Ballet van de Markies viert zijn tienjarig de Cuevas bestaan Bergense kunstenaarsin Het Huis van Looy Annette de la Bije in Wenen hoog geprezen De negen Muzen "y „Le vin herbé" van Frank Martin 5 In één nacht Uw handen gaaf en zacht f hn f late Larry Adler speelt met het Promenade-Orkest Nieuwe directeur der Marinierskapel Nieuwe straatnaamgeving in Den Haag volgens idee van schrijver Bordewijk Uitwisseling van radio- en televisie-uitzendingen Amerikaans voorstel aan de Sovjet-Unie „Hongarije-relletjes" Utrechtse verdachte wordt niet vervolgd Danscongres 1957 we^d zeer druk bezocht Zes van de tien bestelde „Seven Seas" op Schiphol DINSDAG 2 5 JUNI 1957 99 De tentoonstelling „Bergense Kunste naars" die tot 22 juli in „Het Huis van Looy" te Haarlem gehouden wordt mag men niet als een expositie van de Bergen se School beschouwen. Er wordt werk ver toond van kunstenaars die te Bergen woon den of daar nog wonen. Het is een romme lig en wat betreft kwaliteit niet zo bijster fraai geheel geworden. Een expositie van goed uitgezocht werk van de Bergense School ware interessanter geweest. De Bergense School is wat in diskrediet ge raakt. Het opruimen, enige jaren geleden, van de verzameling Boendermaker was als de verkoping bij een faillissement. Voor dat de zaak in een Amsterdams waren huis terecht kwam, hadden museummen sen nog een keuze kunnen doen. Zo werd de collectie moderne kunst van het Frans Halsmuseum aangevuld met enige bijzon der fraaie schilderijen, die daar meestal ook te zien zijn. Anders is dat bijvoorbeeld in Amsterdam waar men het belang van de Bergense School tegenwoordig wel uiterst gering lijkt te achten en het fraaie bezit hieruit in de kelders laat. Nu is het overigens wel zo dat de nog levende figu ren van de Bergense School met hun re cente werk de enthousiaste waardering van vroeger voor die school soms moeilijk verklaarbaar maken. De Bergense School steunde op schilder kunstige principes, die men in het werk van Cézanne meende te mogen vinden. De Franse schilder Le Fauconnier, op zijn wij ze voortbouwend op Cézanne's werk, was ook door persoonlijk contact op de Ber- genaars van invloed. De latijnse klaarheid van een Cézanne mocht hen een voorbeeld zijn bij de bouw hunner composities, hun noordelijker geaardheid bracht een zeker expressionistisch voelen mee bij de be schouwing van hun onderwerpen. Dit kwam tot uiting in expressieve verteke ningen bijvoorbeeld bij Piet Wiegmans figuurstukken, bij sommige van Gestels in kubistische trant geschilderde portretten. Ook was dit vaak zichtbaar in de soms broeierige kleur, vooral als het Neder landse onderwepen betrof. Zo kon de schil der Willink eens ietwat sarcastisch schrij ven over de schilderijen van de Bergense School als „min of meer bruin aangebrande Cézannes" niet ten onrechte ten aan zien van veel misschien, 'maar toch ook weer moeilijk van toepassing bijvoorbeeld op de paar werken in het Frans Halsmu seum. En ik geloof dat het dergelijke wer ken zijn die het belang van de Bergense School uitmaken. Een uitstekend voorbeeld van een werk in de geest van de Bergense School vindt men op deze expositie in het grote stil leven van A. J. G. Colnot, een werk uit de collectie van het Stedelijk Museum te Am sterdam, waarvan ik het bestaan vergeten was. Minder sterk, maar toch zeker een goede indruk gevend van de opvattingen, die in den beginne in de Bergense School golden, is een grote aquarel van dezelfde. Enige tekeningen van hem lijken me van veel latere datum. Wanneer men deze, voor mij nog altijd aantrekkelijke, zaken ver gelijkt met Matthieu Wiegmans nog niet zo lang geleden geschilderde Piëta, dan blijken de vroegere Bergense vrienden toch wel zeer uiteengegaan te zijn. Het