kunstwerken uit de ijstijd URSULA Schrijfster en amazone BRUNS Ervaringen van een vakantieganger Over een tocht langs de vindplaatsen van ike that cow kinderpsychologe en kunsthistorica van naam ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1957 Erbij PAGINA DRIE Deze kaart geeft een overzicht van de voornaamste grotten in Spanje en Zuid-Frankrijk waar grottekeningen werden gevonden. DIT VERHAAL is geen sprookje maar het vraagt wel om enige fantasie. Laat ik beginnen met de wonder lijke geschiedenis van Altamira. Deze welluidende naam van een gehucht is beroemd geworden door een grauwe spelonk, die in 1868 op het landgoed van Don Marcelino De Sautuola in het noorden van Spanje is ontdekt. Het vinden van een waardeloze rotsspleet was geen bijzondere gebeurtenis en De Sautuola heeft zich dan ook de eerste jaren weinig om zijn nieuwe bezit bekommerd. Pas in 1878, toen hij de wereldtentoonstelling in Parijs bezocht, is zijn belangstelling gewekt. Hij zag daar een verzameling prehistorische voorwerpen, die bij opgravingen aan de dag waren gekomen. Om slechts een enkele daarvan te noemen: er was een plaat van mammoet ivoor met een ingegrifte afbeelding van de reeds in het verre verleden uitgestorven mammoet. Het kunst werkje was in La Madeleine, een rotsholte in Dordogne, onder ongeschonden oeroude aardlagen gevonden. Hierdoor was aan veel twijfel omtrent de enorme ouderdom ook van andere vondsten een einde gekomen. En wat De Sautuola betreft, hij is als een bezield man huiswaarts gekeerd. Bij het speuren in zijn eigen grot vond hij reeds bij de ingang tussen de rotsblokken soortgelijke skeletstukken en voor werpen als die, welke hij in Parijs had gezien. Sporen van mensen uit latere perioden waren er niet zodat moest worden aangenomen, dat de grot in de ijstijd, tienduizend jaar of langer geleden, bewoond was geweest, maar dat de toegang door instorting versperd was geraakt. In het diepste gedeelte van de tweehonderdzeventig meter lange spleet vond hij zwarte figuren op de wand. De grote verrassing werd hem echter door zijn vijfjarig dochtertje Maria bereid. In een „zijzaal" zag het kind op de zoldering prachtige veelkleurige afbeeldingen van verschil lende diersoorten. Haar vader was plotseling een beroemd man geworden. Helaas is de ontgoocheling even spoedig voor hem gekomen door de afwij zende houding van de vakgeleerden. Men kon niet Bison in de grot van Niaux. geloven, dat mensen uit het steentijdperk, die men zich als halve wilden voorstelde, tot zulke kunstige scheppingen in staat zouden zijn geweest. De twijfel werd tot argwaan en tenslotte, na een machtwoord van Virchow, werd alles voor bedriegerij gehouden. In de kranten, die eerst zo luid zijn lof hadden geba zuind, werd De Sautuola nu als een dwaas en een zwendelaar bespot. Hij heeft zich zelf niet meer van die blaam kunnen zuiveren. legd, vond Lartet een groot aantal voor werpen uit de Aurignac-periode, maar tevens als belangrijkste vondst, de skelet ten van mensen, die in die tijd geleefd hebben. NU REST mij nog iets te vertellen over de grotten. Uit de veelheid zal ik slechts enkele voorbeelden noemen. Een aantal bedekt. Men moet zich niet voorstellen, dat deze steeds duidelijk te zien zijn. Lijn voor lijn moet men ze soms opsporen. Men vindt dan afbeeldingen onder andere van ren dieren, paarden en mammoeten, onge kleurd en ingekrast in de rotswand. Ze zijn met rake lijnen van opmerkelijke zekerheid aangebracht en men wordt ge troffen door de vaardigheid waarmede een Een wisent met pijlen: gekleurde wand