Opnieuw zal Bossu de strijd om Hoorn verliezen Abharranam sprak met olifanten ONZE NAMEN Laatste woord Zij wilden zo graag eens anders heten Geheimzinnige relaties tussen mens en dier nabij de plaats Chikballapur in India ZATERDAG 1 JUNI 1957 Erbij PAGINA TWEE Over rapport betreffende commerciële televisie Televisie voor controle van motoren Indianen in Alaska Beletsel Weer terug TEN BESLUITE van onze reeks voor lopige beschouwingen naar aanleiding van het rapport van de door de verenigings raad van de VARA ingestelde commissie „Commerciële televisie in Nederland, ja of neen?" laten wij thans enige opmer kingen volgen omtrent de programma's en de organisatie, welke tevens als een samen vattende conclusie kunnen dienen. In ons eerste artikel (Erbij, 17 mei) stel den wij reeds, dat wij de vrees van de commissie voor oppervlakkige commerciële programma's niet deelden, niet omdat wij deze voorspelling loochenden, maar omdat wij een dergelijke ontwikkeling geen ramp vinden. Integendeel: we zijn eerder ge neigd een dergelijk verloop te bevorderen, omdat wij, zoals wij in onze vorige be- schouwing schreven, met de heer M. A. Voor de Reinalda van mening zijn, dat reclame in microfoon de televisie onont koombaar zal blijken, Z wil de TV werkelijk een afspiegeling van het maatschappelijk leven bieden. De tele visie is voorbestemd een medium voor de massa te worden. Haar programma's zul len daar met en zonder reclame de sporen van dragen. En nu kan de VARA-commis- sie de kansen op een zichzelf bedruipen van de Nederlandse beeldomroep nog zo gunstig beoordelen: het lijkt ons toch wel duidelijk, dat de financiële belangstelling van een paar grote voor de wereldmarkt werkende ondernemingen de programma staf veel grotere mogelijkheden én in het amusement én in de actualiteiten kan ver schaffen dan een aan enge grenzen gebon den inkomstenbron uit kijkgelden. En wij geloven, dat de toekomstige programma staven slechts één richtsnoer behoeven te volgen: levensvreugde en het wereldge beuren in de huiskamers te brengen. Zowel het amusement als de reportages kunnen het beste in de vorm van door bepaalde firma's gepatroneerde uitzendingen wor den gegoten, uiteraard onder verantwoor delijkheid van een beheermaatschappij voor de beeldomroep. Wij zijn het eens met de VARA-commissie wanneer deze een ze kere matiging bepleit ten aanzien van het aantal televisiezenduren. Gezien de be perkte talentenvoorraad in ons land is een restrictie tot ongeveer vierentwintig zend uren per week geboden. Maar dit wil ook zeggen, dat de beheersmaatschappij toch nog voldoende kieskeurig kan blijven ten aanzien van de aan haar goedkeuring onderworpen gepatroneerde programma's, terwijl zij ook zelf programma's kan laten ontwerpen en deze aan adverteerders aan bieden. Gezien de monopolipositie van de TV-organisatie één televisieprogramma zal In Nederland toch wel regel blijven, hoewel een regionaal, voor de Randstad Holland bestemd commercieel programma eveneens mogelijkheden biedt zal men altijd wel belangstellenden daarvoor vin den, als het maar niet Vondels „Jephta" of daarmee gelijk te stellen cultuurgoede ren betreft. De belangrijkste bestanddelen van het wekelijks televisieprogramma zul len echter bestaan uit twee gevarieerde programma's, een uitzending van opera of operette, een licht en een wat serieuzer televisiespel en verder veel actualiteiten, sport en film. De „grote" uitzendingen worden, zoals gezegd, gepatroneerd, de kleinere programma's kunnen door middel van omringende „spots" (korte aankondi gingen met dia's) en bedrijfsfilmpjes ruim schoots worden gefinancierd. Er