ONAFGEHAALDE BRIEVEN AAN SINT NfCOLAAS WORDEN NA DRIE MAANDEN VERBRAND Rijke verscheidenheid aan jeugdlectuur ONZE NAMEN! Twee legenden uit de stad Sint-Niklaas in het Vlaamse Land van Waes GRIJZE HERFST IN HET DUIN NIEUWE BOEKEN in zakformaat Zeeland leverde ons vele specifieke namen op Erbij BakermatI A anpassing ZATERDAG 30 NOVEMBER 19 5 7 PAGINA VIER Het grijs van de lage lucht zet zich voort in de nevel die het zicht beperkt tot tweehonderd, misschien driehonderd meter. En ditzelfde grijs heeft ook alle kleuren door trokken, hun felheid weggenomen en ze saamgebonden tot één grote compositie. Van grijs met groenige, oranjeachtige, rossige en bruine tinten, die alleen tot kleuren kunnen uitgroeien voor wie ze dicht genoeg nadert om het „misteffect" enigs zins op te heffen. En de grijze no- vembernevel doet nog meer: hij brengt 's mensen gevoel voor afme tingen en perspectief helemaal in de war. Een kleine boom in de mist kan heel ver af lijken, een eenzaam overvliegende kraai onwezenlijk groot. Verder zijn alle duinpannen zeer afzonderlijke ruimten gewor den en lijken de berkebosjes in het grijze geheel nogal volgepropte ka mers, met iets gezelligs binnen hun zware omwalling van wilde ligus ter en duindoorn. In die lage strui ken puike dekking voor de fazan ten is nog wel wat kleur te be kennen. Daar zijn de oranje, in de loop van de winter geleidelijk verblekende duindoorn bessen, die zo'n pittig maar ietwat wrang zuur smaakje hebben. En de liguster ver toont er zijn dikke trossen van als gitten glimmende kogelbesjes. Een enkel hoog uitgeschoten egelantier staat er in de glanzend vermiljoenen bottels en een ou de vlier raakt er zijn laatste bessen kwijt aan een kleine troep kwetterende krams vogels, doorgaande reizigers uit noorde lijker streken die het goede van de Ne derlandse aarde jaar op jaar weten te waarderen. Aardig goed, die kramsvo gels of (zoals oude vinkers ze steeds noem den) tjakkers, heerlijk voor de aankomen de vogelaar, doordat zowel hun scherpe tjakkende roep als hun lijfskenmerken zo duidelijk waarneembaar zijn. Wie zang lijster en merel kent, brengt de tjakkers al op het eerste gezicht en zeer te recht! in hun familie onder. Iets for ser en dikker dan een zanglijster, ver toont de kramsvogel weliswaar een lijs terachtig gevlekte borst, maar bovendien een duidelijk lichtgrijze kop en stuit, ge scheiden door een diep kastanjebruine rug, allemaal heel goed en doorgaans al met het ongewapende oog te zien. Voeg hierbij het feit, dat tjakkers van de ge zelligheid houden zodat er gewoonlijk ve le tegelijk in zeer verschillende standen te zien zijn en u doorziet hun geschikt heid als „proefkonijn" voor beginnende vogelliefhebbers. Waar nog bij komt, dat ze bij vorstvrij winterweer vaak lang blij ven rondhangen om pas bij de nadering van sneeuw en kou wat naar het zuiden af te zakken. NU DE BERKEN hun blad kwijt zijn, is het de moeite waard eens op hun stam men te letten. Vooral oude en half of he lemaal dode exemplaren vertonen sierlij ke, balkonachtige uitwassen, parelgrijs als de berkeschors zelf en met een bijna hout achtige consistentie. In vroeger eeuwen heeft men deze berkezwammen wel aangezien voor ziekelijke uitwassen van het hout zelf. Bekijk zo'n vreemde onge steelde paddestoel echter even aan de on derzijde en u ontdekt een groot getal van fijne gaatjes, die u mogen bewijzen, dat u met een echte zwam te doen hebt. De ze gaatjes zijn namelijk de openingen van nauwe, loodrecht staande buisjes, waarbinnen de sporen van de zwam wor den gevormd natuurlijk, zoals gebrui kelijk in de paddestoelenwereld, bij hon derdduizenden tegelijk. OVERIGENS is er niet alleen aan de berken, maar ook tegen de stammen van de oude duinvlieren iets belangwekkends op paddestoelengebied te ontdekken. Kijk ze er maar eens goed op aan, hoe ouder en doder de struiken hoe