schildering in de grot van Niaux. Men neemt aan, dat dit een voorbeeld is van een magische afbeelding. grotten met klinkende namen zijn na een korte wandeling gemakkelijk te bereiken. Eerst bezochten wij de druipsteengrot van de Grand Roe. Op reclameborden aan de weg zagen wij die aangeprezen als „La grotte féerique". Deze is in 1924 ontdekt en trekt veel bezoekers. Men volgt een lange, uitgehakte gang temidden van het gekristalliseerde gesteente en komt dan in een grote hal met talloze grillig gevormde druipsteengroepen. Het gewelf is bedekt met stalactieten, die zich met de van de bodem oprijzende stalagmieten verenigen tot soms boomdikke zuilen en muren. Door de elektrische verlichting is er overal een teer schijnsel van zacht-gloeiende kleuren. Men aanschouwt al deze schoonheid in be wondering. We luisterden maar liever niet teveel naar de explicaties, waarbij telkens op de gelijkenis van druipsteengroepen met bloemen, dieren en allerlei voorwerpen uit de dagelijkse omgeving werd gewezen Onze ervaring in andere grotten was van een ander gehalte in dit opzicht. De gidsen waren daar ook uitstekend onderlegd. De grot van Combarelles, ontdekt op 8 september 1901, bestaat uit twee nauwe gangen. De lage zoldering geeft wat „kop zorgen". De belangrijkste gang is twee honderdvierendertig meter lang en men moet eerst meer dan honderd meter afleg gen voordat men dierfiguren kan zien. Doch dan is de wand er ook kriskras mee dier in de karakteristieke houding van een ogenblik is weergegeven. Het herinnert aan de kunst van onze impressionisten. Soms is er een plastisch gebruik gemaakt van een toevallige vorm van de wand. Zo werd ik verrast door een figuur, die als het ware plotseling te voorschijn kwam uit een gewirwar van lijnen. Het was de kop van een bizon, die daar toen ineens voor mij stond in zijn dreigende woestheid. De grot van Font de Gaume, dicht in de buurt van de vorige, is een week later dan deze ont dekt - althans als schatkamer van prehisto rische kunst. Toen vond Peyrony hier de thans zo beroemde polychrome fresco's. Deze bevinden zich ook in het achterste gedeelte van de gangen. Hier en daar zijn ze bedekt met afzettingen van oude datum. Ook vindt men schilderingen over vroegere heen getekend. Helaas hebben ook mensen van nu er hun lettertekens en emblemen aangebracht. De grot was namelijk reeds lang bekend en was eertijds een gelief koosde wandelplaats voor mensen, die de romantiek zochten. In hun onwetendheid hebben zij verschillende kunstwerken be schadigd. TENSLOTTE nog iets over de grot van Lascaux. De wetenschappelijke waarde er van wordt niet hoger aangeslagen dan die van andere beroemde grotten, zoals Alta mira, Font de Gaume, Les Combarelles, Les Trois Frères en Niaux. Toch is deze caverne in verschillende opzichten onver gelijkelijk. De schilderingen zijn bijzonder imponerend door hun overvloed en de plaatsing in de ruimte. De zachte pastel kleuren zien er volkomen fris uit en zijn slechts op enkele plaatsen iets vertroebeld door druipsteenachtige afzettingen. De grot is ruim, zodat men afstand kan nemen en daarbij zijn de tekeningen duidelijk zicht baar. Hierdoor ondergaat men meer dan in andere grotten de indruk van een mas sale compositie. Men is er in een ongekende wereld van vreemde pracht. De grot ligt in de buurt van Montignac, ook in het dal van de Vézère, maar twintig kilometer van Les Eyzies verwijderd. De ingang is in september 1940 toevalligerwijs gevonden door een groepje jongens, die op avontuur uit waren. Hun hond was in een gat ge