Ballet van de Markies
viert zijn tienjarig
de Cuevas
bestaan
Bergense kunstenaarsin
Het Huis van Looy
Annette de la Bije in
Wenen hoog geprezen
De negen Muzen "y
„Le vin herbé" van
Frank Martin
5
In één nacht
Uw handen
gaaf en zacht
f hn
f late
Larry Adler speelt met
het Promenade-Orkest
Nieuwe directeur der
Marinierskapel
Nieuwe straatnaamgeving
in Den Haag volgens idee
van schrijver Bordewijk
Uitwisseling van radio- en
televisie-uitzendingen
Amerikaans voorstel aan
de Sovjet-Unie
„Hongarije-relletjes"
Utrechtse verdachte
wordt niet vervolgd
Danscongres 1957 we^d
zeer druk bezocht
Zes van de tien bestelde
„Seven Seas" op Schiphol
DINSDAG 2 5 JUNI 1957
99
De tentoonstelling „Bergense Kunste
naars" die tot 22 juli in „Het Huis van
Looy" te Haarlem gehouden wordt mag
men niet als een expositie van de Bergen
se School beschouwen. Er wordt werk ver
toond van kunstenaars die te Bergen woon
den of daar nog wonen. Het is een romme
lig en wat betreft kwaliteit niet zo bijster
fraai geheel geworden. Een expositie van
goed uitgezocht werk van de Bergense
School ware interessanter geweest. De
Bergense School is wat in diskrediet ge
raakt. Het opruimen, enige jaren geleden,
van de verzameling Boendermaker was als
de verkoping bij een faillissement. Voor
dat de zaak in een Amsterdams waren
huis terecht kwam, hadden museummen
sen nog een keuze kunnen doen. Zo werd
de collectie moderne kunst van het Frans
Halsmuseum aangevuld met enige bijzon
der fraaie schilderijen, die daar meestal
ook te zien zijn. Anders is dat bijvoorbeeld
in Amsterdam waar men het belang van
de Bergense School tegenwoordig wel
uiterst gering lijkt te achten en het fraaie
bezit hieruit in de kelders laat. Nu is het
overigens wel zo dat de nog levende figu
ren van de Bergense School met hun re
cente werk de enthousiaste waardering
van vroeger voor die school soms moeilijk
verklaarbaar maken.
De Bergense School steunde op schilder
kunstige principes, die men in het werk
van Cézanne meende te mogen vinden. De
Franse schilder Le Fauconnier, op zijn wij
ze voortbouwend op Cézanne's werk, was
ook door persoonlijk contact op de Ber-
genaars van invloed. De latijnse klaarheid
van een Cézanne mocht hen een voorbeeld
zijn bij de bouw hunner composities, hun
noordelijker geaardheid bracht een zeker
expressionistisch voelen mee bij de be
schouwing van hun onderwerpen. Dit
kwam tot uiting in expressieve verteke
ningen bijvoorbeeld bij Piet Wiegmans
figuurstukken, bij sommige van Gestels in
kubistische trant geschilderde portretten.
Ook was dit vaak zichtbaar in de soms
broeierige kleur, vooral als het Neder
landse onderwepen betrof. Zo kon de schil
der Willink eens ietwat sarcastisch schrij
ven over de schilderijen van de Bergense
School als „min of meer bruin aangebrande
Cézannes" niet ten onrechte ten aan
zien van veel misschien, 'maar toch ook
weer moeilijk van toepassing bijvoorbeeld
op de paar werken in het Frans Halsmu
seum. En ik geloof dat het dergelijke wer
ken zijn die het belang van de Bergense
School uitmaken.
Een uitstekend voorbeeld van een werk
in de geest van de Bergense School vindt
men op deze expositie in het grote stil
leven van A. J. G. Colnot, een werk uit de
collectie van het Stedelijk Museum te Am
sterdam, waarvan ik het bestaan vergeten
was. Minder sterk, maar toch zeker een
goede indruk gevend van de opvattingen,
die in den beginne in de Bergense School
golden, is een grote aquarel van dezelfde.
Enige tekeningen van hem lijken me van
veel latere datum. Wanneer men deze, voor
mij nog altijd aantrekkelijke, zaken ver
gelijkt met Matthieu Wiegmans nog niet
zo lang geleden geschilderde Piëta, dan
blijken de vroegere Bergense vrienden
toch wel zeer uiteengegaan te zijn. Het is
goed dat een schilder niet blijft stilstaan
bij het eens verworvene. Het is alleen
bijna onbegrijpelijk, dat deze schreeuwend
kleurige Piëta van dezelfde schilder is,
die eens zo'n prachtig portret maakte van
de dichter A. Roland Holst.