beter. Tien te gen één dat haar stammen vol ziften met eigenaardig groezelig bruine, tamelijk slappe groeisels met fluwelig oppervlak. Soms zijn het gewone gebogen lapjes, maar meestal zult u er geprononceerde aderen in ontdekken. De vorm van het geheel vertoont niet zelden een sterke o- vereenkomst met een menselijk oor, niet alleen óp het gezicht, maar ook in het aanvoelen. Probeer het maar, neem zo'n „oor" eens tussen duim en wijsvinger en u zult ervaren dat de huid aan beide zij den beweegbaar is als bij een mensenoor. In vroeger eeuwen heeft men hier stellig iets ongunstigs (want onverklaarbaars) in gezien. Toen het er op aankwam deze vreemde paddestoel een naam te geven, werd het „judasoor". Op de foto ziet men er een veelvormige verzameling van. En zo is het gebleven tot vandaag de dag, het onschuldige paddestoeltje moet met een ongunstig klinkende naam door het leven niet alleen in het Nederlands, maar ook in de boeken der wetenschap, want daar heet hét' judasoor Hirnéola EEN VOOR VELEN volkomen onbekende we reld wordt door Martin Buber ontsluierd in zijn prachtige werk Die Geschichten des Rabbi Nach- inann, namelijk de wereld van de mystiek der Chassidische beweging, een religieuze stroming onder de joden in Oost-Europa, in de eerste helft der achttiende eeuw door rabbi Israel Ben Elie- zar op gang gebracht. Deze beweging wist niet alleen de in zeer velen aanwezige hang naar hel poëtische en het mysterieuze op schone wijze te bevredigen, maar tevens deze joodse levensge meenschappen voor een zeer groot deel aan die specifieke karaktertrekken te helpen, die de Westeuropeaan deze als iets verhevens, iets bo venaards met eerbiedige schroom doen beschou wen. In deze kringen heeft bijvoorbeeld Mare Chagall zijn kinderjaren doorgebracht en hel werk van deze schilder, waarin hij dikwijls zijn heimwee naar zijn jeugd tot uitdrukking brengt, steekt vol van de geest van de Chassidische mystiek Otn aan ziin afkeer van filosofisch gemijmer •n psychologische haarkloverijen lucht te geven schreef Henry de Monthcrlant zijn ..sportroman" Les Bestiaires. een stierenvechtersroman zoals er maar weinig bestaan Zijn roep om actie, avon tuur. sport en reizen als onmisbare elementen voor de opbouw van een menswaardig leven ver re van de verkalkte en verschraalde moderne burgermaatschappij, mag dan eerlijk bedoeld zijn als een protest tegen de volgens hem steriele voorliefde van zijn confraters voor het omwoelen van psychologische modderpoelen, helemaal zon der geestelijke achtergrond kan hij zijn principe een gezonde ziel in een gezond lichaam niet in boekvorm realiseren. Dit bewijst het feit, dat zijn interesse voor de Mithrascultus meer dan eens duidelijk om de hoek komt kijken. Een ander, niet minder typisch aspect van de levensopvatting der mens van de twintigste eeuw belicht Taylor Caldwell in Dynasty of Death, waarin hij een beschrijving geeft van het ruste loze niets en niemand ontziende drijven van een moderne zakenman naar verwezenlijking van zijn doelstellingen met betrekking tot eer. geld en vrouwen. Reeds eerder heeft Caldwell de ijs koude, staalharde mentaliteit van de moderne mens aan de schandpaal gebracht. Hij deed dit bijvoorbeeld ook in ziin recente Tender Victory, het verhaal van de strijd die een jonge dorps geestelijke. die zich over een aantal verwaar loosde kinderen ontfermt, te voeren krijgt tegen zijn eigen gemeenteleden, niet om van hen een erkenning van zijn verdiensten af te dwingen, maar om zich het recht te verschaffen een goede daad te stellen. Ook Alan Paton heeft men kunnen leren ken nen als aanklager. Zijn domein is dat van de rassenhaat. Hoewel duidelijk zwakker dan zijn Cry the Beloved Country is Too Late Phalarope een van diep verlangen naar rechtvaardigheid voor iedereen doortrokken werk. Zijn beschrij ving van de ellende, die teweeg gebracht