Voorlopig alleen sprake van
incidentele maatregelen
I
Zelfbezinning inzake Indonesië
Claimhandel begint dinsdag
<~Pracitótoel
Op en om het
Binnenhof
3
Minister Suurhoff over werkloosheid:
Zwaarst getroffen branches en streken zullen geholpen worden
Dr. Drees vindt ambtskos
tuums voor ministers
niet nodig
DE EMISSIE KONINKLIJKE
KEIP-OPTIEK GROTE HOUTSTRAAT 137 - TELEF. 11640
Regering bemoeit zich
niet met radio en t.v.
Fusie van monarchisten in
Italië mislukt
'Op de'
'"Hoe is het ontstaan)^
Dit woord:
BETALEN
ZATERDAG 18 JANUARI 1958
Minister Suurhoff heeft vanmiddag op
een verkiezingscongres van de Partij van
de Arbeid in Utrecht een nadere toelich
ting gegeven op het standpunt van de
regering, dat het op dit ogenblik nog niet
verantwoord is, de bestedingsbeperking
in haar geheel in verband met de stij
ging van de werkloosheid, „een of meer
slagen terug te draaien'". „Ondanks het
feit", aldus de bewindsman, „dat er in het
werklozen cijfer van 104.000 mannen een
heel stuk onvermijdelijke seizoenwerkloos
heid en wellicht ook een stuk „schrik-
effect" (met name in de textiel- en confec-
tie-industrie) zit, dat zichzelf wel weer zal
redresseren, is het onmiskenbaar dat er
thans veel meer moeilijk plaatsbare krach
ten staan ingeschreven dan voorheen en
dat met name in de ontwikkelingsgebieden
15 h 20.000 werkkrachten niet kunnen
hopen, op korte termijn elders werk te
vinden als er geen bijzondere maatregelen
getroffen worden.
j)e bestedingsbeperking over de gehele
linie te vroeg of te rigoureus terugdraaien
zou echter „alle pyn en moeite die wy ons
getroost hebben, tevergeefs kunnen ma
ken". Daarom zal voorlopig volstaan moe
ten worden met incidentele maatregelen
tot verruiming van de werkgelegenheid in
die bedrijfstakken en streken, waar de
werkloosheid een permanent karakter
dreigt te krygen, waarbij de minister b.v.
dacht aan herplaatsen van overheidsop
drachten, uitvoeren van normale openbare
werken en aan maatregelen ten behoeve
van het bouwbedryf en aanvullende werk-
objecten. „Hoewel een of twee zwaluwen
nog geen zomer mak$n, zijn er twee kleine
lichtpuntjes: er schijnt iets verruiming op
de geldmarkt te komen en de schatkist is,
voor het ogenblik, uit de ergste moeilijk
heden", aldus de heer Suurhoff.
Moeilijke financiering
De grote moeilijkheid bij het treffen van
maatregelen tegen de werkloosheid is, al
dus de minister, het vinden van middelen
vcor de financiering. In de huidige werk
loosheid is er nauwelijks enige invloed te
onderkennen van de beperking der parti
culiere investeringen. Dit laat zich ook wel
begrijpen, omdat de uitbreiding van onder
nemingen, de vernieuwing van de machine
parken e.d. op langere termijn worden ge
pland en veelal worden gefinancierd uit de
winsten der ondernemingen zelf. De hui
dige grote werkloosheid is, zo zei de minis
ter, vooral toe te schrijven aan de vermin
derde bouwactiviteit door het wegvallen
van opdrachten van de overheid, door het
teruglopen van de woningbouw als gevolg
van de kapitaalschaarste, door de beste
dingsbeperking in de consumptiesector en
door enkele factoren, die met de beste
dingsbeperking niet te maken hebben, zo-
ci\i i. f; m f
.vu i.i ie:
Vorig jaar behaalde het journaal van
Polygoon-Profilti op het internationale
filmvestival in Italië in de afdeling
bioscoop- en televisiejournaal de Grand
PrixTot gisteren moest men in Haar
lem. echter ongeduldig wachten op de
oorkonde, die dit heuglijke feit offi
cieel zou bevestigen. De oorkonde is
inmiddels aangekomen. Het fraaie
document bevestigde de toekenning
van de Grand Prix voor de film
„Onbrandbaar" (foto boven). De ver
gissing is echter te verklaren, als men
de trommels beziet, waarin de film
fabriek het materiaal verstuurt
De minister van Algemene Zaken, dr.
