het Zmtsecse televisie OP ZOEK NAAR GELDMIDDELEN OF RECLAME ALS OPLOSSING? ONZE NAMEN I Genealogen kwamen j nooit tot een oplossing -fr Erbij j VELE NAMEN lijken op het eerste 3 1 gezicht onverklaarbaar. En wel omdat 3 j Bij de foto's DE Zwitserse televisie ziet zich voor de grootste financiële moeilijk heden geplaatst, omdat er nog steeds geen definitieve regeling is getroffen om het voortbestaan van de TV na 1 januari 1958 te garan deren. De oorzaak van alle narigheid ligt in het feit, dat door een volksuitspraak het beruchte „Verfassungsartikel 16" met een grote meerderheid van zeven tegen vier begin maart is verworpen, waar door er een scheiding tussen de afdeling radio en de televisiedienst van de Schweizerische Rundspruch Gesellschaft (SRG) is ontstaan. Het komt er op neer dat het Zwitserse volk er eenvoudig niets voor voelt, dat de steeds duurder wordende televisie grotendeels wordt bekostigd uit gelden, die eigenlijk voor de radio zijn bestemd. En deze financiële samenhang lag nu juist opgesloten in het onderhavige artikel, waarvan de meerderheid evenwel nog niets wilde weten. ONDER de prachtige titel „Twilight in Italy" (Schemering in Italië) is als eerste deel in de serie reisboeken van D. H. Lawrence bij Heinemann in Londen een bijzonder geslaagde bundel verschenen, waarin alles wat tot het register van deze schrijver hoort vertegenwoordigd is. Het pendant „Sea and Sardinia" is een rimpel loze vijver naast dit gekwelde maar vlek keloze verhaal. Zijn worstelingen met zich zelf, zijn mystische ideeën, die hem in het hoofdstuk „The lemon gardens" (De citroen- tuinen) zelfs tot Blake terugvoeren, zijn opvattingen over de Christusfiguur, de kwalificatie van de mystieke extase, die volgens Lawrence een bijzonder zinnelijke extase is - dit alles maakt het boek des te interessanter. En het is dan ook met een verwonderd schouderophalen, dat wij in de inleiding lezen, dat wij voor het reisver haal, als ons deze manier niet bevalt, maar een paar bladzijden moeten overslaan. We kunnen het wat dat betreft met Richard Aldington, de inleider, niet eens zijn. Even min met zijn aanmerking op de titel, omdat er meer zonlicht in het boek dan scheme ring zou zijn. Want het is juist de scheme ring die het zonlicht bij Lawrence dieper maakt. Zijn karakterschetsen, zijn gezich ten en de entourage hebben juist die toets van schaduw, die zij behoeven. ONTELBAREN hebben over Italië ge schreven, het land dat kunstenaars van verleden en heden heeft geïnspireerd. Gro ten als Goethe en Byron en Browning en Flaubert in een andere eeuw dan de onze, schrijvers van het heden als Van Duinker ken, Van Egeraath, Aafjes en Bomans en velen uit de jaren van Lawrence, als de Hollanders Couperus en de Schartens, Van Schendel en Van Booven bijvoorbeeld. DE Zwitserse televisie begon haar uit zendingen op 28 november 1953, nadat ze van de regering op 28 februari van het voorafgaande jaar een concessie had ge kregen tot het verzorgen van experimen tele programma's, in de aanloopperiode alleen in het gebied rond Zürich gelegen. In een aanvullend bondsbesluit werd toe stemming verleend om ook in Frans- Zwitserland met uitzendingen te beginnen van het voorjaar 1955 af. In een derde bondsbesluit van 22 juni 1955 werd de ex perimentele periode verlengd tot 31 decem ber van dit jaar. Deze langzame ontwikkeling zou zelfs tot stilstand kunnen komen, juist op het ogenblik, dat de leiding van de televisie- dienst met grote plannen rondloopt om zo snel mogelijk tot een redelijk aantal pro gramma-uren te komen. Bovendien komt er voor het Zwitserse gebied nog deze grote moeilijkheid