wordt door de verhouding tussen een blanke politie beambte en een jonge donkerhuidige vrouw in een klein plaatsje in het land van Malan, waarin de onverdraagzaamheid triomfen viert als ner gens anders, bereikt voldoende dramatische kracht om in de lezer een felle verontwaardiging gaande te maken voor de toestanden in dit land. Even meedogenloos wanneer het er om gaat 's mensen onvolkomenheden te hekelen en de vinger te leggen op wonde plekken in de samen leving is de Amerikaan Irwin Shaw, die in Lucy Crown op de hem eigen feilloze wijze een geval van huwelijksmisère analyseert, op de voet ge volgd door Allan Seager in Hilda Manning, de levenskroniek van een knappe vrouw, die door haar mateloze passie voortgezweept dood en ver derf rond zich zaait. Eerlijk gezegd: wel een beetje te veel aangedikt, het schijnt soms niet erg genoeg te kunnen zijn. Nee, dan zijn The Memoires of Maisie van Maude Hutchins heel wat leesbaarder. A. M. auricula judea, hetgeen ongeveer bete kent: het op een oor van Judas lijkende kannetje. Trek u van deze vermeende on gunstigheid echter niets aan en ga eens op zoek in het herfstige duin. Dan zult u ook de tjakkers wel ontmoeten en de berkezwammen vinden, want ook zij zijn verre van zeldzaam in het goede Ken- nemerland. Kees Hana HET bijzonder aantrekkelijk uitgegeven boek De Regenboogkinderen, dat door sa menwerking van Josephine Baker en Piet Worm tot stand kwam, is als kinderboek slechts gedeeltelijk geslaagd, hoewel het verder alles mee heeft in het opzicht van verkoop een compleet succes te worden. Het verhaal van de eenogige kip Kott- kott, die op zoek naar haar geluk in het kinderparadijs terechtkomt, waar de acht geadopteerde kleuters van Josephine Ba ker leven, is door onderwerp en vertel trant op nog heel jeugdige luisteraartjes afgestemd. Maar op verschillende plaat sen wordt er een verstandhouding voel baar tussen de auteurs en de volwasse nen, die dit boek in handen krijgen. Er wordt over de hoofden van de kinderen heen naar de grote mensen geknipoogd en dat heeft een kind snel door. De passages over de grotten van Lasceaux en die over de verschillende geboortelanden van de kinderen, met de korte vrij abrupte verwijzingen naar religieuze en mythi sche figuren als Boeddha en de Alvader, de kruistochten naar Jeruzalem zij ver gen ongetwijfeld teveel van het kinderlij ke, rechtlijnige bevattingsvermogen en lijken hier niet op hun plaats. Dat het boek de naam „De regenboogkinderen" meekreeg en niet een titel, die verwijst naar het gelukzoekende kipje, waar het de lezende of luisterende kinderen toch eigenlijk maar om gaat, verraadt al iets van de tweeslachtigheid van het boek. Ondanks deze bezwaren blijft er natuur lijk nog genoeg te genieten. De rijkge- kleurde en van veel fantasie getuigende illustraties van Piet Worm dragen daar veel toe bij. Het boek verscheen bij Mul der, Amsterdam. Ze verdrinken ons dorp door A. Rutgers van der Loeff-Basenau (door Ploegsma te Amsterdam uitgegeven). - Het Franse dorpje Tigne, dat enige jaren geleden werd vernietigd, omdat er een stuwmeer moest komen, heeft mevrouw Rutgers ge ïnspireerd tot een spannend boek voor oudere kinderen. De behoudzucht van de ouderen, de zucht naar het nieuwe bij de jongeren, zijn in de hoofdpersonen van het boek treffend tot leven gekomen. Voor al de figuur van Pépé is ontroerend. De uitstekende verteltrant, de goede illustra ties en de prima verzorging van de uit gave maken „Ze verdrinken ons dorp" tot een begerenswaardig kinderboek. Het circus van Piet Pijpkaneel door Dolly de Villeneuve is de geschiedenis van een circus en de opschudding die het in het dorp teweeg brengt, op rijm verteld. Aardige, maar niet verrassende versjes. De schrijfster neemt het niet zo nauw met het metrum, waardoor het lezen voor de kinderen wel enigszins bemoeilijkt wordt. Uitgave van