Drees, heeft geantwoord op de in het voor
lopig verslag der Tweede Kamer gemaak
te opmerkingen over het ambtskostuum
voor ministers. Tot afschaffing van het
dragen van ambtskostuum behalve dooi
de minister van Buitenlandse Zaken en
door de minister van Binnenlandse Zaken
als hij in plaats van de Koningin de Sta-
ten-generaal sluit is na de oorlog over
gegaan als gevolg van de moeilijkheid, des
tijds dergelijke kostuums te laten maken.
Minister Drees betwijfelt echter of in de
tegenwoordige tijd het dragen van ambts
kostuums door ministers nog wel als ge
wenst moet worden beschouwd. Voorts
Wijst hij op de praktische moeilijkheid,
dat een dergelijk gewaad niet bestaat voor
vrouwelijke ministers en staatssecretaris
sen. Een besluit tot vaststelling daarvan,
zo voegt de minister hieraan toe, zou als
nog wel kunnen worden genomen. Ten
slotte merkt dr. Drees op, dat het ook
enige keren is voorgekomen, dat een
nieuw kabinet pas zó kort voor de opening
van de Staten-generaal tot stand is geko
men, dat de tijd zou hebben ontbroken de
voor de nieuwe ministers nodige ambts
kostuums te laten maken.
als bijvoorbeeld de verscherpte buiten
landse concurrentie. Nu reeds de maat
regelen om de particuliere investeringen
af te remmen ongedaan maken, zou vol
gens minister Suurhoff een foutieve en
vruchteloze maatregel zijn. Daardoor zou
den volgens hem bovendien de financiële
mogelijkheden van het rijk om iets tegen
de werkloosheid te doen in de gebieden
waar dit zo noodzakelijk is, nog veel be
perkter worden dan zij al zijn. Aangezien
J. G. Suurhof
vooral toenemende produktiviteit van de
arbeid ons nationale inkomen moet doen
toenemen en daardoor nieuwe mogelijk
heden voor toekomstige vooruitgang kan
openen, dient, zo enigszins mogelijk, het
ontstaan van overspanning op de arbeids
markt te worden vermeden, zo zei de heer
Suurhoff.
In aansluiting op de reeds gepubliceerde
gegevens omtrent de uitgifte van nieuwe
aandelen der n.v. Koninklijke Nederland-
sche Petroleum Maatschappij wordt aan
het prospectus nog ontleend, dat voor de
nieuwe aandelen in Nederland uitsluitend
aan toonder luidende bewijzen van 5 of 50
aandelen zullen worden uitgereikt, zodat
moet worden ingeschreven op 5 nieuwe
aandelen of een veelvoud daarvan. De
claimhandel te Amsterdam begint op 21
januari. De storting van de prijs van uit
gifte zal moeten geschieden op de derde
werkdag na de inschrijving, ten kantore
waar de inschrijving heeft plaatsgehad,
met 570.of U.S. dir. 150,voor iedere
vijf nieuwe aandelen van nominaal 20
elk, tegen inontvangstneming van de de
finitieve aandcelbcwiizen. Officiële notering
ter beurze van Amsterdam, Rotterdam,
New York. Parijs, Londen, Zürich, Brussel
en Luxemburg zal worden aangevraagd.
Zij die dividendbewijzen of claimbewij-
zen wensen om te wisselen tegen elders
uit te reiken bewijzen dienen deze divi
dendbewijzen of claimbewijzen uiterlijk 6
februari 1958 in te leveren. De netto
opbrengst van de uit te geven aandelen zal
voor algemene doeleinden ter beschikking
worden gesteld van de groeps- en ge
associeerde maatschappijen, in de eerste
plaats ter financiering van hun programma
van kapitaaluitgaven en opsporingskosten.