Drie aquarellen van Piet Wiegman geven
wel een idee van diens opvattingen, maar
te weinig toch nog van zijn soms toch in
drukwekkende kwaliteiten. Voor Leo
Gestel is de Bergense School een fase in
zijn ontwikkeling geweest. Als typisch
voorbeeld van een werk in de geest van
de Bergense School mogen zijn grote te
kening naar zonnebloemen en zijn portret
van Jan Toorop gelden. Iets van Gestels
begin vindt men in een tekening naar
Belgische vluchtelingen uit de eerste we-
ADVERTENTIE
Ook een pluim voor de
Stem des Volks"
(Van onze correspondent in Wenen)
De Weense muziekcritiek is een en al lof
over de prestaties van het Amsterdamse
zangkoor „De Stem des Volks" onder lei
ding van Antoon Krelage na een optreden
in de Oostenrijkse hoofdstad. Vooral „Der
Neue Kurier" is uitbundig. Dit blad staat
bekend om zijn scherpe critiek. Het schrijft,
dat het Amsterdamse zangkoor zijn moei
lijke partij in het oratorium van Sem Dres
den opvallend goed heeft gezongen, nadat
het reeds in de Mis van Beethoven uit
stekende bewijzen van muzikaliteit had
gegeven. Daarbij kreeg de Heemsteedse
sopraan Annette de la Bije een bijzondere
waardering. Het blad schreef: „Ook de
prestaties van de solisten stonden op een
hoog peil, ofschoon Sem Dresden niet zui
nig is met moeilijke intonaties. Vooral een
zeer hoog peil bereikte Annette de la Bije
in haar sopraansolo. Dat is een prachtige
stem, die zij geheel in haar macht heeft,
edel van klank en bloeiend in de hoge
tonen. Hier zou men een sopraan kunnen
ontdekken", aldus het Weense blad.
11 juni in Haarlem
Donderdagavond 11 juli treedt in het
Haarlemse Concertgebouw op de beroemde
Amerikaanse mondharmonikaspeler Larry
Adler. Hij behoort met de sopraan Lucy
Tilly en de tenor Pierre Fleta, beiden van
het Théatre Royal de la Monnaie in Brus
sel, tot de solisten in een programma,
waaraan tevens wordt medegewerkt door
het Promenade-Orkest van de Nederland
se Radio Unie onder leiding van Hugo de
Groot. Het programma is getiteld „Een zo
meravond van lichte en operamuziek" en
bevat aria's uit de opera „Mignon" van
Thomas, entr'acte-muziek uit de opera
„Samson en Delila" van Saint-Saëns, duet
uit de opera „Manon" van Massenet, „An
American in Paris" van Gershwin en bal
letmuziek uit „Sylvia" van Delibes.
reldoorlog. Jan Sluijters en Piet van der
Hem hebben in dezelfde tijd dergelijke
tekeningen gemaakt, die steunen op veelal
Franse voorbeelden als Toulouse Lautrec
en Steinlen onder anderen. Voor de Ber
gense School is er enige gemeenschappe
lijkheid geweest onder kunstenaars, die
moderner dan de figuren van de Amster
damse School waren. Het werk van Harrie
Kuijten heeft met deze geest eigenlijk al
tijd meer te maken gehad dan met die van
de Bergense School: hij is een impressionist
gelijk Maks, geen Bergenaar en daarom
dus hier niet vertegenwoordigd, maar wel
lid van de Hollandse Kunstenaarskring, de
expositievereniging waarmee de Bergense
School optrad. Toch is de bouw van Kuij-
tens stillevens ook weer niet zonder het
werk van Cézanne te denken. Voor een'
ruimere vertegenwoordiging van Kuijtens
werk, van wie geen stillevens worden ge
toond, had gerust één en ander van jongere
Bergenaars hier kunnen vervallen.