kropen en bij het zoeken naar het dier kwamen zij in een zes meter lange gang. Toen zij de volgende dag met lampen weer naar binnen gingen, bleek de gang naar een grote onderaardse ruimte te leiden, waarvan de wanden met fantastische figu ren waren bedekt. Men kan zich indenken wat zo'n schuilhol voor de jongens be tekende. Zij hebben hun geheim dan ook niet gemakkelijk prijsgegeven. Abbé Breuil, die het onderzoek heeft geleid, vond een grote hal van dertig bij tien meter, die zich in twee zeer diepe schachten voort zette. Het bleek hem, dat de jongens op het spoor waren gekomen van een ver zameling prehistorische kunst uit het dilu viale tijdperk van een betekenis en een omvang als nooit tevoren was gevonden. Na deze ontdekking heeft men allereerst middelen gezocht om de schilderingen, die eeuwenlang iri een blijkbaar bijzonder ge schikte atmosfeer hadden verkeerd, tegen nadelige invloeden te beschermen. De in gang werd met een monumentale deur af gesloten en in de grot zelf werden nog twee deuren aangebracht. Met dit systeem en een strikte beperking van het aantal bezoekers is men er in geslaagd, zoals een regelmatig herhaald onderzoek uitwees, de vroegere gunstige verhoudingen te besten digen. Terloops zij nog opgemerkt, dat twee van de jeugdige ontdekkers thans nog toezicht houden en als gidsen werkzaam zijn. IK ZOU NU moeten vertellen welke in druk de grot op ons gemaakt heeft. Het is mij echter niet mogelijk daarvoor de juiste woorden te vinden. Men spreekt nu een maal niet veel als men voor een machtig kunstwerk staat. Het beschrijven van de verschillende figuren is even moeilijk als dat van elk schilderij. Het zou bovendien een omvangrijke arbeid zijn. Om van de vele verschillende diervormen een beeld te verkrijgen kan men een plaatwerk inzien, maar men doet beter met zelf een bezoek aan de grot te brengen. De aandachtige beschouwer zal dan telkens verrassende ontdekkingen doen. Natuurlijk vallen de EEN door hem uitgegeven werk met natuurgetrouwe afbeeldingen der schilde ringen werd onverschillig ter zijde gelegd. Eerherstel heeft hij echter gekregen, vol ledig. Vooral de onderzoekingen van abbé Breuil in het dal van de Vézère, waar op verschillende plaatsen gelijksoortige rots tekeningen werden gevonden, hebben hier toe geleid. Geheel overtuigd schreef Car- tailhac, eens de grote tegenstander van De Sautuola, in 1902 zijn „Mea Culpa d'un sceptique", waarin hij ridderlijk bekende dat hij gedwaald had. Samen met Breuil begaf hij zich naar Altamira. Daar werd hij door dona Maria naar de dorpsonderwijzer del Rio verwezen. Deze had in de buurt nog andere grottekeningen ontdekt, geheel overeenkomend met die, welke zijzelf het eerst had waargenomen. Onder zijn grote verzameling prehistorische voorwerpen was er één stuk van bijzonder belang. Het was een platte steen met figuren, die op andere plaatsen in groot formaat waren afgebeeld. Dergelijke „schetsbladen" zijn later ook elders nog gevonden. Del Rio had er in het geheel geen gewag van gemaakt. Het lot van De Sautuola had hem geleerd hoe gevaarlijk het is de rust te verstoren van een tot vertrouwd bezit geworden overtuiging. Hier onderbreek ik de geschiedenis om iets te vertellen over eigen belevenissen. Alvorens hierover te spreken was het nodig eerst de achtergrond wat kleur te geven. Ik moet echter de kans vermijden, dat die teveel gaat overheersen. Na het aarzelend begin is de speleologie, zoals de grotten- kunde thans heet, tot een wijdvertakte wetenschap uitgegroeid. Vele nevenvakken, ook de kunst en zelfs de