Meulenhoff, Amsterdam, met illustraties van de schrijfster. De poes van de buren van dezelfde schrijfster ver scheen eveneens bij Meulenhoff: een bundeltje gedichten over de dieren uit de Herenstraat. Een gezellig boekje, al is de kwaliteit van de versjes wat ongelijk. Rijkelijk is het boekje versierd met teke ningen. In Don Quichotte neemt Erich Kastner ons bij monde van vertaler Ben van Eys- selsteijn op een vogelvlucht door het bizar re leven van de door zijn ideaal bezeten heldhaftige dolende ridder en de goedhar tige en goedgelovige knecht Sancho Pan- za mee. Bij alle vereenvoudiging is toch de atmosfeer van land en tijd, zowel als het bijzondere karakter van de beide hoofdfiguren voortreffelijk bewaard ge bleven. De avonturen zijn met levendige humor en een juist gevoel voor altijd het ene onmisbare detail verteld. Horst Lem- ke verrijkte het heerlijke boek met even heerlijke illustraties, vele daarvan in uit stekende kleuren. „Don Quichotte" is een der verrukkelijkste boeken die men voor jongens en meisjes van twaalf jaar en ouder kan kopen. Het boek verscheen bij Leopold, Den Haag. Rood-wit-blauw, de al eerder in ons blad besproken bloemlezing door Mies Bou- huys, heeft nu onder dezelfde titel een vervolg gekregen. Ook deze uitgave is be stemd voor lagere school-gebruik. De over het algemeen geslaagde keuze bevat ver schillende verzen van zeer bekende dich ters, welke zeker niet om het kind ge schreven zijn, maar die toch ook voor de jeugd alleszins verstaanbaar kunnen zijn en die haar smaak voor litteratuur onge twijfeld helpen ontwikkelen. Ook nu weer zijn de illustraties van Atie Siegenbeek- Van Heukelom. De uitgever is Duwaer, Amsterdam. (Van onze correspondent in Madrid) DE in winterblauw gesto ken postboden van Madrid hebben het druk. Ze zijn ge traind op het herkennen van postzegels en vreemde adres sen en als ze een Nederlandse postzegel zien en het adres: Sint Nicolaas te Madrid, dan brengen ze die brieven soms met een gerust gemoed naar het kleine Sint Nicolaaskerk- je van de Spaanse hoofdstad. Nauwelijks weten ze, dat ze dan aan de brave pastoor brie ven afgeven, die vol staan met de wensen van Nederlandse kinderen en vol vertrouwen naar dat verre land van Span je zijn gezonden. Want even min als de andere dertig mil joen Spanjaarden weten de postboden van Madrid van het bestaan van Sint Nicolaas af, althans niet in de vrijge vige vorm, zoals men de goede heilige in Nederland kent. In december bestaat de „Spaanse bisschop" exclusief voor Ne derland: in heel Spanje zal men tevergeefs zoeken naar het Sinterklaasliedjes zingen de kind en geen enkel hart klopt sneller dan gewoonlijk al het geval is. Historisch be keken is het Spaanse verleden van Sint Nicolaas dan ook uitermate wankel en mogelijk is dat de reden voor het uit blijven van cadeautjes in Spanje zelf. Voor alle goede gaven wachten de Spanjaard- jes dan ook maar op Drieko ningen, op 6 januari, want in het leven van de Spaanse kin deren is de komst van de ge schenken brengende wijzen ongeveer hetzelfde als voor Nederland de komst van Sin terklaas. Het blijft daarom de Spaan se postboden verwondering baren, dat juist in deze tijd steeds die merkwaardige brie ven aankomen, aan Sint Ni colaas geadresseerd. Het is al een paar jaar geleden dat men op het postkantoor te Ma drid, nieuwsgierig geworden naar de inhoud van die brie ven, tegen alle voorschriften in een dergelijke missive open maakte. Er kwam een ernstige vertaler aan te pas, die ech ter ontdooide, toen hij de Sin- terklaaswensen zag van twee kinderen, volgens één woord voerder afkomstig uit Gouda en volgens een andere uil Amsterdam, want zover reikt de Spaanse herinnering nu ook weer niet. In ieder geval hoorden die Spanjaarden op dat LIadrileense postkantoor voor het eerst, dat zij een zo goedgeefse heilige zij het dan ten onrechte op naam