De stijgende lijn in kapitaaluitgaven die
uit de cijfers over de afgelopen 5% jaren
ad 1781 miljoen pond sterling blijkt, zal
zich naar verwachting tot in lengte van
jaren voortzetten, voornamelijk wegens de
noodzaak, aan de verwachte toekomstige
vraag naar olieprodukten over de gehele
wereld te voldoen. De totale kapitaaluit
gaven en opsporingskosten over 1957 heb
ben naar schatting ongeveer 400 miljoen
pond sterling bedragen en het laat zich
aanzien dat die uitgaven cn kosten over
1958 van dezelfde orde van grootte zullen
zijn. In de kapitaaluitgaven en het bedrijfs
kapitaal voor de ontwikkeling van groeps-
en geassocieerde maatschappijen werd voor
het grootste deel voorzien uit in het be
drijf gehouden middelen; van' tijd tot tijd
worden echter door de vennootschap of
Shell Transport dan wel door groeps- of
geassocieerde maatschappijen aanvullende
middelen op andere wijze verkregen. De
plannen voor toekomstige ohtwikkeling
worden voortdurend in het licht van de
zich wijzigende omstandigheden herzien en
verwacht mag worden dat de kapitaaluit
gaven en verhoging van het bedrijfskapi
taal in de toekomst op gelijke wijze zullen
worden gefinancierd.
Het prospectus bevat verder uitvoerige
gegevens over reserves, rechten, projecten,
duurzame produktiemiddelen en deel
nemingen. Voorts is er de balans per 30
september 1957 van de n.v. Koninklijke
Petroleum Mij in opgenomen.
ADVERTENTIE
Voor BESCHAAFD JONG MEISJE, ca. 21 Jaar
met Mulo-opleiding, dat lust heeft als VERKOOPSTER
te werken in onze zaak bestaat daartoe (wegens huwelijk) gelegenheid.
Indiensttreding nader overeen te komen.
Aanbiedingen schriftelijk en na telefonische afspraak
De Eerste Kamer heeft in haar voorlopig
verslag over de algemene politieke be
schouwingen over de begroting de rege
ring de vraag gesteld of zij bereid is haar
invloed aan te wenden om de omroepver
enigingen te bewegen in hun radio- en tele
visieprogramma's geen uitzendingen op
te nemen, die beneden de grens van de
goede smaak liggen. De regering heeft op
deze vraag thans in haar memorie van ant
woord doen weten, dat de regering zich
principieel onthoudt van inmeninging in
de samenstelling van de programma's der
omroepverenigingen voor zover de uitzen
dingen niet in strijd komen met de goede
zeden, de openbare orde of de veiligheid
van de staat. „Wel zal deze opmerking van
vele leden der volksvertegenwoordiging
er toe kunnen bijdragen, dat de omroep
verenigingen zich bij voortduring bezin
nen over de vraag of aan die norm van de
goede smaak wel altijd in voldoende mate
recht wordt gedaan", aldus de memorie
van antwoord.
ROME (UP) De onderhandelingen
over een fusie tussen de twee monarchis
tische partijen van Italië zijn mislukt.
De nationale monarchisten van Alfredo
Covelli hebben een voorstel van de volks
monarchisten, voorzitter Achille Lauro tot
na de verkiezingen tot „commissaris" van
de gefuseerde partij te benoemen, van de
hand gewezen.
De „nationalen" waren aanvankelijk
bereid de scheepsmagnaat Lauro, tot voor
kort burgemeester van Napels, het voor
zitterschap van de verenigde monarchisti
sche partij te laten bekleden, op voor
waarde dat Covelli dan secretaris-gene
raal zou worden.
De partij van Lauro scheidde zich in 1954
van de nationale monarchisten af.
Thans zullen negen partijen deelnemen
aan de verkiezingen, die tussen maart en
juni worden gehouden, te weten: de chris
ten-democraten, de sociaal-democraten
van Saragat, de liberalen, de radicalen en
republikeinen, de communisten, de socia
listen van Nenni, de nationale monarchis
ten, de volksmonarchisten en de neo-fas-
cisten.