bij, afgezien van de geografische, dat er nu eenmaal in drie talen moet worden uitgezonden. Het Duitstalige en het Frans-sprekende gebied hebben hun uitzendingen en hun technische voorzieningen, maar Italiaans Zwitserland zit nog steeds zonder programma's. Wan neer ook in Tessino een zender zal zijn opgericht, zullen de uitzendingen uit de Frans-Zwitserse en Duits-Zwitserse stu dio's met Italiaans commentaar naar dat gebied worden uitgezonden. Zo hoopt men te komen tot ongeveer achttien uur per week over elk der drie zenders, waarbij gerekend wordt op een totale weekproduk- tie van ongeveer achtentwintig a dertig uur. DEZE nu eenmaal noodzakelijke decen tralisatie. die er toe zal leiden dat er in de loop der jaren studio's komen in Genève, Lausanne en Zürich, waar dan ook nog een aantal reportagewagens aan moet worden toegevoegd, kan niet anders dan '*;den i.ot een stijging van de vaste lasten n door een programmatische driedeling e.■oneens tot hoge programmakosten. In oen uitvoerige studie, die door de directie an de bestuursraad omstreeks half mei s aangeboden, wordt een becijfering ge geven van de gelden, die beschikbaar noeten komen om de plannen te kunnen financieren. Berekend is, dat de televisie- dienst in 1958 rond zeven miljoen Zwit serse francs moet gaan kosten, dat het be drag in de daarop volgende twee jaren zal oplopen tot acht. miljoen per jaar enzo voorts; iedere twee jaar weer een miljoen francs meer per jaar, zodat in 1967 ten slotte een jaarbudget nodig is van twaalf miljoen. Zo ontstaat dus een totaal van eenenveertig miljoen voor de komende vijf jaren. Voor de tienjarige periode van 1958- 1967 moet een kleine honderdmiljoen francs worden uitgetrokken. Geen wonder dus, dat het Zwitserse volk niet dadelijk in vuur en vlam geraakt voor de plannen van de regering. Te meer is dit begrijpe lijk wanneer we weten, dat volgens officiële schattingen met betrekking tot het aantal televisiekijkers er aan het einde van dit jaar slechts ruim dertigduizend zullen zijn. OM NU aan het benodigde geld te komen staat een drietal mogelijkheden open, waarvan de weg van de minste weerstand is het verhogen van de kijkersbijdrage, die tot voor kort zestig francs per jaar be droeg. Deze gemakkelijke weg is op 3 juli inderdaad gekozen, aangezien is besloten het jaarbedrag te verhogen met twintig percent. Van de totale inkomsten, die uit de kijkbijdragen zullen binnenkomen, zal een groter deel dan tot nu toe toevloeien aan de televisie, namelijk zeventig per cent, terwijl de resterende dertig percent aan de P.T.T. toevalt, die evenals ten onzent zich belast met de aanleg en de exploitatie van het zenderpark. Maar met deze verhoging alleen komt men er bij lange na niet. Marcel Bezenpon, de direc teur-generaal van de televisie, heeft in een uitvoerige jaarrede in de algemene ver gadering van de Zwitserse omroep uit gerekend. dat de kijkersbijdragen, willen deze alle kosten goedmaken, moeten wor den verhoogd tot tweehonderd francs per jaar. Een onmogelijke situatie. Er blijft dus niets anders over dan een andere weg te zoeken. Met deze retributiever hoging van twintig percent blijft er nog altijd een tekort van ruim eenentwintig miljoen voor de eerstvolgende vijf en van ruim zevenentwintig miljoen voor de ko mende tien jaar, waarvoor een financie ringsbron moet worden gezocht. Men kan gaan denken aan een lening, maar ook deze „oplossing" biedt weinig aantrekkelijks. Wanneer gerekend wordt op een rentevoet van 3V2 percent, wat nogal aan de lage kant is, zal men, wan neer per jaar meer dan twee miljoen wordt teruggegeven, pas tegen het jaar 2000 de hele lening