Filarski onderscheidde zich onder zijn
kornuiten vaak door een wat meer barokke
vormgeving. Uitmuntend is zijn gezicht op
het Zuidfranse bergdorp Gorbio, dat ik van
dezelfde plek af eens mocht zien en waar
heen ik me door Filarski's werk weer ver
plaatst voelde. Een zwakke vertegenwoor
diger was Jelle Troelstra, die in nogal
conformistisch Bergense geest werkte,
maar nu aantrekkelijke impressionistische
aquarellen exposeert. Een doorgaan van
de Bergense School kan men zien in een
schilderij van Colnots zoon Karei, een
aquarel van Thijs Sterk en als men wil
ook in een tekening van Berkhout, waarin
een zin tot bouwen vooropstaat, die wel
uit de Bergense School gegroeid kan zijn.
Germ de Jong was vooral een uitzon
derlijke figuur in de Bergense School,
evenals Jaap Weyand trouwens. Jan van
Herwijnen, tijdgenoot en Bergenaar. mag
men al niet meer tot de „School" rekenen.
Hij trad echter op met de Hollandse Kun
stenaarskring, waartoe ook S. L. Schwartz
en Else Berg, slachtoffers van het Duitse
anti-semitisme, behoorden.
Charley Toorop's begin lag wel in de
Bergense School, maar de geest van haar
werk bleek spoedig al een heel andere.
Surrealisten. In 't Kröller Müller mu
seum in Otterlo wordt 30 juni een tentoon
stelling geopend uit de collectie-Urvater.
De expositie omvat honderdtwintig sur
realistische schilderijen van Paul Klee,
Max Ernst, Matta, Magritte, Delveaux en
anderen. De tentoonstelling blijft tot en
met 1 september geopend.
Bob Buys. De stichting Beeldende
Kunst, Nationaal Uitleensysteem van
Kunstwerken, houdt van 10 tot 28 juli in
haar agentschap kunsthandel G. van Hul-
sen in Leeuwarden, een expositie van het
werk van Bob Buys.
De marinierskapel krijgt een nieuwe
directeur: de eerste luitenant H. C. van
Lijnschooten. Hij volgt majoor G. Nieuw-
land op, die in dienst is getreden bij de
AVRO.
Luitenant Van Lijnschooten zal op 1 juli
in de Van Ghentkazerne te Rotterdam door
de commandant van het Korps Mariniers,
generaal-majoor der mariniers H. O. Roms-
winckel, worden beëdigd. Daarna zal ma
joor G. Nieuwland de leiding van de kapel
aan luitenant Van Lijnschooten overdra
gen.
Wanneer men een tentoonstelling van
„Bergense Kunstenaars" maakt, mag het
werk van haar zoon E. Fernhout niet ont
breken. Haar grote vriend John Radecker
is wel vertegenwoordigd. Een plezierige
kennismaking is die met de beeldjes van
J. W. RSdecker, zijn zoon. Het mooiste op
deze wat samengeraapte tentoonstelling,
waarop ook nog jongeren vertegenwoor
digd zijn, is voor mij toch het portret van
Gestel, gemaakt door de beeldhouwer We
zelaar, die verder met Bergen maar weinig
te maken heeft.
Bob Buys
Malaucèmedoor Gemi de Jonq (1954)
Toen het koor de epiloog gezongen had
van het driedelige werk „Le vin herbé"
(De toverdrank) waarin de Zwitserse com
ponist Frank Martin, de aloude sage van
Tristan en Isolde behandelde als een
twintigste-eeuwse troubadour, waardig
voortzetter van de nobele traditie van Bé-
roul en Thomas, monseigneur Eilhart et
maïtre Gottfried, ontlaadde zich in een
langdurig applaus de spanning die de toe
hoorders tijdens deze wonderlijke muzikale
vertelling maandagavond in de kleine zaal
van het Concertgebouw te Amsterdam be
vangen had gehouden.
Martin heeft zijn tekst ontleend aan de
moderne proza-bewerking van Joseph Bé
dier, die in al haar eenvoud de navrante
toon heeft die bij het gegeven past. De
drie delen zijn ieder weer onderverdeeld
in een aantal tafrelen, spelend aan boord
van het schip waarmee Tristan koning
Marke zijn bruid brengt, in Cornwall, in
het woud waarin de gelieven een toevlucht
gezocht hebben, in Bretagne en steeds
is er de zee, waarvan de naar het onbe
kende wijkende horizon de gedachte aan
verlatenheid en dood opwekt, het woud, in
zijn ondoordringbaarheid al evenzeer teken
van het begrensde menselijke kenvermo
gen. En waar die twee in elkaar overgaan:
een rotsige, vijandige kust met menhirs en
dolmen zuilen en hunnebedden als
raadselachtige getuigen van een mytische
wereld op de grens van water en aarde.
