Voorlopig alleen sprake van incidentele maatregelen I Zelfbezinning inzake Indonesië Claimhandel begint dinsdag <~Pracitótoel Op en om het Binnenhof 3 Minister Suurhoff over werkloosheid: Zwaarst getroffen branches en streken zullen geholpen worden Dr. Drees vindt ambtskos tuums voor ministers niet nodig DE EMISSIE KONINKLIJKE KEIP-OPTIEK GROTE HOUTSTRAAT 137 - TELEF. 11640 Regering bemoeit zich niet met radio en t.v. Fusie van monarchisten in Italië mislukt 'Op de' '"Hoe is het ontstaan)^ Dit woord: BETALEN ZATERDAG 18 JANUARI 1958 Minister Suurhoff heeft vanmiddag op een verkiezingscongres van de Partij van de Arbeid in Utrecht een nadere toelich ting gegeven op het standpunt van de regering, dat het op dit ogenblik nog niet verantwoord is, de bestedingsbeperking in haar geheel in verband met de stij ging van de werkloosheid, „een of meer slagen terug te draaien'". „Ondanks het feit", aldus de bewindsman, „dat er in het werklozen cijfer van 104.000 mannen een heel stuk onvermijdelijke seizoenwerkloos heid en wellicht ook een stuk „schrik- effect" (met name in de textiel- en confec- tie-industrie) zit, dat zichzelf wel weer zal redresseren, is het onmiskenbaar dat er thans veel meer moeilijk plaatsbare krach ten staan ingeschreven dan voorheen en dat met name in de ontwikkelingsgebieden 15 h 20.000 werkkrachten niet kunnen hopen, op korte termijn elders werk te vinden als er geen bijzondere maatregelen getroffen worden. j)e bestedingsbeperking over de gehele linie te vroeg of te rigoureus terugdraaien zou echter „alle pyn en moeite die wy ons getroost hebben, tevergeefs kunnen ma ken". Daarom zal voorlopig volstaan moe ten worden met incidentele maatregelen tot verruiming van de werkgelegenheid in die bedrijfstakken en streken, waar de werkloosheid een permanent karakter dreigt te krygen, waarbij de minister b.v. dacht aan herplaatsen van overheidsop drachten, uitvoeren van normale openbare werken en aan maatregelen ten behoeve van het bouwbedryf en aanvullende werk- objecten. „Hoewel een of twee zwaluwen nog geen zomer mak$n, zijn er twee kleine lichtpuntjes: er schijnt iets verruiming op de geldmarkt te komen en de schatkist is, voor het ogenblik, uit de ergste moeilijk heden", aldus de heer Suurhoff. Moeilijke financiering De grote moeilijkheid bij het treffen van maatregelen tegen de werkloosheid is, al dus de minister, het vinden van middelen vcor de financiering. In de huidige werk loosheid is er nauwelijks enige invloed te onderkennen van de beperking der parti culiere investeringen. Dit laat zich ook wel begrijpen, omdat de uitbreiding van onder nemingen, de vernieuwing van de machine parken e.d. op langere termijn worden ge pland en veelal worden gefinancierd uit de winsten der ondernemingen zelf. De hui dige grote werkloosheid is, zo zei de minis ter, vooral toe te schrijven aan de vermin derde bouwactiviteit door het wegvallen van opdrachten van de overheid, door het teruglopen van de woningbouw als gevolg van de kapitaalschaarste, door de beste dingsbeperking in de consumptiesector en door enkele factoren, die met de beste dingsbeperking niet te maken hebben, zo- ci\i i. f; m f .vu i.i ie: Vorig jaar behaalde het journaal van Polygoon-Profilti op het internationale filmvestival in Italië in de afdeling bioscoop- en televisiejournaal de Grand PrixTot gisteren moest men in Haar lem. echter ongeduldig wachten op de oorkonde, die dit heuglijke feit offi cieel zou bevestigen. De oorkonde is inmiddels aangekomen. Het fraaie document bevestigde de toekenning van de Grand Prix voor de film „Onbrandbaar" (foto boven). De ver gissing is echter te verklaren, als men de trommels beziet, waarin de film fabriek het materiaal verstuurt De minister van Algemene Zaken, dr. Drees, heeft geantwoord op de in het voor lopig verslag der Tweede Kamer gemaak te opmerkingen over het ambtskostuum voor ministers. Tot afschaffing van het dragen van ambtskostuum behalve dooi