pe
Twee Nederlandse speelfilms: een
belofte en een teleurstelling
Sonateavond van het Duo
Haskil-Gru m iaux
„De Vliegende Hollander" toneelmatig
Zwakke intrige in „Stranding"
Drie balletten van de Engelse
choreograaf Kenneth Macmillan
<=Praatótoel
Van dag tot
dag J
Diplomatie
FILM
WEEK
3
Scenario-prijsvraag voor
scholieren
Eerste prijs voor Haarlems
Chr. Lyceum Marnix van
St. Aldegonde"
Duitse filmprijzen
Examens
Loonsverhoging bij de Lago
Pierre Bayle-prijs 1957
„Hollands Glorie" wordt
door Engelsen verfilmd
FILMPRIJZEN 1957
Prijzen voor reclamefilms
Gp de
HOLLAND FESTIVAL
Rijkskabinet besprak
moeilijkheden op Curasao
MAANDAG 24 JUNI 1957
Zoals te verwachten viel heeft een groot
deel der Belgische pers verontwaardigd
gereageerd op recente Nederlandse uit
latingen „van hogerhand" over de ver
korting van de Belgische diensttijd. Het
besluit van de Belgische regering heeft
bij verschillende NAVO-landen teleurstel
ling gewekt en men zal zich daar in Bel
gië wel reeds tevoren terdege van bewust
zijn geweest, doch het is in dit geval waar
schijnlijk een kwestie van „le ton, qui fait
la musique".
Minister Staf heeft zich misschien in
de bijna supra-nationale stemming van de
NAVO-gemeenschap verstout het be
sluit van de Belgische regering „niet juist"
te noemen. Uiteraard heeft hij daarmee de
code der internationale hoffelijkheid over
treden, die voorschrijft dat het beleid van
een bevriende regering niet in het open
baar en stellig niet in onbedekte termen
worde gecritiseerd. De diplomatie kan niet
zelfs niet in de kring van zo nauw ver
bonden en op elkander steunende landen
als die van het Atlantisch Pact worden
genegeerd. Eventuele aanmerkingen op
het Belgische besluit moeten via de daar
toe aangewezen NAVO-sc'nijven aan de
Belgische regering worden kenbaar ge
maakt. Zo ziet men dat het nationale pres
tige nog zeer levend is gebleven, ondanks
alle samenwerking in het grote verband
en dat is iets wat minister Staf eigenlijk
wel had moeten weten.
Er is zelfs in dergelijke gevallen grote
kans dat de tegenstanders van het ge
gispte beleid in het land zelf in de hoogste
boom klimmen en het voor hun regering
opnemen, waardoor dergelijke opmer
kingen dus averechts werken, terwijl de
aangevallen regering meestal stappen on
derneemt om de gewraakte loslippigheid
te hekelen en zoals dat in diplomatieke
taal heet „een herhaling van dit be
treurenswaardige feit te voorkomen".
Den Haag zal in dat geval alleen maar
kunnen erkennen dat het oordeel „niet
juist" in dit geval enkel van toepassing is
op minister Staf 's „slip of the tongue" en
dat het defensiebeleid van België uitslui
tend een zaak der Belgische regering is.
ADVERTENTIE
De Roemeense pianiste Clara Haskil en
de Belgische violist Arthur Grumiaux ge
ven gedurende het Holland Festival 1957
te Amsterdam en te Scheveningen een aan
tal sonatenavonden. Hedendaagse muziek
wordt door beide kunstenaars op deze
avonden niet ten gehore gebracht en zelfs
namen als die van Franck, Debussy, Ravel,
Reger, Fauré en Szymanovsky zal men op
het programma tevergeefs zoeken. Twee
sonates van Johannes Brahms zijn de
„jongste" wei-ken, die gekozen zijn en die
temidden van sonates van Mozart en Beet
hoven een plaats hebben gekregen, althans
voor de uitvoeringen in de hoofdstad. Te
Scheveningen zal een integrale uitvoering
van de sonates voor viool en piano van
Ludwig van Beethoven worden gegeven.
Uit deze opzet spreekt een muzikaal con
servatisme, dat gedurende een normaal
Op de slotdag van de Haagse Filmweek
heeft de wethouder J. van Zwijndregt de
namen bekend gemaakt van de leerlingen
der middelbare scholen, die aan een door
het Nederlands Film Instituut uitgeschre
ven scenarioprijsvraag hebben deelgeno
men. Er waren 111 individuele inzendingen
en 32 groepsinzendingen binnen gekomen.
