GEEN WONINGNOOD IN BELGIE
Het stokpaardje
LAVENDEL
Op jacht
Iedereen mag er bouwen en huren
Kleine ramen
voordeliger
IRISSEN
ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1957
Erbij
HERINNERT U ZICH
GROOTMOEDERS
LINNENKAST
Een spelletje
TUIN- EN KAMERPLANTEN
Berlijnse modellen
G. Kromclijk
Vierkante-kaasoorlog nu
op diplomatiek niveau
PAGINA ZES
„Nu weet ik het echt niet meer", zei
het kleine prinsje. Hij liep met een
treurig gezicht rond in de grote speel
goedzaal van zijn paleis.
„Hoogheidhoogheid!" zei de
lakei, die altijd achter hem aan moest
lopen, hoofdschuddend, „u lijkt uw
vader wel. Die weet ook nooit wat hij
doen moet."
„Sstzei het prinsje, „je mag
niets over mijn vader zeggen!"
„Och, hoogheid", zuchtte de oude
lakei, „het hele volk praat over niets
anders. De koning weet nooit wat hij
wil. Uw grootvader en uw overgroot
vader hadden tenminste hun stok
paardjes. Maar déze koninghet is
treurig dat ik het zeggen moet."
De oude lakei ging in een hoekje op
een stoel zitten en droomde over de
goeie oude tijd. Toen hij goed en wel
was ingeslapen liep het prinsje op zijn
tenen de speelgoedzaal uit. „Stok
paardjeszei hij in zichzelf, „wat
gek. Wat moesten die deftige koningen
met hun mooie baarden en pruiken
nou op een stokpaard?"
Hij keek naar de portretten in de
gang van zijn grootvaders en over
grootvaders. Hij kon zich echt niet
voorstellen, dat die ooit op een stok
paard hadden gezeten. Al denkende
liep hij de trappen op, zó ver tot hij
niet hoger kon. Bovenaan de laatste
trap was alleen een klein deurtje dat
met een zware verroeste grendel was
gesloten. Het prinsje schrok op uit zijn
dromen. „Hé," zei hij, „hé, hier ben ik
nog nooit geweest. Hij probeerde de
zware grendel weg te schuiven, maar
dat viel niet mee, want er was vast in
jaren niemand zo hoog geklommen.
Maar eindelijk ging het slot met veel
geknierp en geknerp toch open. Het
viel tegen. Op de zolder van het paleis
was maar weinig licht en het rook er
naar stof en kleren, die heel, héél lang
in een kast gehangen hebben. Het
prinsje liep wat rond, lichtte eens een
deksel op, keek eens in een kast, ging
even zitten op een hoge houten stoel,
die misschien heel vroeger wel een
troon was geweest en schudde toen zijn
hoofd. Nee, er was hier ook al niets te
beleven. Hij slenterde terug naar het
deurtje. Maar net toen hij de deur
achter zich dicht wilde trekken zag hij
in een hoekje iets staan. Een stok
paardje, een heel oud stokpaardje!
„Kijk", zei het prinsje, „dat is dus
één van de stokpaardjes waarop mijn
grootvader en overgrootvader gereden
hebben."
„Dat zie je goed", zei het paardje
en hij knipte vriendelijk met zijn ogen
naar het prinsje.
„Alle mensen", zei die verbaasd,
„kun jij praten?"
„Och ja", zei het paardje, ik ben zó
oud en ik heb hier zó lang staan dro
men, dat alle wijze gedachten en dro
men, die door mijn hoofd zijn gegaan,
mij toverkracht hebben gegeven."
„Maar dat is geweldig!" riep het
prinsje, „dat had ik eerder moeten we
ten. Mag ik op je rijden?" „Maar na
tuurlijk", zei het paardje, „daar ben
ik toch voor. En als je moe bent, kom
ik naast je zitten en zal je vertellen
over vroeger. Over je grootvaders en
overgrootvaders en over de prinsjes
die toen klein waren."
„Oh, wat heerlijk! Wat verrukkelijk
dat ik jou gevonden heb. Wil je mijn
vriendje zijn?" vroeg het prinsje.
„Maar wat graag", zei het paardje,
„ik verlangde er al honderd jaar naar
om de mensen weer eens terug te zien".