de minister van Buitenlandse Zaken en door de minister van Binnenlandse Zaken als hij in plaats van de Koningin de Sta- ten-generaal sluit is na de oorlog over gegaan als gevolg van de moeilijkheid, des tijds dergelijke kostuums te laten maken. Minister Drees betwijfelt echter of in de tegenwoordige tijd het dragen van ambts kostuums door ministers nog wel als ge wenst moet worden beschouwd. Voorts Wijst hij op de praktische moeilijkheid, dat een dergelijk gewaad niet bestaat voor vrouwelijke ministers en staatssecretaris sen. Een besluit tot vaststelling daarvan, zo voegt de minister hieraan toe, zou als nog wel kunnen worden genomen. Ten slotte merkt dr. Drees op, dat het ook enige keren is voorgekomen, dat een nieuw kabinet pas zó kort voor de opening van de Staten-generaal tot stand is geko men, dat de tijd zou hebben ontbroken de voor de nieuwe ministers nodige ambts kostuums te laten maken. als bijvoorbeeld de verscherpte buiten landse concurrentie. Nu reeds de maat regelen om de particuliere investeringen af te remmen ongedaan maken, zou vol gens minister Suurhoff een foutieve en vruchteloze maatregel zijn. Daardoor zou den volgens hem bovendien de financiële mogelijkheden van het rijk om iets tegen de werkloosheid te doen in de gebieden waar dit zo noodzakelijk is, nog veel be perkter worden dan zij al zijn. Aangezien J. G. Suurhof vooral toenemende produktiviteit van de arbeid ons nationale inkomen moet doen toenemen en daardoor nieuwe mogelijk heden voor toekomstige vooruitgang kan openen, dient, zo enigszins mogelijk, het ontstaan van overspanning op de arbeids markt te worden vermeden, zo zei de heer Suurhoff. In aansluiting op de reeds gepubliceerde gegevens omtrent de uitgifte van nieuwe aandelen der n.v. Koninklijke Nederland- sche Petroleum Maatschappij wordt aan het prospectus nog ontleend, dat voor de nieuwe aandelen in Nederland uitsluitend aan toonder luidende bewijzen van 5 of 50 aandelen zullen worden uitgereikt, zodat moet worden ingeschreven op 5 nieuwe aandelen of een veelvoud daarvan. De claimhandel te Amsterdam begint op 21 januari. De storting van de prijs van uit gifte zal moeten geschieden op de derde werkdag na de inschrijving, ten kantore waar de inschrijving heeft plaatsgehad, met 570.of U.S. dir. 150,voor iedere vijf nieuwe aandelen van nominaal 20 elk, tegen inontvangstneming van de de finitieve aandcelbcwiizen. Officiële notering ter beurze van Amsterdam, Rotterdam, New York. Parijs, Londen, Zürich, Brussel en Luxemburg zal worden aangevraagd. Zij die dividendbewijzen of claimbewij- zen wensen om te wisselen tegen elders uit te reiken bewijzen dienen deze divi dendbewijzen of claimbewijzen uiterlijk 6 februari 1958 in te leveren. De netto opbrengst van de uit te geven aandelen zal voor algemene doeleinden ter beschikking worden gesteld van de groeps- en ge associeerde maatschappijen, in de eerste plaats ter financiering van hun programma van kapitaaluitgaven en opsporingskosten. De stijgende lijn in kapitaaluitgaven die uit de cijfers over de afgelopen 5% jaren ad 1781 miljoen pond sterling blijkt, zal zich naar verwachting tot in lengte van jaren voortzetten, voornamelijk wegens de noodzaak, aan de verwachte toekomstige vraag naar olieprodukten over de gehele wereld te voldoen. De totale kapitaaluit gaven en opsporingskosten over 1957 heb ben naar schatting ongeveer 400 miljoen pond sterling bedragen en het laat zich aanzien dat die uitgaven cn kosten over 1958 van dezelfde orde van grootte zullen zijn. In de kapitaaluitgaven en het bedrijfs kapitaal voor de ontwikkeling van groeps- en geassocieerde maatschappijen werd voor het grootste deel voorzien uit in het be drijf gehouden middelen; van' tijd tot tijd worden echter door de vennootschap of Shell Transport dan wel door groeps- of geassocieerde maatschappijen aanvullende middelen op andere wijze verkregen. De plannen voor toekomstige ohtwikkeling worden voortdurend in het