is uiter aard geen enkel bezwaar tegen om voor levens- en maatschappijbeschouwelijke voorlichting dagelijks enige tijd te reser veren, maar dit soort programma's zal in de televisie altijd veel minder omvangrijk kunnen zijn dan in de radio. Voor de toe komst mag men verwachten, dat de radio meer en meer het medium zal worden voor degenen die zich een zekere inspan ning bij hun vrijetijdsbesteding willen ge troosten. Omroep-organisatorisch bezien is een commercieel televisiebestel inderdaad moeilijk te rijmen met de structuur van de huidige Nederlandse Televisiestichting, welke overigens slechts een voorlopige is. Men kan zich zeer goed een beheersmaat schappij, waarin de overheid participeert omdat dan door middel van haar tegen woordigheid alle maatschappelijke groe peringen aan haar trekken kunnen komen, voorstellen met één of meer produktie- "maatschappijen en een verkoopsbureau als dochterondernemingen. Deelneming van de overheid is gewenst, opdat de baten ook zoveel mogelijk de gemeenschap ten goede komen, maar dit mag niet leiden tot een te grote bemoeienis met het programma: pro- duktiechefs en artiesten dienen niet alleen vrij te zijn, maar vooral zich ook vrij te voelen, niet gehinderd do r allerlei fetisj es- men, heiligehuisjes-overwegingen en koud watervrees. Wie de heilzame invloed wil bespeuren van de commerciële omroep op het enthousiasme en de wil om te slagen van microfoon- en camera-artisten worde een bezoek aan de studio's van Radio- Luxemburg aanbevolen. Men zal gemerkt hebben, dat onze be schouwingen over het VARA-televisie- Bij de foto's De Waag in Hoorn, stemmig voorbeeld van laat-middeleeuwse bouw, prachtig geconserveerd door het stadsbestuur, waar thans een restaurant, een stukje museum en de VVV zijn gevestigd. Bossil, de geweldige, wiens Spaanse benden werden ingetoomd door de moed der Hoornsen: wat toen een drama in de werkelijkheid was, wordt nu een blijspel ter gelegenheid van de stads feesten en Maximiliaan de Hennin Bossu zal in deze gedaante in triomf het Rode Steen worden opgebracht om de vroedschap te worden voorgeleid. DE GEVELS rond het Rode Steen, dat warme hart der stede Hoorn, zullen niet verbleken, als op vrijdag de vijfde juli 1957 van de havenkant een ijlbode over de kleine keien zal galopperen om de vroed schap kond te doen van de schriklijke tij- dinge, dat de vloot der Spaansen het Hop benadert en klaarblijkelijk een aanval tegen de oude Geuzenveste in den zin heeft. Want dat hebben ze méér beleefd en het liep allemaal goed af: Graaf Bossu heeft de strijd op de Zuiderzee met zijn Duitse, Waalse en Franse soldaten in 1573 ook al een keer verloren en men heeft toen van de kant der ijlings opgeroepen prins- gezinden zijn bodem „d'Inquisitie" onder gejuich geënterd, het schip van de vice- admiraal ,,'t Heilige Geeft" vrolijk in de grond geboord en zich niets aangetrokken van de dertig metalen stukken, waaruit het vurig lood over de avondlijke zee werd gespuwd. Zij zullen alles herkennen, die oude gevels en 't voetvolk, dat de bejaarde don derbussen naar de wallekant versjouwt, bemoedigend toeknipogen. Want ze weten het immers: Van Alkmaar begon even daarna de victorie en de Spanjolen en hun Alva werden met een fikse schop het land uitgejaagd. Ze zullen in de late avond, als het lawijt der vuurmonden over de Zui derzee is weggelopen op de wind, de Graaf Bossu met zijn gevangen manschappen in Hoorn opnieuw zien binnenbrengen en ook hem zij het wat ironischer dan de pie- keniers toeglimlachen: het gemeen zal de krijgsgevangenen weliswaar grovelijk pogen te beledigen, maar het zal toch alte- maal