Zeven-en-een-half jaar geleden stortte ergens in de Verenigde
Staten een grote B-2D bommenwerper neer. Een hel van vuur
breidde zich uit over een nabijgelegen woonwagenkamp en
bracht liet aantal slachtoffers op twintig. Zestig bewoners wer
den gewond.. Dit ongeluk staat nu opeens weer in het middel
punt der belangstelling: het is door de Amerikaanse regering
namelijk als geruststelling voor de Europese NAVO-partners
gebezigd: dit vliegtuig had een atoombom aan boord! Wanneer
die óók ontploft was bij de ramp, dan had een camera op de
zelfde plaats vermoedelijk een heel ander beeld verschaft. De
Amerikanen willen hier dus maar mee zeggen, dat het helemaal
geen kwaad kan, dat vliegen met kernwapens boven Europa,
zolang deze maar niet op scherp staan. En dat gebeurt alleen
bij een aanval, aldus de Amerikaanse geruststelling.
Wanneer tussen twee mensen hoogst ge
spannen verhoudingen bestaan, onder meer
als gevolg van hetgeen zij elkaar hebben
aangedaan, of althans menen dan wel be
weren, dat de een de ander zou hebben
aangedaan, kan eventueel een tactvol tus
sen beiden komen van een derde, die tracht
te bemiddelen, enige uitkomst uit de ge
spannen toestand opleveren.
Soortgelijke mogelijkheid is soms ook
denkbaar met betrekking tot een slechte
of hoogst bedenkelijke verstandhouding
tussen twee staten. Van het besef, dat dan
bemiddeling wellicht van nut kan zijn,
hebben onder andere de meer dan veertig
staten blijk gegeven, die in 1899, vervol
gens in 1907 alsmede nadien, zijn toege
treden tot de ter eerste Haagse vredes
conferentie in het leven geroepen inter
nationale overeenkomst betreffende vreed
zame beslechting van geschillen. Een dei-
bepalingen van dat verdrag houdt in, dat
de verdragsstaten het wenselijk en nuttig
achten, dat ook onafhankelijk van enig
verzoek van een der een geschil hebbende
partijen, een of meer mogendheden, die
niet bij het conflict betrokken zijn. uit
eigen initiatief haar goede diensten of be
middeling aanbieden. Sedert 1907 kennen
verschillende verdragen de bemiddeling
het aanbieden daarvan, zo houdt de Haagse
conventie nog in, zal nooit als een weinig
vriendschappelijke daad kunnen worden
beschouwd als een eventueel toe te pas
sen procédé om geschillen uit de weg te
helpen ruimen. Aldus is ook het geval met
het Handvest van de Organisatie der Ver
enigde Naties.
In de jongste tijd zagen meer dan eens
berichten het licht, die er van gewaagden,
dat hier of daar het voornemen zou be
staan om pogingen aan te wenden tot be
middeling tussen Nederland en Indonesië.
Verbazingwekkend is dit geenszins. Daar
entegen moet ik het bepaald wel ver
bazingwekkend, ja verbijsterend noemen,
wanneer men, hetzij in Nederlandse, hetzij
in Indonesische regeringskring bij voorbaat
volstrekt afwijzend zou staan tegen de ge
dachte alleen reeds, dat een „derde", een
buitenstaander, de neiging zou koesteren
om bemiddeling aan te bieden. Het is im
mers een onomstotelijk vaststaand feit, dat
er tussen deze beide landen uitermate ern
stige geschillen bestaan. En tevens, dat het
er nu niet bepaald naar uitziet, dat zij zelf
met behulp van onderling overleg daaraan
een eind willen of kunnen maken. Allicht
zal bij meer dan één lezer thans terstond
het verlangen opkomen mij tegen te wer
pen, dat er nu eenmaal met degenen, die
in Indonesië op het ogenblik de lakens uit
delen, geen land te bezeilen valt en dat
daarom reeds met hen praten, ook door
een bemiddelaar, geen zin heeft. Mij komt
het voor, dat een dergelijke tegenwerping
tenslotte niets anders dan een dooddoener
is. Want met een poging om te bemiddelen
is altijd nog eerder te bereiken, dat er
uiteindelijk wèl met Djakarta gesproken
zou kunnen worden, dan indien men zulk
een poging niet onderneemt.