van hun land hadden staan. Ter plaatse werd besloten het vertrouwen van de kinderen niet te beschamen. Er werden peseta's ingezameld, die ten slotte werden omgezet in speelgoed en daarmee werden dan de kinderen, uit naam van Sint Nicolaas uit Spanje, verrast. Sindsdien zijn de brieven uit Nederland blijven komen, het ene jaar meer dan het an dere, maar in ieder geval toch zó veel, dat voor de postboden de romantiek er een beetje afging. In Madrid doen ze nu precies hetzelfde als in Barce lona, want er zijn ook heel wat kinderen in Nederland, die Barcelona de meest waar schijnlijke woonplaats voor Sint Nicolaas achten. In ieder geval is het in deze havenstad aan de Middellandse Zee zo, dat de brieven er terecht ko men bij een statige ambte naar, misschien in de nooit aflatende hoop, dat die Sint Nicolaas ze toch nog eens zal komen ophalen. De laatste ja ren is dat nog steeds niet ge beurd en dus worden de brief jes, in Nederland met zo veel hoop in het hart geschreven, dan na drie maanden verbrand, omdat de geadresseerde nog niets van zich liet horen. Eenmaal vrienden, altijd vrienden door Til Brugmann (uitgeverij Ploegsma te Amsterdam) is een spannende avonturen- vertelling voor jongens en meisjes boven de dertien jaar. Het verhaal speelt in het veertiende eeuwse Engeland, waar de zoon van een graaf er op uit trekt en ziet in welke ellendige omstandigheden een groot deel van het volk leeft. Een ridderlijk boek, met goed en kwaad in spannende avonturen zuiver getypeerd. Pieter Pouwels illustreerde het boek uit stekend. Om het Sinterklaas gemakkelijk te ma ken zorgen de uitgeverijen, dat er tijdig een ruime keuze van boeken in de winkels komt. De verscheidenheid is uiteraard vooral te vinden in de lectuur voor de jongeren. Zo heeft de n.v. boek- en han delsdrukkerij „Helmond" in Helmond twee nieuwe deeltjes het negende en tiende in de zogenaamde „jeugdpocketreeks" het Jicht doen zien. Het ene heet Het ge heim van Civa Tuto en is een door J. D. de Greef enerverend geschreven „detec tive" die zich afspeelt in de binnenlanden van Zuid-Amerika, het andere is getiteld Goede jacht Hurricane en in het bijzonder bestemd voor de vereerders van helden moed zoals die onder andere door vliege niers in de tweede wereldoorlog is gede monstreerd. Het boekje geeft een reeks belevenissen weer van een Hurricane- piloot. Er komen nogal wat vreemde woor den in voor, maar een lijst ter verklaring achterin helpt eventuele moeilijkheden uit de weg. Het gebruik van oorspronkelijke benamingen en uitdrukkingen komen de authentieke sfeer in ieder geval ten goede. Het eerste boekje is voor jongens en meis jes tussen tien en zestien jaar, het tweede alleen voor jongens in dezelfde leeftijds groep. Bij dezelfde uitgeverij verscheen ook nog een boekje voor de allerjongste lezers in de zogenaamde „toverfluitserie". Het heet Van Constant de sneeuwman en is vlot verteld door Piet Broos, die ook de tekeningen maakte bij een grappig ver haal over een sneeuwpop, die koning wil zijn. De uitgeverij H. Meulenhoff in Am sterdam bracht drie boeken in de handel, die eveneens bestemd zijn voor jongeren van ongeveer tien tot zestien jaar. Eén daarvan is een door G. van Straten ge ïllustreerd verhaal van A. D. Hildebrand getiteld Pete Johnson, de jongen uit de wildernis en hoeft, gezien de bekendheid van de schrijver, bij de jeugd zeker niet te worden aangeprezen. De beide andere boeken zullen ook wel door heel wat jon geren gretig worden gelezen aangezien zij nieuwe avonturen van de Amerikaanse avonturier Davy Crockett bevatten. De titels zijn respectievelijk Davy Crockett, de ondergang van Cove-Kreek en Davy Crockett, avonturen met Indianen, poe ma's en bisons. Tim Maran is de schrij ver van deze spannende fantasieën over een held, die bij de Amerikaanse jeugd zozeer wordt bewonderd, dat vele ouders hun kinderen