licht van de zich wijzigende omstandigheden herzien en verwacht mag worden dat de kapitaaluit gaven en verhoging van het bedrijfskapi taal in de toekomst op gelijke wijze zullen worden gefinancierd. Het prospectus bevat verder uitvoerige gegevens over reserves, rechten, projecten, duurzame produktiemiddelen en deel nemingen. Voorts is er de balans per 30 september 1957 van de n.v. Koninklijke Petroleum Mij in opgenomen. ADVERTENTIE Voor BESCHAAFD JONG MEISJE, ca. 21 Jaar met Mulo-opleiding, dat lust heeft als VERKOOPSTER te werken in onze zaak bestaat daartoe (wegens huwelijk) gelegenheid. Indiensttreding nader overeen te komen. Aanbiedingen schriftelijk en na telefonische afspraak De Eerste Kamer heeft in haar voorlopig verslag over de algemene politieke be schouwingen over de begroting de rege ring de vraag gesteld of zij bereid is haar invloed aan te wenden om de omroepver enigingen te bewegen in hun radio- en tele visieprogramma's geen uitzendingen op te nemen, die beneden de grens van de goede smaak liggen. De regering heeft op deze vraag thans in haar memorie van ant woord doen weten, dat de regering zich principieel onthoudt van inmeninging in de samenstelling van de programma's der omroepverenigingen voor zover de uitzen dingen niet in strijd komen met de goede zeden, de openbare orde of de veiligheid van de staat. „Wel zal deze opmerking van vele leden der volksvertegenwoordiging er toe kunnen bijdragen, dat de omroep verenigingen zich bij voortduring bezin nen over de vraag of aan die norm van de goede smaak wel altijd in voldoende mate recht wordt gedaan", aldus de memorie van antwoord. ROME (UP) De onderhandelingen over een fusie tussen de twee monarchis tische partijen van Italië zijn mislukt. De nationale monarchisten van Alfredo Covelli hebben een voorstel van de volks monarchisten, voorzitter Achille Lauro tot na de verkiezingen tot „commissaris" van de gefuseerde partij te benoemen, van de hand gewezen. De „nationalen" waren aanvankelijk bereid de scheepsmagnaat Lauro, tot voor kort burgemeester van Napels, het voor zitterschap van de verenigde monarchisti sche partij te laten bekleden, op voor waarde dat Covelli dan secretaris-gene raal zou worden. De partij van Lauro scheidde zich in 1954 van de nationale monarchisten af. Thans zullen negen partijen deelnemen aan de verkiezingen, die tussen maart en juni worden gehouden, te weten: de chris ten-democraten, de sociaal-democraten van Saragat, de liberalen, de radicalen en republikeinen, de communisten, de socia listen van Nenni, de nationale monarchis ten, de volksmonarchisten en de neo-fas- cisten. Zeven-en-een-half jaar geleden stortte ergens in de Verenigde Staten een grote B-2D bommenwerper neer. Een hel van vuur breidde zich uit over een nabijgelegen woonwagenkamp en bracht liet aantal slachtoffers op twintig. Zestig bewoners wer den gewond.. Dit ongeluk staat nu opeens weer in het middel punt der belangstelling: het is door de Amerikaanse regering namelijk als geruststelling voor de Europese NAVO-partners gebezigd: dit vliegtuig had een atoombom aan boord! Wanneer die óók ontploft was bij de ramp, dan had een camera op de zelfde plaats vermoedelijk een heel ander beeld verschaft. De Amerikanen willen hier dus maar mee zeggen, dat het helemaal geen kwaad kan, dat vliegen met kernwapens boven Europa, zolang deze maar niet op scherp staan. En dat gebeurt alleen bij een aanval, aldus de Amerikaanse geruststelling. Wanneer tussen twee mensen hoogst ge spannen verhoudingen bestaan, onder meer als gevolg van hetgeen zij elkaar hebben aangedaan, of althans menen dan wel be weren, dat de een de ander zou hebben aangedaan, kan eventueel een tactvol tus sen beiden komen van een derde, die tracht te bemiddelen, enige uitkomst uit de ge spannen toestand opleveren. Soortgelijke mogelijkheid is soms ook denkbaar met betrekking tot een slechte of hoogst bedenkelijke verstandhouding tussen twee staten. Van