Van geheel andere aard, dit zij grif toe
gegeven, zou echter de tegenwerping zijn,
dat degene, die op een gegeven moment
van zins mocht zijn om na te gaan, of er
te bemiddelen valt, zich eerst terdege heeft
af te vragen, tot welk adres hij zich zou
hebben te richten, als een dergelijke po
ging ooit enige kans op succes zou willen
hebben. Gesteld immers, dat een buiten de
geschilsituatie staande regering zich zou
wenden tot Den Haag en tot Djakarta,
dan doet zich in laatstgenoemd geval de
moeilijkheid voor, dat het in hoge mate
twijfelachtig lijkt of degenen, die er van
daag nog het bewind voeren, morgen ook
nog het gezag in handen zullen hebben.
Ja, het is zelfs niet helemaal duidelijk of
zij heden inderdaad voldoende gezag be
zitten om hetgeen zij eventueel, na en dank
zij bemiddeling, voortaan als beleid zouden
willen voeren, in daden te kunnen omzet
ten. Daar vooral ligt een radicaal verschil
met de positie van de Nederlandse re
gering. Ik moet dan ook erkennen, dat er
plaats is voor de vraag, of het huidige tijd
stip en of de huidige omstandigheden in
Indonesië werkelijk dusdanig zijn, dat be-
mideling thans enigerlei kans zou opleveren
om in feite een minder bedenkelijke situatie
geschapen te krijgen. En eveneens doet
zich een soortgelijke vraag voor, wat be
treft het door mr. J. In 't Veld, de aan
voerder van de socialistische fractie in de
Eerste Kamer, in schriftelijke vragen ge
opperde denkbeeld om van Nederlandse
zijde het gesprek met Indonesië weer op
gang te brengen. Degenen, die naar aan
leiding daarvan kenbaar maakten, dat op
dit ogenblik praten met de Indonesische
regering geen zin heeft, hebben dit moet
ik toegeven waarschijnlijk helaas ge
lijk. Let wel: waarschijnlijk, want mij gaat
het toch juist iets te ver om zulks nu met
een ook reeds als een onwrikbaar vast
staande waarheid aan te nemen.
Intussen verdienen binnen onze eigen
landskring de vragen van genoemde sena
tor toch wel zeer speciale belangstelling.
Hetzelfde geldt ook voor de critiek op het
Nederlandse beleid ten opzichte van het
Indonesische vraagstuk in het algemeen
en op de nu al sinds jaar en dag in het
bijzonder met betrekking tot de aange
legenheid Nieuw Guinea gevoerde politiek,
door mr. H. Willemse in Het Parool van
9 januari uitgeoefend. Laatstgenoemde,
eveneens socialistisch Eerste-Kamerlid,
heeft er geen geheim van gemaakt, dat de
gehele Eerste-kamerfractie van de P.v.d.A.
het eens is met de zienswijze van mr. In 't
Veld, zoals die in zijn tot de minister van
Buitenlandse Zaken gerichte vragen over
Nieuw Guinea tot uiting komt.
In dit verband stip ik even als een
merkwaardig verschijnsel aan, dat het er
veel van weg heeft, alsof het in dit op
zicht tussen de socialisten aan beide zijden
van het Binnenhof wel enigermate aan
gelijkheid van opvattingen ontbreekt. In het
algemeen toch, aldus mijn indruk, staat de
socialistische groep in de Tweede Kamer,
enkele uitzonderingen misschien daargela
ten, heel wat minder critisch tegenover het
regeringsbeleid inzake Nieuw Guinea dan
met de socialistische senatoren het geval is.
