van het werk Yam Rik Wouters Sturen en besturen is twee ONZE NAMEN j De kennismaking met j het platteland j hernieuwd Erbij bekend rallyrijdster struise theaterdirectrice Boerenland Afwisseling* ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1957 PAGINA VIER IK GELOOF dat er al meer naar Nederland gegaan zijn dan er aan Belgen werden verkocht! Dat zei me de suppoost van Antwerpens Koninklijk Museum voor Schone Kunsten toen hij mij de prachtige geïllustreerde catalogus van Rik Wouters' retrospectieve tentoonstelling, die daar tot 15 september te zien is, overhandigde. „We hebben het voorgevoel, dat deze vijfde retrospectieve, na de aan De Braekeleer, Ensor, Evenepoel en Smits gewijde tentoonstellingen, zowel bij de kunstenaars als bij het publiek de meest begeerde zal zijn", schrijft dr. W. Van- beselaere, hoofdconservator van genoemd museum, in zijn woord vooraf. En ik geloof dat hij, wat betreft Nederlandse verlangens, gelijk heeft. Naar ik meen heeft mijn voorganger aan deze krant, Otto B. de Kat, nog verslag gedaan van de Evenepoeltentoonstelling, waarheen hij mij had meegesleept. En dit tot mijn grote blijd schap achteraf, want te weinig wist ik nog hoe belangrijk Evenepoels werk is. Op Rik Wouters' tentoonstelling echter was ik al weken voor mijn bezoek, dat niet direct kon plaats heb ben, gespannen als voor geen andere. Dit temeer daar al enige enthousiaste ooggetuigeverslagen van schilders en beeldhouwers mij bereikten. Want Rik Wouters hebben we hier al lang leren beminnen. In Nederland is meer aanwezig dan de dertien schilderijen, tekeningen en aquarellen, die voor deze tentoon stelling uit Nederlands bezit geleend werden. Waar op ten toonstellingen hier Belgische schilders of beeldhouwers ver tegenwoordigd konden zijn, werd Rik Wouters bijna nooit ge passeerd. Geen kunstenaar, die ook hier zo gemakkelijk aanspreekt als hij. Zijn werk maakt het de beschouwer niet moeilijk. Het is gewoon, gezond, van deze tijd en heeft een voor ons zuide lijke hartelijkheid. De kleur der schilderijen fleurt ons op, de beelden stemmen ons rustig. De te vermoeden liefderijke ver houding van Wouters tot zijn vrouw Nel, zijn nagenoeg enige vrouwelijke model, geschilderd in altijd plezierige huiselijke oi landelijke omgeving, ontroert ons. Men maakte zich de een voudige, idealiserende voorstelling van een gelukkig schilders- paar, hetgeen later wel bleek te kloppen met wat Nel Wouters beschreef. Nu blijkt ook uit foto's, documenten en zelfportretten Wouters zelve precies te voldoen aan mijn prille, mogelijk nog romantische verwachtingen, die ik eens koesterde. Nog goed herinner ik me hoe ik na het lezen van een artikel van Otto van Tussenbroek het Buitenveldertse kerkhof aan de rand van Amsterdam wilde gaan bezoeken om het graf van deze te jong gestorvene te zien. Toen echter al rustte hij in België, zijn eigen bodem, waarnaar, vermoed ik, dat paar toch wel verlangd zal hebben als zij voor het raam aan die toch wat kille Amsterdamse Kostverlorenkade zat, terwijl hij haar schilderde. RIK WOUTERS werd in 1882 te Mechelen geboren. In 1916 stierf hij te Amsterdam, nadat voor de derde keer chirurgisch was ingegrepen om hem te redden van „de gruwelijkste aller ziekten zo vreselijk dat men haar naam liefst niet uit spreekt" zoals Vanbeselaere schrijft. De ziekte had zijn oog aangevreten. Afschuwelijk ziek, naar we lezen in Nel Wouters' verraai, heeft hij nog zijn grote tentoonstelling in het Amster damse Stedelijk Museum kunnen zien, de tentoonstelling die hem toch nog zó