sport zijn er bij betrokken. Het onderzoek omvat een gebied van Spanje tot Siberië en van de Kaap tot Scandinavië. Adembenemende gevaren zijn daarbij in de onderaardse gewelven getrotseerd. Tegenover deze kolos van kennis en durf kan ik slechts de ervaringen van een rustige vakantieganger stellen. Maar, hoe gering in verhouding ook, zij kunnen wellicht andere belangstellenden als wegwijzer dienen het gure klimaat boden. Men moet deze abri's wel onderscheiden van de eigenlijke grotten, die meestal niet bewoond zijn ge weest. Zij zijn blijkbaar meer gebruikt voor plechtige samenkomsten en erediensten. Hierdoor is onze kennis omtrent die oer volken op twee manieren verrijkt. In de abri's onderzochten de archeologen de af valstoffen, die de vroegere bewoners daar geslacht na geslacht hebben opgehoopt. Men kon hierin verschillende lagen onder scheiden, die elk afzonderlijk karakteristie ke vondsten opleverden in de vorm van skeletstukken, vuurstenen wapens en ge reedschappen, benevens allerlei kunstvoor werpen. Men heeft die lagen van verschil lende ouderdom benoemd naar de voor naamste vindplaatsen: Aurignac, Solutré, La Madeleine. In deze volgorde was er een duidelijke ontwikkeling vast te stellen, zo wel wat de werktuigen als de kunstuitin gen betreft. In de grotten trokken vooral de schilderingen de aandacht der onder zoekers. Waarom had men voor de versie ring der rotswanden voornamelijk dier vormen gekozen? Dit is op goede gronden en met behulp van enige fantasie wel te verklaren. Men bedenke dan, dat de men sen in de ijstijd voor hun levensonderhoud vrijwel alleen op de jacht waren aange wezen. In vele tekeningen hebben zij zich zelf dan ook als jager afgebeeld. Hun voortdurende opmerkzaamheid, hun den ken, kunst en religie waren op de dieren wereld ingesteld. Voor de verovering van de jachtbuit beschikten zij slechts over povere wapens. Maar als zij zich in de geheimzinnige stilte der heilige grotten terugtrokken, konden zij zich, temidden van hun onmisbare vriend-vijanden, ver lustigen in overwinningsdromen. Daar kon den zij zich door hun tovenaars met magi sche bezweringen, zoals dit gebruikelijk is bij primitieve volken, laten opzwepen tot een roes van fanatisme. IK KEER nu terug tot het hedendaagse Les Eyzies. Hier worden de gedachten tel kens weer op de prehistorie gericht. Het hele dorp is er als het ware op ingesteld. Het draagt zijn beroemdheid in eenvoud. Het is nog niet bedorven door toerisme. Komt men voor een kort bezoek, dan kan men zich snel oriënteren met behulp van een door E. Peyrony geschreven boekje. Het is opgedragen aan zijn vader, een der vermaarde ontdekkers in Dordogne. De ondertitel luidt: „Guide illustré du Savant et du Touriste". Deze hoffelijke erkenning van de leek heeft mij daar meer getroffen. Het maakt ook, dat men bij een langer ver blijf gemakkelijk de gelegenheid kan krij gen voor grondiger studie. Er zijn in het dorp twee universitaire dépendances en men kan daar onder wetenschappelijke leiding cursussen volgen in de praktijk van prehistorisch onderzoek. Verder is er een met grote deskundigheid ingericht mu seum. Het ligt op een hoog punt in de rotswand en men heeft bij de bouw gebruik gemaakt van de ruïnes van een kasteel uit de riddertijd. Een reeds vervallen burcht van enkele eeuwen herbergt er de behou den tekenen van een beschaving, duizen den jaren ouder dan die van Egypte. De plaats krijgt nog een sterk accent door een indrukwekkend standbeeld. Het is een kunstzinnige voorstelling van de mens in primitieve gedaante. De vormen