Het prinsje reed op zijn stokpaardje
door het paleis, uren en urenlang. En
toen hij moe was nam hij het paardje
mee naar zijn kamer en luisterde naar
de prachtige verhalen van vroeger.
„Wat is er toch met het prinsje?"
vroeg de koning aan zijn lakeien, „wat
loopt hij toch te draven? En nu? Waar
is hij nu? Hij zit al uren op zijn ka
mer!"
„Het prinsje heeft een stokpaardje,
majesteit", zeiden de lakeien, „een vies
houten speelgoedje dat hij op zolder
heeft gevonden."
„Wat moet ik daar aan doen?" vroeg
de koning. Hij moest altijd alles aan
zijn lakeien vragen, want zelf kon hij
nooit een besluit nemen. „Weggooien",
riep de ene helft. „Laten houden", riep
de andere helft. Alleen de oude oppas
ser van het prinsje zei: „Waarom
neemt u toch zelf geen besluit, maje
steit? Waarom vraagt u het ons?"
„Och", mopperde de koning, „ik moet
al zo veel besluiten. Maar goed: weg
gooien dan."
Buigend verdwenen de lakeien. Ze
gingen naar de kamer van het prinsje
dat was ingeslapen en pakten met een
tang het lelijke oude stokpaardje weg
en gooiden het op de koninklijke vuil.
nishoop. Toen ging het paleis slapen.
De volgende morgen was de koning
verschrikkelijk zenuwachtig. Hij had
al jaren aan zijn volk beloofd om een
grote rijtoer door de stad te maken,
Maar omdat hij nooit wist wat hij wil-
de waren de jaren voorbijgegaan en
van de rijtoer was het nooit gekomen.
Zijn lakeien hadden hem verteld dat
als hij nu de rijtoer niet maakte, zijn
volk boos zou worden en hem weg zou
jagen. Daarom was de koning zenuw
achtig. Terwijl hij zich aankleedde
voor de rijtoer hoorde hij het prinsje
verschrikkelijk huilen. Het had ge-
hoord wat er met zijn stokpaardje ge
beurd was en hij schreeuwde dat hij
nu niet met de koning mee zou gaan
door de straten van de stad.
„Laat hem dan maar", zei de koning
en ging zelf naar de stoep van zijn
paleis. Onderaan de stoep stonden zijn
stalknechten met spierwitte gezichten,
„Majesteit", zeiden ze, „er is iets
verschrikkelijks. Niet één paard kan
meer één voet verzetten. Ze staan ge-
woon aan de grond genageld. Het lijkt
wel toverij". De koning werd ook
spierwit, want overal zag hij al men
sen langs de weg staan, die wachtten
op de rijtoer. Dat zouden ze doen als
ze voor niets moesten wachten?
„Wat zou jij doen?" vroeg de koning
aan de oppasser van het prinsje. „Uw
grootvader en uw overgrootvaders
hadden hun stokpaardjes", zei die, „en
dat betekent dat ze wisten wat ze wil
den."
„Goed", zei de koning, „dan zal ik de
mensen laten zien dat ik ook een stok
paardje heb. Ik wil uit rijden, dus ik
zal uit rijden!"
„Maar hoe?" vroeg de oppasser.
„Daarop!" zei de koning en hij wees
op het lelijke houten stokpaardje dat
helemaal in zijn eentje van de vuilnis
hoop af kwam aangedraafd. En hij
deed het ook. Eerst keken de mensen
wel een beetje raar toen ze hun koning
op een stokpaardje zagen, maar toen
ze hoorden dat er geen paard een voet
had willen verzetten en de koning toch
gekomen was, juichten ze. „Zie je wel",
riepen ze, „hij is toch als zijn groot
vaders en zijn overgrootvaders. Hij
weet wat hij wil en hij heeft zijn stok
paardje!"
Iedereen was weer helemaal blij en
tevreden met zijn koning. En toen die
terugkwam bij zijn paleis en het hou
ten stokpaardje dankbaar over zijn
manen streek, toen begonnen alle
paarden in de stal weer te trappelen
en te stampen, klaar om naar buiten te
rennen. En bovenop de stoep stond
het prinsje dat het stokpaardje van
zijn vader overnam en er nog eens een
rijtoertje in zijn eentje door de straten
op maakte.