geen groter plezier kunnen doen dan hen een pak cadeau te doen, dat een nauwkeurige zij het verkleinde - kopie is van dat, waarin de breedge schouderde man, die zo sterk tot hun ver beelding spreekt, alle verhalen door pleegt gekleed te gaan. Van een heel ander genre is Het grote goochelboek, dat eveneens bij H. Meulen hoff verscheen en in tekst en tekeningen een grote hoeveelheid meer of minder be kende manipulatietrucs verduidelijkt. Het boek is een vertaling uit het Engels en wordt ingeleid door Bob Dunn, een in de Verenigde Staten vermaarde goochelaar. Als het ganzeborden, kaarten of mens-er- ger-je-nieten dus verveelt, weet men waar de suggesties te vinden voor een be zigheid, waarmee men het elkaar op een onschuldige manier moeilijk kan maken, zonder dat daarvoor al te veel materiaal nodig is. HET KWAM reeds ter sprake dat a vorming onzer familienamen gewest lijk sterk verschilde. Dit dient stellig ai- i een winstpunt te worden beschouwd Want op deze wijze was het mogelijk! dat hetzelfde begrip op geheel verschil lende wijze aangeduid werd. Aldus ble"1 ven wij bewaard voor de gelijknamig heid, die de Zweden en Denen dusdanig! tot wanhoop brengt, dat van regering?01 wege het aannemen van nieuwe namen gepropageerd wordt en soms zelfs van! dwang sprake is. i i j UITERAARD kennen ook wjj familie. namen, die vele duizenden dragers tel- len. Dit zijn namen, die in het hele land! konden ontstaan (Bakker, Smit, De! Jong). Anders staat het met de patro. niemen, die vooral in het noorden en! oosten op geheel afwijkende manier! gevormd werden. Ons vandaag tot Zee- land bepalend, treffen we daar een variant op het meest bekende type dezer vadersnamen aan. Ze missen er vrijwel! altijd de laatste n, die in namen als Ger- ritsen, Michielsen en Pietersen voor- komt. Draagt iemand de naam Aarnoud- se, Abrahamse, Adriaanse, Alewijnse Antheunisse, Arendse, Arnoldusse of i Barendse, dan kan met zekerheid ge- i zegd worden, dat zijn voorgeslacht uit j Zeeland stamt. Daar zijn nog steeds! enkele honderden van deze namen in! gebruik. Om met een kleine bloem- lezing te volstaan noemen wij Carelse, Christiaanse, Daniëlse, Dirkse, Florisse', I Ferdinandusse, Franse, Frederikse, i Hanse, Hcndrikse, Jacobusse, Jaspcrse, Joosse, Louwerse, Lucasse, Paulusse! Robberse, Theunisse, Willemse en Wou- i terse. Ook Nijsse hoort erbij. Nijs was i een afkorting van Dyonisius, de Franse vorm van deze naam (Dénis) leidde tot de geslachtsnaam De Nijs. ANDERE namen van dit type ver- raden hun herkomst nog op een andere i manier. Ze zijn afgeleid van doopnamen, die vrijwel uitsluitend door Zeeuwen werden gedragen. Enkele voorbeelden hiervan zijn Baafse, Boudewijnse, Buijs. se, Constandse, Cruyce, Domisse, Ge- leinse, Gideonse, Giljamse, Hoolebrand- se, Imanse, Jeremiasse, Jobse, Jonasse, i Leynse, Licvense, Ockerse, Quirinusse, Rogierse, Willebroordse, Wisse en Za- chariasse. Voor een deel wijzen deze namen op de nabijheid van Vlaanderen zo is Giljam de Vlaamse versie van j Guillaume voor een ander deel her- inneren zij aan de bijbelvastheid der! Zeeuwen, die hun kinderen graag doop- j namen gaven, die aan het Oude Testa- ment ontleend werden (Job, Jonas, Gi- i deon). Merkwaardig is, dat volgens dr. j P. J. Meertens, directeur van het Dia- j lectenbureau in Amsterdam en een uit- nemend kenner dezer materie, de Zeeuwse patroniemen het vaak mogelijk maken de bakermat van het geslacht te bepalen. De namen Reinierse en Kasse kwamen oorspronkelijk alleen op Wal-1 cheren voor, dragers van de naam Geense stammen altijd van Zuidbeve- i land en wie Faasse heet, dient zijn voor- geslacht op Tolen te zoeken. SOMS kan zelfs het stamdorp aange geven worden. De namen Gabriëlse, Huibregtse en Roelse zijn in 't bijzonder j uit Westkapelle herkomstig. Wie een dezer namen draagt, heeft in negen van i de tien gevallen