hebben afgelost. Een weinig aantrekkelijk perspectief, wanneer we daarbij nog bedenken, dat bij deze finan ciële opzet in het geheel geen rekening is gehouden met een verdere technische ont wikkeling en dat over kleurentelevisie nog helemaal niet is gesproken. Dat er nog heel wat water door de Rijn moet stromen eer men tot deze gewaagde financiering besluit, ligt voor de hand, afgezien nog van het feit, dat het te betwijfelen valt of men voor een dergelijk bedrag geld schieters kan vinden. DE ENIGE mogelijkheid is dus nog de reclame. In de eerste plaats ligt er een voorstel van een reclame-consortium, dat heeft voorgesteld om per dag een half uur uit te zenden, waarvoor zij een jaarlijkse som garandeert van twee tot drie miljoen francs. Met dit bedrag en de verhoogde kijkgelden zou het mogelijk zijn om door middel van een kleine lening de zaak draaiende te houden en in 1965 geheel vrij van schulden te zijn. Een zeer aantrekke lijk aanbod dus, dat meer mogelijkheden biedt dan het nogal negatieve voorstel van de dagbladuitgevers om gedurende vijftien jaar anderhalf miljoen of gedurende tien jaar twee miljoen francs ter beschikking te stellen, mits men van de televisie reclame afziet. Op de algemene vergade ring kon dit voorstel dan ook geen goed keuring verwerven en werd het met 53 tegen 15 stemmen verworpen, waarbij men zich evenwel niet duidelijk voor invoering van reclame in de televisie uitsprak. Persberichten maakten reeds melding van een beslissing van de regering ten gunste van reclame in de televisie, maar hierbij geldt waarschijnlijk dat de wens de vader van de gedachte is, waarbij het voorstel van de radiodirectie zou zijn over genomen. De „Schweizer Radiozeitung" van enige tijd geleden meent echter te weten, dat de Bondsregering niets voelt voor reclame in de televisie, maar dat ze daarentegen de SRG een lening wil ver strekken van tien miljoen francs met een looptijd van vijf jaar tot eind 1962. Boven dien zou ze er bij de radiodirectie op aan dringen om in te gaan op het voorstel van de dagbladuitgevers, dat juist in de alge mene vergadering op 24 en 25 mei met zo'n grote meerderheid is verworpen. Hoe het ook zy, er moet nu eenmaal geld komen om na 1 januari de uitzendin gen te kunnen voortzetten en het is een voudig ondenkbaar, dat men er verder van televisie zou afzien, al was het alleen maar. dat in dat geval het Zwitserse prestige een enorme tik zou krijgen en er in de Euro visieketen tussen Italië en de rest van Europa een lacune zou ontstaan. En daar zal Zwitserland het toch zeker niet op aan willen laten komen. Drs. P. Gros sferen. Doodstil is het op het land. De bomen ruisen niet. Maar daar eindeloos hoog in de lucht ritselt en ruist het. Wat is dit anders dan het ritselen der sterren? Nu staat Raffaele aan het andere einde van de tafel weer op. Zij omvat voor de tweede maal de schaal met wijn, loopt langs de tafel en reikt hem lachende over. Ook haar broers lachen en mompelen goedkeurend. Nü begrijpt zij het gastrecht! Ik zet de schaal aan mijn lippen. De klomp ijs is weggesmolten. Er drijven talrijke slierten vermicelli in het purperen vocht. En wan neer ik haar de schaal terugreik zie ik hoe de maan rimpelt in de wijn." Tot zover Aafjes. TOEN LAWRENCE zijn diepzinnige en fijnzinnige, glinsterende en poëtische werk schreef, was hij niet ouder dan zevenen twintig jaar. Schilderachtig en metafysisch tegelijk, dichterlijk van taal in die mate dat wij, zoals wij dat een enkele maal bij Couperus doen, vergeten dat hij in dit boek een prozaschrijver is. Zoals Lawren ce's hart uitgaat naar de bloemen eh naar rozen, naar sneeuw