van deze gedurfde reconstructie beantwoorden ech ter niet aan die van het ras, dat de kunste naars der grotten heeft voortgebracht. Men weet nu, dat dit volk van rendierjagers, het zogenaamde Cro-Magnon-ras, in lichaamsbouw veel overeenkomst heeft vertoond met de tegenwoordige Europea nen. Het eerste bewijs hiervoor is ook in Les Eyzies geleverd. De naam Cro-Magnon prijkt daar nu met grote letters op een hotel. Het is een rechtmatig verkregen titel. In 1868 (ook het jaar van Altamira) vonden werklieden op die plek bij het aan leggen van een weg enkele stukken silex (voorwerpen van vuursteen). Wij mogen hen dankbaar zijn dat zij deze niet achte loos hebben weggeworpen. Van regerings wege is daarna opdracht gegeven voor een nauwkeurig onderzoek. Het is verricht door Lartet, wiens naam in dit verslag niet mag ontbreken. Men kan hem beschouwen als de eigenlijke ontdekker van de prehistori sche kunst. In het abri, dat werd blootge Van boven naar beneden: leeuwin en paard in de grot van Combarelles en gemaskerde dansers uit de Abri Mège. WIJ HADDEN ons verblijf in Les Eyzies, een dorp dat wel eens de hoofdplaats van de prehistorie is genoemd. Het ligt onge veer honderdvijfentwintig kilometer ooste lijk van Bordeaux in het groene dal van de Vézère, een zijtak van de Dordogne. De Vézère is nu een idyllisch riviertje, maar de lage bergen, die het dal begrenzen, hebben nog de sporen van zijn vroegere kracht. Door het woeste geweld van de watermassa's, die zich in de smeltperioden van de ijstijden een weg moesten banen, werden de rotsen op een merkwaardige manier uitgeslepen. Zij zijn overdwars laagsgewijs uitgehold, het meest aan de voet. Onder de als een afdak overhan gende rotsen ontstonden aldus de zoge naamde abri's, ondiepe holen, die de men sen in die tijd een goede beschutting tegen HET WAS NIET bijzonder druk, die trieste, regenachtige dag op de befaamde renbaan Ascot in Engeland, waar wij in gezelschap van de Duitse schrijfster Ur sula Bruns de jaarlijkse „Pony Show" be zochten. Gewoonlijk wordt deze Show zeer druk bezocht, maar de regen hield velen blijkbaar tegen. Niettegenstaande dat ech ter viel er voor ons, paardenvrienden, veel te genieten. Het was een genot de jeugdige Engelse ruiters en amazones waarbij er waren, die nog zes of zeven moesten wor den over de hindernissen te zien vlie gen alsof ze niet bestonden. Enkele dagen tevoren hadden wij een interview met miss Christine Black, secretaresse van de „British Pony Club", die ons vertelde, dat de club in Engeland alleen al vierentwin tigduizend actieve leden telde en buiten Engeland ruim twintigduizend. De liefde tot paard en paardensport wordt de Britse jeugd wel met de paplepel ingegoten. De sport, die moed kweekt, spieren en ze nuwen staalt en die Ursula Bruns inspi reerde tot het schrijven van enige der beste, zo niet de beste, boeken, die er over „teenagers-and-ponies" ooit zijn geschre ven. De firma Van Holkema Warendorf nam het initiatief, nadat was gebleken, dat ook in Nederland een Pony Club kan be staan en dat er hier een groot gebrek aan dergelijke lectuur voor de jeugd bestaat. DE GROTE belangstelling voor de paar densport dateert bij Ursula Bruns van de vroegste jeugd. Zij werd geboren in Bo- cholt, is dus Westfaalse van geboorte, waar haar vader een grootbedrijf bezat waarin ook paarden werden gebruikt. Heel jong nog leerde zij rijden en na het lyceum te hebben doorlopen werkte zij gedurende enige tijd in haar vaders bedrijf. De kan toorkruk evenwel voldeed haar minder goed dan het zadel, zij wilde