met een sisser aflopen. Bossu krijgt in het Hoornse Burgerweeshuis immers een redelijk onderkomen, want met de smaad des verliezers moet men niet spot ten, naar de stadsregering destijds terecht tot haar devies verheven heeft. En dan zullen die van Hoorn verheugd zijn en een herinneringspenning laten slaan met de woorden „Christus is het plegtanker onzer hoop" aan de ene kant en „De Inquisitie verderft zich zelve door al te nauwkeurig onderzoek" ter andere zijde, waarmee de Spanjaarden het dan weer doen kunnen. rapport minder weerleggingen daarvan zijn geweest dan wel een aanvulling daarop. Deze completering was nodig omdat de commissie uitsluitend is uitgegaan van de vraag of inkomsten uit reclame voor de Nederlandse beeldomroep een noodzakelijk kwaad vormde of dat men het ook zonder de commercie kan stellen. Tegenover dit negatieve standpunt hebben wij er prijs op gesteld een positieve waardering van de commerciële televisie te laten horen. Speciaal aanbevolen: De bekende Bel gische violist Arthur Grumiaux speelt met het Limburgs Symphonie-orkest het viool concert van Mendelssohn .(zond. 2 juni, Hilv. I); De organist Marcel Dupré en het Coro Easo uit San Sebastian op het Festi val van Bordeaux (zond. 2 juni, Paris-Inter, 1829 m, 21 uur); Twee bekende Italianen: Enrico Mainardi, cello <m Carlo Zecchi, piano (maand. 3 jurii, ÏTilv.'H); Een Pöólse inzending voor de Prix Italia, „Qu'est-ce que vous faites avec mon piano" gaat op maandagavond 3 juni om 21 uur over de antennes van Paris-Inter (1829 m); Muzi kale documenten: Grote componisten spe len hun eigen werk (Hilv. I, maand. 3 juni); Als Nederlandse bijdrage tot de Elgarherdenking (deze Engelse componist werd honderd jaar geleden geboren) zendt Hilversum I dinsdagavond 4 juni diens celloconcert uit met Pierre Fournier als solist; Sonaterecital door Ventislav en Lu- bomir Yankoff (Paris-Inter, 1829 m, don derdag 6 juni, 22.30 uur); Gilbert Bécaud in „Het zingende hart" (vrijd. 7 juni, Hilv. II); Sonates van Scarlatti en Van Beet hoven door Nina'- Milkina (vrijd. 7 juni, Home Service, 330 m). J. H. Bartman De K.L.M. heeft een installatie voor con trole van motoren besteld, die uitgerust zal zijn met televisie. Op ee nscherm zal de controleur de draaiende motor, die op een afstand van 40 meter staat, kunnen ob serveren en controleren. Het voordeel van deze toepassing van bedrijfstelevisie is dat de proefdraaiende motor kan worden ga degeslagen zonder dat men last heeft van het lawaai. In het onder de kop „Dorp behekst" op zaterdag 27 mei in „Erbij" geplaatste be richt wordt gesproken over het dorp Tlin- git in Alaska, dat alleen door Indiërs wordt bewoond. Een lezer schrijft ons, dat de naam Indiërs vermoedelijk een verkeerde vertaling is van het Engelse „Indians" en dit vermoeden lijkt ons juist. In Alaska wonen wel Indianen, maar geen Indiërs. TJA, ZO ONGEVEER zal het gaan op een van de hoogtepunten van het Hoornse feestgedruis, dat het stadje aan de inge toomde binnenzee gaat veroorzaken ter ge. legenheid van zijn zeshonderdste verjaar dag. Historische lieden hebben uitgedacht dat Hoorn in 1357 zijn stadsrechten verkreeg. Hetgeen niet zeggen wil, dat er vóór die gedenkwaardige dag geen Hoorners aan het Hop woonden, want reeds in de tijd, dat er eer. watertje, de Gouw, door de kop van Noordholland stroomde, leefden hier nijvere landslieden, die in het begin van de veertiende eeuw aan de eerste grond vesten van een nederzetting begonnen en die tezamen later de naam „Hoorn" ver kregen. Wellicht uit de vorm van de haven, misschien als gevolg van een uithangbord, dat een der huisjes sierde