en water en naar de stilte, die als het ware door de monniken in dit boek gevangen wordt, zoals de auteur deze vangt in zijn proza, zo houdt hij ook van en beschrijft hij met zijn typische zienswijze ouden van dagen en jonge men sen. Een voorbeeld hiervan is in het hoofd stuk „Aan het Gardameer, de spinster en de monniken" duidelijk: „De oude vrouw op het terras in de zon wist dit niet. Zij was voor zichzelf het hart en middelpunt van de wereld, de zon en het firmament. Zij wist dat ik een bewoner was van landen, die zij nooit had gezien. Maar wat deed het ertoe? Er waren delen van haar eigen lichaam, die ze nooit gezien had en die zij fysiologisch gesproken nooit zien kon. Ze waren er niet minder van haarzelf om, omdat ze ze nooit gezien had. De landen, die ze nooit had gezien, waren lijfelijke delen van haar levend lichaam. De kennis, die ze niet verworven had, was w\ 4"% Merkw—uiUig is het dai Aafjes in „Een voetreis naar Rome" door Tirol trekt juist zoals Lawrence deed en dat in „Een laars vol rozen" enkele tonelen geschilderd zijn die sterk aan hem doen denken, er in ieder geval verwantschap mee hebben. In 1937, vijfentwintig jaar later dan D. H. Lawrence, schreef Aafjes over deze reis in een zelfde mysterieus fascinerende toon: „Het was warm. Van Rome tot Napels lag de zee blauw en stil aan de kust. Even blauw als de zee was de hemel daarboven. Wie dag aan dag van Rome tot Napels langs de zee loopt, ziet uur na uur uit over een plas van onmetelijk blauwsel, Tyr- rheense zee genoemd. Het is er altijd wind stil: het water rimpelt zelfs niet. Het klotst ijl en eentonig tegen de hoge rotskust en het is of het in zijn geheel tegen de stenen kustrand stoot, bewegenloos en bijna on opzettelijk, gelijk een ademhaling, 's Avonds wordt het water lichtgroen en zo blijft het wel heel de nacht, want in het vroege morgenlicht heeft het deze kleur nóg, doch slechts voor een kort ogenblik: snel is het water weer blauw, altijd blauw, dodelijk blauw." Op dezelfde wijze last hij mythologische figuren in. Bij andere schrijvers als Cou perus, Scharten en Van Schendel is de Italiaanse sfeer meer aan de plaatselijke bijzonderheid verbonden. Zelfs treft ons vergelijkenderwijs uit het volgende stukje in „Een laars vol rozen" de sfeer: „Hebt gij de sterren wel eens horen rit selen? Dat gebeurt zeer zelden, maar die avond deden ze het. Pythagoras hoorde het reeds en hij noemde het de muziek dei- alleen haar eigen verborgen kennis. Zij was de essentie van de kennis, of ze die kennis bezat of niet. Er was niets, dat niet uiteindelijk zijzelf was. Zelfs de man, het mannelijke wezen, was een deel van haar ik. Hij was het bewegelijke, aparte deel, maar hij was niet minder „haarzelf" omdat hij somtijds van haar gescheiden was. Als iedere appel in de wereld in twee helften gesneden was, zou de appel nog niet ver anderd zijn. De werkelijkheid is de appel, die precies dezelfde is in de halve of in de hele appel. En zij, die oude spinnende vrouw was de appel, eeuwig, onverander lijk, heel zelfs in haar partijdigheid. En het was dit dat die wonderbaarlijke heldere onbewustheid aan haar ogen gaf. Hoe kon zij bewust van zichzelf zijn als alles zij zelf was? Ze vertelde me over een schaap dat gestorven was, maar ik kon haar niet begrijpen door haar dialect. Het kwam niet in haar op, dat ik haar niet verstaan kon. Ze vond alleen dat ik van anderen ver schilde en dom was. En ze praatte door." En zo gaat Lawrence door met deze uiterlijk vage, innerlijk rake beschrijving, alles gezet in wazige lijnen met een scherpe belichting op de vrouw alleen. Dan vervolgt hij: „Ze ging door