„Wij zijn het gelukkigste volk van de
wereld" riepen de mensen, „wij hebben
een koning en een prinsje die weten
wat ze willen. Hoera!"
„Hoe vind je het om terug te zijn bij
de mensen?" vroeg het prinsje aan het
oor van zijn paardje.
„Heerlijk", fluisterde die en zijn
ogen glommen van blijdschap.
Met regen komt de herfst in 't land.
De mensen zitten binnen
Maar wij? zucht 't hele dierenvolk,
wat moeten wij beginnen?
Wij zijn zo nat, wij zij zo nat
en allemaal verkouden.
O, konden we, zucht iedereen
die herfst maar tegenhouden.
We moeten, zegt de oude uil,
er iets op zien te vinden.
Wij moeten die gemene herfst
met sterke touwen binden.
De torenkraai komt al met touw,
dat stal hij bij de klokken.
Van takken maakt het dierenvolk
nu knuppeltjes en stokken.
Maar ja, de herfst is overal,
hij zwiebelt in de takken,
hij vliegt op wolken door de lucht.
hoe krijg je hem te pakken?
Ze jagen hier, ze jagen daar,
de herfst, die wilde rover
lacht om ze op zijn regenwolk
en roept: geef je maar over.
Ja, domme dieren doe het maar:
de zomer is vertrokken.
Je houdt de herfst niet buiten 't land
nog met geen duizend stokken.
Mies Bouhutj
Om een mooie plaat te krijgen, moet je de vakjes kleuren waar een cijfer in staa\
Daarbij is 1 geel, 2 rood, 3 blauw, 4 groen, 5 bruin en 6 zwart. Doe je best me
potlood of verf.
Een spelletjesboek uit 1750 vertelt
ons „Hoe dat men kan doen pietersely
op de tafel groeyen". Daartoe steeckt
men in een doncker vertreck den Poock
in het Vuyr, houdt denselven als hy
gloeyende is, onder het Tafelbladt en
roept: ik voel de Wortels komende. Soo
Sullen de aenwesigen onder het Bladt
grypende, hunne Vingeren branden, en
daer zal veel Gheneugte syn
(Van onze Brusselse correspondente)
Niets maakt het wonen in België zo aantrekkelijk als het feit dat er woningen te
over zijn! België is misschien het enige land van West-Europa, waar de woningnood
een volkomen onbekend verschijnsel is. Je kunt altijd en overal terecht en als ik de
wachtlijsten van de Amsterdamse of Utrechtse jonge paartjes had, die hun trouw
partij al voor de zoveelste keer hebben moeten uitstellen bij gebrek aan woongelegen
heid, dan zou ik die zo, in één dag desnoods, in Brussel kunnen onderbrengen. Om je
vingers af te likken, nietwaar?
Maar er staat natuurlijk iets tegenover.
De Belgische huren zijn hoog, hoger dan de
Nederlandse. En alleen met een Belgisch
salaris of loon - dat ook hoger is dan het
Nederlandse - kun je jezelf een goed on
derdak bezorgen in een flat of een heel
huis.
De huren zijn in Nederland omhoog ge
gaan en daardoor komen ze al wat meer in
de buurt van de Belgische, die tamelijk
stabiel blijven. Maar het is toch nog zo,
dat het betalen van 135 tot 150 gulden
huur per maand echt bescheiden is, terwijl
je voor een behoorlijke flat of woning
gemakkelijk tussen de 200 en 250 gulden
komt, zo niet meer. Maar dan is het ook
overvloedig. Je hoeft er maar de dagelijkse
kolommen van de Brusselse Soir, die daar
in gespecialiseerd is, op na te kijken.
Een huis vind je hier normaal gesproken
per advertentie. Makelaars heb je er ter
nauwernood voor nodig, en lijsten helemaal
niet. België kent daarvoor geen bureaus,
geen regelingen. Iedereen doet wat hij zelf
wil ènkan. De huurprijs is de enige
beperking. Je zoekt in de prijsklasse, die
je je kunt permitteren. En dan is het na
tuurlijk zo: hoe meer huur je jezelf kunt
veroorloven, hoe meer keus. En wil je dan
een hele wolkenkrabber huren om daar
met z'n tweeën in te gaan wonen, dan is er
geen mens die je dat kan verhinderen. Het
is eenvoudig een kwestie van vraag en
aanbod.