wie zal het zeggen? In elk geval ging Hoorn een bloei ende tijd tegemoet: de handel op de Oost zee én de Hanzesteden I's een vast punt in elk boekje over de vaderlandse geschiede nis en de herinnering aan wat thans de „dode steden aan het IJselmeer" worden genoemd, is in al die verhalen levend ge houden. Sterker nog echter ligt de herinnering gebed aan het Rode Steen, aan de Veer manskade en de Melknapsteeg, waar Aan het havenhoofd van het stadje is dit beeld te vangen - alsof er niets ver anderd is sinds Bossu zijn vermetele aanval waagde op het Oranjegezinde stadje en overmeesterd werd. Hoorn nog elke dag zijn gevels naast el kaar ziet. Gerimpeld en scheef sommige, als de gelaten van heel oude mannen, die het leven nog slechts van horen fluisteren kennen, vitaal en opnieuw verguld echter vele anderen, omdat het zonde was, zoveel moois te laten verzakken en vergaan. HOORN HEEFT niet slechts handel ge dreven en welvaart binnen zijn muren op getast, want het rumoerig volkje der Ken- nemers en der Geldersen heeft menigmaal zijn tenten voor de stadspoorten opge slagen in de roerige zestiende eeuw en er verrezen dreigende torens in het stads- silhouet, die ongewenste wapendragers moesten vermanen niet te dicht bij te ko men, omdat er anders met vuur en vlam op hen gemikt zou worden: de Mariatoren, de Oosterpoort en de Hoofdtoren. De zestiende eeuw kwam en Hoorn ver beidde de hoorn des overvloeds, die de zeventiende in zijn ransel droeg. Hoorn werd hoofdplaats van Westfriesland en de Compagnieën-van-verre vestigden in de stad een „kamer" ge kunt ook dit lezen in elk geschiedenisboek. In die dagen kreeg het stadje zijn schoonste gevels en Vondel dichtte niet om niet van deze stad: „Hier is de Zuivelzwaag, de Munt en 't Hof der Staaten En Zeevaart, op wiens trouw d'inwoners zich verlaaten Een Raadhuis zonder smet, de vrijburg van 't gemeen Zoo draagt West Friesland moed op d'eere van zijn steen...." MAAR OM VONDEL geheel te kunnen geloven zult ge moeten rondgaan langs de resten van de kloosters langs de Cecilia- kapel, langs het Raadhuisje aan de Nieuw- straat, dat oorspronkelijk een Hierony- mietenklooster was, langs de „Bossuhui- zen" en de huizen der Verenigde Oost- Indische Compagnie, die aan „Onder de Boompjes" het patina der eeuwen berus tend aanvaarden. Ge moet gaan pelgrime ren langs het graf van de vader van IJs- brandt Willemszoon Bontekoe, de auteur van 't Journaal ofte gedenkwaerdige be- schrijvinghe van de Oost Indische Reyse, dat stil in de Noorderkerk te kijk ligt on der een strenge, blanke gothiek, die be doeld was voor de eenvoudige luyden. Het koor van de Noorderkerk werd in de ne gentiende eeuw als armenkerk gebruikt, omdat er toen nog duidelijk rangen in de hemel gehandhaafd werden door degenen, die daartoe op aarde voorbereidden. MAAR EN IK wil u niet te lang op houden, want Hoorn is onuitpuitteiijk het St. Pieterhof aan het' „Dal" gelegen moogt ge niet overslaan, daar kunt ge de Bossuhuizen en het stille haventje met de kantige Hoofdtoren aan het water van de zee. die hier nog echt een beetje zee is, desnoods nog even voor laten rusten. Op de binnenplaats van dat Hof, dat begon als een klooster en eindigde als een oude mannenhuis ligt het leven zo geheel roer loos aan de voet van de pomp en tegen de bakstenen van het klokkentorentje, dat het een wonder lijkt te zijn, als er van buiten een claxon tot bezinning en tot daden roept. UIT DEZE STAD zijn nu enige forse daden voortgekomen. Een feestcomité heeft zich opgemaakt om tussen woensdag 26 juni en zaterdag 13 juli de stad geheel overeind te zetten en te houden en daarbij