is goed dat een schilder niet blijft stilstaan bij het eens verworvene. Het is alleen bijna onbegrijpelijk, dat deze schreeuwend kleurige Piëta van dezelfde schilder is, die eens zo'n prachtig portret maakte van de dichter A. Roland Holst. Drie aquarellen van Piet Wiegman geven wel een idee van diens opvattingen, maar te weinig toch nog van zijn soms toch in drukwekkende kwaliteiten. Voor Leo Gestel is de Bergense School een fase in zijn ontwikkeling geweest. Als typisch voorbeeld van een werk in de geest van de Bergense School mogen zijn grote te kening naar zonnebloemen en zijn portret van Jan Toorop gelden. Iets van Gestels begin vindt men in een tekening naar Belgische vluchtelingen uit de eerste we- ADVERTENTIE Ook een pluim voor de Stem des Volks" (Van onze correspondent in Wenen) De Weense muziekcritiek is een en al lof over de prestaties van het Amsterdamse zangkoor „De Stem des Volks" onder lei ding van Antoon Krelage na een optreden in de Oostenrijkse hoofdstad. Vooral „Der Neue Kurier" is uitbundig. Dit blad staat bekend om zijn scherpe critiek. Het schrijft, dat het Amsterdamse zangkoor zijn moei lijke partij in het oratorium van Sem Dres den opvallend goed heeft gezongen, nadat het reeds in de Mis van Beethoven uit stekende bewijzen van muzikaliteit had gegeven. Daarbij kreeg de Heemsteedse sopraan Annette de la Bije een bijzondere waardering. Het blad schreef: „Ook de prestaties van de solisten stonden op een hoog peil, ofschoon Sem Dresden niet zui nig is met moeilijke intonaties. Vooral een zeer hoog peil bereikte Annette de la Bije in haar sopraansolo. Dat is een prachtige stem, die zij geheel in haar macht heeft, edel van klank en bloeiend in de hoge tonen. Hier zou men een sopraan kunnen ontdekken", aldus het Weense blad. 11 juni in Haarlem Donderdagavond 11 juli treedt in het Haarlemse Concertgebouw op de beroemde Amerikaanse mondharmonikaspeler Larry Adler. Hij behoort met de sopraan Lucy Tilly en de tenor Pierre Fleta, beiden van het Théatre Royal de la Monnaie in Brus sel, tot de solisten in een programma, waaraan tevens wordt medegewerkt door het Promenade-Orkest van de Nederland se Radio Unie onder leiding van Hugo de Groot. Het programma is getiteld „Een zo meravond van lichte en operamuziek" en bevat aria's uit de opera „Mignon" van Thomas, entr'acte-muziek uit de opera „Samson en Delila" van Saint-Saëns, duet uit de opera „Manon" van Massenet, „An American in Paris" van Gershwin en bal letmuziek uit „Sylvia" van Delibes. reldoorlog. Jan Sluijters en Piet van der Hem hebben in dezelfde tijd dergelijke tekeningen gemaakt, die steunen op veelal Franse voorbeelden als Toulouse Lautrec en Steinlen onder anderen. Voor de Ber gense School is er enige gemeenschappe lijkheid geweest onder kunstenaars, die moderner dan de figuren van de Amster damse School waren. Het werk van Harrie Kuijten heeft met deze geest eigenlijk al tijd meer te maken gehad dan met die van de Bergense School: hij is een impressionist gelijk Maks, geen Bergenaar en daarom dus hier niet vertegenwoordigd, maar wel lid van de Hollandse Kunstenaarskring, de expositievereniging waarmee de Bergense School optrad. Toch is de bouw van Kuij- tens stillevens ook weer niet zonder het werk van Cézanne te denken. Voor een' ruimere vertegenwoordiging van Kuijtens werk, van wie geen stillevens worden ge toond, had gerust één en ander van jongere Bergenaars hier kunnen vervallen. Filarski onderscheidde zich onder zijn kornuiten vaak door een wat meer barokke vormgeving. Uitmuntend is zijn gezicht op het Zuidfranse bergdorp Gorbio, dat ik van dezelfde plek af eens mocht zien en waar heen ik me door Filarski's werk weer ver plaatst voelde. Een zwakke vertegenwoor