ja
of neen?" laten wij thans enige opmer
kingen volgen omtrent de programma's en
de organisatie, welke tevens als een samen
vattende conclusie kunnen dienen.
In ons eerste artikel (Erbij, 17 mei) stel
den wij reeds, dat wij de vrees van de
commissie voor oppervlakkige commerciële
programma's niet deelden, niet omdat wij
deze voorspelling loochenden, maar omdat
wij een dergelijke ontwikkeling geen ramp
vinden. Integendeel: we zijn eerder ge
neigd een dergelijk verloop te bevorderen,
omdat wij, zoals wij in onze vorige be-
schouwing schreven,
met de heer M. A.
Voor de Reinalda van mening
zijn, dat reclame in
microfoon de televisie onont
koombaar zal blijken,
Z wil de TV werkelijk
een afspiegeling van
het maatschappelijk leven bieden. De tele
visie is voorbestemd een medium voor de
massa te worden. Haar programma's zul
len daar met en zonder reclame de sporen
van dragen. En nu kan de VARA-commis-
sie de kansen op een zichzelf bedruipen
van de Nederlandse beeldomroep nog zo
gunstig beoordelen: het lijkt ons toch wel
duidelijk, dat de financiële belangstelling
van een paar grote voor de wereldmarkt
werkende ondernemingen de programma
staf veel grotere mogelijkheden én in het
amusement én in de actualiteiten kan ver
schaffen dan een aan enge grenzen gebon
den inkomstenbron uit kijkgelden. En wij
geloven, dat de toekomstige programma
staven slechts één richtsnoer behoeven te
volgen: levensvreugde en het wereldge
beuren in de huiskamers te brengen. Zowel
het amusement als de reportages kunnen
het beste in de vorm van door bepaalde
firma's gepatroneerde uitzendingen wor
den gegoten, uiteraard onder verantwoor
delijkheid van een beheermaatschappij
voor de beeldomroep. Wij zijn het eens met
de VARA-commissie wanneer deze een ze
kere matiging bepleit ten aanzien van het
aantal televisiezenduren. Gezien de be
perkte talentenvoorraad in ons land is een
restrictie tot ongeveer vierentwintig zend
uren per week geboden. Maar dit wil ook
zeggen, dat de beheersmaatschappij toch
nog voldoende kieskeurig kan blijven ten
aanzien van de aan haar goedkeuring
onderworpen gepatroneerde programma's,
terwijl zij ook zelf programma's kan laten
ontwerpen en deze aan adverteerders aan
bieden. Gezien de monopolipositie van de
TV-organisatie één televisieprogramma
zal In Nederland toch wel regel blijven,
hoewel een regionaal, voor de Randstad
Holland bestemd commercieel programma
eveneens mogelijkheden biedt zal men
altijd wel belangstellenden daarvoor vin
den, als het maar niet Vondels „Jephta"
of daarmee gelijk te stellen cultuurgoede
ren betreft. De belangrijkste bestanddelen
van het wekelijks televisieprogramma zul
len echter bestaan uit twee gevarieerde
programma's, een uitzending van opera of
operette, een licht en een wat serieuzer
televisiespel en verder veel actualiteiten,
sport en film. De „grote" uitzendingen
worden, zoals gezegd, gepatroneerd, de
kleinere programma's kunnen door middel
van omringende „spots" (korte aankondi
gingen met dia's) en bedrijfsfilmpjes ruim
schoots worden gefinancierd. Er is uiter
aard geen enkel bezwaar tegen om voor
levens- en maatschappijbeschouwelijke
voorlichting dagelijks enige tijd te reser
veren, maar dit soort programma's zal in
de televisie altijd veel minder omvangrijk
kunnen zijn dan in de radio. Voor de toe
komst mag men verwachten, dat de radio
meer en meer het medium zal worden
voor degenen die zich een zekere inspan
ning bij hun vrijetijdsbesteding willen ge
troosten.
Omroep-organisatorisch bezien is een
commercieel televisiebestel inderdaad
moeilijk te rijmen met de structuur van de
huidige Nederlandse Televisiestichting,
welke overigens slechts een voorlopige is.