Deze beklemmende sfeer muzikaal te evo
ceren met de soberste middelen in een
werk van bijna anderhalf uur is de niet
geringe opgave, die de componist zich ge
steld heeft. Om te kunnen beoordelen of
hij hierin volledig geslaagd is, zou men
een nog meer indringende uitvoering moe
ten horen die ook de fijnste details van
deze, geheel op het wezen van de hande
ling en de sfeer van het verhaal gerichte
toonzetting recht doet. Met alle waardering
voor de wijze waarop het Nederlands Ka
merkoor onder leiding van Felix de Nobel
de zware opgave vervulde Martin's
chromatische muziektaal stelt aan de in
tonatie hoge eisen lijkt mij toch dat aan
de recitativische zingtrant, die de compo
nist voor de verhalende fragmenten door
het koor voorschrijft, iets van de quasi-
nonchalante souplesse, die het Franse proza
vraagt, ontbrak. Martin's muziek in dit
werk is monochroom. Door zijn voorkeur
voor kleine toonschreden in de melodie,
door bijna stereotiep terugkerende disso
nantverschuivingen, door éénzelfde klank
beeld waarin in octaven zich verplaatsende
strijkers harmonisch aangevuld worden
met octaven in de piano op liggende of
ostinate bassen, wordt het gehele werk
doortrokken van het bitterzoete aroma van
„de toverdrank". Thans maakte het derde
deel, dat door de beschrijving van de
storm rond het schip waarmee Isolde naar
haar stervende minnaar terugkeert en
door het optreden van „Isent-aux-Blan-
ches-Mains" de meest dramatische ac
centen heeft, de sterkste indruk. Ook leek
het alsof de uitvoerenden zich hier beter
in het gegeven ingeleefd hadden dan in de
meer statische tafrelen vöör de pauze.
Frank Martin, die in Amsterdam woont
en wiens werken door geheel Europa ge
speeld worden, vervulde zelf de piano
partij en nam uiteraard zijn deel van de
hulde in ontvangst. Deze gold behalve De
Nobel en zijn koor waarvan enkele
leden belangrijke solopartijen vervuld had
den ook Suzanne Danco (Isent) en Ernst
Hafliger (Tristan) en de zeven medewer
kende leden van het Nederlands Kamer
orkest.
Sas Bunge
Straten uit één wijk wordeti voorzien
van eenzelfde achtervoegsel
De letterkundige mr. F. Bordewijk heeft,
toen het voorstel voor de naamgeving van
de straten in het uitbreidingsplan Bere-
stein-Bouwlust-Vrederust van de gemeente
's Gravenhage in voorbereiding was, aan
het college van B. en W. van Den Haag een
brief gezonden, waarbij een lijst was ge
voegd van door hem bedachte straatnamen.
Uit deze lijst bleek, zo delen B. en W. thans
in een voorstel aan de raad mede, dat de
heer Bordewijk op het denkbeeld was ge
komen de in een bepaalde wijk gelegen
straten van hetzelfde achtervoegsel te
voorzien.
Met het oog op het stadium van voor
bereiding van het voorstel inzake de naam
geving van straten in Berestein-Bouwlust-
Vrederust kon daarbij van de door de heer
Bordewijk opgegeven namen geen gebruik
meer worden gemaakt. Nu zich echter de
mogelijkheid voordoet voor toepassing van
hetzelfde systeem, hebben B. en W. het
wenselijk geacht de door de heer Borde
wijk ingezonden lijst, welke naar hun oor
deel een aantal zeer goede ideeën bevat, te
doen raadplegen. Een belangrijk deel van
de gekozen namen is dan ook aan de ideeën
van de heer Bordewijk ontleend.
B. en W. stellen voor aan de straten,
gelegen in het in vier wijken verdeelde
uitbreidingsplan Mariahoeve, namen van
veldgewassen te geven, met het achter
voegsel „kamp", namen van bewoners van
bepaalde landen, met het achtervoegsel
„burg", namen van sierstoffen, met het
achtervoegsel „horst" en vrouwelijke voor
namen, met het achtervoegsel „land".