Nu ik bijkans automatisch, in verband
met het probleem NederlandIndonesië,
bij verschijnselen op het gebied van de
binnenlandse politiek terecht ben gekomen,
breng ik tevens in herinnering, hoe, jam
mer genoeg, na 1945 verschillende partijen
maar al te zeer en al te lang in gebreke
zijn gebleven, te staan voor een beleid, dal
getuigd zou hebben van werkelijk royale
bereidheid om ten volle te breken met alle
kolonialisme van vroeger. Tengevolge van
dat wel heel bedenkelijke euvel liepen de
in 1946 op de Hoge Veluwe gevoerde be
sprekingen met de republikeinse delegatie
op een mislukking uit. Daardoor kwam
destijds Sjahrir, die zeer bepaald had ge
wild met Nederland tot overeenstemming
te geraken, als leider van het toenmalige
kabinet in zijn eigen land in een veel
moeilijkere positie te verkeren. In zijn be
langwekkende geschiedkundige studie over
„De Indonesische Quaestie" moest mr. dr.
C. Smit vaststellen, dat de republikeinse
delegatie van de Hoge Veluwe was terug
gekeerd „diep onder de indruk van de
koloniaal-conservatieve geest in Neder
land". Schermerhorn zag zich door de hou
ding van meer dan één van de politieke
groepen in ons parlement voor de onmoge
lijkheid geplaatst, een van brede visie ge
tuigende politiek ten opzichte van Indo
nesië door te voeren. Daarna hebben de
twee tragedies in de vorm van de eerste
en van de tweede politionele actie de Ne
derlandse zaak waarlijk ook geen goed ge
daan, noch in Indonesië noch in de inter
nationale samenleving. Enfin, ten langen
leste zou men dan toch, zij het noodge
drongen, van beter inzicht getuigen: de
Ronde Tafel Conferentie van 1949, ten doel
hebbende de soevereiniteitsoverdracht aan
Indonesië. Intussen is daarbij opnieuw van
Nederlandse zijde een ernstige fout be
gaan. Met name toen men niet bereid bleek
om wijziging te brengen in de status van
Nieuw Guinea als deel van het koninkrijk
en wel totdat de bevolking zelf daarom
trent uitspraak zou doen. Reeds was in de
Regeringsverklaring van 10 december 1946
bepaald de wens naar voren gekomen, dat,
gelijk met andere gebiedsdelen van Indo
nesië onzerzijds verlangd was, ook Nieuw
Guinea een eigen status ten opzichte zowel
van het Koninkrijk-nieuw-stijl als van de
Verenigde Staten van Indonesië moest
kunnen verkrijgen. „In het bijzonder"
aldus Smit op blz. 98 van zijn boek, waar
hij dan in dit verband naar de Kamer
stukken verwijst „zat daarbij de ge
dachte voor, dat de mogelijkheid moest
worden opengehouden voor grotere volks
plantingen van Nederlanders, in de eerste
plaats van Indische Nederlanders, die onder
eigen bestel zouden willen leven". Met
andere woorden, in wezen ging het toen
waarlijk niet om de Papoea's, aan wie Ne
derland zich trouwens tot voor kort nooit
iets gelegen had laten liggen, maar om
behoud van een laatste restje kolonialisme.
Ook in 1949 heeft deze factor, en dan met
name alweer op het terrein van de binnen
landse politiek, ons parten gespeeld. Wilde
een meerderheid van tweederden in elk
der beide Kamers voor goedkeuring van
de soevei'einiteitsoverdracht, welke daar
voor grondwettelijk onontbeerlijk was, be
reikbaar zijn, dan was vasthoudendheid
inzake Nieuw Guinea op dat ogenblik ge
boden. Van hun kant konden de Indo
nesische afgevaardigden ter Ronde Tafel
Conferenite de Nederlandse wens niet in
willigen. En zo kwam het tenslotte tot een
allerongelukkigst geformuleerd compromis.