zeer vele gasten te ontvangen. Mét de zee slag waarin Bossu ten onder ging, mét een ..dag der lange messen" (waarop alle oud- Ho rrners en vrienden van Hoorn worden genood enige aan het spit gebraden ossen te helpen verorberen) en op de „dag van het bier" als er een nieuwe variëteit bier «ebrouwen wordt uit vermoedelijk Hoorns Hop. LAAT DE HOORN horen over Hoorn, heeft dit feestcomité de wereld toegeroe pen en het zal hierin achttien dagen voor gaan. Waarin de historie het heden zal ontmoeten en Graaf Willem V van Hol land, de schenker van het stadsrecht, Max van Praag de hand zal drukken, waarin liet Dutch Swing College de eerbiedwaar dige Westfriese folklore gaat begeleiden en waarin een Surinaamse delegatie en een Beierse avond broederlijk tezamen voorkomen. Het heeft een paar duiten ge kost in Hoorn en Bossu zal het wederom verliezen, maar de zeshonderdste verjaar dag zal een feest worden, waaraan Hoorn de volgende honderdvijftig jaar genoeg heeft. J. Folkertsma IN ENGELAND maakt men het de burgers niet moeilijk als zij van naam willen veranderen. Wie er een bedrag van twee pond voor over heeft, krijgt snel alle officiële medewerking. Onder deze omstandigheden gebeurt het nogal eens dat Britten hun naam wijzigen. Zelfs een geruchtmakende strafzaak kan daar aanleiding toe geven. Toen de massamoordenaar John Haigh terecht stond gingen niet minder dan zesender tig Engelsen, die de zelfde naam droe gen, opeens anders heten. Of de keus geen nieuwe teleurstelling brengt, dient te worden afgewacht. Want aan opzien barende rechtsgedingen is in Engeland nooit gebrek. DE TWEEDE WERELDOORLOG bracht in Engeland eveneens vele naamsveranderingen met zich mee. In Liverpool noemde een Adolphus Hitier zich maar liever' Joseph Hyde en in Cambridge koos John Gobel de naam Bell. In Middlesex bleek zelfs een Gui- seppe Ciano te wonen, hy wendde zich tot de autoriteiten om voortaan Joseph Smith te mogen heten. Daarmee dook hy in de massa onder: de naam Smith is in Engeland de meest verspreide en komt er ruim achthonderdduizend keer voor. Na het uitbreken van de eerste wereldoorlog werden in Engeland vry- wel alle Duitse namen in andere ge wijzigd. In 1917 volgde koning George V uit het huis Saksen-Coburg-Gotha dit voorbeeld door van zyn Duitse na men en titels afstand te doen en de naam Windsor, ontleend aan de resi dentie Windsor Caslle, aan te nemen. In dat zelfde jaar werd de naam Von Battenberg in Mountbatten gewijzigd. De politieke ontwikkeling der laatste jaren deed de Londenaar John Henry Stalin zijn geslachtsnaam verzaken. Hij wilde liever English heten, een keuze, die stellig moest demonstreren, dat hij een goede patriot was. In deze periode werd tevens een aantal Russische na men in Engelse gewijzigd. IN ZUID-AFRIKA ontdoet men zich wel van Russische en Poolse namen omdat ze een beletsel vormen voor het vinden van een werkkring. Want lieden met dergelijke namen worden licht van communistische gezindheid verdacht. In Canada ondervond zelfs een Neder lander moeilijkheden. Zyn Friese naam Boorsma klonk de Canadezen ook al Russisch en dus verdacht in de oren. Hy heet thans heel onschuldig Barron en heeft nergens meer last van. De activiteit van wylen senator Mc Carthy bezorgde de dragers van Rus sische en Poolse namen in de Verenig de Staten ook al weinig genoegen, na genoeg al deze namen zyn thans door wijziging verdwenen., Tot naamswijzi ging op grote schaal komt het eveneens in de jonge staat Israel, waar vele nieuwkomers hun namen in het He breeuws vertalen. De onlangs in Den Haag aangekomen Israëlische gezant Channa Cidor (citroen) heette