Wat de individuele inzendingen betreft
gaat de eerste prijs naar de 19-jarige
André Kuyten van 't instituut voor kunst
nijverheidsonderwijs te Amsterdam voor
zijn scenario „Fantasie voor kleine han
den". De tweede prijs gaat naar de 17-
jarige Hennie Mom van het r.k. gymna
sium „St. Thomas College" in Venlo voor
het scenario „Ballade". Derde prijs: de 18-
jarige R. de Graaff van de rijkskweek
school te Haarlem. Vierde prijs: de 19-
jarige H. van Valen van de r.k. h.b.s. „St.
Joris College" te Eindhoven. Vijfde prijs:
de 18-jarige Ritsaert ten Cate van de in
ternationale school te Hoogkeppel (Gld.).
Zesde prijs: de 13-jarige Maarten Smit
van het gemeente-lyceum te Enschede.
Van de groepsinzendingen ontvangt de
eerste prijs het protestants-christelijk ly
ceum „Marnix van St. Aldegonde" te
Haarlem voor het scenario „Smokkel-
idylle". Tweede prijs: eerste gemeentelijke
hbs a klasse 4 groep 2 te Amsterdam voor
het scenario „One morning". Derde prijs:
eerste gemeentelijke hbs a te Amsterdam
(klasse 4, groep 5) voor het scenario „Dag
in warenhuis". Vierde prijs: r.k. kweek
school „St. Ludgerus" te Hilversum.
Eervolle vermeldingen ontvingen: Hen
drik de Bakker en Paul Keuss van het St.
Nicolaas lyceum te Amsterdam, Jan Schou
ten van het Thomas-college te Venlo en
Henriëtte van der Hal van het gemeente
lijk gymnasium te Apeldoorn.
De filmster Lilly Palmer heeft zaterdag
het „gouden lint" ontvangen, de West-
duitse prijs voor de beste actrice van het
jaar tijdens een plechtigheid op het jaar
lijkse Westberlijnse internationale film
festival.
De Duitse film „Hauptmann von Köpe-
nick" werd als de beste film van het jaar
uitgeroepen.
De acteur Heinz Ktihmann ontving het
„gouden lint" als de beste-acteur van het
jaar voor de hoofdrol in de „Hauptmann
von Köpenick".
De Amerikaanse auteur van Duitse ori
gine Karl Zuckmayer, die het film-scenario
schreef naar zijn eigen toneelstuk van
dezelfde naam en de cineast Helmuth
Kautner kregen eveneens ieder een „gou
den lint" als beste scenario-schrijver en
beste cineast.
Haarlem. Voor het eindexamen aan het
Triniteitslyceum zijn in de afdeling HBS A
geslaagd de heren P. Duivenvoorde Lisse,
F. Grapperhaus, Heemstede. J. Harren. Haar
lem, J. Joosten, Haarlem, R. Matzinger,
Heemstede, P. Olijdam, Haarlem en T. Toen-
breker, Haarlem. Afgewezen werden 3 kan
didaten.
Overveen. Aan het Jac. P. Thijsse-lyceum
te Overveen zijn geslaagd voor het eindexa
men HBS B: deheren J. H. Beucker Andreac,
L. de Bruin, H. Goldberg, Th. Guinau, H.
M Rooij, P. J. Schreuder, D. B. Tjaden, W.
Cli. P. de Vries. N. J. van der Wind en de da
mes F. M. Jonker, M. de Kok, W. Niekerk.
Afgewezen 4 kandidaten.
winterseizoen wel eens zijn kans mag krij
gen, maar niet bij een manifestatie als het
Holland Festival.
De eerste avond van de reeks, zaterdag
in de grote zaal van het Concertgebouw
te Amsterdam gegeven, werd zeker geen
rechtvaardiging van het behoudende
programmabeleid. In de eerste plaats was
daar de grote, tè grote uitvoeringsruimte,
waarin de intieme muziek van Mozarts
sonates in Bes (K.V. 454) en in G (K.V.