diger was Jelle Troelstra, die in nogal conformistisch Bergense geest werkte, maar nu aantrekkelijke impressionistische aquarellen exposeert. Een doorgaan van de Bergense School kan men zien in een schilderij van Colnots zoon Karei, een aquarel van Thijs Sterk en als men wil ook in een tekening van Berkhout, waarin een zin tot bouwen vooropstaat, die wel uit de Bergense School gegroeid kan zijn. Germ de Jong was vooral een uitzon derlijke figuur in de Bergense School, evenals Jaap Weyand trouwens. Jan van Herwijnen, tijdgenoot en Bergenaar. mag men al niet meer tot de „School" rekenen. Hij trad echter op met de Hollandse Kun stenaarskring, waartoe ook S. L. Schwartz en Else Berg, slachtoffers van het Duitse anti-semitisme, behoorden. Charley Toorop's begin lag wel in de Bergense School, maar de geest van haar werk bleek spoedig al een heel andere. Surrealisten. In 't Kröller Müller mu seum in Otterlo wordt 30 juni een tentoon stelling geopend uit de collectie-Urvater. De expositie omvat honderdtwintig sur realistische schilderijen van Paul Klee, Max Ernst, Matta, Magritte, Delveaux en anderen. De tentoonstelling blijft tot en met 1 september geopend. Bob Buys. De stichting Beeldende Kunst, Nationaal Uitleensysteem van Kunstwerken, houdt van 10 tot 28 juli in haar agentschap kunsthandel G. van Hul- sen in Leeuwarden, een expositie van het werk van Bob Buys. De marinierskapel krijgt een nieuwe directeur: de eerste luitenant H. C. van Lijnschooten. Hij volgt majoor G. Nieuw- land op, die in dienst is getreden bij de AVRO. Luitenant Van Lijnschooten zal op 1 juli in de Van Ghentkazerne te Rotterdam door de commandant van het Korps Mariniers, generaal-majoor der mariniers H. O. Roms- winckel, worden beëdigd. Daarna zal ma joor G. Nieuwland de leiding van de kapel aan luitenant Van Lijnschooten overdra gen. Wanneer men een tentoonstelling van „Bergense Kunstenaars" maakt, mag het werk van haar zoon E. Fernhout niet ont breken. Haar grote vriend John Radecker is wel vertegenwoordigd. Een plezierige kennismaking is die met de beeldjes van J. W. RSdecker, zijn zoon. Het mooiste op deze wat samengeraapte tentoonstelling, waarop ook nog jongeren vertegenwoor digd zijn, is voor mij toch het portret van Gestel, gemaakt door de beeldhouwer We zelaar, die verder met Bergen maar weinig te maken heeft. Bob Buys Malaucèmedoor Gemi de Jonq (1954) Toen het koor de epiloog gezongen had van het driedelige werk „Le vin herbé" (De toverdrank) waarin de Zwitserse com ponist Frank Martin, de aloude sage van Tristan en Isolde behandelde als een twintigste-eeuwse troubadour, waardig voortzetter van de nobele traditie van Bé- roul en Thomas, monseigneur Eilhart et maïtre Gottfried, ontlaadde zich in een langdurig applaus de spanning die de toe hoorders tijdens deze wonderlijke muzikale vertelling maandagavond in de kleine zaal van het Concertgebouw te Amsterdam be vangen had gehouden. Martin heeft zijn tekst ontleend aan de moderne proza-bewerking van Joseph Bé dier, die in al haar eenvoud de navrante toon heeft die bij het gegeven past. De drie delen zijn ieder weer onderverdeeld in een aantal tafrelen, spelend aan boord van het schip waarmee Tristan koning Marke zijn bruid brengt, in Cornwall, in het woud waarin de gelieven een toevlucht gezocht hebben, in Bretagne en steeds is er de zee, waarvan de naar het onbe kende wijkende horizon de gedachte aan verlatenheid en dood opwekt, het woud, in zijn ondoordringbaarheid al evenzeer teken van het begrensde menselijke kenvermo gen. En waar die twee in elkaar overgaan: een rotsige, vijandige kust met menhirs en dolmen zuilen en hunnebedden als raadselachtige getuigen van een mytische wereld op de grens van water en