het besef, dat dan bemiddeling wellicht van nut kan zijn, hebben onder andere de meer dan veertig staten blijk gegeven, die in 1899, vervol gens in 1907 alsmede nadien, zijn toege treden tot de ter eerste Haagse vredes conferentie in het leven geroepen inter nationale overeenkomst betreffende vreed zame beslechting van geschillen. Een dei- bepalingen van dat verdrag houdt in, dat de verdragsstaten het wenselijk en nuttig achten, dat ook onafhankelijk van enig verzoek van een der een geschil hebbende partijen, een of meer mogendheden, die niet bij het conflict betrokken zijn. uit eigen initiatief haar goede diensten of be middeling aanbieden. Sedert 1907 kennen verschillende verdragen de bemiddeling het aanbieden daarvan, zo houdt de Haagse conventie nog in, zal nooit als een weinig vriendschappelijke daad kunnen worden beschouwd als een eventueel toe te pas sen procédé om geschillen uit de weg te helpen ruimen. Aldus is ook het geval met het Handvest van de Organisatie der Ver enigde Naties. In de jongste tijd zagen meer dan eens berichten het licht, die er van gewaagden, dat hier of daar het voornemen zou be staan om pogingen aan te wenden tot be middeling tussen Nederland en Indonesië. Verbazingwekkend is dit geenszins. Daar entegen moet ik het bepaald wel ver bazingwekkend, ja verbijsterend noemen, wanneer men, hetzij in Nederlandse, hetzij in Indonesische regeringskring bij voorbaat volstrekt afwijzend zou staan tegen de ge dachte alleen reeds, dat een „derde", een buitenstaander, de neiging zou koesteren om bemiddeling aan te bieden. Het is im mers een onomstotelijk vaststaand feit, dat er tussen deze beide landen uitermate ern stige geschillen bestaan. En tevens, dat het er nu niet bepaald naar uitziet, dat zij zelf met behulp van onderling overleg daaraan een eind willen of kunnen maken. Allicht zal bij meer dan één lezer thans terstond het verlangen opkomen mij tegen te wer pen, dat er nu eenmaal met degenen, die in Indonesië op het ogenblik de lakens uit delen, geen land te bezeilen valt en dat daarom reeds met hen praten, ook door een bemiddelaar, geen zin heeft. Mij komt het voor, dat een dergelijke tegenwerping tenslotte niets anders dan een dooddoener is. Want met een poging om te bemiddelen is altijd nog eerder te bereiken, dat er uiteindelijk wèl met Djakarta gesproken zou kunnen worden, dan indien men zulk een poging niet onderneemt. Van geheel andere aard, dit zij grif toe gegeven, zou echter de tegenwerping zijn, dat degene, die op een gegeven moment van zins mocht zijn om na te gaan, of er te bemiddelen valt, zich eerst terdege heeft af te vragen, tot welk adres hij zich zou hebben te richten, als een dergelijke po ging ooit enige kans op succes zou willen hebben. Gesteld immers, dat een buiten de geschilsituatie staande regering zich zou wenden tot Den Haag en tot Djakarta, dan doet zich in laatstgenoemd geval de moeilijkheid voor, dat het in hoge mate twijfelachtig lijkt of degenen, die er van daag nog het bewind voeren, morgen ook nog het gezag in handen zullen hebben. Ja, het is zelfs niet helemaal duidelijk of zij heden inderdaad voldoende gezag be zitten om hetgeen zij eventueel, na en dank zij bemiddeling, voortaan als beleid zouden willen voeren, in daden te kunnen omzet ten. Daar vooral ligt een radicaal verschil met de positie van de Nederlandse re gering. Ik moet dan ook erkennen, dat er plaats is voor de vraag, of het huidige tijd stip en of de huidige omstandigheden in Indonesië werkelijk dusdanig zijn, dat be- mideling thans enigerlei kans zou opleveren om in feite een minder bedenkelijke situatie geschapen te krijgen. En eveneens doet zich een soortgelijke vraag voor, wat be treft het door mr. J. In 't Veld, de aan voerder van de socialistische fractie in de Eerste Kamer, in schriftelijke vragen ge opperde denkbeeld om van Nederlandse zijde het gesprek met Indonesië weer op gang te brengen. Degenen, die naar aan leiding daarvan