301) en van Beethovens Sonate in G, opus
30 no. 3 of van de Sonate in A opus 100
van Brahms tot klinken werd gebracht op
een podium, dat als een ver eiland Clara
Haskil en Arthur Grumiaux in een onge
wenst isolement hield en dat hen meer
contact deed zoeken met de opgehangen
microfoons dan met het auditorium. En
wanneer de toehoorder dan eens gegrepen
mocht worden door een zuivere ontroering,
telkens liep hij de kans wakker gemaakt
te worden uit zijn muzikale verzonkenheid
en op eens het gevoel te krijgen, dat hij
mocht eten van de kruimpjes, die van de
muzikale dis vielen, die voor de zichtbare
klankopnemers daar achter het verlichte
venster boven in de zaal werd bereid. Dit
was ook al een factor, die de avond niet
deed zijn, wat men er van had mogen ver
wachten: een ongestoorde muziekgenieting.
Verder kon men niet zeggen, dat de
pianiste en de violist steeds een ongerepte
muzikale en een feilloze eenheid van sa
menspel vormden. In het bijzonder leed
Mozarts sonate in Bes hieronder. Een over
tuigende indruk hebben de vertolkingen
van beide kunstenaars niet dikwijls kun
nen maken. Maar enkele uitzonderingen
wezen op andere mogelijkheden in hun
spel. Ik denk dan aan het Andante uit
Mozarts Sonate in Bes, het geslaagde tem
po di minuetto uit de Sonate van Beetho
ven en enkele fragmenten uit de Sonate
van Brahms: dan kwam er een innig sa
mengaan van eigen zieleleven en muziek
bij Clara Haskil, dan kreeg ook de fraaie
klank van de kostbare Stradivarius van
Grumiaux zijn meest verheven taak. Als
de geïmponeerde toehoorder dan maar
niet keek naar de bewegende schimmen
der geluidstechnici in de hoogte!
P. Zwaanswijk
Met ingang van 1 juni 1957 krijgen alle
werknemers van de petroleum-maatschap-
pij op Aruba, de Lago, een loonsverhoging
van drie percent met een minimum van
7,5 cent per uur. Hiermee is het loonover-
leg tussen de Lago en de werknemersraad
beëindigd. Op 1 november zullen opnieuw
besprekingen worden gevoerd.
Het slot van de Haagse Filmweek heeft ons zaterdag het beloofde uitzicht gegeven
op de Nederlandse speelfilmproduktie. In de middagvoorstelling zagen wy de ver
toning van „Stranding", geregisseerd door Louis A. van Gasteren. Des avonds ging de
première van Gerard Rutten's film „De Vliegende Hollander". Ofschoon de film van
Van Gasteren bepaaldelijk veel meer filmkunstige kwaliteiten aan den dag legde dan
wij in Rutten's film ontwaarden, meer durf, meer oorspronkelijkheid - zo voortreffe
lijk sprong Van Gasteren om met zijn materiaal - toch is er niet uitgekomen wat men
wenste. Daarvoor was de intrige te onbeheerst en ondoordacht. Het gevoel ontbrak
voor de verhoudingen in de dramatische situatie. „Stranding" is dan ook beslist geen
publiekfilm. „De Vliegende Hollander" is dat wel, maar daar moet onmiddellijk op
volgen dat Rutten niet meer heeft gemaakt daiï een toneelmatig produkt, waarvoor
weliswaar een te laag budget als verontschuldiging kan gelden, maar waarmee nog
niets in het voordeel van zijn film is gezegd. In het kort geformuleerd: Van Gasteren
zal ooit de film kunnen maken, waarnaar wy verlangen. Hij heeft het talent, maar
beheerst het nog onvoldoende. Gerard Rutten kan ons in zijn vermogen daartoe niet
meer doen geloven.