oorspron kelijk Citroen. Hy werd in Berlijn uit Nederlandse ouders geboren en is een broer van de Wassenaarse kunstschil der Paul Citroen. NIET ALLEEN tegen Russische na men bestaat in de Verenigde Staten be zwaar, in het dagelijks verkeer leveren alle niet-Engelse namen moeilijkheden op, vooral als ze lang zijn. Een Neder landse familie Hooghiemstra noemde zich daarom High. Andere voorbeelden van in de Verenigde Staten veranderde Nederlandse geslachtsnamen zyn Coo per (Kuiper), Vandiver (Van der Veer), Riker (Reyger), Ilighstone (Hoogsteen), Fieldhouse (Veldhuys), Silvernail (Zil vernagel), Van Fleet (Van Vliet) en Mayhouse (Meihuizen). De namen, die al een zekere klank hadden eer in de Nieuwe Wereld de Britse invloed begon te overheersen, bleven ongewijzigd (Van Rensselaer, Stuyvcsant, Schuyler, Ten Eyck en Roosevelt). Lieden, die hun fortuin nog moeten maken, kunnen dit echter maar het liefst onder een En gelse naam proberen. Een Griekse sla ger, Elias Harahampopoulos, die in 19ï2 in Chicago een winkel opende, noemde zich dus Lewis Harris. Verleden maand verzocht hij berouwvol of hy zyn oude naam weer mocht voeren. Want de ver andering had hem geen zakelijk gcw'ó gebracht: zijn klanten ergerden zich b'i voortduring aan de naam Harris, die vj niet kontien uitspreken. Met Haraham popoulos hadden zij daarentegen niet de minste moeilijkheden. Want de gehele cliëntele van deze slagerswinkel be stond uit Grieken. G. de Boer van der Ley IN DE JAREN vóór de tweede wereldoorlog woonde in India in het land Mysore nabij de plaats Chikballapur een eenvoudig man. Hij heette Abharranam. Hij was vroom en vlijtig. Hij be bouwde met zorg zijn stukje grond. Hij zorgde eveneens goed voor zijn dieren. Na zijn werk was hij gewend een sobere maal- tijd te gebruiken en vervolgens te rusten, te praten met zijn buren of te mediteren. Eens op een avond in 1938 werd Abhar ranam uit zijn rust en overpeinzingen opgeschrikt door harde stemmen. Abharranam ging naar buiten en zag daar een groepje ontstelde mensen. Zij vertelden hem, dat er in de bossen in de buurt een dolle, wilde olifant was. Abharranam begreep hun schrik, want een dol geworden olifant kon voor alle inwoners van de streek grote gevaren opleveren. De mensen waren naar Abharranam's huisje gekomen, omdat zij wisten dat hij als jongeman veel met olifanten was omgegaan. Hij had namelijk als knecht gewerkt in de stallen van de maharadja. Abharra nam begon met de mensen kalmerend toe te spx-eken. Kijk eens, zei hij, het is mogelijk om iedere opgewonden olifant tot rust te brengen, mits men de taal der olifanten maar voldoende machtig is. De mannen keken hem verwonderd aan. Wat was dat voor een taal, die taal der olifanten? Zij staken het niet onder stoelen of banken, dat zij hem voor een opschepper hiel den, voor een grootspreker, die zijn woorden beslist niet waar zou kunnen maken. ABHARRANAM DACHT een ogenblik na en zei toen, dat hij iets tegen het gevaar zou ondernemen. Rustig en zelfverzekerd deelde hij de opgewonden lieden mede, dat hij alleen het bos in zou gaan. Hij zou proberen de dolle olifant te vinden, maar dat kon wel een paar dagen vergen en daarom verzocht hij de man nen om tijdens zijn afwezigheid goed te willen passen op zijn woning, zijn dieren en zijn tuin. Een uurtje na het gesprek met de dorpsgenoten trok Abharranam het bos in. Hij nam wat voedsel mee, een ivoren fluitje en een bamboestok van ander halve meter lengte met een metalen haakje aan het uiteinde. De volgende dag hoorde men niets over Abharranam. De derde dag evenmin. Reeds werd er gemompeld, dat hij het slachtoffer was geworden