Men kan zich zeer goed een beheersmaat
schappij, waarin de overheid participeert
omdat dan door middel van haar tegen
woordigheid alle maatschappelijke groe
peringen aan haar trekken kunnen komen,
voorstellen met één of meer produktie-
"maatschappijen en een verkoopsbureau als
dochterondernemingen. Deelneming van de
overheid is gewenst, opdat de baten ook
zoveel mogelijk de gemeenschap ten goede
komen, maar dit mag niet leiden tot een te
grote bemoeienis met het programma: pro-
duktiechefs en artiesten dienen niet alleen
vrij te zijn, maar vooral zich ook vrij te
voelen, niet gehinderd do r allerlei fetisj es-
men, heiligehuisjes-overwegingen en koud
watervrees. Wie de heilzame invloed wil
bespeuren van de commerciële omroep op
het enthousiasme en de wil om te slagen
van microfoon- en camera-artisten worde
een bezoek aan de studio's van Radio-
Luxemburg aanbevolen.
Men zal gemerkt hebben, dat onze be
schouwingen over het VARA-televisie-
Bij de foto's
De Waag in Hoorn, stemmig voorbeeld
van laat-middeleeuwse bouw, prachtig
geconserveerd door het stadsbestuur,
waar thans een restaurant, een stukje
museum en de VVV zijn gevestigd.
Bossil, de geweldige, wiens Spaanse
benden werden ingetoomd door de moed
der Hoornsen: wat toen een drama in
de werkelijkheid was, wordt nu een
blijspel ter gelegenheid van de stads
feesten en Maximiliaan de Hennin
Bossu zal in deze gedaante in triomf
het Rode Steen worden opgebracht om
de vroedschap te worden voorgeleid.
DE GEVELS rond het Rode Steen, dat
warme hart der stede Hoorn, zullen niet
verbleken, als op vrijdag de vijfde juli
1957 van de havenkant een ijlbode over de
kleine keien zal galopperen om de vroed
schap kond te doen van de schriklijke tij-
dinge, dat de vloot der Spaansen het Hop
benadert en klaarblijkelijk een aanval
tegen de oude Geuzenveste in den zin
heeft. Want dat hebben ze méér beleefd en
het liep allemaal goed af: Graaf Bossu
heeft de strijd op de Zuiderzee met zijn
Duitse, Waalse en Franse soldaten in 1573
ook al een keer verloren en men heeft toen
van de kant der ijlings opgeroepen prins-
gezinden zijn bodem „d'Inquisitie" onder
gejuich geënterd, het schip van de vice-
admiraal ,,'t Heilige Geeft" vrolijk in de
grond geboord en zich niets aangetrokken
van de dertig metalen stukken, waaruit
het vurig lood over de avondlijke zee werd
gespuwd.
Zij zullen alles herkennen, die oude
gevels en 't voetvolk, dat de bejaarde don
derbussen naar de wallekant versjouwt,
bemoedigend toeknipogen. Want ze weten
het immers: Van Alkmaar begon even
daarna de victorie en de Spanjolen en hun
Alva werden met een fikse schop het land
uitgejaagd. Ze zullen in de late avond, als
het lawijt der vuurmonden over de Zui
derzee is weggelopen op de wind, de Graaf
Bossu met zijn gevangen manschappen in
Hoorn opnieuw zien binnenbrengen en ook
hem zij het wat ironischer dan de pie-
keniers toeglimlachen: het gemeen zal
de krijgsgevangenen weliswaar grovelijk
pogen te beledigen, maar het zal toch alte-
maal met een sisser aflopen. Bossu krijgt
in het Hoornse Burgerweeshuis immers
een redelijk onderkomen, want met de
smaad des verliezers moet men niet spot
ten, naar de stadsregering destijds terecht
tot haar devies verheven heeft. En dan
zullen die van Hoorn verheugd zijn en een
herinneringspenning laten slaan met de
woorden „Christus is het plegtanker onzer
hoop" aan de ene kant en „De Inquisitie
verderft zich zelve door al te nauwkeurig
onderzoek" ter andere zijde, waarmee de
Spanjaarden het dan weer doen kunnen.
rapport minder weerleggingen daarvan zijn
geweest dan wel een aanvulling daarop.