Verplichte inwoning en al die typisch
Nederlandse andere regelingen, zijn voor
de Belgen volmaakt onbekend.
Het ideaal van de gemiddelde Belg is
trouwens niet een huis huren, maar een
huis bouwen. De helft van alle Belgen
woont in zijn eigen huis. Enerzijds is de
Vroeg in het voorjaar verlustigt men zich
in de mooie en meestal heerlijk geurende
irissen. Er zijn vele soorten die voor tuin-
Belg individualist en wil hij liefst zijn
eigen boontjes doppen; anderzijds is het
feit dat de huren zo hoog zijn en de huur
„toch maar verdwijnt", voor heel veel
mensen een reuze aansporing om zelf te
bouwen. Dikwijls gebeurt het met zware
hypotheek en duurt het wel twintig jaar
voordat men het huis helemaal heeft
afbetaald. Maar men heeft dan tenminste
het idee, dat het geld niet voor niks is
uitgegeven.
De meeste van mijn Belgische vrienden
hebben het op die manier gedaan.
En evenmin als het krijgen van een huis
aan allerlei regelingen is onderworpen,
heb je last van alle mogelijke bouwregelin
gen. Natuurlijk zijn die er, maar veel min
der dan die in Nederland. Een van de
vreemdste vind ik wel, dat in een Belgisch
huis de ramen altijd naar binnen open
moeten gaan, wat nogal lastig is omdat je
alle vensterbanken eerst moet afruimen
voordat je een raam kunt openzetten en
de kindertjes natuurlijk bij voorkeur hun
hoofdjes tegen die raampunten stoten.
Maar dat is wel een van de meer in het
oog vallende regelingen. Voor de rest is het
vrijheid blijheid. Soms nogal erg vrij en
blij, want omdat iedereen maar bouwt
zonder met de buren in het minst rekening
te houden krijg je die merkwaardige Bel
gische gevellijn: hoge naast lage daken;
schuine naast platte daken; huizen van
één naast huizen van drie verdiepingen. En
het raarste wordt het, wanneer twee hui
zen onder één dak naast elkaar worden
gebouwd door verschillende eigenaars, met
goten die net een decimeter hoogteverschil
hebben, zodat het lijkt of het ene huis is
verzakt. Vanzelfspx-ekend moet dan het
verschil iets groter worden gemaakt, met
rode pannen op het ene dak en blauwe op
het andere, een beschilderde muur aan het
linkerhuis en een bakstenen aan het andere.
Als Nederlander stoort je zoiets, maar
een Belg ergert zich aan wat hij noemt: de
eindeloze eentonigheid van de Nederlandse
straten, waarin alle huizen hetzelfde zijn.
Voor hem moet je onmiddellijk kunnen
zien, dat het kleine huis met het schuine
dak het zijne is, en niet het grote met het
platte dak ernaast!
De Belg heeft echter wel de ruimte en
in het algemeen kan men zeggen dat die
ruimte heel wat groter is dan die van de
gemiddelde Nederlandse woning, als je er
tenminste een hebt. In de meeste Belgische
huizen zijn een badkamer en een garage.De
garage is soms nog indrukwekkender dan
het huis zelf. Die beslaat dikwijls bijna de
hele onderverdieping. Een veel voorkomend
moderner Belgisch huistype heeft de woon
ruimte op de eerste verdieping; de slaap
kamers op de tweede, terwijl er gelijkvloers
alleen een hal met een trap is en daarnaast
een garage.
Heel dikwijls hebben de Belgische huizen
vrij kleine ramen, omdat er een „ramen-
belasting" is, die met de raamoppervlakte
groter wordt. En ergerlijk zijn de blinde
muren, die je in elke nieuwe Belgische
straat opvallen. Zelfs al is het onmogelijk
een ander huis er naast te bouwen, dan
Wat zou het heerlijk zijn, wanneer ieder
jong paar in Nederland - net als in België
- zo'n moderen flat kon huren en zou
kunnen trouwen wanneer het wilde. In
Brussel kent men geen hxiisvestingsproble-
men. De huurprijzen liggen daar hoger dan
bij ons, maar de mensen verdienen ook
meer en kunnen zich dus op dit punt gro
tere uitgaven veroorloven. Deze flats aan
de Avenue des Nations in Brussel werden
ontworpen door de architecten Délatte,
Steppé en Cambier.