kenbaar maakten, dat op dit ogenblik praten met de Indonesische regering geen zin heeft, hebben dit moet ik toegeven waarschijnlijk helaas ge lijk. Let wel: waarschijnlijk, want mij gaat het toch juist iets te ver om zulks nu met een ook reeds als een onwrikbaar vast staande waarheid aan te nemen. Intussen verdienen binnen onze eigen landskring de vragen van genoemde sena tor toch wel zeer speciale belangstelling. Hetzelfde geldt ook voor de critiek op het Nederlandse beleid ten opzichte van het Indonesische vraagstuk in het algemeen en op de nu al sinds jaar en dag in het bijzonder met betrekking tot de aange legenheid Nieuw Guinea gevoerde politiek, door mr. H. Willemse in Het Parool van 9 januari uitgeoefend. Laatstgenoemde, eveneens socialistisch Eerste-Kamerlid, heeft er geen geheim van gemaakt, dat de gehele Eerste-kamerfractie van de P.v.d.A. het eens is met de zienswijze van mr. In 't Veld, zoals die in zijn tot de minister van Buitenlandse Zaken gerichte vragen over Nieuw Guinea tot uiting komt. In dit verband stip ik even als een merkwaardig verschijnsel aan, dat het er veel van weg heeft, alsof het in dit op zicht tussen de socialisten aan beide zijden van het Binnenhof wel enigermate aan gelijkheid van opvattingen ontbreekt. In het algemeen toch, aldus mijn indruk, staat de socialistische groep in de Tweede Kamer, enkele uitzonderingen misschien daargela ten, heel wat minder critisch tegenover het regeringsbeleid inzake Nieuw Guinea dan met de socialistische senatoren het geval is. Nu ik bijkans automatisch, in verband met het probleem NederlandIndonesië, bij verschijnselen op het gebied van de binnenlandse politiek terecht ben gekomen, breng ik tevens in herinnering, hoe, jam mer genoeg, na 1945 verschillende partijen maar al te zeer en al te lang in gebreke zijn gebleven, te staan voor een beleid, dal getuigd zou hebben van werkelijk royale bereidheid om ten volle te breken met alle kolonialisme van vroeger. Tengevolge van dat wel heel bedenkelijke euvel liepen de in 1946 op de Hoge Veluwe gevoerde be sprekingen met de republikeinse delegatie op een mislukking uit. Daardoor kwam destijds Sjahrir, die zeer bepaald had ge wild met Nederland tot overeenstemming te geraken, als leider van het toenmalige kabinet in zijn eigen land in een veel moeilijkere positie te verkeren. In zijn be langwekkende geschiedkundige studie over „De Indonesische Quaestie" moest mr. dr. C. Smit vaststellen, dat de republikeinse delegatie van de Hoge Veluwe was terug gekeerd „diep onder de indruk van de koloniaal-conservatieve geest in Neder land". Schermerhorn zag zich door de hou ding van meer dan één van de politieke groepen in ons parlement voor de onmoge lijkheid geplaatst, een van brede visie ge tuigende politiek ten opzichte van Indo nesië door te voeren. Daarna hebben de twee tragedies in de vorm van de eerste en van de tweede politionele actie de Ne derlandse zaak waarlijk ook geen goed ge daan, noch in Indonesië noch in de inter nationale samenleving. Enfin, ten langen leste zou men dan toch, zij het noodge drongen, van beter inzicht getuigen: de Ronde Tafel Conferentie van 1949, ten doel hebbende de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië. Intussen is daarbij opnieuw van Nederlandse zijde een ernstige fout be gaan. Met name toen men niet bereid bleek om wijziging te brengen in de status van Nieuw Guinea als deel van het koninkrijk en wel totdat de bevolking zelf daarom trent uitspraak zou doen. Reeds was in de Regeringsverklaring van 10 december 1946 bepaald de wens naar voren gekomen, dat, gelijk met andere gebiedsdelen van Indo nesië onzerzijds verlangd was, ook Nieuw Guinea een eigen status ten opzichte zowel van het Koninkrijk-nieuw-stijl als van de Verenigde Staten van Indonesië moest kunnen verkrijgen. „In het bijzonder" aldus Smit op blz. 98 van zijn boek, waar hij dan in dit verband naar de Kamer stukken verwijst „zat daarbij de ge dachte