Deze completering was nodig omdat de
commissie uitsluitend is uitgegaan van de
vraag of inkomsten uit reclame voor de
Nederlandse beeldomroep een noodzakelijk
kwaad vormde of dat men het ook zonder
de commercie kan stellen. Tegenover dit
negatieve standpunt hebben wij er prijs
op gesteld een positieve waardering van
de commerciële televisie te laten horen.
Speciaal aanbevolen: De bekende Bel
gische violist Arthur Grumiaux speelt met
het Limburgs Symphonie-orkest het viool
concert van Mendelssohn .(zond. 2 juni,
Hilv. I); De organist Marcel Dupré en het
Coro Easo uit San Sebastian op het Festi
val van Bordeaux (zond. 2 juni, Paris-Inter,
1829 m, 21 uur); Twee bekende Italianen:
Enrico Mainardi, cello <m Carlo Zecchi,
piano (maand. 3 jurii, ÏTilv.'H); Een Pöólse
inzending voor de Prix Italia, „Qu'est-ce
que vous faites avec mon piano" gaat op
maandagavond 3 juni om 21 uur over de
antennes van Paris-Inter (1829 m); Muzi
kale documenten: Grote componisten spe
len hun eigen werk (Hilv. I, maand. 3
juni); Als Nederlandse bijdrage tot de
Elgarherdenking (deze Engelse componist
werd honderd jaar geleden geboren) zendt
Hilversum I dinsdagavond 4 juni diens
celloconcert uit met Pierre Fournier als
solist; Sonaterecital door Ventislav en Lu-
bomir Yankoff (Paris-Inter, 1829 m, don
derdag 6 juni, 22.30 uur); Gilbert Bécaud
in „Het zingende hart" (vrijd. 7 juni, Hilv.
II); Sonates van Scarlatti en Van Beet
hoven door Nina'- Milkina (vrijd. 7 juni,
Home Service, 330 m).
J. H. Bartman
De K.L.M. heeft een installatie voor con
trole van motoren besteld, die uitgerust
zal zijn met televisie. Op ee nscherm zal
de controleur de draaiende motor, die op
een afstand van 40 meter staat, kunnen ob
serveren en controleren. Het voordeel van
deze toepassing van bedrijfstelevisie is dat
de proefdraaiende motor kan worden ga
degeslagen zonder dat men last heeft van
het lawaai.
In het onder de kop „Dorp behekst" op
zaterdag 27 mei in „Erbij" geplaatste be
richt wordt gesproken over het dorp Tlin-
git in Alaska, dat alleen door Indiërs wordt
bewoond. Een lezer schrijft ons, dat de
naam Indiërs vermoedelijk een verkeerde
vertaling is van het Engelse „Indians" en
dit vermoeden lijkt ons juist. In Alaska
wonen wel Indianen, maar geen Indiërs.
TJA, ZO ONGEVEER zal het gaan op
een van de hoogtepunten van het Hoornse
feestgedruis, dat het stadje aan de inge
toomde binnenzee gaat veroorzaken ter ge.
legenheid van zijn zeshonderdste verjaar
dag.
Historische lieden hebben uitgedacht dat
Hoorn in 1357 zijn stadsrechten verkreeg.
Hetgeen niet zeggen wil, dat er vóór die
gedenkwaardige dag geen Hoorners aan
het Hop woonden, want reeds in de tijd,
dat er eer. watertje, de Gouw, door de kop
van Noordholland stroomde, leefden hier
nijvere landslieden, die in het begin van
de veertiende eeuw aan de eerste grond
vesten van een nederzetting begonnen en
die tezamen later de naam „Hoorn" ver
kregen. Wellicht uit de vorm van de haven,
misschien als gevolg van een uithangbord,
dat een der huisjes sierde wie zal het
zeggen? In elk geval ging Hoorn een bloei
ende tijd tegemoet: de handel op de Oost
zee én de Hanzesteden I's een vast punt in
elk boekje over de vaderlandse geschiede
nis en de herinnering aan wat thans de
„dode steden aan het IJselmeer" worden
genoemd, is in al die verhalen levend ge
houden.