met haar verhaal terwijl ze me verwonderd aankeek. Zij scheen de schepping zelve te zijn, het begin van de wereld, de eerste morgen. Haar ogen waren als de eerste morgen van de wereld, zo leeftijdloos. Haar draad brak. Mechanisch gaat de vrouw verder en dan komt de zon: Zo stond ze in de zonneschijn op een kleine verhoging, oud en desondanks als de mor gen. recht en eenzaam, zonverbrand en wat geel, terwijl ik bij haar elleboog als een stuk van de nacht en het maanlicht glim lachte in haar ogen, bang dat zij mijn bestaan zou loochenenDat deed ze inderdaad." Als ze uitgesproken is, gaat ze met haar werk verder en kijkt niet meer. En daar staat ze dan, geheel behorend aan de zon neschijn en het weer, zegt hij. En hoewel deze vrouw later uit dit verhaal verdwijnt, is zij er toch een eenheid mee, evenals zijn eigen filosofie die wij hieruit evenmin kun nen missen. Juist de overgang van die oude vrouw naar de verrukking om de bloemen, de olijven en de gehele natuur maakt de tegenstelling nog briljanter als door een schitterend licht op een doek met kleurige verf. HOEWEL de klankrijkheid en de kleur van het Engels van Lawrence in het Neder lands heel anders zijn, heb ik getracht de schrijver zo getrouw mogelijk aan het woord te laten, waar hij zegt: „Sleutelbloemen waren overal in ver zamelingen van bleke bloemen op de don- ze in de loop der tijden dusdanig ver- 3 vormd werden, dat het niet meer te zien is hoe zij oorspronkelijk geluid hebben. Zo kost het enig speurwerk eer 3 uit archiefvondsten blijkt, dat de ge- slachtsnaam Oolgaardt eens als Oelgar- 3 ten uit Duitsland tot ons kwam. Dan is 3 tevens de betekenis verklaard: deze jj 3 naam komt met Olijfberg overeen. Ook 3 raadt men niet gemakkelijk dat onder 3 3 de in de Verenigde Staten voorkomende naam Hody de oud-Hollandse geslachts- 3 naam Hoedemaker schuilgaat. O a kere steile oppervlakte van de spleten, varentongen hingen er overheen en hiel en daar onder de takken en twijgen van de struiken waren bosjes vergane kerstrozen, maar toch waren er in de koudste hoeken de lieflijkste knoppen als handen vol sneeuw. Er waren zo overvloedig veel weelderige bosjes kerstrozen overal in de ravijnen gedurende de schaduw van de winter, dat men nauwelijks deze weinige overgebleven bloemen opmerkte. Ik plukte in plaats daarvan de sleutelbloemen, die geurden naar aarde en naar het weer. Er waren geen sneeuwklokjes. De dag tevoren had ik een wal van krokussen gevonden - bleke, fragiele lila gekleurde bloemen met donkere aderen vrolijk en spits als myria den kleine lila gekleurde vlammetjes tus sen het gras, onder de olijfbomen. En ik wilde zo erg graag deze sneeuwklokjes vinden, hangende in de schemer. Maar er waren er geen. Ik plukte nog een hand vol sleutelbloe men, toen klom ik plotseling en snel uit de diepe geul, verlangend om terug te zijn in de zonneschijn voordat de avond zou val len. Daarboven zag ik de olijfbomen in hun zonnig gouden gras en zonovergoten grijze rotsen, die geweldig hoog oprezen. Ik was bang dat de avond zou vallen, terwijl ik tastte rondom mij als een otter in de nevel en in het donker, dat de dag vol zonneschijn voorbij zou zijn. Spoedig was ik alweer in de zonneschijn, op het gras onder de olijfbomen, gerust gesteld. Het was de bovenwereld van gloeiend licht. Ik was weer veilig. Alle olijven waren geplukt en de molens werk ten dag en nacht, die een zware scherpe geur van olijfolie voortbrachten. Deze werd toebereid dichtbij het meer. Het stroompje klaterde naar beneden. Een muilezeldrijver riep „hu" tegen zijn muilezels op de strada Vecchia." En dan zitten we weer midden in de