BALLET DER LAGE LANDEN DANST
NOGMAALS JUBILEUMPROGRAMMA
Het Ballet der Lage Landen geeft op
maandag 1 juli in de Amsterdamse Stads
schouwburg onder leiding van Mascha ter
Weeme wegens de grote belangstelling
nogmaals een herhaling van het program
ma, dat werd samengesteld ter gelegen
heid van het tienjarig bestaan van de
groep. Het programma bevat „De Noten
kraker" van Tsjaikofski-Ivanov/Walter
Gore, „Hoepels!" van Poulenc Walter
Gore en „Het Geschenk" van Fauré Pe
ter Darrell. Wim de Soet, Albert Bocai en
Wim Rietveld begeleiden aan de vleugels.
WASHINGTON (Reuter) In een me
morandum aan de Sovjet-Unie stellen de
Verenigde Staten een regelmatige uitwis
seling van ongecensureerde radio- en tele
visie-uitzendingen voor. Daardoor zou men
tot een vrijere uitwisseling van nieuwe
denkbeelden over belangrijke ontwikke
lingen in de wereld kunnen komen. De
Verenigde Staten hebben over deze kwestie
met hun bondgenoten overleg gepleegd.
(UP) Het voorstel is aan de Sovjet-am
bassadeur overhandigd met het verzoek
hierover snel een besluit te nemen. Bij
zonderheden zouden later besproken kun
nen worden. Een woordvoerder van het
Witte Huis verklaarde, dat er in Ameri
kaanse regeringskringen al anderhalf jaar
over zo'n uitwisseling gedacht is, maar
vooral sinds de verschijning van Kroesj-
tsjev op het Amerikaanse televisiescherm.
In het theater Alhambra, vlak bij de
Place de la République te Parijs, maakte
tien jaar geleden het toen nog niet zo ge
heten Grand Ballet du Marquis de Cuevas
zijn officiële debuut. Ter gelegenheid van
dit bijzondere jubileum het is inder
daad een langdurige bestaansperiode voor
een particuliere dansgroep wordt in de
zelfde schouwburg, die aan Maurice Che
valier toebehoort, gedurende deze maand
een reeks voorstellingen gegeven, op de
programma's waarvan maar liefst zeven
„creaties" worden vermeld als evenzovele
pogingen tot bewijs van onverminderde
levenskracht. In totaal omvat het reper
toire van dit gezelschap, dat zich door het
Orchestre des Concerts Colonne onder lei
ding van Jean Doussard laat begeleiden,
thans tachtig werken, grote en kleinere,
zowel navolgingen van Diaghilev als van
de Folies Bergère, zowel romantische
sprookjes voor ouderwetse balletomanen
als brutale experimenten voor moderne
snobs. Choreografen en componisten,
schrijvers en schilders van internationale
reputatie hebben in dit decennium samen
gewerkt met de wonderlijke mecenas, die
volgens zijn adelbrieven de achtste Mar
kies de Piedra Blanca de Guana de Cuevas
heet, een rechtstreekse afstammeling van
Koning Alfons de Derde van Portugal zou
zijn en tot zijn artistieke bedrijvigheid
mede in staat wordt gesteld door zijn in
1927 gesloten huwelijk met Margaret
Strong, de kleindochter van John D. Rocke
feller.
Nederland heeft aan het Ballet van de
Nina Viroubova
Markies de Cueva zeer veel te danken.
Vooral door het optreden van dit gezel
schap heeft het publiek oog gekregen voor
de rijke mogelijkheden van de zogeheten
academische danskunst. Het heeft pioniers
arbeid verricht in een land, dat Kurt Jooss
als de hogepriester van de eredienst van
Terpsichore beschouwde en waar de uit
gaande gemeente was grootgebracht bij de
wanordelijke beginselen der zogenaamd
vrije beweging. Rosella Hightower en Mar-
jorie Tallchief, de herhaaldelijk als gast
medewerkende Tamara Toemanova, de
eerste dansers André Eglesky en George
Skibine hebben, tezamen met vele anderen,
het geloof in de zekerheden van de klassie
ke techniek glorieus bevestigd. Door dit
ensemble ook werden wij vertrouwd ge
maakt met de meesterwerken uit het zich
internationaal gehandhaafd hebbende re
pertoire. Het heeft hier inspirerend ge
werkt, niet alleen op het publiek, maar ook
op velen die zich reeds dansers waanden
en tot het inzicht kwamen dat zij het vak
nog moesten lerenAndere groepen mo
gen ons artistiek meer voldoening hebben
geschonken, de impuls tot waarachtige
vernieuwing op basis der traditie is van dit
reizende makiezaat uitgegaan.