zekerheid, dat z(jn stamvader in dit dijkwerkersdorp woon- de. Tweelettergrepige namen, eindigend i op -e, zijn kenmerkend voor Schouwen en Duiveland: Bette, Beye, Boejje, Dog- ge, Drabbe, Crabbe, Rotte, Struve, j Wadde. Lieden, die van elders kwamen, pasten hun naam spoedig aan dit alge- j mene type aan. Zo werd de naam Van Breijdorpe tot Breijde ingekort. Schip- i per Adriaen Jochumse Solbol, die te Zevenhuizen geboren was en in 1659 poorter van Zierikzee werd, ontkwam evenmin aan deze aanpassing: zijn zoon heette Lenaert Adriaense Solle. Karak- j teristiek voor geheel Zeeland zijn de geslachtsnamen, die van dubbele doop- j namen afgeleid zijn. Een voorbeeld daarvan is Koppejans, waar een afkor- ting van Jacob en de naam Jan in j schuilen Enkele oudere Zeeuwse patro- j niemen bewaarden de herinnering aan j hun ontstaan in vormen als Pieterson, i Bartelson en Huyssoon, de laatste afge- j leid van de middeleeuwse doopnaam j Huse, die tevens de familienamen Huis- j sen, Huysse, Huisson, Huyzer en Hui- zinga ontstaan deed. G. de Boer van der Ley i SINT-NICOLAAS is de schutspatroon van de tussen Gent en Antwerpen gelegen Vlaamse stad, die zijn naam draagt: Sint- Niklaas. Vele eeuwen geleden was het land in de bocht van de Schelde nog niet zo welvarend en vruchtbaar als nu. Het was een on herbergzame streek, met veel dichte bossen en ontoegankelijke moerassen. Een stad Sint-Niklaas, of zelfs maar een bescheiden dórp van die naam, was er in geen velden of wegen te be kennen. En zelfs die wegen waren maar dun gezaaid. Eigenlijk waren er maar twee soorten vreemdelingen, die zich van tijd tot tijd in de wildernis waagden: de predikers van het in deze noordelijke landen toen nog weinig verbreide christelijke geloof en de ondernemende kooplieden, die met de schaarse bevolking contact zochten. Op een dag raakte een rijke koopman uit het zuiden te paard in de bossen van het Land van Waes ver dwaald. Het werd donker en het angstzweet brak de man uit. Wat hij ook probeerde, hij kon geen bruikbare weg vinden die hem misschien naar een onderkomen voor de nacht zou hebben gevoerd. Overal versperde een moeras of ondoordringbaar kreu pelhout hem de doortocht. In zijn vertwijfeling riep hij dr Heilige Nicolaas van Myra aan, die immers behalve een be roemd weldoener ook de schutspatroon van de kooplieden was „Lieve Sint-Niklaas!" zei hij hardop in de beklemmende stilte „Help mij veilig uit deze wildernis te komen, dan zal ik te uwer ere in het bos een kapel laten bouwen!" Hij had dat nauwelijks gezegd, of er doken twee breedge schouderde mannen uit het struikgewas op. Een ogenblik dacht de koopman, dat het rovers waren en dat zijn laatste ogenblik geslagen had. Het waren echter houthakkers, zo braaf als men ze in legenden maar kan tegenkomen. Ze baanden met hun grote bijlen een weg voor het paard, boden de koopman nacht- logies aan in hun woning en gaven hem nog een stevig maal bovendien. De dankbare koopman vergat zijn gelofte niet. Op zijn verzoek brachten de houthakkers hem de volgende dag bij een kluizenaar, die niet alleen vroom was, maar ver in de om trek ook als houtsnijder vermaard. Bij deze kluizenaar liet dc koopman een zak gouden ducaten achter om de bouw van dc beloofde kapel te bekostigen. Natuurlijk gaf hij ook de hout hakkers een flinke beloning. Toen reisde hij terug naar hel zuiden. De kluizenaar sneed een mooi houten beeld, dat Sinter klaas voorstelde bij de ton met de drie kinderen, die de Goed heiligman volgens een bekend verhaal uit de dood opwekte De houthakkers maakten een open plek in het bos. Daar bouw den ze een eenvoudige kapel, waar het beeld in werd onder gebracht. Van dit ogenblik stroomden uit de hele streek mensen naai deze plaats, die tevoren ontoegankelijke wildernis was ge weest. Ze hadden van het gebeurde gehoord, kenden Sint- Niklaas al van de christen-predikers