zonneschijn: „Alles was helder en door de zon gekleurd daarboven, helder grijze rot sen die overgingen in de lucht, geelachtig gras en struikgewas, bruingroene toppen van de cypressen - en dan de nevel van grijsgroene olijven dampend langs de rand van het meer. Er was geen schaduw, alleen klare zon tot boven tegen de hemel, een ossewagen die langzaam bewoog in het schelle zonlicht langs de hoogste' helling van de militaire weg. Ik zat in de warme stilte van dé doorzichtige middag." En hij vervolgt: „Ver weg aan de kant van Vero na, achter het eiland, lag alles samenge smolten in schemergoud. De berg aan de overkant was zo stil, dat het kloppen van mijn hart langzaam leek weg te zakken alsof het ook stil werd. Alles was volkomen stil, de zuivere essentie. De kleine stoom boot op de bodem van de wereld beneden, de muilezels op de weg wierpen geen slag schaduw af. Beide waren ze zuivere zon- substantie, rijzend aan de oppervlakte van de uit zon gemaakte wereld. Een krekel hipte naast mij. Toen herinnerde ik mij dat het zaterdagmiddag was - dan komt er een vreemde besluiteloosheid over de wereld." DEZE REGELS worden gevolgd door drie van de mooiste bladzijden die mijns inziens door Lawrence geschreven zijn, hierbij inbegrepen zijn romans en gedich ten. En dit omdat zij zoveel vertegenwoor digen. In de eerste plaats bieden zij een „close-up" als in een film. De beschrijving is in zeer dichterlijk proza, waarvan het ritme door bepaalde herhalingen bijna een muzikale begeleiding vormt. Het metafy sische wereldbeeld, dat Lawrence zich schiep, weet hij hierin volkomen te ver weven, zijn visie is origineel en de sfeer van het verre Italië komt als het ware tastbaar tot ons, scherper belicht bij af wezigheid van Italiaanse plaatsnamen of aanduidingen dan wanneer de bladzijden er vol van hadden gestaan. Het zou jammer zijn dit gehele gedeelte, waarin de monni ken worden beschreven, die in hun tuin werken, uit zijn verband te halen. En het zou schade doen aan het picturale vooral, aan het schilderij van bruin van pij in bruine stilte, aan het ritme van het bewe gen van de voeten onder de priestertoog, zoals Lawrence dat beschrijft tussen de wijnstokken en de olijfbomen. En dus ein digt men beter met wat Lawrence tegen het einde verhaalt: „De dag was voorbij en ook de schemer en de sneeuw waren onzichtbaar, toen ik daalde naar de oever van het meer. Alleen de maan, wit en glanzend, was in de lucht, als een vrouw zich verlustigend in haar eigen lieflijkheid talmend in haar schone staat, zich vertonend aan de blikken van de hele wereld, terwijl zij nu en dan kijkt door de franje van donkere olijfbladeren, nu en dan naar haar eigen prachtig tril lend lichaam, geheel naakt in het water van het meer. Mijn kleine oude vrouwtje was heenge gaan" - vervolgt hij tegen het einde. „Zij, zonneschijn van alle dag, moest niets heb ben van de maan. Altijd" - beslint Law rence - „moet ze leven als een vogel En als een vogel ging ze slapen, toen de schaduw kwam." Helma Wolf-Catz 3 HET ZIJN vooral de oude namen, die jj 3 de verklaarder moeilijkheden opleveren. 