goed deed dat hij moed vond door te werken. En eigexlijk is hij in het harnas gestorven, want onder het schilderei van één zijner schoonste stillevens, terwijl Nel aan het venstei zat, waar zij zo vaak voor hem poseerde, werd het hem onmogelijk verder te gaan. „Ik zie niet meer!" Met zijn ene oog was de afstand van penseel tot doek niet meer te meten. Het lijder, aan de pijn moet vreselijk geweest zijn. Toch waren er nog momenten dat hij wist te genieten van de bloe men, voor hem uitgezocht door vrouw en vrienden. Maar met het werk was het aigelopen. „Hoe jammer dat ik niet (meer) kan werken, want eindelijk zie ik helder." Is het niet deze klacht die ons het gevoel geeft dat dit heengaan een ontwikke ling naar nog schoner afbrak? Want anders dan bij Van Goghs werk is het mogelijk zich nog iets mooiers op de wijze van Rik Wouters voor te stellen, zeker waar het zijn schilderkunst betreft. Zijn eerste op deze tooid. Hij werkte er nog aan op de dag van zijn mobilisatie in 1914. Dat hij hier een plek openliet kwam door een andere dan schilderkunstige noodzaak. Want in andere werken spelen open plekken toch vaak hun rol in het geheel van het schilderij. Er is in een groot stilleven, dat hij „Hulde aan Cézanne" noemde, meer uiterlijke overeenkomst met werk van Cézanne, dan doordat het op eenzelfde opvatting steunt. Wouters' enthou siasme leek hier een „krachttoer" op te roepen. En eerlijk ge zegd en met heel veel schroom tegenover deze heerlijke schil- ,De vrouw die linnen ontplooit". der, is mij dit schilderij als een groot bezet orkest, waarvan ieder instrument even hard klinkt en zelfs groepen instrumen ten een fractie te hoog of te laag gestemd zijn. Nooit zou zoiets van Cézanne te zeggen zijn geweest. Wouters hield ook van Renoir: een kop van zijn vrouw, met achtergrond van groen en het spel van lichte zonnevlekken, is niet zonder deze schilder te denken. Maar dan valt op dat Wouters' schilderij beslist toch harder te noemen is. Met Van Gogh had hij de vaart van werken gemeen. Ten aanzien van het vormgeven echter is in diens werken door Wouters geen aanleiding gevonden. Het respect voor Cézanne en Renoir, de affiniteiten die na tuurlijkerwijze wel al bestonden in Wouters' werk met dat dier meesters en de tijd waarin hij leefde, deden hem betrekke lijk dicht bij Vuillard en Bonnard staan. Toch vond hij niet alles mooi van hen. Een tentoonstelling van Bonnard kon hij zelfs niet zo appreciëren, schreef hij aan zijn vriend Lévy: deze leek hem voor Bonnard van mindere kwaliteit. Dit klinkt wat onwaarschijnlijk voor wie Bonnards oeuvre kent, dat, al zijn niet alle zaken even goed, toch eigenlijk geen minder goede en betere periodes kende, 't Is me of het Wouters ontbrak aan die misschien dan typisch Franse intelligentie bij het schilder kunstig streven. Ook Wouters schilderde bijvoorbeeld wel een kamer met druk gebloemd behang als achtergrond van één en ander. Voor hem was het een aanleiding tot een heerlijk kleurenspel. Vuillard en Bonnard wisten zo'n onderwerp dan tot een harmonischer, rustiger geheel te verwerken. Hun kleur- dosering was beter georganiseerd. Wouters leek daartoe soms te onstuimig. Zijn verliefdheid op de kleur en zijn virtuositeit konden hem op het randje van de banaliteit brengen. Hoe ont zettend wrang dan werd het schilderij van deze op kleur zo verliefde dat hij schilderde van zichzelf in de kledij van het ziekenhuis met een lap voor het aangevreten oog. Een gevoel van machteloos protest kruipt in ons op, dat ons niet meer ver laat bij het zien