van een tijger. Het was echter loos alarm, want de vierde avond na zijn vertrek kwam Abharranam weer uit het bos tevoorschijn. De dorpelingen hoorden eerst een schelle fluit toon. Het geluid kwam geleidelijk naderbij. Een half uurtje later zagen de mensen Abharranam in levende lijve verschijnen. Ach ter hem stapte een volwassen mannetjesolifant. De buren en komen, dat deze hem kon verstaan, had hij het dier toegespro ken in de taal der olifanten. De olifant was toen heel rustig blijven staan. Alleen zijn oren had hij een beetje bewogen. Ver volgens, was Abharranam heel dicht bij het dier gaan staan en had hij het overreed om mee te gaan. Na een korte aarzeling had de olifant gevolg gegeven aan de wens van Abharranam en zich verder door fluittonen en aanwijzingen met de stok laten leiden naar het dorp. Van dolheid of woestheid was geen spoor meer te bekennen. Maar welke was die taal der olifanten? Bij wijze van antwoord blies Abharranam zacht op zijn fluitje. De olifant draaide zijn zware hoofd naar hem toe. Rustig en toch met nadruk zei Abharranam tegen het dier: „Wees bedaard en kalm. Er dreigt geen geaar voor je zolang ik, Abharranam, in je buurt ben". De olifant bleef inderdaad merkwaardig rustig. Én tot hun niet geringe verbazing zagen de mensen van de streek in de loop der volgende weken, dat de grote olifant Abharranam trouw op de voet volgde, waarheen zijn „temmer" zich ook be- vrienden konden hun ogen niet geloven. Was die Abharranam een tovenaar? Allerlei geruchten deden de ronde. ZODRA ABHARRANAM bij zijn huisje gekomen was, be stormde men hem met vragen. Hij glimlachte. Een tovenaar, zei hij, was hij helemaal niet. De vangst en de genezing van de olifant had iedereen kunnen verrichten, die de taal der olifan ten sprak. Hij, Abharranam, had de olifant alleen maar heel behoedzaam beslopen. Toen hij na veel moeite olifanten zijn waakzaam geslaagd was om zo dicht bij de oerwoudkolos te gaf. Het dier deed precies wat Abharranam wenste. Het ver stond en begreep hem. Het gerucht van Abharranam's buitengewone talenkennis verspreidde zich snel door het land. Een hoogwaardigheidsbe kleder van de maharadja ontbood Abharranam bij zich. Daar kreeg hij de aanbieding, opnieuw een functie, maar nu een tamelijk hoge, in de stallen van de heerser te mogen bekleden. Abharranam putte zich uit in verontschuldigingen. En hij zei, dat hij het mooie en eervolle ambt niet kón aanvaarden, omdat de dieren in de vorstelijke stallen zoveel met mensen in aanra king komen, dat zij hun natuurlijke aard en goedheid deels ver liezen en zijn gave bij zulke dieren nutteloos was. Toen ging Ab harranam terug naar zijn nederige woning. Na de oorlog bezocht een wetenschappelijk gevormd Europeaan de streek, waarin Chikballapur ligt. Hij hoorde daar van een vriend het relaas van Abharranam's ervaringen met de wilde olifant. Hij vroeg toen de „temmer" naar de achtergronden van het verhaal. Abharranam vertelde ze hem. Als jongen, zei hij, leerde ik van een oude olifantenoppasser, dat geen enkel wild dier gevaarlijk is voor de mens. Wie zo'n dier onbevreesd en zonder geweld dadige bedoelingen nadert en dan rustig met het beest spreekt maakt een heel grote kans om het dier blijvend aan zich te bin den. De dieren verstaan de woorden niet, maar zij verstaan wel de toon en de geest van het gesprokene. Zij voelen de bedoeling aan, die achter de klanken schuilgaat. De toon maakt hen rustig of bang, volgzaam of agressief. Wie de dieren vertrouwen in boezemt, wordt door hen begrepen en geacht. (Uit „Cartoon Treasury

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 18