Sterker nog echter ligt de herinnering
gebed aan het Rode Steen, aan de Veer
manskade en de Melknapsteeg, waar
Aan het havenhoofd van het stadje is
dit beeld te vangen - alsof er niets ver
anderd is sinds Bossu zijn vermetele
aanval waagde op het Oranjegezinde
stadje en overmeesterd werd.
Hoorn nog elke dag zijn gevels naast el
kaar ziet. Gerimpeld en scheef sommige,
als de gelaten van heel oude mannen, die
het leven nog slechts van horen fluisteren
kennen, vitaal en opnieuw verguld echter
vele anderen, omdat het zonde was, zoveel
moois te laten verzakken en vergaan.
HOORN HEEFT niet slechts handel ge
dreven en welvaart binnen zijn muren op
getast, want het rumoerig volkje der Ken-
nemers en der Geldersen heeft menigmaal
zijn tenten voor de stadspoorten opge
slagen in de roerige zestiende eeuw en er
verrezen dreigende torens in het stads-
silhouet, die ongewenste wapendragers
moesten vermanen niet te dicht bij te ko
men, omdat er anders met vuur en vlam
op hen gemikt zou worden: de Mariatoren,
de Oosterpoort en de Hoofdtoren.
De zestiende eeuw kwam en Hoorn ver
beidde de hoorn des overvloeds, die de
zeventiende in zijn ransel droeg. Hoorn
werd hoofdplaats van Westfriesland en de
Compagnieën-van-verre vestigden in de
stad een „kamer" ge kunt ook dit lezen
in elk geschiedenisboek. In die dagen
kreeg het stadje zijn schoonste gevels en
Vondel dichtte niet om niet van deze stad:
„Hier is de Zuivelzwaag, de Munt en 't
Hof der Staaten En Zeevaart, op wiens
trouw d'inwoners zich verlaaten Een
Raadhuis zonder smet, de vrijburg van 't
gemeen Zoo draagt West Friesland
moed op d'eere van zijn steen...."
MAAR OM VONDEL geheel te kunnen
geloven zult ge moeten rondgaan langs de
resten van de kloosters langs de Cecilia-
kapel, langs het Raadhuisje aan de Nieuw-
straat, dat oorspronkelijk een Hierony-
mietenklooster was, langs de „Bossuhui-
zen" en de huizen der Verenigde Oost-
Indische Compagnie, die aan „Onder de
Boompjes" het patina der eeuwen berus
tend aanvaarden. Ge moet gaan pelgrime
ren langs het graf van de vader van IJs-
brandt Willemszoon Bontekoe, de auteur
van 't Journaal ofte gedenkwaerdige be-
schrijvinghe van de Oost Indische Reyse,
dat stil in de Noorderkerk te kijk ligt on
der een strenge, blanke gothiek, die be
doeld was voor de eenvoudige luyden. Het
koor van de Noorderkerk werd in de ne
gentiende eeuw als armenkerk gebruikt,
omdat er toen nog duidelijk rangen in de
hemel gehandhaafd werden door degenen,
die daartoe op aarde voorbereidden.
MAAR EN IK wil u niet te lang op
houden, want Hoorn is onuitpuitteiijk
het St. Pieterhof aan het' „Dal" gelegen
moogt ge niet overslaan, daar kunt ge de
Bossuhuizen en het stille haventje met de
kantige Hoofdtoren aan het water van de
zee. die hier nog echt een beetje zee is,
desnoods nog even voor laten rusten. Op
de binnenplaats van dat Hof, dat begon
als een klooster en eindigde als een oude
mannenhuis ligt het leven zo geheel roer
loos aan de voet van de pomp en tegen de
bakstenen van het klokkentorentje, dat het
een wonder lijkt te zijn, als er van buiten
een claxon tot bezinning en tot daden
roept.
UIT DEZE STAD zijn nu enige forse
daden voortgekomen. Een feestcomité
heeft zich opgemaakt om tussen woensdag
26 juni en zaterdag 13 juli de stad geheel
overeind te zetten en te houden en daarbij
zeer vele gasten te ontvangen. Mét de zee
slag waarin Bossu ten onder ging, mét een
..dag der lange messen" (waarop alle oud-
Ho rrners en vrienden van Hoorn worden
genood enige aan het spit gebraden ossen
te helpen verorberen) en op de „dag van
het bier" als er een nieuwe variëteit bier
«ebrouwen wordt uit vermoedelijk Hoorns
Hop.