van de enkele kostelijke schilderijen die daarna „Rik na zijn ziekte". expositie getoonde proeven van schilderkunst al vertonen zijn bijzondere aanleg. Het impressionistische werk van James En sor is hem de eerste duidelijke leidraad. Hij toont dan meteen de heldere open kleurgeving die kenmerkend voor hem werd. In 1909 maakt hij kennis met een liefhebber en kenner van kunst, Simon Lévy, die hem door middel van foto's voor het werk van Cézanne warm maakt. Direct contact ermee vindt hij pas in 1912. Maar in 1908 bestonden er al affiniteiten tussen zijn werk en dat van de grote Franse meester. Misschien is het niet eens zo merkwaardig, dat Wouters' eerste contact met een schilderij van Cézanne, waarop hij zo .gespitst was geweest, even tegen viel. Want hoe heel anders waren toch deze naturen gericht! Wouters was van een bruisende drift bij de bedacht zame, dwingend bedachtzame Fransman vergeleken. Hoewel heel veel werk van Wouters direct de naam van Cézanne in onze herinnering roept, moeten we diens invloed niet over schatten. En natuurlijk evenmin Wouters als een natuurtalent zien, dat met een bepaalde wijze van doen, voor zover die van Ensor of Cézanne kwam, maar spontaan en intuïtief door schilderde. Er is een zekere evolutie duidelijk kenbaar in Wouters' werk, waarbij ik overigens geen voorkeur voor be paalde perioden koester. Welbewust was hij gericht op een grote helderheid. Hij zette een doek wel opnieuw op, wanneer de schildering hem te vast geworden was. Een groot stilleven met perziken, liggend op een geblokt kleed, dat overgaat in een achtergrond van gebloemde gordijnen en andere georna menteerde vitrage toont hoe zeer een vormenspel met verschil van structuren hem intrigeerde. Het doek werd niet geheel vol- „JAMAAR nu schei ik er toch heus mee uitik heb er genoeg van, hoor! Er is een tijd van komen en van gaan en nu mijn vader zo ziek is, dat hij het be heer van ons bedrijf niet meer aan kan, moet ik wel ophouden met rallyrijden. Het is jammer, maarit just can't be helped". In haar smaakvol ingerichte het deed ons misschien nog meer plezier dan het winnen van die schitterende zil veren beker." „Ik hoorde en zag u enige tijd geleden op de televisieu gaf ongezouten uw me ning te kennen over de verachting die zo veel mannen voelen voor „een vrouw aan 't stuur". werkkamer, waarin haar vader, de eens zo energieke Vivian Vandamm, de man die het Windmill Theater in Soho vlak bij Piccadilly tot een begrip maakte over de hele wereld, zitten wij tegenover de meest succesvolle rallyrijdster, die ooit achter het stuur plaatsnam. Sheila Vandamm.... ..nen struise, zulle", zouden de Vlamingen zeggen. Zij is een vrolijke, goedlachse Iheaterdirectrice, wel zakelijk maar toch ook zeer vrouwelijk, een gelukkige com binatie, die in dit Engeland niet zo heel vaak gevonden wordt. Wanneer de En gelse vrouw een „businesswoman" is, is zij dat meestal ook uiterlijk wel. „De zaken gaan voor het meisje, zie je. De „Wind mill" heeft z'n deuren sinds de opening een kleine vijftig jaar- gelden, nooit meer gesloten, ook tijdens de oorlog niet. Mijn vader begon heel klein, eigenlijk met een driemanshow. Toen leerde hij een schat rijke dame kennen, die de eigenaresse van dit gebouw was en er een theater, een soort revuepaleis van wilde maken. Vader werd manager en van het begin af is het een denderend succes geweest. Sommigen van de nu zeer groten in het vak van revue-artiest zijn hier begonnen, hebben in deze kamer als volslagen groentjes hun nog kwamen. Onder andere is dat het