„Stranding" was oorspronkelijk bedoeld
als documentaire. Het m.s. „Ecuador", dat
bij Terschelling aan de grond liep, diende
de hoofdrol te vervullen in die dokumen-
taire, maar later wijzigde Van Gasteren
zijn plannen en maakte er een speelfilm
van. De intrige, die daarvoor werd ver
zonnen, bezit zeker verdiensten, maar jam
mer genoeg overwegen de mindere kwali
teiten. Van Gasteren wilde te veel. Ener
zijds maakte hij zijn film zo ingewikkeld,
dat men er lange tijd niets van begreep,
anderzijds besteedde hij aan bepaalde si
tuaties zo uitvoerig aandacht - tegen de
dramatische noodzaak in - dat men er niet
meer in kon geloven. Hij zal nog veel van
het dramatisch proces moeten leren. Van
de waarde der hoofd
en onderdelen, van de
ontwikkeling, de be
perking, de uitwer
king. Maar vast staat
dat Van Gasteren
aanleg heeft. Zijn spel
met zijn figuren, de
wijze waarop hij hen
in het beeld ving, dat
beeld rigoureus sneed,
de scènes in elkaar
deed overvloeien, alles getuigde van zijn
feeling voor de artistieke potentie. Een
speelfilm maken is een vak. Van Gasteren
moet dat leren. Op grond van deze eerste
speelfilm van zijn hand, lijkt het mij dan
ook wel verantwoord ervoor te pleiten, dat
hij nog meer kansen krijgt. Ik zou het
tenminste ernstig betreuren wanneer het
tekort aan daarvoor benodigde fondsen
zijn carrière reeds nu zou afsluiten. Hij
heeft het in zijn ransel, geef hem de ge
legenheid het te bewijzen, routine op te
doen en meester te worden over de stof
en zichzelf. Aan hem is het besteed.
„De Vliegende Hollander" vertoonde het
gebrek van zo menige Nederlandse film,
de toneelmatigheid. Daarin is ze blijven
steken. Voor een heel belangrijk deel is de
oorzaak al te zoeken in het scenario. Noch
Ed Hoornik noch Rutten hebben in beelden
gedacht. Zij dachten in dialogen. De film is
er vol van. En Rutten verstond niet de
kunst ze op te vangen in een geladen spel
van coupage en decoupage. Het bleef bij
de conventionele camera-instellingen met
long shots en close-ups om variatie in het
beeld te krijgen. Een heel belangrijke fac
tor: de sfeer ontbrak. Het werd bijna be
nauwend van de ene kamer in de andere te
geraken en nergens een stadsbeeld te zien,
De in 1955 ingestelde Pierre Bayle-prijs
zal dit jaar worden uitgereikt voor criti-
sche arbeid op filmgebied. De uitreiking za
geschieden op 29 juni in het Rotterdams-
Luxortheater. De jury, die over de toeken
ning van de onderscheiding heeft beslist
bestond ditmaal uit dr. J. Hulsker, de he
ren D. A. van Staveren, Kees Stip, Ger
hard Jan Toonder, W. A. Wagener en drs.
W. Hofman.
De Pierre Bayle-prijs bestaat uit een
penning en een bedrag van f 1250. Zij
wordt beschikbaar gesteld door de Rotter
damse Kunststichting, die de naam van
Pierre Bayle aan deze prijs verbond, om
dat deze criticus de eerste was, die in
1684 een maandblad uitgaf, waarin on
partijdige kritieken werden gegeven over
nieuw verschenen boeken en verschillen
de gebeurtenissen.
nergens een tijdsbeeld anders uitgedrukt
dan in de costumering en zorgvuldig aan
geplakte snorren en baarden. De durf van
de pionier Fokker werd niet gelijkwaardig
met filmdurf en fantasie bekroond. Daar
kwam bij, dat Ton Kuyl niet de ideale
figuur was voor de vertolking van Fokker.
Hij besteedde er al zijn talent aan en
toonde zich in elk geval een prachtig film
acteur. Maar dat talent wordt meer recht
gedaan met een dramatis persona, dat zijn
dichterlijke expressiviteit geheel tot ont
plooiing brengt. Een hoofdstuk apart was
de muziek van Henk Badings. Elektroni
sche muziek met een zeer functionele zin
en precies op de juiste momenten aange
wend. Wanneer dat echter het meest posi
tieve is wat men van „De Vliegende Hol
lander" kan zeggen, is dat te weinig.
Merkwaardigerwijze wordt zowel in
„Stranding" als in „De Vliegende Hollan
der" zeer veel Duits gesproken. Zo veel, dat
men er in ieder geval goed aan zou doen
de films van ondertitels te voorzien. Het
streven naar authenticiteit is prijzenswaar
dig, maar een vertaling is toch het minste
wat men de niet ontwikkelde bioscoop
bezoeker kan aanbieden.