aarde. Deze beklemmende sfeer muzikaal te evo ceren met de soberste middelen in een werk van bijna anderhalf uur is de niet geringe opgave, die de componist zich ge steld heeft. Om te kunnen beoordelen of hij hierin volledig geslaagd is, zou men een nog meer indringende uitvoering moe ten horen die ook de fijnste details van deze, geheel op het wezen van de hande ling en de sfeer van het verhaal gerichte toonzetting recht doet. Met alle waardering voor de wijze waarop het Nederlands Ka merkoor onder leiding van Felix de Nobel de zware opgave vervulde Martin's chromatische muziektaal stelt aan de in tonatie hoge eisen lijkt mij toch dat aan de recitativische zingtrant, die de compo nist voor de verhalende fragmenten door het koor voorschrijft, iets van de quasi- nonchalante souplesse, die het Franse proza vraagt, ontbrak. Martin's muziek in dit werk is monochroom. Door zijn voorkeur voor kleine toonschreden in de melodie, door bijna stereotiep terugkerende disso nantverschuivingen, door éénzelfde klank beeld waarin in octaven zich verplaatsende strijkers harmonisch aangevuld worden met octaven in de piano op liggende of ostinate bassen, wordt het gehele werk doortrokken van het bitterzoete aroma van „de toverdrank". Thans maakte het derde deel, dat door de beschrijving van de storm rond het schip waarmee Isolde naar haar stervende minnaar terugkeert en door het optreden van „Isent-aux-Blan- ches-Mains" de meest dramatische ac centen heeft, de sterkste indruk. Ook leek het alsof de uitvoerenden zich hier beter in het gegeven ingeleefd hadden dan in de meer statische tafrelen vöör de pauze. Frank Martin, die in Amsterdam woont en wiens werken door geheel Europa ge speeld worden, vervulde zelf de piano partij en nam uiteraard zijn deel van de hulde in ontvangst. Deze gold behalve De Nobel en zijn koor waarvan enkele leden belangrijke solopartijen vervuld had den ook Suzanne Danco (Isent) en Ernst Hafliger (Tristan) en de zeven medewer kende leden van het Nederlands Kamer orkest. Sas Bunge Straten uit één wijk wordeti voorzien van eenzelfde achtervoegsel De letterkundige mr. F. Bordewijk heeft, toen het voorstel voor de naamgeving van de straten in het uitbreidingsplan Bere- stein-Bouwlust-Vrederust van de gemeente 's Gravenhage in voorbereiding was, aan het college van B. en W. van Den Haag een brief gezonden, waarbij een lijst was ge voegd van door hem bedachte straatnamen. Uit deze lijst bleek, zo delen B. en W. thans in een voorstel aan de raad mede, dat de heer Bordewijk op het denkbeeld was ge komen de in een bepaalde wijk gelegen straten van hetzelfde achtervoegsel te voorzien. Met het oog op het stadium van voor bereiding van het voorstel inzake de naam geving van straten in Berestein-Bouwlust- Vrederust kon daarbij van de door de heer Bordewijk opgegeven namen geen gebruik meer worden gemaakt. Nu zich echter de mogelijkheid voordoet voor toepassing van hetzelfde systeem, hebben B. en W. het wenselijk geacht de door de heer Borde wijk ingezonden lijst, welke naar hun oor deel een aantal zeer goede ideeën bevat, te doen raadplegen. Een belangrijk deel van de gekozen namen is dan ook aan de ideeën van de heer Bordewijk ontleend. B. en W. stellen voor aan de straten, gelegen in het in vier wijken verdeelde uitbreidingsplan Mariahoeve, namen van veldgewassen te geven, met het achter voegsel „kamp", namen van bewoners van bepaalde landen, met het achtervoegsel „burg", namen van sierstoffen, met het achtervoegsel „horst" en vrouwelijke voor namen, met het achtervoegsel „land". BALLET DER LAGE LANDEN DANST NOGMAALS JUBILEUMPROGRAMMA Het Ballet der Lage Landen geeft op maandag 1 juli in de Amsterdamse Stads schouwburg onder leiding van Mascha ter