schilderij van een groene kool tegen een gebloemde achtergrond, waarin Wouters' schil derkunst op die hoogte gekomen is, dat het onderwerp er nauwelijks nog toe doet, dat abstracte waarden waarlijk levend kunnen blijken. Nel Wouters vertelt verder dat hij in de moeilijkste weken nog de „strijkster" schilderde. Dit las ik pas na het zien van dit kleine werk. Het ontroerde me echter al zo om het gevangen zijn van dit paar aan die Kostverlorenkade met zijn grijze luchten. De keur gaat hier uit van het figuurtje van Nel, ver volgt zich in de aankleding van hun huis om te sterven in de onbelangrijke gevels van de overkant. Na zijn aanvankelijke internering te Zeist, waar hij aquarellen maakte van Nel in het landschap, heeft hij hier nog vrij kunnen werken en zoals gezegd niet het minste van zijn oeuvre geschilderd. Moeten we geloven dat dit uit weerspannigheid tegen die verschrikke lijke omstandigheden was, tegen die ziekte? Ik vind dat moei lijk. Want bewijst Wouters' beeldhouwkunst niet hoeveel groot heid er al lang in hem was? VAN ZIJN VADER leert hij al in 1894 het houtsnijwerk. In 1907 maakt hij een kop van zijn vrouw, die een meesterwerk genoemd kan worden en waarna alleen maar beelden van ten minste even grote kwaliteit komen. Vanbeselaere spreekt van „pas in 1907" en dacht natuurlijk aan de sinds de eerste lessen verstreken dertien jaar. Meesterwerken als die van Wouters te maken op vijfentwintigjarige leeftijd lijkt mij echter rijke lijk vroeg. Wouters' plastiek is, anders dan zijn schilderkunst, onver gelijkbaar. Rodin had stijl en opvattingen bepaald van die tijd, maar nergens hebben we het gevoel dat Wouters direct van de Fransman afhankelijk was. Nog minder dan bij zijn schilder kunst zijn de problemen, die hij zich stelt van formalistische aard. Minder is in zijn beeldhouwkunst ook sprake van een zeker evolueren der uitdrukkingsmiddelen omdat hij direct al de hem meest eigene bereikt lijkt te hebben. Belangrijk voor hem is het spel van het licht over de grote volumen. Hierbij voelt men de schilder in de beeldhouwer, die echter nergens de aandacht voor plastische waarden verliest. Voor zijn tenntoonstelling te Amsterdam had men nog het grote beeld „Huiselijke zorgen" (die vrouwenfiguur met over elkaar geslagen armen boven een in ruime plooien hangend schort van een wat harde stof) uit Brussel laten overkomen. Wij bezitten er in Amsterdam een exemplaar van. De beschrij ving door zijn vrouw van de ontmoeting van de zieke Wouters met dit, zijn grootste werk, is aangrijpend. Want hoezeer moet Wouters zelf toch gevoeld hebben waartoe hij m staat was. Bob Buys „Ja natuurlijk! Het moet maar eens uit j zijn met dat geklets van mannen over 't zo- j genaamd niet-kunnen-rijden van vrouwen. „Hoe vond u Holland?" „Ja, dat vindt ik ook. Laten we maar jj van onderwerp veranderen. Holland is een heel mooi land met prachtige wegen. Ik heb er altijd met veel genoegen gereden. gx-enzenioze gastvi-ijheid overal! Wij kun- nen nog veel van Holland lerenhui- zenbouw, zindelijkheid, organisatie op alle mogelijke gebied. En dan die talenkennis. het maakt dat je je als Engelse zo dom gaat voelen. Wij zijn echt lui op dat ter- eerste interview met mijn vader gehad. Vader had een scherpe neus voor talent hij vergiste zich heel zelden. Ja, hij is Hollander van afkomst, maar spreekt de Nederlandse taal niet." „Hoe bent u er eigenlijk toe gekomen om rally-vii-tuoze te worden?" „Zoals het gewoonlijk met die dingen gaat, helemaal bij toeval!" Een kennisje van me reed mee in een Engelse