plakt men nog een blinde muur tegen de
zijkant, zodat je van die typisch-Belgische
„huisschijven" krijgt. Dat is enerzijds een
gevolg van de gi-otere goedkoopte van zo'n
blinde muur, anderzijds komt het omdat
men in België niet zoals in Nederland een
hele straat ineens volbouwt, maar ieder
zijn eigen stukje grond koopt. Daardoor
krijg je soms straten met tien huizen die
aan weerskanten een blinde muur hebben,
met een open stukje er tussen, waarvoor te
zijner tijd dan een liefhebber komt, na twee
of na twintig jaar....
Maar het is wel een zegen, die Belgische
huizenrijkdom. Het maakt het leven in
België veel gemakkelijker.
WIE herinnert zich niet grootmoeders
linnenkast, die zo lekker placht te rui
ken? En wie verbindt met die ouder
wetse geur niet de gedachte aan laven
del? In Nederland is er van lavendel
teelt op grote schaal geen sprake. In
Engeland echter worden de geurige,
kleurige bloemen veel verbouwd. Daar
te lande bestaat de lavendelcultuur reeds
vele eeuwen. Ook thans weer vindt men
in enige graafschappen de paars-lila ak
kers. Vooral in Norfolk, Engelands be
langrijkste lavend el graafschap. Daar, in
Norfolk, leent de bodem zich namelijk
bij uitstek voor de teelt van de lavendel-
plant.
De grootste lavendel-kweker van Nor
folk is Linn Chilvers. Hij woont in het
plaatsje Hunstanton. Zijn lavendeltuinen
beslaan een oppervlakte van bijna
500.000 m2. Hunstanton ligt nabij de zee
en Linn Chilvers' akkers liggen zowel
rondom als in de bebouwde kom van
het dorp. Die „dorpslavendeltuinen" zijn
bijzonder mooi en geurig in de zomer.
Geen wonder dus, dat duizenden toeris
ten een tochtje naar Hunstanton maken
om daar te genieten van de bloesem
pracht en de heerlijke geur.
LINN CHILVERS begon ruira twintig
jaren geleden met de teelt van Lavendel.
Dat was in 1934. Spoedig kreeg hij echter
te kampen met een ziekte, die grote schade
aan zijn gewas toebracht. Men poogde
het euvel door bespuiting en besproeiing
onder de knie te krijgen, doch tot dusver
werd geen stof gevonden, die de ziekte
neutraliseert. Alle lavendel- kwekers zijn
het er over eens, dat er maar één afdoend
middel is: de aangetaste planten verbran
den. Dit verklaart, waarom men soms door
de paarse velden zwarte banen ziet, ge
vormd door de afgebrande stroken. Scherp
contrasteren zij met de fleurige weelde
elders op de velden.
De Engelse lavendel is wijd en zijd be
roemd om zijn heerlijke en duurzame geur.
Hij is daarom zeer in trek bij parfum
fabrikanten in vele landen ter wereld. Zij
gebruiken de lavendel-olie om er lavendel
water mee te maken. Ook naaien zij wel
plukjes gedroogde bloesem in sachets, die
dan dienen om linnen- en klerenkasten
„op geur" te houden.
Een heel kleine hoeveelheid lavendel
olie bevindt zich onder elk bloempje.
Grote hoeveelheden bloemen werden in
ketels geperst. Door die ketels wordt
stoom geleid. De stoom neemt de olie als
De oogst aan lavendel wordt in het
hoogseizoen ijverig binnengehaald
Het Berlijnse modehuis van Heinz
Oestergaard heeft de wereld een
glimpje gegund van de modellen, die
voor de komende winter worden uit
gebracht. Men ziet van links naar
rechts: „Mariza", een zwarte satijnen
cocktailjapon met driekwart mouw,
een eenvoudig lijfje en op de rok brede
V-vormige banen van goudborduursel
en fluweel. „Bellevue", een korte
avondjapon met ocelot-garnering en
een tulpvormige rok „Cortina", een
wandeljurk met hoofddoek, vervaar
digd van rode „draion" jersey en tot
slot een driedelig ensemble; Russisch-
groen van kleur met garnering
van ocelot.
het ware mee. Als de stoom nadien af
koelt, is zuivere lavendel-olie verkregen.