Rosella Hightower
In juni 1947 werd de eerste voorstelling
voorafgegaan door een toespraak van de
Markies, waarin deze een belofte deed van
perfectie der vormen, van dansen met
overtuiging en enthousiasme. Hij legde
voorts een beheerst hoogdravend getuige
nis af van het besef een missie te vervul
len als apostel der schoonheid. Wie nu
hetzelfde theater binnengaat, wordt ver
welkomd door in de hal weergalmende,
kennelijk mechanische muziek. Laat men
zich hierdoor verleiden vroegtijdig plaats
te nemen in de gemakkelijke fauteuils van
de sterk hellende zaal, dan kan men ge
nieten van een zonderling voorprogramma,
bestaande uit allerhande bonte reclame
films in Kleuren met daverende aanbeve
lingen voor scooters en autobanden, voor
badpakken, tabak en margarine.
Dit duurt tot vijf minuten voor het begin.
Dp de avond van mijn bezoek hoorde men
iirect daarna de vertrouwde loopjes uit
Het Zwanenmeer" van Tsjaikofsky uit de
irkestbak opstijgen. De huidige ballet-
meester, Nicholas Beriosov, die met het
Tederlands Ballet onder meer „Petroesjka"
heeft ingestudeerd, presenteerde een voor
mij nieuwe versie van de tweede akte van
dit romantische meesterwerk. Volgens het
programmaboek is de choreografie aan Lev
Ivanov en een mij volstrekt onbekende
Goussev ontleend. Van een verbetering kan
men bepaald niet spreken. De rol van de
tovenaar Von Rothbart (in de gedaante van
een uil) is geheel verdwenen. Verder lijkt
alles er op gericht te zijn de slagzin „Het
Ballet van de Markies de Cuevas is Rosel
la Hightower" waar te maken. Zij heeft
in Wasil Tupin een nobele, krachtige part
ner, wiens capaciteiten als danser men
nauwelijks kan beoordelen, omdat hij wei
nig kans krijgt die te bewijzen. Wel mag
hij tegen het einde van het grote duet in
fiere houding knielen, teneinde de zwanen-
koningin in staat te tellen een schilderach
tige arabesque op zijn bovenbeen te vol
voeren. Om de virtuositeit van Rosella
Hightower nog „ongelooflijker" te doen
schitteren wordt de muziek tot razende
snelheid opgejaagd. Zij is nog steeds een
fenomenale danseres, maar helaas veidoo-
chent zij het stijlgevoel, waardoor zij zich
vroeger eveneens zo glorieus onderscheid
de. Zij treedt nu ook in een door David
Lichine ontworpen pantomime op, als een
Carmen in travestie, om te bewijzen dat
zij als „comédienne" voor niemand behoeft
onder te doen. Paul Grinwis is daarbij
haar tegenspeler.
Weinig imponerend
Wat ik van de met trots aangekondigde
„zeven creaties" ter ere van het jubileum
heb gezien, was weinig imponerend, om
niet te zeggen verwerpelijk. Op muziek
van Franklyn Marks werd „De brug" ver
toond, een choreografie van James Star-
buck, die jarenlang deel van het Ballet
Russe de Monte Carlo uitmaakte. Hij is
een leerling van Adolph Bolm en Vera
Nemstjinova, maar ook van Martha Gra
ham geweest en als leraar aan de school
van de „dans-etnologe" Katherine Dunham
verbonden. Geen wonder dat zijn thans
vertoonde ballet een mengsel is van aca
demische en expressionistische dans, een
sentimentele roman in beeld. De vertol
king door Genia Melikova als de wan
hopige vrouw met zelfmoordneigingen en
door Andrea Karlsen en Wladimir Skou-
ratoff als de tot levenslust inspirerende
geliefden was prijzenswaardig.