rally en op het laatste moment kon degene, die met haar mee zou gaan, haar toezegging niet ge stand doen. Ik viel toen in, dat wil zeggen nadat mijn vader gezwicht was voor de duizend-en-één argumenten, die zijn vrouw en drie dochters samen op hem af vuurden. Hij wilde namelijk niet, dat ik mee zou gaan. We wonnen die rally en van die dag af had ik mijn hart aan deze sport verpand." „Is het opwindend?" „Nou en of! Een heerlijke sport, weet .ie, maar het is ook verschrikkelijk ver moeiend. Je moet geweldig op je quivive zijn. één foutje en het kan je ik-weet- niet-wat kosten. Weken van tevoren ga ik iedei-e avond vroeg naar bed, en geen siga retten, geen cocktails, geen feestjes. je kent het leven in Londen, dus weet je wat dat hier wil zeggen." „Rijdt u uw eigen wagen?" „Nee.... die waag ik er niet aan. Sir William Rootes de gi-ote baas van het Rootes Concern stelt mij altijd een auto beschikbaar." „Nooit met andere wagens deelgenomen?" „Nee. Natuurlijk heb ik wel legio aan biedingen gehad, waaronder van de groot ste fabi-ieken op het contingent. maar ik voelde me best thuis in de wagens van Rootes, ik ken ze door en door. Ik heb er negenentwintig intex-nationale en nationale rally's mee gewonnenwaaronder de Coupe des Dames van Monte Cax-lo, de Tulpenrally, enzovoox-t." „Weieens door het oog van een naald ge- ki-open?" „Dat zal waar zijn, vaker dan me lief was, maar dat hoort er bij, weet je. Er wordt weieens beweerd, dat kinderen en dronken mensen hun speciale beschermengel hebben maar ik geloof dat dat ook voor rally- rijdende vrouwen geldt. Als ik nog denk aan die Pyi-eneën en hun afgronden pffff! Ik ga natuurlijk nooit alleen en ook toen niet. Maar wij hingen op zeker ogen blik toch maar met een wiel boven de af grond en we zwoei-en toen, dat we nooit weer in een rally gezien zouden worden. Maar als ze dan weer komen vragen kun je de verleiding zo moeilijk weerstaan vooral wanneer je nogal succes hebt. Ik was de eerste vrouw, die op het vasteland aan de grote internationale rally's mee deed in een Engelse wagen. En een plezier dat mijn tochtgenoten en ik hadden toen we merkten dat de mannen ons meewarig bekekenop de manier van „och stak kers, wat beginnen jullie nu tochWe werden bedolven onder adviezen en wen ken.... ze waren rotsvast overtuigd, dat wij het er niet levend af zouden brengen. jTn io rUr> 1,-nvgitrno*+en zien toen wij de rally wonnen! Het was kostelijk, IN DIT toeristenseizoen kan men in jj ons land alle talen horen spreken. Ook vele vadei-landers werden door de reis- koorts aangetast en maken thans in het 5 buitenland de vakantiefoto's, die straks de glorie van het album zullen vormen. Toch bleven er ook nog enkele Neder- landers binnen de grenzen. En wel met jj het lofwaardige doel de schoonheid van hun eigen land te ontdekken. Terwijl de plattelanders meer of minder onwennig over het stedelijke asfalt drentelden trokken de stedelingen naar strand, bos en hei om eens iets anders dan huizen- blokken te zien. Dit alles, voor zover de regen dat toeliet. HET KAN geen kwaad dat de stede- ling weer eens contact met het platte- 5 land krjjgt. Want in zeer veel gevallen S ligt daar de bakermat van zijn voor- geslacht. Al is Holland vanouds een ste- denland, eeuwen lang konden deze ste- den slechts groeien door de voortduren- jj de stroom van plattelanders, die zich binnen de stadsmuren vestigde. Voor zover deze nieuwkomers het burger- jj recht verwierven zijn hun inschrijvin- gen in de bewaard gebleven poortersboe- ken te vinden. De lezing, daarvan