P. W. Franse
De zeeslepersroman „Hollands Glory"
van Jan de Har tog, zal, onder de Engelse
titel „Captain Jan", dit jaar nog verfilmd
worden door de Engelse producers Ken
neth Harper en George W. Willoughby. De
opnamen worden gemaakt op Terschelling
en in Harlingen. Het scenario komt deze
maand gereed en dan komen er ongeveer
tachtig vrouwelijke en mannelijke mede
werkers aan de film naar Harlingen om
een begin met de opnamen te maken. Deze
mededelingen zijn gedaan door de heren
Harper en Willoughby, die in de afgelopen
week met de scriptwriter Peter Mijers in
het noorden van ons land de omgeving
hebben verkend. De in de film voorkomen
de zeeslepers zullen beschikbaar worden
gesteld door de rederij Doeksen. Ook zul
len marine-eenheden meewerken.
Ton Kuyl als Anthonie Fokker
De minister van O., K. en W. heeft in
overeenstemming met het rapport van de
jury, de filmprijs 1957 in rubriek a (vrije
en zogenaamde sponsored films) toegekend
aan de cineast Theo van Haren Noman
voor zijn film: „Een leger van gehouwen
steen".
Aan geen der inzenders in de rubriek b
(in opdracht vervaardigde films) kon een
prijs worden toegekend.
Een speciale vermelding is verleend aan:
Pim Heytman voor zijn uitmuntend came
rawerk in de films: „De Morgenster", „Sta
len platen" en „Onderzoek OPM". Josef
Misik voor zijn technisch kunnen in de
poppenfilm „Prins Electron".
Charles Huguenot van der Linden voor
het gedurfde experiment in zijn film „De
Morgenster", en aan Wim van der Velde
voor zijn regie in de film „Stervende taal".
Twee films van n.v. Joop Geesink's Film-
produktie „Starfilm" zijn bekroond op de
achtste reclamefilmdag, die in het kader
van de Filmweek Den Haag 1957 in Sein
post in Den Haag is gehouden.
Het zijn „Een wereldmerk naar Neder
land" en j,Wat is de één zonder de ander".
Van de n.v. Cefima werd een filmpje
bekroond, getiteld „Wie raadt de maker?"
De orkestpartijen zijn terecht gekomen
en zo kon het Royal Ballet van het Sadler's
Wells Theater in Londen tenslotte toch
nog het tweede programma in het Hol
land Festival laten zien. In het Gebouw
voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Gra-
venhage waren daar zaterdagavond de
Prinsessen Irene en Margriet, alsmede de
ministers Drees, Cals en Struijcken aan
wezig. Naar aanleiding van de herhaling,
die zondag in de Amsterdamse Stads
schouwburg werd gegeven, moet ik zeggen
dat hiermee wel een gunstiger indruk is
gewekt dan met de eerste keuze voor deze
korte tournee, doch dat daarmee de teleur
stelling niet werd weggenomen. Verhou
dingsgewijze gesproken, dus in vergelij
king ook met de andere evenementen, dient
vastgesteld te worden dat de kwaliteit van
het gebodene de hoogte van de toegangs
prijzen niet rechtvaardigde.
Dit tweede programma was in ieder ge
val aanzienlijk veel interessanter, omdat
het ons gelegenheid bood kennis te maken
met drie werken van Kenneth Macmillan.
die in Engeland reeds een grote reputatie
als choreograaf heeft verworven. De eerste
indruk van zijn talent was niet erg over
tuigend: „Danses coneertantes" op de ge
lijknamige muziek van Igor Strawinsky
maakte vooral een steriele indruk. Men
kijkt vrij lang tegen vaak ingenieuze op
lossingen aan van problemen, die hij zich
niet in de eerste plaats zelf heeft gesteld.
Door de buitengewoon opdringerige aan
kleding van Nicholas Georgiades had men
weinig gelegenheid de ruimtelijke patro
nen te bewonderen. En dan moet boven
dien gezegd worden dat het werk bepaald
niet op zijn voordeligst verdedigd werd.
Het daaropvolgende „House of birds" op
Tijdens voorstellingen in het Holland
Festival heeft het Royal Ballet van
het Sadler's Wells Theater ook enkele
vooroorlogse werken van Ninette de
Valois en Frederick Ashton laten zien.