Weeme wegens de grote belangstelling nogmaals een herhaling van het program ma, dat werd samengesteld ter gelegen heid van het tienjarig bestaan van de groep. Het programma bevat „De Noten kraker" van Tsjaikofski-Ivanov/Walter Gore, „Hoepels!" van Poulenc Walter Gore en „Het Geschenk" van Fauré Pe ter Darrell. Wim de Soet, Albert Bocai en Wim Rietveld begeleiden aan de vleugels. WASHINGTON (Reuter) In een me morandum aan de Sovjet-Unie stellen de Verenigde Staten een regelmatige uitwis seling van ongecensureerde radio- en tele visie-uitzendingen voor. Daardoor zou men tot een vrijere uitwisseling van nieuwe denkbeelden over belangrijke ontwikke lingen in de wereld kunnen komen. De Verenigde Staten hebben over deze kwestie met hun bondgenoten overleg gepleegd. (UP) Het voorstel is aan de Sovjet-am bassadeur overhandigd met het verzoek hierover snel een besluit te nemen. Bij zonderheden zouden later besproken kun nen worden. Een woordvoerder van het Witte Huis verklaarde, dat er in Ameri kaanse regeringskringen al anderhalf jaar over zo'n uitwisseling gedacht is, maar vooral sinds de verschijning van Kroesj- tsjev op het Amerikaanse televisiescherm. In het theater Alhambra, vlak bij de Place de la République te Parijs, maakte tien jaar geleden het toen nog niet zo ge heten Grand Ballet du Marquis de Cuevas zijn officiële debuut. Ter gelegenheid van dit bijzondere jubileum het is inder daad een langdurige bestaansperiode voor een particuliere dansgroep wordt in de zelfde schouwburg, die aan Maurice Che valier toebehoort, gedurende deze maand een reeks voorstellingen gegeven, op de programma's waarvan maar liefst zeven „creaties" worden vermeld als evenzovele pogingen tot bewijs van onverminderde levenskracht. In totaal omvat het reper toire van dit gezelschap, dat zich door het Orchestre des Concerts Colonne onder lei ding van Jean Doussard laat begeleiden, thans tachtig werken, grote en kleinere, zowel navolgingen van Diaghilev als van de Folies Bergère, zowel romantische sprookjes voor ouderwetse balletomanen als brutale experimenten voor moderne snobs. Choreografen en componisten, schrijvers en schilders van internationale reputatie hebben in dit decennium samen gewerkt met de wonderlijke mecenas, die volgens zijn adelbrieven de achtste Mar kies de Piedra Blanca de Guana de Cuevas heet, een rechtstreekse afstammeling van Koning Alfons de Derde van Portugal zou zijn en tot zijn artistieke bedrijvigheid mede in staat wordt gesteld door zijn in 1927 gesloten huwelijk met Margaret Strong, de kleindochter van John D. Rocke feller. Nederland heeft aan het Ballet van de Nina Viroubova Markies de Cueva zeer veel te danken. Vooral door het optreden van dit gezel schap heeft het publiek oog gekregen voor de rijke mogelijkheden van de zogeheten academische danskunst. Het heeft pioniers arbeid verricht in een land, dat Kurt Jooss als de hogepriester van de eredienst van Terpsichore beschouwde en waar de uit gaande gemeente was grootgebracht bij de wanordelijke beginselen der zogenaamd vrije beweging. Rosella Hightower en Mar- jorie Tallchief, de herhaaldelijk als gast medewerkende Tamara Toemanova, de eerste dansers André Eglesky en George Skibine hebben, tezamen met vele anderen, het geloof in de zekerheden van de klassie ke techniek glorieus bevestigd. Door dit ensemble ook werden wij vertrouwd ge maakt met de meesterwerken uit het zich internationaal gehandhaafd hebbende re pertoire. Het heeft hier inspirerend ge werkt, niet alleen op het publiek, maar ook op velen die zich reeds dansers waanden en tot het inzicht kwamen dat zij het vak nog moesten lerenAndere groepen mo gen ons artistiek meer voldoening hebben geschonken, de impuls tot waarachtige