wijst jj onmiskenbaar uit dat menige familie, die zich van ouder tot ouder stedeling waant, eens woonde op hetgeen zij thans ietwat geringschattend ,,'t boe- i renland" noemt. Ook onze geslachtsna- f men tonen dit aan. Al zijn thans in j onze stadscentra op menige winkelruit namen als Boonacker, Paanakker, Hoogenakker, Langenakker en Van den Crommenacker te lezen, het is duide lijk dat ze in een landelijke omgeving ontstaan moeten zijn. Hetzelfde is van toepassing op de talrijke met -land sa mengestelde familienamen. LIEDEN, die Hofland, Veenland, Bouland, Broederland, Kortland, Nij- land, Laagland en Zuijderland heten, zullen bij een genealogisch onderzoek jj stellig op een voorvader stuiten, die het platteland bewoonde. Ook de uitgang -veld (te vinden in de namen Boone- veld, Breetveld, Damveld, Grasveld, Grootveld, Hoogveld, Kraaijenveld, Langeveld, Nieveld (nieuw veld), Oos- terveld. Rietveld, Vlasveld, Wydeveld en Zuijderveld, wijst op een dergelijke J herkomst. „Slag", dat in enkele plaats- namen en ook in familienamen voor- jj komt, herinnert eraan, dat het bouw- land, met het oog op de vruchtwisseling, in afdelingen werd verdeeld, die een slag heetten (Dykslag, Koeslag, Lange- slag). Stede of stee betekent eigenlijk plaats, standplaats (legerstede, bed- stede) en kreeg de betekenis „hoeve"; in de geslachtsnamen Damsté, Duyn- j stee, Hofstede, Hoogstede en Meulstee \'inden wij dit woord terug. De namen Van der Hoeven, Verhoeff en Hoeve- naar (de bewoner van een hoeve) slui- ten zich hierbij aan. In 't oosten van j ons land bezigt men het woord have, we j danken er de namen Ten Have, Ten- j haaff en Verhave aan. reinen iedereen geeft dat hier toe. maar niemand brengt er enige verande ring in." „Dus de laatste x-ally is die in de Alpen geweest?" „Ja...., eh...., och, misschien rijd ik nog weieens een enkele zo hier en daar. je kunt niet weten. Het is met die sport als met de paarden.... als je eenmaal paardenbloed in je aderen hebt kom je er ook nooit meer af. Er wordt geklopt. Een toneelknecht kon digt aan dat de repetitie afgelopen, is en er enige toekomstige sterretjes op een on derhoud met de directrice zitten te wach ten. Buiten roezemoest Piccadilly gezellig. Flarden van een straatmuziekje vermen gen zich met het eindeloos geronk van rijdend Londen.... In de hal van de „Windmill" verdringen zich alweer hon derden mensen voor de loketten. Het „theater dat nooit sluit" doet goede zaken. B. S. Dijstra DAT Akkerman, Bouwknegt, Land- man, De Pagter, Grooteboer, Jongeboer, jj Kalverboer, Kleiboer, Nieboer, Polder- boer en Veenboer van huis uit geen ste- delingen zijn zal geen betoog behoeven.! Kampen (afgepaalde stukken grond, veelal voor landbouw of veeteelt be- stemd), lagen ook al buiten de stads- wallen; in menigte hebben ze tot de: vorming van onze geslachtsnamen bij - g gedragen. Vermelden wy slechts Agter- jj kamp, Beekenkamp, Beukenkamp, Boomkamp, Boskamp, Boukamp, Braamscamp, Elskamp, Groskamp (gro- jj te kamp), Kraaykamp, Oosterkamp en S Molenkamp. Dalen (EiL...'zI, '"cn-j daal, Dalmeyer, Dalmulder) vond men eveneens in landelijke streken, net als: de kuilen, waar de namen Ter Kui'e, Leemkuil, Sandkuyl en Wolfskuijl ar.n herinneren. De naam Van der KniJe krvr een herkomst uit het gehucht De K :- len in de Noordbrabantse gemeen e Wanroy aangeven, enkele families Vos kuil danken hun naam aan het gelijk namige buurtschapje nabij Oldenbroek op de Veluwe. J. G. de Boer van der Ley ülllüüülll

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 20