en brachten de heilige natuurlijk alle eer. Er verrezen huizen en herbergen, eerst een paar, toen steeds meer. Het dorp werd „Sint-Niklaas-ten-Bos" genoemd. Toen de gravin van Vlaanderen in 1241 aan het Land van Waes privileges verleende, was Sint-Niklaas al uitgegroeid tot een stad, waardig om het hoofdcollege te herbergen, dat de streek voortaan besturen zou. Tegenwoordig is Sint-Niklaas nog altijd de hoofdstad van het Waesland. MAAR ZOALS SINTERKLAAS de goedheid en de onschuld beloont, zo weet hij soms ook de nieuwsgierigheid en de heb zucht te straffen, al laat hij die onaangename taak meestal aan Zwarte Piet over. Het moet ongeveer honderd jaar geleden zijn, dat in de wijk Heimolen van de Vlaamse stad Sint-Niklaas een klein troepje zigeunerinnen rondzwierf. „Giptenessen" noemde men ze in die buurt. Wij vinden in die naam het Engelse woord „gipsy" terug, dat immers ook „zigeunerin" betekent. Deze vrouwen '.agen er met haar zwarte piekharen misschien een beetje on verzorgd uit, maar ze deden geen vlieg kwaad. Integendeel. Zr gingen van boerderij naar boerderij en boden aan tegen een heel bescheiden beloning het linnengoed te wassen. Daarbij stelden ze maar twee voorwaarden: dat ze haar werk 's nachts mochten doen, zodat niemand zou kunnen zien hóé ze het deden en dat de tafel goed voorzien zou zijn van spijs en drank. Wie op dit voorstel inging, vond de zigeunerinnen bij het aan breken van de dag verdwenen. Maar de vuile was lag vlekke loos schoon in de kast. keurig gesteven, gestreken en gevouwen. Nu was er in de wijk Heimolen een vrekkige boer, die hei werkje goedkoper zélf meende te kunnen doen, als hij de zi geunerinnen maar eerst de kunst afkeek. Hij gaf de vrouwen een hoeveelheid vuil linnen te wassen, maar had tevoren een gaatje in de zoldering van de keuken geboord om ze 's nachts gade te slaan. In plaats van zijn bed op te zoeken, ging hij op zolder op zijn buik liggen, met zijn oog boven het gat. Wat hij zag was echter alleen een grote, zwarte wolk. Die drong zelfs door het gat en verdreef de boer hoestend en proestend van zijn kijkpost. Intussen hoorde hij de vrouwen beneden lachen en honend zingen: „Jij dacht, dat je ons de kunst kon afkijken, maar je zult je aan Giptenessen niet verrijken!" Toen de boer beschaamd in de keuken verscheen, waren de zigeunerinnen al naar een minder hebzuchtige baas vertrokken. Maar wat erger was: in plaats van wit was het wasgoed pikzwart geworden. Alle pogingen om het schoon te krijgen waren vergeefs. De boer was natuurlijk te gierig om nieuw linnengoed te kopen en daarom moest hij de rest van zijn leven in zwarte hemden lopen. Nooit heeft hij geweten, dat Zwarte Piet bij dit alles in iet spel is geweest. Zwarte Piet was namelijk met de zigeunerinnen van Hei molen in de stad Sint-Niklaas goede maatjes. Als er nog Gip tenessen zijn, is dat ongetwijfeld tot de huidige dag niet ver anderd. Terwijl Tie boer door zijn kijkgat loerde, zat Zwarte 1 iet op zijn vertrouwde plekje bij de schoorsteen. Door een gebroken dakpan zag hij dadelijk, wat er gaande was. Vlug het hij zich door de schoorsteen in de keuken zakken en onder weg vulde hij zijn zakken met roet. Een paar handen vol gooide hij in de richting van het gat in de zoldering. Dat was de zwarte wolk. Maar met de rest van het roet deed hij de was. En hij deed het op een manier, die de vrekkige boer tot het einde van zijn dagen bleef heugen. Deze geschiedenis gebeurde in de Vlaamse stad die dc naam van Sint-Niklaas draagt. Wie het verhaal niet wil geloven, moet zelf maar eens het Gulden Boek van Sinterklaas naslaan, waarin alles beschreven staat wat met de kindervriend en zijn knecht verband houdt. Het Gulden Boek heeft maar heel weinig zwarte bladzijden. Die van de nieuwsgierige boer van Heimolen is er één van.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 22