Een betrekkelijk eenvoudige wijze van
destilleren dus! Zuivere lavendel-olie is
zeer kostbaar, want er zijn heel veel
paarse bloempjes nodig om een kleine
hoeveelheid van die olie te brouwen. Linn
Chilvers maakt, zij het in kleine hoeveel
heden, zelf ook lavendelwater. Hij doet
dit volgens een geheim, alleen hem be
kend eeuwenoud recept. De meeste olie
wordt uitgevoerd, vooral naar de Ver
enigde Staten.
NARCISSEN EN TULPEN zijn bij ons
in de bloembollentijd te kust en te keur
te koop in de bollenstreek. In N.orfolk
maakt in de lavendel tijd menig voet
ganger, fietser en automobilist gebruik
van de geboden gelegenheid om voor twee
kwartjes per stuk een of meer bossen
lavendel-bloesem te kopen. Augustus en
september zijn de maanden, waarin de
lavendel van de velden komt. Uit vele
dorpen gaan dan de vrouwen en de
schooljongens naar Linn Chilvers' tuinen
om de bloemstelen met een klein mesje
stuk voor stuk af te snijden. Om een met
lavendel bebouwde oppervlakte van ten
naaste bij vijftig hectare bloem voor
bloem te oogsten, is gestadige, noeste ar
beid van zeer velen nodig. Is de oogst in
volle gang, dan is het een lust om te
kijken naar die prachtige paars-lila bloe
menzee, waarin zich de plukkers en pluk-
sters in gebogen houding vooi-tbewegen.
beplanting gebruikt kunnen worden; de
vasteplant-irissen komen vrij veel voor,
doch aan de bol-irissen besteedt men ook
aandacht. Iris reticulata is niet èèn van de
grootste irissen; integendeel het is maar een
nietig plantje, maar de blauwe of purper
kleurige bloempjes voox-zien van gouden
honingmerken verspreiden een heerlijke
geur en zijn van een bijzondere schoonheid;
echt iets dat in uw tuin niet gemist kan
worden. Het gewas wox-dt niet veel hoger
dan ongeveer vijftien centimeter. Ook in
het kleine tuintje is er voor dit bolgewasje
dus wel een plekje te vinden. Weet u: ze
doen het zo aardig als ze in een klein groep
je bij elkaar in de rotstuin gepoot worden.
Daar voelen ze zich prima op hun gemak.
Het prettige is: ze behoeven nadat ze zijn
afgestoi-ven ook niet opgenomen te woi'den;
laat ze maar rustig aan hun lot over; vol
gend voorjaar zullen ze dan opnieuw bloei
en. De bolletjes dient men nu te bestellen.
Die kunnen dan direct na ontvangst gepoot
worden. U moet ze beetje beschermen tegen
strenge voi~st; als er maar wat turfmolm
overheen komt is dat al voldoende. Ze hou
den wel van een voedzame grond. Verse
koemest is niet goed. Oude koemest is heel
goed bruikbaar en ook met de bekende
rose korrelmest kunt u uitstekende resul
taten bereiken.
De Nederlandse ambassade in Bonn
heeft zich gemengd in de vierkante-of-
ronde-kaasoorlog tussen Nederland en
Duitsland. Of de Nederlandse kaas in de
toekomst rond zal blijven ofwel vierkant
worden, zal afhangen van de rentabiliteit,
meer dan van traditie, zo heeft een woord-
voei'der van de ambassade verklaard.
Omschakeling van de produktie op viex--
kante kazen zou belangrijke technische
moeilijkheden met zich meebrengen, welke
zouden kunnen leiden tot prijsverhogin
gen in plaats van prijsverlaging, zoals de
Duitse detailhandel en consumenten ver
wachten. Een beslissing over de vorm van
de Nederlandse kaas is nog niet genomen,
zo verklaarde de woordvoerder, en aan de
Duitse verlangens wordt alle aandacht be
steed. Een eventuele voi-mvex-andering
zou moeten worden goedgekeurd door het
Nederlandse ministerie van Landbouw en
bovendien door de Kaasconventie van
Stresa.