vernieuwing op basis der traditie is van dit reizende makiezaat uitgegaan. Rosella Hightower In juni 1947 werd de eerste voorstelling voorafgegaan door een toespraak van de Markies, waarin deze een belofte deed van perfectie der vormen, van dansen met overtuiging en enthousiasme. Hij legde voorts een beheerst hoogdravend getuige nis af van het besef een missie te vervul len als apostel der schoonheid. Wie nu hetzelfde theater binnengaat, wordt ver welkomd door in de hal weergalmende, kennelijk mechanische muziek. Laat men zich hierdoor verleiden vroegtijdig plaats te nemen in de gemakkelijke fauteuils van de sterk hellende zaal, dan kan men ge nieten van een zonderling voorprogramma, bestaande uit allerhande bonte reclame films in Kleuren met daverende aanbeve lingen voor scooters en autobanden, voor badpakken, tabak en margarine. Dit duurt tot vijf minuten voor het begin. Dp de avond van mijn bezoek hoorde men iirect daarna de vertrouwde loopjes uit Het Zwanenmeer" van Tsjaikofsky uit de irkestbak opstijgen. De huidige ballet- meester, Nicholas Beriosov, die met het Tederlands Ballet onder meer „Petroesjka" heeft ingestudeerd, presenteerde een voor mij nieuwe versie van de tweede akte van dit romantische meesterwerk. Volgens het programmaboek is de choreografie aan Lev Ivanov en een mij volstrekt onbekende Goussev ontleend. Van een verbetering kan men bepaald niet spreken. De rol van de tovenaar Von Rothbart (in de gedaante van een uil) is geheel verdwenen. Verder lijkt alles er op gericht te zijn de slagzin „Het Ballet van de Markies de Cuevas is Rosel la Hightower" waar te maken. Zij heeft in Wasil Tupin een nobele, krachtige part ner, wiens capaciteiten als danser men nauwelijks kan beoordelen, omdat hij wei nig kans krijgt die te bewijzen. Wel mag hij tegen het einde van het grote duet in fiere houding knielen, teneinde de zwanen- koningin in staat te tellen een schilderach tige arabesque op zijn bovenbeen te vol voeren. Om de virtuositeit van Rosella Hightower nog „ongelooflijker" te doen schitteren wordt de muziek tot razende snelheid opgejaagd. Zij is nog steeds een fenomenale danseres, maar helaas veidoo- chent zij het stijlgevoel, waardoor zij zich vroeger eveneens zo glorieus onderscheid de. Zij treedt nu ook in een door David Lichine ontworpen pantomime op, als een Carmen in travestie, om te bewijzen dat zij als „comédienne" voor niemand behoeft onder te doen. Paul Grinwis is daarbij haar tegenspeler. Weinig imponerend Wat ik van de met trots aangekondigde „zeven creaties" ter ere van het jubileum heb gezien, was weinig imponerend, om niet te zeggen verwerpelijk. Op muziek van Franklyn Marks werd „De brug" ver toond, een choreografie van James Star- buck, die jarenlang deel van het Ballet Russe de Monte Carlo uitmaakte. Hij is een leerling van Adolph Bolm en Vera Nemstjinova, maar ook van Martha Gra ham geweest en als leraar aan de school van de „dans-etnologe" Katherine Dunham verbonden. Geen wonder dat zijn thans vertoonde ballet een mengsel is van aca demische en expressionistische dans, een sentimentele roman in beeld. De vertol king door Genia Melikova als de wan hopige vrouw met zelfmoordneigingen en door Andrea Karlsen en Wladimir Skou- ratoff als de tot levenslust inspirerende geliefden was prijzenswaardig. „Perlimplinade" heeft blijkens het pro gramma een gegeven van Xavier Coll, die ook de decors en kostuums ontwierp. Dat de geschiedenis aan „De liefde van Don Perlimplin voor Dona Belisa in de tuin" van Federico Garcia Lorca is ontleend, staat er niet bij. En gezien de aangebrach te veranderingen is dat misschien maar goed ook. Het verhaal over de man, die niet gelooft dat zijn veel jongere vrouw- meer dan een