LAAT DE HOORN horen over Hoorn,
heeft dit feestcomité de wereld toegeroe
pen en het zal hierin achttien dagen voor
gaan. Waarin de historie het heden zal
ontmoeten en Graaf Willem V van Hol
land, de schenker van het stadsrecht, Max
van Praag de hand zal drukken, waarin
liet Dutch Swing College de eerbiedwaar
dige Westfriese folklore gaat begeleiden
en waarin een Surinaamse delegatie en
een Beierse avond broederlijk tezamen
voorkomen. Het heeft een paar duiten ge
kost in Hoorn en Bossu zal het wederom
verliezen, maar de zeshonderdste verjaar
dag zal een feest worden, waaraan Hoorn
de volgende honderdvijftig jaar genoeg
heeft.
J. Folkertsma
IN ENGELAND maakt men het de
burgers niet moeilijk als zij van naam
willen veranderen. Wie er een bedrag
van twee pond voor over heeft, krijgt
snel alle officiële medewerking. Onder
deze omstandigheden gebeurt het nogal
eens dat Britten hun naam wijzigen.
Zelfs een geruchtmakende strafzaak
kan daar aanleiding toe geven. Toen de
massamoordenaar John Haigh terecht
stond gingen niet minder dan zesender
tig Engelsen, die de zelfde naam droe
gen, opeens anders heten. Of de keus
geen nieuwe teleurstelling brengt, dient
te worden afgewacht. Want aan opzien
barende rechtsgedingen is in Engeland
nooit gebrek.
DE TWEEDE WERELDOORLOG
bracht in Engeland eveneens vele
naamsveranderingen met zich mee. In
Liverpool noemde een Adolphus Hitier
zich maar liever' Joseph Hyde en in
Cambridge koos John Gobel de naam
Bell. In Middlesex bleek zelfs een Gui-
seppe Ciano te wonen, hy wendde zich
tot de autoriteiten om voortaan Joseph
Smith te mogen heten. Daarmee dook
hy in de massa onder: de naam Smith
is in Engeland de meest verspreide en
komt er ruim achthonderdduizend keer
voor. Na het uitbreken van de eerste
wereldoorlog werden in Engeland vry-
wel alle Duitse namen in andere ge
wijzigd. In 1917 volgde koning George
V uit het huis Saksen-Coburg-Gotha
dit voorbeeld door van zyn Duitse na
men en titels afstand te doen en de
naam Windsor, ontleend aan de resi
dentie Windsor Caslle, aan te nemen.
In dat zelfde jaar werd de naam Von
Battenberg in Mountbatten gewijzigd.
De politieke ontwikkeling der laatste
jaren deed de Londenaar John Henry
Stalin zijn geslachtsnaam verzaken. Hij
wilde liever English heten, een keuze,
die stellig moest demonstreren, dat hij
een goede patriot was. In deze periode
werd tevens een aantal Russische na
men in Engelse gewijzigd.
IN ZUID-AFRIKA ontdoet men zich
wel van Russische en Poolse namen
omdat ze een beletsel vormen voor het
vinden van een werkkring. Want lieden
met dergelijke namen worden licht van
communistische gezindheid verdacht.
In Canada ondervond zelfs een Neder
lander moeilijkheden. Zyn Friese naam
Boorsma klonk de Canadezen ook al
Russisch en dus verdacht in de
oren. Hy heet thans heel onschuldig
Barron en heeft nergens meer last van.
De activiteit van wylen senator Mc
Carthy bezorgde de dragers van Rus
sische en Poolse namen in de Verenig
de Staten ook al weinig genoegen, na
genoeg al deze namen zyn thans door
wijziging verdwenen., Tot naamswijzi
ging op grote schaal komt het eveneens
in de jonge staat Israel, waar vele
nieuwkomers hun namen in het He
breeuws vertalen. De onlangs in Den
Haag aangekomen Israëlische gezant
Channa Cidor (citroen) heette oorspron
kelijk Citroen. Hy werd in Berlijn uit
Nederlandse ouders geboren en is een
broer van de Wassenaarse kunstschil
der Paul Citroen.