„Perlimplinade" heeft blijkens het pro
gramma een gegeven van Xavier Coll, die
ook de decors en kostuums ontwierp. Dat
de geschiedenis aan „De liefde van Don
Perlimplin voor Dona Belisa in de tuin"
van Federico Garcia Lorca is ontleend,
staat er niet bij. En gezien de aangebrach
te veranderingen is dat misschien maar
goed ook. Het verhaal over de man, die
niet gelooft dat zijn veel jongere vrouw-
meer dan een soort genegenheid als jegens
een vader voor hem voelt en zich daarom
als een denkbeeldige minnaar vermomt,
werd in een weinig interessante zetting
van Skouratoff door Wasil Tupin en Bea
trix Consuelo (een Braziliaanse) met veel
talent verdedigd. Het was vergeefse
moeite.
Misschien is men benieuwd naar de an
dere noviteiten. Het zijn „La Fiesta" van
Enrique Martinez op muziek van Morton
Gould, een „Pastorale" van George Ski-
Rosella Hightower
bine op muziek van Couperin, een dansles
van Louis Pécour aan de kinderen van de
Hertog van Orléans naar oude gegevens
reconstruerend, verder „Het lied van de
eeuwigdurende droefenis" op muziek van
Christofer Headington door Ana Ricarda,
een soort chinoiserie, het duet „Soirée Mu-
sicale" voor Rosella Hightower en Serge
Golovine door John Taras op muziek van
Rossini, een abstracte bewegingscompo
sitie („Diagrammes") door Janine Charrat
op het Zesde Concerto van Bach en „Con-
trepoint" d'Amour" door Vassili Lambri-
nos op muziek van Alamah Delias, een de
monstratie van drie temperamenten in de
liefde.
Beroemde namen
Zoals men ziet: veel vreemde namen,
maar nauwelijks choreografen van enige
verdienste. Tijdens de repetities hoort men
veel Spaans en talen uit Oost-Europa spre
ken en gezegd moet worden, dat het corps
de ballet inderdaad verbetering heeft on
dergaan. Tezeer echter leeft en werkt men
hier in een sfeer van wederzijdse verheer
lijking, op die manier slechts de decaden
tie van het ballet als kunstvorm bevorde
rend. George Skibine en Marjorie Tall
chief f hebben de wijste partij gekozen en
engagementen bij de Parijse Opera aan
vaard. Ik ontmoette hen in de studio van
de vermaarde pedagoge Ljoebov Egorova
in het oude huis aan de Rue Rochefau-
cault, dat zij met haar echtgenoot, Prins
Troebetzkoj, bewoont. „Zeven jaar is lang
genoeg geweest!" zei Skibine.
Jammer genoeg heb ik geen gelegenheid
gehad het optreden van Nina Viroubova
en Nathalie Krassovska bij te wonen. Het
Ballet van de Markies de Cuevas is nog
altijd (of liever gezegd: opnieuw) een
keurtroep. Maar het geloof ontbreekt.
ADVERTENTIE
David Koning
ITet communistische Tweede Kamerlid
Bakker heeft onlangs de minister van
Justitie verzocht te bevorderen dat alsnog
wordt overgegaan tot strafvervolging van
een jongeman die zich in de nacht van 4
op 5 november 1956, de nacht van de „Hon
garije-relletjes", te Utrecht aan vernielin
gen had schuldig gemaakt
De officier van Justitie besloot hem niet
te vervolgen.
In zijn antwoord heeft minister Samkal-
den uiteengezet waarom de officier dit be
sluit heeft genomen.
Het betrof hier een jonge arbeider met
een blanco strafregister, die niet als on
ruststoker bekendstond en die min of meer
toevalligerwijze als verdachte uit het on
derzoek naar voren was gekomen. Aan het
betrokken incident was door vele ver
moedelijk tientallen andere, niet ge-
identificeerde, personen deelgenomen. Naar
het oordeel van de officier van Justitie
was in de gegeven omstandigheden niet
nauwkeurig vast te stellen in welke mate
de ene wel geïdentificeerde verdachte tot
ongeregeldheden heeft bijgedragen. Deze
verdachte was kennelijk aangestoken door
algemene opwinding, hetgeen weliswaar
zijn schuld geenszins uitsluit, maar waar
door hem toch niet een zo groot verwijt
kon treffen als onder normaler omstandig
heden het geval zou zijn geweest.
De schuldigen aan andere excessen, wel
ke te Utrecht als reactie op het gebeurde
in Hongarije zijn voorgekomen, waren in
middels reeds berecht, zodat uit een oog
punt van generale preventie geen aanlei
ding voor het instellen van een strafvervol
ging meer bestond.