soort genegenheid als jegens een vader voor hem voelt en zich daarom als een denkbeeldige minnaar vermomt, werd in een weinig interessante zetting van Skouratoff door Wasil Tupin en Bea trix Consuelo (een Braziliaanse) met veel talent verdedigd. Het was vergeefse moeite. Misschien is men benieuwd naar de an dere noviteiten. Het zijn „La Fiesta" van Enrique Martinez op muziek van Morton Gould, een „Pastorale" van George Ski- Rosella Hightower bine op muziek van Couperin, een dansles van Louis Pécour aan de kinderen van de Hertog van Orléans naar oude gegevens reconstruerend, verder „Het lied van de eeuwigdurende droefenis" op muziek van Christofer Headington door Ana Ricarda, een soort chinoiserie, het duet „Soirée Mu- sicale" voor Rosella Hightower en Serge Golovine door John Taras op muziek van Rossini, een abstracte bewegingscompo sitie („Diagrammes") door Janine Charrat op het Zesde Concerto van Bach en „Con- trepoint" d'Amour" door Vassili Lambri- nos op muziek van Alamah Delias, een de monstratie van drie temperamenten in de liefde. Beroemde namen Zoals men ziet: veel vreemde namen, maar nauwelijks choreografen van enige verdienste. Tijdens de repetities hoort men veel Spaans en talen uit Oost-Europa spre ken en gezegd moet worden, dat het corps de ballet inderdaad verbetering heeft on dergaan. Tezeer echter leeft en werkt men hier in een sfeer van wederzijdse verheer lijking, op die manier slechts de decaden tie van het ballet als kunstvorm bevorde rend. George Skibine en Marjorie Tall chief f hebben de wijste partij gekozen en engagementen bij de Parijse Opera aan vaard. Ik ontmoette hen in de studio van de vermaarde pedagoge Ljoebov Egorova in het oude huis aan de Rue Rochefau- cault, dat zij met haar echtgenoot, Prins Troebetzkoj, bewoont. „Zeven jaar is lang genoeg geweest!" zei Skibine. Jammer genoeg heb ik geen gelegenheid gehad het optreden van Nina Viroubova en Nathalie Krassovska bij te wonen. Het Ballet van de Markies de Cuevas is nog altijd (of liever gezegd: opnieuw) een keurtroep. Maar het geloof ontbreekt. ADVERTENTIE David Koning ITet communistische Tweede Kamerlid Bakker heeft onlangs de minister van Justitie verzocht te bevorderen dat alsnog wordt overgegaan tot strafvervolging van een jongeman die zich in de nacht van 4 op 5 november 1956, de nacht van de „Hon garije-relletjes", te Utrecht aan vernielin gen had schuldig gemaakt De officier van Justitie besloot hem niet te vervolgen. In zijn antwoord heeft minister Samkal- den uiteengezet waarom de officier dit be sluit heeft genomen. Het betrof hier een jonge arbeider met een blanco strafregister, die niet als on ruststoker bekendstond en die min of meer toevalligerwijze als verdachte uit het on derzoek naar voren was gekomen. Aan het betrokken incident was door vele ver moedelijk tientallen andere, niet ge- identificeerde, personen deelgenomen. Naar het oordeel van de officier van Justitie was in de gegeven omstandigheden niet nauwkeurig vast te stellen in welke mate de ene wel geïdentificeerde verdachte tot ongeregeldheden heeft bijgedragen. Deze verdachte was kennelijk aangestoken door algemene opwinding, hetgeen weliswaar zijn schuld geenszins uitsluit, maar waar door hem toch niet een zo groot verwijt kon treffen als onder normaler omstandig heden het geval zou zijn geweest. De schuldigen aan andere excessen, wel ke te Utrecht als reactie op het gebeurde in Hongarije zijn voorgekomen, waren in middels reeds berecht, zodat uit een oog punt van generale preventie geen aanlei ding voor het instellen van een strafvervol ging meer bestond. De minister heeft, na nog het oordeel te hebben gevraagd van de procureur-gene raal bij het gerechtshof te Amsterdam, gemeend