Hier is een momentopname uit „Les
rendezvous" van laatstgenoemde.
muziek van Federico Mompou leed aan
dezelfde euvelen wat de uitvoeringsprak
tijk betreft. Aan dit (eveneens te lange)
ballet ligt een sprookje van Grimm over
de verandering van jonge mensen in vo
gels ten grondslag, maar het verhalende
element is bijzaak en de eigenlijke „in
houd" laat zich zeker niet in andere termen
terugvertellen, zonder dat het geheel daar
nu bijster belangwekkend door mag heten.
Dat er voor de reeds zo drukbevolkte thea
trale volière weer enkele nieuwe, sugges
tieve bewegingen zijn uitgevonden, bete
kent niet zoveel.
In deze twee balletten heeft Kenneth
Macmillan in ieder geval aangetoond de
grondslagen van de danscompositie te be
heersen. Dat hij zichzelf nogal vaak her
haalt, lijkt mij niet zo'n groot bezwaar als
de gevaarlijke neiging om met effecten te
koketteren en daarmee de bewonderende
bijval van het publiek uit te lokken. Op
het terrein van het spectaculaire staat hij
aan vele gevaren bloot. Voor zijn „Soli
taire" op bijzonder geslaagde muziek van
Malcolm Arnold heb ik grote bewondering.
Het is een charmante fantasie met in
nemende humor. Het is een onderwerploze
danssuite met allerhande allusies, enigs
zins in de stijl die door John Taras en
Jerome Robbins populair werd gemaakt.
Men kan er zonder verplichting van alles
bij denken. De centrale figuur is een
meisje, dat zich wonderwel in haar een
zaamheid weet te schikken met soms een
lichte nostalgie. Allerlei herinneringen aan
kinderspelen passeren de revue en al gaat
zij daar herhaaldelijk met hart en ziel in
op, zij verliest zich nooit in de massa, zij
bewaart haar kleide, beminnelijke per
soonlijkheid.
Men ziet het: dit is reeds interpretatie.
Genoeg daarvan. Ik wil gaarne vaststellen,
dat Kenneth Macmillan buitengewoon ef
ficiënt zijn invallen heeft uitgebuit, de
uitwerking daarvan vaak bekronend met
verrassende „stunts". Overigens is hij
daarmee wel heel dicht bij de „show-busi-
ness" beland, die het logische gevolg lijkt
te zijn van de romantische instelling, die
hij in de voorgaande werken demonstreer
de. Desmond Heeley was met zijn ont
werpen voor de achterdoeken (geschilder
de buizenconstructies tegen een turkoise
achtergrond) heel wat gelukkiger dan met
zijn speciaal voor de mannen onflatteuze
Het rode zakboekje
Ik heb een man gekend, die, iedere keer
dat hij op reis zou gaan, zijn rode zak
boekje vergat.
In zijn rode zakboekje stonden al zijn
aantekeningen. Alle, die hij nodig had. En
hij schreef er alle in op, die hij bij zijn
terugkomst weer nodig zou hebben.
Hij kon niets beginnen zonder zijn rode
zakboekje. De tijd zou voor hem stil staan
op het moment, dat hij zijn rode zakboekje
niet had. Het zou hem op slag tot niets
doen dwingen, zijn leven beperken tot zijn
stoel, zijn huis, zijn tuinHij zou de weg
naar zijn kantoor nog kunnen gaan en de
weg tussen zijn boeken nog weten, maar
tussen de mensen zou hij de weg niet meer
kunnen vinden. Zonder zijn zakboekje zou
hij zich bewegen als een invalide, strom
pelend, ongelukkig.
En op de dag dat hij op reis ging vergat
hij altijd zijn rode zakboekje. Hij liet het
thuis liggen. En een uur voor hij vertrok
belde hij op naar huis.
„Heb je mijn rode zakboekje soms ge
vonden?", zei hij tegen zijn vrouw. „Het
ligt op mijn bureau. Of in de slaapkamer".
En zijn vrouw antwoordde: „Ja, ik heb
het" of „Ik zal kijken" en daarna zei ze:
„Zal ik het je even brengen? Jij hebt na
tuurlijk geen tijd meer".
Ze dacht bekommerd: „Eeuwig laat hij
zijn zakboekje liggen".
„Ik kan het wel komen halen", zei hij
zacht en snel aan de telefoon, „ik ben zo
thuis".
Thuis gekomen liep hij meteen met
grote, gedecideerde stappen op zijn vrouw
toe om het zakboekje. Daarna vroeg hij
naar zijn dochtertje.