De status quo inzake Nieuw Guinea, dus
de Nederlandse soevereiniteit' daarover,
werd gehandhaafd. Met dien verstande
echter, dat binnen een jaar na de soeve
reiniteitsoverdracht Indonesië en Neder
land de staatkundige status van Nieuw
Guinea „door onderhandelingen" zouden
bepalen. Achterwege bleef een regeling
voor het geval dat die onderhandelingen
niet tot bepaling van de status zouden lei
den. Dat laatste nu deed zich voor. En
daarop is tenslotte van Nederlandse zijde,
volkomen eenzijdig, uitgemaakt, dat Nieuw
Guinea onder de soevereiniteit van Neder
land blijft, tot de inheemse bevolking vol
doende rijp zal zijn wel te verstaan
volgens Nederland! om zelf uit te maken
wat zij met betrekking tot de status van het
gebied in kwestie wenst. Met een hals
starrigheid, een betere zaak waardig, is
de Nederlandse regering verder aan dit,
volslagen eigengereide standpunt, blijven
vasthouden. Men begrijpe mij wel: voor de
Indonesische stelling, dat Indonesië het
recht bezit om de soevereiniteit over Nieuw
Guinea uit te pefenen, valt evenmin ook
maar enig deugdelijk argument aan te voe
ren. Maar daarmee valt nog niet goed te
praten, dat nu al een aantal jaren lang de
Nederlandse regering het, zonder dat de
volksvertegenwoordiging daartegen ingaat,
doet voorkomen, alsof Nederland in deze
aangelegenheid het grootste gelijk van de
vismarkt heeft. Rechtens durf ik dit rond
uit klinkklare onzin noemen en politiek
bezien valt er voor het beleid in dezen ook
geen goed woord te zeggen.
Dit laatste, zo voeg ik hieraan ter ver
mijding van elk misverstand nog even toe,
geidt natuurlijk in niet mindere mate voor
wat er in het bijzonder sedert in de Alge
mene Vergadering van de Verenigde Na
ties wederom, door het ontbreken van de
vereiste meerderheid van tweederden, geen
aan Indonesië welgevallige resolutie inzake
Nieuw Guinea tot stand kwam, van Indo
nesische zijde tegenover Nederland en de
Nederlanders ginds misdreven is en wordt.
Maar hoe laakbaar en triest dat alles ook
moge zijn, dit kan toch geen reden zijn om
hier te lande blind te blijven voor het vol
komen falen van het eigen beleid met be
trekking tot Indonesië. Het is hoog
tijd, dat men in dat opzicht tot zelfbezin
ning komt en dat daarvan ook het nodige
zal gaan blijken, zowel binnen als buiten
ons parlement. Dat er tot zelfcritiek en
dus tot zelfbezinning ruimschoots aanlei
ding bestaat, heb ik getracht in deze bij
drage duidelijk te maken.
Dr. E. van Raalte.
Het mannetje
In zekere stad woonde een zwart man
netje, dat een zeer fraai zaagje bezat.
Iedere avond scherpte hij het met zorg
en borg hij het in een foudraaltje. Daarna
sliep hij in.
Des morgens was het mannetje vroeg
uit de veren. Het wierp zijn werktuigje
over de schouder, verliet zijn huisje en
zocht een boom. Zag het ergens op straat
of plein een mooie, zware stam met forse
takken en breed gebladerte, dan begon
het te schuimbekken van vreugde, stroop
te zijn mouwtjes op en ving rap te zagen
aan. Het liet niet af voor de boom dreu
nend ter aarde stortte.
Somtijds kwamen er mensen om het
mannetje heenstaan die zijn arbeid gade
sloegen. Menigeen vroeg:
Waarom doet ge dit?
Het mannetje zag nauwelijks op en
bromde tussen de saamgeklemde tanden:
Hogerhand.
Ook zeide het wel eens:
Het verkeer.
Dan schudden de omstanders droevig het
hoofd, want zij wisten dat tegen Hoger
hand en Verkeer weinig valt uit te richten.
Een enkele maal was het mannetje wat
toeschietelijker met zijn mededelingen.