ervan te moeten afzien in dit sta dium opdracht te geven om alsnog tot ver volging van de bedoelde verdachte over te gaan. Aan belanghebbenden staat het vrij, zich overeenkomstig het bepaalde in arti kel 12 van het Wetboek van Strafvorde ring bij het gerechtshof te Amsterdam over de beslissing tot niet-vervolging te beklagen. De minister verklaart tenslotte, dat uit de in dit geval genomen beslissing niet mag worden afgeleid, dat voortaan in het algemeen zou worden afgezien van straf vervolgingen in gevallen, waarin verschil lende personen een strafbaar feit hebben begaan en slechts één van hen als ver dachte is geïdentificeerd. Het Danscongres 1957, dat zaterdag in gebouw Marcanti in Amsterdam is gehou den, bracht voor de eerste keer op lande lijk niveau een ontmoeting tussen beroeps mensen, amateurs en kunstenaars op dans- gebied met de vier groeperingen: gezel- schaps-, folklore-, volksdans en ballet. Het „Centraal Dansberaad", dat zich ten doel stelt de bevordering van het contact tus sen de verschillende gebieden van de dans en het stimuleren van een verantwoorde dans in Nederland had dit congres geor ganiseerd met medewerking van zowel het ministerie van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen als het Prins Bernhardfonds en de gemeente Amsterdam. Ongeveer vierhonderd, meest jeugdige mensen, be oefenaars van de uiteenlopende dansgroe- peringen, waren daarbij in de gelegenheid kennis te maken met de hun onbekende dansen onder leiding van de leerkrachten de heer Th. W. Bus voor gezelschapsdans, mevrouw F. van Doorn-Last voor volks dans en mevrouw E. Wijdeveld-Harss voor kunstdans. Door beoefening van enkele basisbewegingen en specifieke stijlvormen konden de zichtbaar enthousiaste deelne mers ervaren wat er karakteristiek is voor de onderscheidene dansvormen. Over dit onderwerp is onder andere van gedachten gewisseld door een forum. Er is vervolgens afscheid genomen van de voorzitter van het „Centraal Dansberaad", prof. Van Holk uit Oegstgeest, die als zo danig wordt opgevolgd door de heer J. C. Wilmans uit Meppel, lid van Gedeputeerde Staten in Drente. De avond was eveneens gewijd aan de dans. Ruim negenhonderd bezoekers keken naar het spel „De wereld een dansfeest?" van J. H. W. Veenstra, dat werd opgevoerd door een balletgroep van de school van Max Dooyes, de folklo ristische dansgroep „De Schermer dan sers", leden van het Amsterdams Volks danscentrum en leerlingen van een dans school. Medewerkers van de vier grote Nederlandse balletten. Scapino, Ballet dei- Lage Landen, Ballet der Nederlandse Opera en het Nederlands Ballet voerden vervol gens nummers uit eigen repertoire op. De organisatoren zeiden na afloop van mening te zijn, dat een dergelijk contact tussen de dansgroeperingen dient te worden voort gezet. vooral op regionaal niveau. Men hoopte over enige tijd opnieuw een derge lijk congres te houden, gezien de grote belangstelling. Op 3 juli zal voor de eerste keer door de K.L.M. een DC 7c op de lijndienst naar Johannesburg worden ingezet. Dit is mo gelijk, omdat zes van de tien bestelde „Seven Seas" reeds van de Douglasfabrie- ken te Santa Monica naar Schiphol zijn overgevlogen, namelijk de „Rode Zee" de „Gele Zee", de „Zwarte Zee", de „Ierse Zee", de „Arabische Zee" en de „Oostzee". In de loop van juli komen de vier reste rende DC 7c's in Nederland aan, namelijk de „Caraïbische Zee", de „Middellandse Zee", de „Zuiderzee" en de „Adriatische Zee". De dienst op New York wordt reeds sedert 2 juni met de DC 7c gevlogen. In augustus volgt de Amsterdam-Montreal- route en later in het jaar zullen de „Seven Seas" de DC 6b-vliegtuigen op de route Zuid-Amerika vervangen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 9