voor, dat de mogelijkheid moest worden opengehouden voor grotere volks plantingen van Nederlanders, in de eerste plaats van Indische Nederlanders, die onder eigen bestel zouden willen leven". Met andere woorden, in wezen ging het toen waarlijk niet om de Papoea's, aan wie Ne derland zich trouwens tot voor kort nooit iets gelegen had laten liggen, maar om behoud van een laatste restje kolonialisme. Ook in 1949 heeft deze factor, en dan met name alweer op het terrein van de binnen landse politiek, ons parten gespeeld. Wilde een meerderheid van tweederden in elk der beide Kamers voor goedkeuring van de soevei'einiteitsoverdracht, welke daar voor grondwettelijk onontbeerlijk was, be reikbaar zijn, dan was vasthoudendheid inzake Nieuw Guinea op dat ogenblik ge boden. Van hun kant konden de Indo nesische afgevaardigden ter Ronde Tafel Conferenite de Nederlandse wens niet in willigen. En zo kwam het tenslotte tot een allerongelukkigst geformuleerd compromis. De status quo inzake Nieuw Guinea, dus de Nederlandse soevereiniteit' daarover, werd gehandhaafd. Met dien verstande echter, dat binnen een jaar na de soeve reiniteitsoverdracht Indonesië en Neder land de staatkundige status van Nieuw Guinea „door onderhandelingen" zouden bepalen. Achterwege bleef een regeling voor het geval dat die onderhandelingen niet tot bepaling van de status zouden lei den. Dat laatste nu deed zich voor. En daarop is tenslotte van Nederlandse zijde, volkomen eenzijdig, uitgemaakt, dat Nieuw Guinea onder de soevereiniteit van Neder land blijft, tot de inheemse bevolking vol doende rijp zal zijn wel te verstaan volgens Nederland! om zelf uit te maken wat zij met betrekking tot de status van het gebied in kwestie wenst. Met een hals starrigheid, een betere zaak waardig, is de Nederlandse regering verder aan dit, volslagen eigengereide standpunt, blijven vasthouden. Men begrijpe mij wel: voor de Indonesische stelling, dat Indonesië het recht bezit om de soevereiniteit over Nieuw Guinea uit te pefenen, valt evenmin ook maar enig deugdelijk argument aan te voe ren. Maar daarmee valt nog niet goed te praten, dat nu al een aantal jaren lang de Nederlandse regering het, zonder dat de volksvertegenwoordiging daartegen ingaat, doet voorkomen, alsof Nederland in deze aangelegenheid het grootste gelijk van de vismarkt heeft. Rechtens durf ik dit rond uit klinkklare onzin noemen en politiek bezien valt er voor het beleid in dezen ook geen goed woord te zeggen. Dit laatste, zo voeg ik hieraan ter ver mijding van elk misverstand nog even toe, geidt natuurlijk in niet mindere mate voor wat er in het bijzonder sedert in de Alge mene Vergadering van de Verenigde Na ties wederom, door het ontbreken van de vereiste meerderheid van tweederden, geen aan Indonesië welgevallige resolutie inzake Nieuw Guinea tot stand kwam, van Indo nesische zijde tegenover Nederland en de Nederlanders ginds misdreven is en wordt. Maar hoe laakbaar en triest dat alles ook moge zijn, dit kan toch geen reden zijn om hier te lande blind te blijven voor het vol komen falen van het eigen beleid met be trekking tot Indonesië. Het is hoog tijd, dat men in dat opzicht tot zelfbezin ning komt en dat daarvan ook het nodige zal gaan blijken, zowel binnen als buiten ons parlement. Dat er tot zelfcritiek en dus tot zelfbezinning ruimschoots aanlei ding bestaat, heb ik getracht in deze bij drage duidelijk te maken. Dr. E. van Raalte. Het mannetje In zekere stad woonde een zwart man netje, dat een zeer fraai zaagje bezat. Iedere avond scherpte hij het met zorg en borg hij het in een foudraaltje. Daarna sliep hij in. Des morgens was het mannetje vroeg uit de veren. Het wierp zijn werktuigje over de schouder, verliet zijn huisje en zocht een boom. Zag het ergens op straat of plein een mooie, zware stam met forse takken en breed gebladerte, dan begon het te schuimbekken van vreugde, stroop te zijn mouwtjes op en ving rap te zagen aan. Het liet niet af