en zou „rij- lerares" worden. Pa spartelde tegen, Ur sula zette door en werd rijlerares. Na de oorlog trok Ursula Bruns naar Bonn waar zij werkte als vertaalster en letterkunde en kunstgeschiedenis studeerde. In die da gen van wel heel hard werken en studeren ontdekte zij haar talent als schrijfster van kinderboekenen natuurlijk speelde het paard een grote rol in haar verhalen. Haar eerste boek „Hindernisse für Huberta" werd al dadelijk een groot succes, het ver haal van de dertienjarige Huberta en haar raszuivere arabier „Muschik", op koste lijke wijze verteld. Daarna kwam een tweede succes „Wohin mit Fritzi?", een aardig verhaal over een vluchtelingetje uit Mecklenburg met haar jonge Deense dog, Fritzi. Haar grootste succes evenwel behaalde deze jonge schrijfster met „Dick und Dalli und die Ponies", dat in ongeveer honderdduizend exemplaren werd verkocht en ook een bestseller in z'n genre werd in Italië en in Zweden. Twee zeer populaire films werden naar dit boek gemaakt: „Die Madels vom Immenhof" en als vervolg daarop „Hochzeit auf Immenhof". „Dick en Dalli en de Ponies" is een fris geschre ven boek, vol gezonde humor, waarin Ur sula Bruns haar kennis der kinderpsycho logie en haar talent als schrijfster ten volle heeft kunnen benutten, evenals haar in tense liefde voor die paarden, die speciaal haar hart hebben gestolen.... de pony's. Zojuist verscheen in Duitsland van haar hand „13 Alte Esel" (Bertelsmann Verlag, Gutersloh): de wonderlijke avonturen van dertien oude ezels, die bij vergissing in een afgehaakte spoorwagon op een dorpssta tion achterbleven. Op kunsthistorisch ge bied verscheen van Ursula Bruns „Pferd und Reiter", een klein, fraai uitgegeven werkje, dat met zevenentwintig zorgvuldig uitgekozen illustraties de historische ont wikkeling van de verhouding tussen paard en ruiter weergeeft. B. S. Dijstra llllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll NEDERLANDSE WEEK Onder auspiciën van de Nederlandse ambassade in Madrid is dezer dagen in La Coruna in Spanje een Nederlandse week geopend. Er is een tentoonstelling van foto's en reproducties van gravures over het leven in Nederland. Ook worden er lezingen en filmvoorstellingen gehou den. Van boven naar beneden: een lopende beer in de grot van Combarelles, een neushoorn in de grot van Font de Gaume en een mammoet in de grot van Combarelles. grote tekeningen van stieren, van vier tot vijfeneenhalve meter groc;, direct op. Er zijn ook minder begrijpelijke figuren, ge daanten bijvoorbeeld uit de fabelwereld. Vele dieren zijn juist zeer realistisch weer gegeven, soms in hun volle kracht, dan weer, zoals een groep herten, in hun simpele onschuld. Wat ons het meest trof was de volmaakte sfeer van schoonheid, harmonie, ja, van heiligheid. Toen ik de prachtig verlichte zijgang zag met een weelde van kleuren en vormen kreeg ik het gevoel in een kathe draal te zijn. Dit moet het ook werkelijk voor die mensen in het verre verleden zijn geweest Men kan dit slechts zo aanvoelen en niet verklaren. En dan was er nog een onbeduidend voorval, dat mij echter steeds zal bijblijven. Er was een klein Engels meisje op de arm van haar vader. In de stilte klonk haar stemmetje: „That is a cow" en telkens weer. De ouders trachtten haar te sussen, maar ze was niet tot be daren te brengen. Ze bleef roepen: „I like that cow" en ik was het met haar eens. Ik dacht toen aan de kleine Maria van Alta mira. Dr. H. Veen Jachttafereel op de wand van de grot bij Valtora in Spanje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 19