Als ze sliep, ging hij voorzichtig haar
kamertje binnen. Voor het kinderbedje
bleef hij staan, wat stuntelig om dat ver
bazend wonder van zijn dochtertje.
Was ze wakker, dan riep hij haar en liep
haar tegemoet en dan pakte hij het hele
kindje in zijn armen en vroeg onnozel of
ze zoet geweest was. En het kind keek niet-
begrijpend in zijn ogen en commandeerde
een bepaald liedje. Maar hij zong een ander
liedje, want hij kende er haast geen en
halverwege zette hij haar plotseling neer
om te vertrekken
Op een keer nu had zijn vrouw op het
laatste ogenblik het rode zakboekje, dat
ze op het bureau zag liggen, in zijn jaszak
gedaan.
Toen hij opbelde zei ze dus: „Het zit in
je jaszak, kijk maar".
Hij keek. Hij vond het zakboekje.
„Is het niet zo?", vroeg zijn vrouw.
Ja", zei hij eerlijk en ellendig, want nu
zij zich met zijn rode zakboekje had be
moeid, had hij geen reden meer om nog
even. voor het allerlaatst, zijn dochtertje
te zien.
Maps Valk
ostuums. Sara Neil bracht voor het ver-
olkingselement van de solopartij weinig
lersoonlijkheid mee. Ook haar techniek is
liet epaterend. De charleston en de merk
waardige pas-de-quatre met de „tover
fluit" leken om meer komische verve te
vragen dan nu geboden werd. Donald Brit-
ton en vooral Michael Boulton schonken
de meeste voldoening in wat toch wel een
erg aardig sluitstuk was van een program
ma, waarin men verder „The Rake's Pro
gress" van Ninette de Valois terugzag.
Anne Heaton viel als het bedrogen meisje
erg tegen. Miro Zolan was bevredigend,
zonder zijn voorgangers in de titelrol te
kunnen doen vergeten. David Koning
Prinses Margriet heeft in Zwolle de
naar haar genoemde school voor schip
perskinderen geopend. Bij haar aan
komst kreeg de Prinses bloemen van
een der leerlingetjes
Procureur-generaal ontslagen na
weigering uitwijzingsbevel tegen
journalist uit te voeren
Het rijkskabinet heeft zaterdag in een
speciale zitting, die ruim drie uur heeft
geduurd, de kwestie besproken, die is ge
rezen over de positie van de waarnemende
procureur-generaal in de Nederlandse An
tillen. De Antilliaanse minister-president,
de heer E. Jonckheer, woonde de vergade
ring bij. Naar wij vernemen heeft in deze
zitting de heer Jonckheer een uitvoerige
toelichting gegeven op het Antilliaanse
standpunt ten aanzien van het ontslag, dat
aan de waarnemende procureur-generaal
in Willemstad, mr. W. C. van Binsbergen,
is verleend naar aanleiding van diens wei
gering het uitwijzingsbesluit te tekenen
van de hoofdredacteur van de „Beurs en
Nieuwsberichten", de heer A. de Wit. Deze
uiteenzetting, die ruim een uur in beslag
nam, zou verhelderend hebben gewerkt.
Een beslissing over de definitieve benoe
ming van een procureur-generaal is niet
genomen. De besprekingen, die de heer
Jockheer over deze kwestie in Den Haag
heeft gevoerd, zijn thans afgesloten. Hij
zal heden via New York naar Willemstad
terugkeren.
(De moeilijkheden in de Antillen, waar
mee het rijkskabinet zich heeft bezigge
houden, zijn ontstaan doordat de Antil
liaanse regering onlangs besloot de journa
list A. de Wit uit te wijzen wegens publi
caties die haar onwelgevallig waren. De
advocaat-generaal, mr. Van Binsbergen,
die sedert het ontslag van de vorige pro
cureur-generaal, mr. Ellis, waarnemend
procureur-generaal is, heeft geweigerd het
uitwijzingsbevel uit te voeren, omdat naar
zijn oordeel een dergelijk bevel gebaseerd
dient te zijn op de uitspraak van een onaf
hankelijke rechter. De Antilliaanse re
gering heeft daarop mr. Van Binsbergen
ontslagen. In het Statuut voor het Konink
rijk is bepaald dat de procureur-generaal
een landsdienaar is, maar ook dat zijn be
noeming en ontslag door de regering van
het Koninkrijk moeten geschieden).