Men heeft het eens horen zeggen:
Wanneer de bestedingsbeperking voor
bij is, bestaan er plannen deze weg te
asfalteren. Er is reeds een commissie be
noemd die de wenselijkheid zal onderzoe
ken.
Maar daarom behoeven toch nü niet
al onze mooie bomen te sneuvelen?, vroe
gen de mensen onthutst.
Op zulk een weerwoord neep het man
netje zijn lippen nog vaster samen en
zaagde zwijgend voort.
Soms schreven de mensen over het man
netje in de krant. Zij zeiden: is het niet
zondeAlle bomen gaan er aan, de bomen
waarop onze stad zo trots is. Wat blijft
er van haar schoonheid over? De redactie
voorzag die klachten van onderschriften.
Ook zij betreurde de val van zoveel fraai,
en gezond hout. Bij onderzoek was haar
evenwel gebleken dat Hogerhand en Ver
keer aldus hadden gelast. Het mannetje
had dus gelijk gehad en het zaagde lustig
door.
Toen de stad kaler en kaler werd en het
nabijgelegen bos dunner en dunner, putte
een inwoner moed uit wanhoop en wendde
zich persoonlijk tot HogerhandHogerhand
schudde het grijze hoofd en sprak:
Wij hebben het probleem aangesneden
en alle mogelijkheden afgetast. Wij voelen
de bezwaren aan. Maar uiteraard kunnen
wij generlei toezegging doen. Wellicht zou
den wij een commissie kunnen benoemen
Toen verviel Hogerhand in diep gepeins
en de bezoeker sloop heen.
Inmiddels zaagde het m.annetje onver
droten voort. Aanvankelijk had het nog
een zekere voorkeur gekoesterd voor bo
men waarvan het niet ondenkbeeldig was
te veronderstellen dat zij wellicht onder
het geweld van een uiterst hevige storm
zouden bezwijken, maar weldra liet het dit
bekrompen standpunt varen.
Boom is boom., zeide het kloek en
daarnaar handelde het. Zelfs de bomen die.
in de Raad werden opgezet, spaarde het
niet.
Toen nu de ganse stad. volkomen ont-
boomd, onttakt en ontbladerd was en van
het ganse bos nog slechts wat struikgewas
was overgebleven, bood Verkeer aan Hoger
hand een lunch aan. Het. mannetje zat op
de ereplaats en kortte zich de tijd tussen
de gangen, door de tafelpoten door te zagen.
Want dat was het nu eenmaal gewend. En
juist toen de voorzitter, de heer B. Arbaar.
een rede uitsprak en zeide: Thans gaan wij
over tot de uitreiking van de gouden me
daille aan onze verdienstelijke medebur
ger, de heer Van Daal, toen donderde de
hele boel in elkaar.
En dat was maar goed ook.
V. H. Schröder
ADVERTENTIE
Wagenweg 29 - Haarlem
Tel. 20518
Onze directrice -
hairstyliste
Mej. Corry v. d. Vlist
is van haar buitenlandse
studiereis teruggekeerd
en toont u gaarne zonder
enige verplichting de
nieuwste houdbare
modieuze coiffures.
Institut de Beauté
Haute Coiffure
Zoals bedenken en bekijken samen
stellingen zijn van denken en kijken, is
betalen een samenstelling van talen.
Talen is eigenlijk: spreken en dus ook:
vragen. Talen naar iets is: naar iets
vragen, naar iets verlangen. Het komt
thans alleen nog in ontkennende zin
voor. Men zegt: hij taalt er niet naar,
voor: hij heeft er niet de minste zin in.
Naast talen staat tellen, dat, mede
blijkens het Engelse to tell, oorspron
kelijk ook betekende: spreken, mede
delen, vertellen, maar dat ook tellen,
optellen, rekenen, berekenen ging be
tekenen.
Het grondwoord is natuurlijk: taal,
oorspronkelijk: het spreken, de woor
den, de spraak, maar ook gebruikt voor:
getal, het Duitse Zahl.
De oorspronkelijke betekenis van be
talen is dus: iemand iets toetellen en
vandaar: iemand het geld geven dat
i men hem schuldig is.