voor de boom dreu nend ter aarde stortte. Somtijds kwamen er mensen om het mannetje heenstaan die zijn arbeid gade sloegen. Menigeen vroeg: Waarom doet ge dit? Het mannetje zag nauwelijks op en bromde tussen de saamgeklemde tanden: Hogerhand. Ook zeide het wel eens: Het verkeer. Dan schudden de omstanders droevig het hoofd, want zij wisten dat tegen Hoger hand en Verkeer weinig valt uit te richten. Een enkele maal was het mannetje wat toeschietelijker met zijn mededelingen. Men heeft het eens horen zeggen: Wanneer de bestedingsbeperking voor bij is, bestaan er plannen deze weg te asfalteren. Er is reeds een commissie be noemd die de wenselijkheid zal onderzoe ken. Maar daarom behoeven toch nü niet al onze mooie bomen te sneuvelen?, vroe gen de mensen onthutst. Op zulk een weerwoord neep het man netje zijn lippen nog vaster samen en zaagde zwijgend voort. Soms schreven de mensen over het man netje in de krant. Zij zeiden: is het niet zondeAlle bomen gaan er aan, de bomen waarop onze stad zo trots is. Wat blijft er van haar schoonheid over? De redactie voorzag die klachten van onderschriften. Ook zij betreurde de val van zoveel fraai, en gezond hout. Bij onderzoek was haar evenwel gebleken dat Hogerhand en Ver keer aldus hadden gelast. Het mannetje had dus gelijk gehad en het zaagde lustig door. Toen de stad kaler en kaler werd en het nabijgelegen bos dunner en dunner, putte een inwoner moed uit wanhoop en wendde zich persoonlijk tot HogerhandHogerhand schudde het grijze hoofd en sprak: Wij hebben het probleem aangesneden en alle mogelijkheden afgetast. Wij voelen de bezwaren aan. Maar uiteraard kunnen wij generlei toezegging doen. Wellicht zou den wij een commissie kunnen benoemen Toen verviel Hogerhand in diep gepeins en de bezoeker sloop heen. Inmiddels zaagde het m.annetje onver droten voort. Aanvankelijk had het nog een zekere voorkeur gekoesterd voor bo men waarvan het niet ondenkbeeldig was te veronderstellen dat zij wellicht onder het geweld van een uiterst hevige storm zouden bezwijken, maar weldra liet het dit bekrompen standpunt varen. Boom is boom., zeide het kloek en daarnaar handelde het. Zelfs de bomen die. in de Raad werden opgezet, spaarde het niet. Toen nu de ganse stad. volkomen ont- boomd, onttakt en ontbladerd was en van het ganse bos nog slechts wat struikgewas was overgebleven, bood Verkeer aan Hoger hand een lunch aan. Het. mannetje zat op de ereplaats en kortte zich de tijd tussen de gangen, door de tafelpoten door te zagen. Want dat was het nu eenmaal gewend. En juist toen de voorzitter, de heer B. Arbaar. een rede uitsprak en zeide: Thans gaan wij over tot de uitreiking van de gouden me daille aan onze verdienstelijke medebur ger, de heer Van Daal, toen donderde de hele boel in elkaar. En dat was maar goed ook. V. H. Schröder ADVERTENTIE Wagenweg 29 - Haarlem Tel. 20518 Onze directrice - hairstyliste Mej. Corry v. d. Vlist is van haar buitenlandse studiereis teruggekeerd en toont u gaarne zonder enige verplichting de nieuwste houdbare modieuze coiffures. Institut de Beauté Haute Coiffure Zoals bedenken en bekijken samen stellingen zijn van denken en kijken, is betalen een samenstelling van talen. Talen is eigenlijk: spreken en dus ook: vragen. Talen naar iets is: naar iets vragen, naar iets verlangen. Het komt thans alleen nog in ontkennende zin voor. Men zegt: hij taalt er niet naar, voor: hij heeft er niet de minste zin in. Naast talen staat tellen, dat, mede blijkens het Engelse to tell, oorspron kelijk ook betekende: spreken, mede delen, vertellen, maar dat ook tellen, optellen, rekenen, berekenen ging be tekenen. Het grondwoord is natuurlijk: taal, oorspronkelijk: het spreken, de woor den, de spraak, maar ook gebruikt voor: getal, het Duitse Zahl. De oorspronkelijke betekenis van be talen is dus: iemand iets toetellen en vandaar: iemand het geld geven dat i men hem schuldig is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 5