NIET ALLEEN tegen Russische na
men bestaat in de Verenigde Staten be
zwaar, in het dagelijks verkeer leveren
alle niet-Engelse namen moeilijkheden
op, vooral als ze lang zijn. Een Neder
landse familie Hooghiemstra noemde
zich daarom High. Andere voorbeelden
van in de Verenigde Staten veranderde
Nederlandse geslachtsnamen zyn Coo
per (Kuiper), Vandiver (Van der Veer),
Riker (Reyger), Ilighstone (Hoogsteen),
Fieldhouse (Veldhuys), Silvernail (Zil
vernagel), Van Fleet (Van Vliet) en
Mayhouse (Meihuizen). De namen, die
al een zekere klank hadden eer in de
Nieuwe Wereld de Britse invloed begon
te overheersen, bleven ongewijzigd
(Van Rensselaer, Stuyvcsant, Schuyler,
Ten Eyck en Roosevelt). Lieden, die
hun fortuin nog moeten maken, kunnen
dit echter maar het liefst onder een En
gelse naam proberen. Een Griekse sla
ger, Elias Harahampopoulos, die in 19ï2
in Chicago een winkel opende, noemde
zich dus Lewis Harris. Verleden maand
verzocht hij berouwvol of hy zyn oude
naam weer mocht voeren. Want de ver
andering had hem geen zakelijk gcw'ó
gebracht: zijn klanten ergerden zich b'i
voortduring aan de naam Harris, die vj
niet kontien uitspreken. Met Haraham
popoulos hadden zij daarentegen niet de
minste moeilijkheden. Want de gehele
cliëntele van deze slagerswinkel be
stond uit Grieken.
G. de Boer van der Ley
IN DE JAREN vóór de tweede wereldoorlog woonde in India
in het land Mysore nabij de plaats Chikballapur een eenvoudig
man. Hij heette Abharranam. Hij was vroom en vlijtig. Hij be
bouwde met zorg zijn stukje grond. Hij zorgde eveneens goed
voor zijn dieren. Na zijn werk was hij gewend een sobere maal-
tijd te gebruiken en vervolgens te rusten, te praten met zijn
buren of te mediteren. Eens op een avond in 1938 werd Abhar
ranam uit zijn rust en overpeinzingen opgeschrikt door harde
stemmen. Abharranam ging naar buiten en zag daar een groepje
ontstelde mensen. Zij vertelden hem, dat er in de bossen in de
buurt een dolle, wilde olifant was. Abharranam begreep hun
schrik, want een dol geworden olifant kon voor alle inwoners
van de streek grote gevaren opleveren. De mensen waren naar
Abharranam's huisje gekomen, omdat zij wisten dat hij als
jongeman veel met olifanten was omgegaan. Hij had namelijk
als knecht gewerkt in de stallen van de maharadja. Abharra
nam begon met de mensen kalmerend toe te spx-eken. Kijk eens,
zei hij, het is mogelijk om iedere opgewonden olifant tot rust
te brengen, mits men de taal der olifanten maar voldoende
machtig is. De mannen keken hem verwonderd aan. Wat was
dat voor een taal, die taal der olifanten? Zij staken het niet
onder stoelen of banken, dat zij hem voor een opschepper hiel
den, voor een grootspreker, die zijn woorden beslist niet waar
zou kunnen maken.