3 Met de geslachtsnamen, die pas vrij laat jj ontstonden, kon weinig meer gebeuren. jj Want al spoedig werden de registers jj van de Burgerlijke Stand ingevoerd en jj jj was het met de vervormingen gedaan, jj Toch kennen we in ons vaderland een 3 uitermate „jonge" naam, die al vele jj genealogen tot wanhoop bracht. Dat is de slechts door een zeer kleine familie 3 gedragen geslachtsnaam Der Nederlan- den, die nog geen anderhalve eeuw oud is. Steilig is deze naam opvallend genoeg jj 5 om de belangstelling te wekken. Aan nasporingen heeft het dan ook niet ont- jj 5 broken. Nazaten der eerste naamdragers j hebben daarbij alle medewerking ver- leend. Resultaten bleven echter tot dus- 3 3 ver uit. Nooit werd ontdekt waar en on- der welke omstandigheden deze onge- jj wone familienaam ontstond. De speur- 3 ders hebben er voorlopig het bijltje 3 maar bij neergelegd, nadat de heer M. jj jj C. Sigal in het laatste nummer van „De jj Navorscher" een overzicht van het ver- richle werk gaf. Geheimzinnig 3 DE HISTORIE begon toen in 1820 twee kinderen naar de twee jaar tevo- jj ren onder bescherming van prins Fre- jj derik der Nederlanden gestichte kolonie jj Frederiksoord gebracht werden. Aldaar moesten ze onder toezicht van de Ne- 3 derlanasche Maatschappij van Welda- digheid grootgebracht worden. Een en ander geschiedde niet zonder geheim- 3 zinnigheid. Te Utrecht werden de kin- 3 jj deren van een in het zwart geklede dame overgenomen en per schip naar jj hun nieuwe verblijfplaats vervoerd. Te 3 jj Frederiksoord werden ze ten huize van de kolonist Teunis Berkenkamp opgeno- fen. Diens echtgenote, Magteldje ten 3 jj Heuvel, wist later te vertellen, dat ze af 3 en toe met haar pleegkinderen uit wan- delen moest gaan. Op een afgesproken jj jj plaats diende het kleine gezelschap zich 3 3 langs de weg te scharen. Op die weg verscheen dan een rijtuig, waarin een 3 heer en een dame gezeten waren. Deze 3 3 inzittenden toonden veel belangstelling voor de kinderen, die bij hun aankomst j te Frederiksoord als Floris en Emma 3 jj der Nederlanden ingeschreven waren, jj De jongen zou op 5 mei 1818 ter we- reld gekomen zijn, voor zijn zusje werd jj 24 maart 1820 als geboortedatum opge- 3 geven. Volgens het verhaal zouden de 3 voornamen dezer kinderen aan twee paarden in de stal van hun ouders ont- jj leend zijn Wijzigingen LATER KWAM het bericht dat de na- j men gewijzigd dienden te worden: de 3 kinderen moesten voortaan Willem en jj Marianne Nederlander heten. Te Frede- 3 riksoord heeft men de voornamen in- 3 derdaad veranderd, maar de geslachts- jj naam Der Nederlanden liet men onge- 3 wijzigd. Marianne is in 1840 te Steen- 3 3 wijkerwold getrouwd. Uit haar huwe- lijksakte blijkt dat de geboorteplaats 3 van de bruid onbekend was. Evenmin 3 3 bevat dit document de namen van haar ouders. Haar broeder, Willem der Ne- derlanden, die winkelier werd en later 3 jj als landbouwer te Vledder woonde 3 hij overleed daar 9 februari 1902 is jj 3 in 1846 eveneens te Steenwijkerwold 3 3 gehuwd. Onder de huwelijksbijlagen 3 bevond zich een certificaat betreffende de Nationale Militie, waarin Rotterdam jj als zijn geboorteplaats werd opgegeven. 3 3 Een onderzoek bracht echter aan het licht dat deze verklaring niet met de jj feiten klopte. Ook te Leerdam, dat in 3 3 een ander stuk geboorteplaats genoemd 3 werd, was de jeugdige Floris-Willem 3 nimmer in de geboorteregisters opgeno- 3 3 men. Zijn trouwakte bevat al evenmin s 3 de namen zijner ouders. Zodat de naam Der Nederlanden ons nog altijd veel te 3 raden laat. 3 j J. G. de Boer van der Ley Het Nationaal Italiaans Verkeersbureau Enit te Amsterdam stelde ons de ter il lustratie van het nevenstaande artikel, geen nadere verklaring behoevende foto's van bewijzen der schoonheid van stad en land ter beschikking. Het besproken boek maakt deel uit van de verzamelde werken van D. H. Lawrence, die door Heinemann in Londen worden uitgegeven en waarbij zich behalve vele weinig bekende verhalen in proza en gedichten ook zijn talrijke brie ven over een grote verscheidenheid van onderwerpen bevin den. T

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 19