De minister heeft, na nog het oordeel te
hebben gevraagd van de procureur-gene
raal bij het gerechtshof te Amsterdam,
gemeend ervan te moeten afzien in dit sta
dium opdracht te geven om alsnog tot ver
volging van de bedoelde verdachte over te
gaan. Aan belanghebbenden staat het vrij,
zich overeenkomstig het bepaalde in arti
kel 12 van het Wetboek van Strafvorde
ring bij het gerechtshof te Amsterdam
over de beslissing tot niet-vervolging te
beklagen.
De minister verklaart tenslotte, dat uit
de in dit geval genomen beslissing niet
mag worden afgeleid, dat voortaan in het
algemeen zou worden afgezien van straf
vervolgingen in gevallen, waarin verschil
lende personen een strafbaar feit hebben
begaan en slechts één van hen als ver
dachte is geïdentificeerd.
Het Danscongres 1957, dat zaterdag in
gebouw Marcanti in Amsterdam is gehou
den, bracht voor de eerste keer op lande
lijk niveau een ontmoeting tussen beroeps
mensen, amateurs en kunstenaars op dans-
gebied met de vier groeperingen: gezel-
schaps-, folklore-, volksdans en ballet. Het
„Centraal Dansberaad", dat zich ten doel
stelt de bevordering van het contact tus
sen de verschillende gebieden van de dans
en het stimuleren van een verantwoorde
dans in Nederland had dit congres geor
ganiseerd met medewerking van zowel het
ministerie van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen als het Prins Bernhardfonds
en de gemeente Amsterdam. Ongeveer
vierhonderd, meest jeugdige mensen, be
oefenaars van de uiteenlopende dansgroe-
peringen, waren daarbij in de gelegenheid
kennis te maken met de hun onbekende
dansen onder leiding van de leerkrachten
de heer Th. W. Bus voor gezelschapsdans,
mevrouw F. van Doorn-Last voor volks
dans en mevrouw E. Wijdeveld-Harss voor
kunstdans. Door beoefening van enkele
basisbewegingen en specifieke stijlvormen
konden de zichtbaar enthousiaste deelne
mers ervaren wat er karakteristiek is voor
de onderscheidene dansvormen.
Over dit onderwerp is onder andere van
gedachten gewisseld door een forum. Er
is vervolgens afscheid genomen van de
voorzitter van het „Centraal Dansberaad",
prof. Van Holk uit Oegstgeest, die als zo
danig wordt opgevolgd door de heer J. C.
Wilmans uit Meppel, lid van Gedeputeerde
Staten in Drente. De avond was eveneens
gewijd aan de dans. Ruim negenhonderd
bezoekers keken naar het spel „De wereld
een dansfeest?" van J. H. W. Veenstra,
dat werd opgevoerd door een balletgroep
van de school van Max Dooyes, de folklo
ristische dansgroep „De Schermer dan
sers", leden van het Amsterdams Volks
danscentrum en leerlingen van een dans
school. Medewerkers van de vier grote
Nederlandse balletten. Scapino, Ballet dei-
Lage Landen, Ballet der Nederlandse Opera
en het Nederlands Ballet voerden vervol
gens nummers uit eigen repertoire op. De
organisatoren zeiden na afloop van mening
te zijn, dat een dergelijk contact tussen de
dansgroeperingen dient te worden voort
gezet. vooral op regionaal niveau. Men
hoopte over enige tijd opnieuw een derge
lijk congres te houden, gezien de grote
belangstelling.
Op 3 juli zal voor de eerste keer door de
K.L.M. een DC 7c op de lijndienst naar
Johannesburg worden ingezet. Dit is mo
gelijk, omdat zes van de tien bestelde
„Seven Seas" reeds van de Douglasfabrie-
ken te Santa Monica naar Schiphol zijn
overgevlogen, namelijk de „Rode Zee" de
„Gele Zee", de „Zwarte Zee", de „Ierse
Zee", de „Arabische Zee" en de „Oostzee".
In de loop van juli komen de vier reste
rende DC 7c's in Nederland aan, namelijk
de „Caraïbische Zee", de „Middellandse
Zee", de „Zuiderzee" en de „Adriatische
Zee".
De dienst op New York wordt reeds
sedert 2 juni met de DC 7c gevlogen. In
augustus volgt de Amsterdam-Montreal-
route en later in het jaar zullen de „Seven
Seas" de DC 6b-vliegtuigen op de route
Zuid-Amerika vervangen.