ABHARRANAM DACHT een ogenblik na en zei toen, dat hij
iets tegen het gevaar zou ondernemen. Rustig en zelfverzekerd
deelde hij de opgewonden lieden mede, dat hij alleen het bos in
zou gaan. Hij zou proberen de dolle olifant te vinden, maar dat
kon wel een paar dagen vergen en daarom verzocht hij de man
nen om tijdens zijn afwezigheid goed te willen passen op zijn
woning, zijn dieren en zijn tuin. Een uurtje na het gesprek met
de dorpsgenoten trok Abharranam het bos in. Hij nam wat
voedsel mee, een ivoren fluitje en een bamboestok van ander
halve meter lengte met een metalen haakje aan het uiteinde. De
volgende dag hoorde men niets over Abharranam. De derde dag
evenmin. Reeds werd er gemompeld, dat hij het slachtoffer was
geworden van een tijger. Het was echter loos alarm, want de
vierde avond na zijn vertrek kwam Abharranam weer uit het
bos tevoorschijn. De dorpelingen hoorden eerst een schelle fluit
toon. Het geluid kwam geleidelijk naderbij. Een half uurtje later
zagen de mensen Abharranam in levende lijve verschijnen. Ach
ter hem stapte een volwassen mannetjesolifant. De buren en
komen, dat deze hem kon verstaan, had hij het dier toegespro
ken in de taal der olifanten. De olifant was toen heel rustig
blijven staan. Alleen zijn oren had hij een beetje bewogen. Ver
volgens, was Abharranam heel dicht bij het dier gaan staan en
had hij het overreed om mee te gaan. Na een korte aarzeling
had de olifant gevolg gegeven aan de wens van Abharranam en
zich verder door fluittonen en aanwijzingen met de stok laten
leiden naar het dorp. Van dolheid of woestheid was geen spoor
meer te bekennen. Maar welke was die taal der olifanten? Bij
wijze van antwoord blies Abharranam zacht op zijn fluitje. De
olifant draaide zijn zware hoofd naar hem toe. Rustig en toch
met nadruk zei Abharranam tegen het dier: „Wees bedaard en
kalm. Er dreigt geen geaar voor je zolang ik, Abharranam, in je
buurt ben". De olifant bleef inderdaad merkwaardig rustig. Én
tot hun niet geringe verbazing zagen de mensen van de streek
in de loop der volgende weken, dat de grote olifant Abharranam
trouw op de voet volgde, waarheen zijn „temmer" zich ook be-
vrienden konden hun ogen niet geloven. Was die Abharranam
een tovenaar? Allerlei geruchten deden de ronde.
ZODRA ABHARRANAM bij zijn huisje gekomen was, be
stormde men hem met vragen. Hij glimlachte. Een tovenaar, zei
hij, was hij helemaal niet. De vangst en de genezing van de
olifant had iedereen kunnen verrichten, die de taal der olifan
ten sprak. Hij, Abharranam, had de olifant alleen maar heel
behoedzaam beslopen. Toen hij na veel moeite olifanten zijn
waakzaam geslaagd was om zo dicht bij de oerwoudkolos te
gaf. Het dier deed precies wat Abharranam wenste. Het ver
stond en begreep hem.
Het gerucht van Abharranam's buitengewone talenkennis
verspreidde zich snel door het land. Een hoogwaardigheidsbe
kleder van de maharadja ontbood Abharranam bij zich. Daar
kreeg hij de aanbieding, opnieuw een functie, maar nu een
tamelijk hoge, in de stallen van de heerser te mogen bekleden.
Abharranam putte zich uit in verontschuldigingen. En hij zei,
dat hij het mooie en eervolle ambt niet kón aanvaarden, omdat
de dieren in de vorstelijke stallen zoveel met mensen in aanra
king komen, dat zij hun natuurlijke aard en goedheid deels ver
liezen en zijn gave bij zulke dieren nutteloos was. Toen ging Ab
harranam terug naar zijn nederige woning. Na de oorlog bezocht
een wetenschappelijk gevormd Europeaan de streek, waarin
Chikballapur ligt. Hij hoorde daar van een vriend het relaas
van Abharranam's ervaringen met de wilde olifant. Hij vroeg
toen de „temmer" naar de achtergronden van het verhaal.
Abharranam vertelde ze hem. Als jongen, zei hij, leerde ik van
een oude olifantenoppasser, dat geen enkel wild dier gevaarlijk
is voor de mens. Wie zo'n dier onbevreesd en zonder geweld
dadige bedoelingen nadert en dan rustig met het beest spreekt
maakt een heel grote kans om het dier blijvend aan zich te bin
den. De dieren verstaan de woorden niet, maar zij verstaan wel
de toon en de geest van het gesprokene. Zij voelen de bedoeling
aan, die achter de klanken schuilgaat. De toon maakt hen rustig
of bang, volgzaam of agressief. Wie de dieren vertrouwen in
boezemt, wordt door hen begrepen en geacht.
(Uit „Cartoon Treasury