["oNZE NAMEn'1 „Vergeet niet de leeuwen te aaien De strijdlust leeft nog in talrijke namen voort Litteraire Kanttekeningen EEN A VOND MENOTTI IN BRUSSEL SERIE RONDE ZATERDAG 15 FEBRUARI 1958 Erbij PAGINA TWEE dellijk aan wapperende vaandels, schet- j 1 zij wel degelijk aan de strijd. Sperenj en zwaarden j 3 gekort werd, leeft dit scherpe zwaard j SERIE a RONDE A A R D A P P E L M E E L F A B R I E K 1 1 2 3 1 4 4 5 6 7 5 5 6 8 I 9 2 10 5 11 TOTAAL AANTAL PUNTEN REGLEMENT DE OPGAVE L U S T R U M F E S T I V I T E I T E N 10 4 9 8 7 4 6 11 2 9 8 3 5 3 8 2 3 8 2 1 TOTAAL AANTAL PUNTEN ONLANGS gebeurde het dat een jon- geman, die weigerde zijn dienstplicht te vervullen, zich deswege te verantwoor- den had. Bij die gelegenheid bleek hij j een voornaam te dragen, die stellig niet aan hem besteed was: Napoleon. En die naam dankte hij nog wel indirect aan de grote soldaten-keizer. Vijf dagen na de slag bij Austerlitz bepaalde deze bij decreet van 7 december 1805 dat zonen van vaders, die onder zijn vaandels ge- vallen waren, de voornaam Napoleon j aan de hunne mochten toevoegen. Zo is deze ongewone naam ook door enkele i Nederlanders aangenomen, de traditie der vernoeming deed de rest. i NAPOLEON, wie denkt niet onmid- terende trompetten en het gedonder der j kanonnen? Als één naam een militaire klank heeft, dan is het deze. Dit ontging j niet aan de Duitsers, die wonderlijk j genoeg in de negentiende eeuw een ware Napoleon-cultus in ere hielden. Te j Mainz overleefde een vereniging van j veteranen, die onder Napoleon I gediend hadden, zelfs de oorlog van 18701871. j i die toch wel geschikt was om de liefde J voor een Franse keizer ietwat te doen j bekoelen. In deze stad was het ook dat i een Duitse oud-strijder zijn vijf zonen j allen de voornaam Napoleon gaf. Er zal in dat gezin vaak de nodige verwarring geheerst hebben Hoe dit zij, Napoleon kreeg slechts j een krijgszuchtige klank omdat één dra- ger van deze zeldzame voornaam op j vele slagvelden zegevierde. Andere na- men wekken deze gedachten-associatie j in het geheel niet op. Toch herinneren 2 DAT ZIJN de namen onzer verre 5 voorouders, die tot de huidige dag j voortbestaan. De germanen gaven hun j kinderen wensnamen, die roem en eer j moesten brengen. Aangezien deze roem j vrijwel alleen voor dappere strijders was weggelegd, hadden vele van deze J namen een oorlogszuchtige klank. Een j dezer namen was Ingberlit, waarvan het jj eerste deel de betekenis „speerpunt" had. Berht is dan het bekende achter- l voegsel met de betekenis „lichtend» jj schitterend". Dit keerde in vele namen j terug: Gijsbert, Egbert, Robert, Adel- bert, Hilbert, Huibert. De oude naam Ingberht heeft tot vele varianten ge- leid: Engbert, Eimert, Imbert, Immert en Imme zijn daar enkele van. We we- ten dat vele oude voornamen nog in tot familienamen geworden patroniemen I voortleven. In de geslachtsnamen Eng- bertse, Eimers, Imming en Immink l schuilt dus nog steeds die speerpunt. De j gehele speer heette „gairu". Als „ger" vindt men dit begrip in een andere reeks namen terug: Gerbrand, Gerlof, Gerhard, Gerlach, Gerold. Daar Gerard, Gerrit en Geert weer van Gerhard afge- leid zijn, maakt de speer nog steeds een deel van de familienamen Geraerds, Gerritse, Gerrits, Geertse, Geerse, Geertsema en Geerink uit. Dat Ger- brandy en Gerretson ook al in deze jj speergroep thuis horen, zal geen betoog l behoeven. jj GERBRAND verenigt zelfs twee wa- j i pens. Het laatste deel van deze naam j betekent „vlammend zwaard". Het werd j vaak als slotstuk van jongensnamen ge- bezigd (Hildebrand, Willebrand, IJs- j brand, Rembrand). Daar ons voorge- j slacht de namen vaak op andere wijze i afkortte dan wij thans doen, kon Brand een middeleeuwse mansvoornaam wor- j j den. Deze zorgde weer dat we de ge- slachtsnamen Brand, Brands, Brandes, Brandsen, Brans, Bransc, Brantjes en Brandsma bezitten. Allemaal namen, die j aan dat zwaard herinneren. Ag was de aanduiding van een snijdend zwaard, als Eg vindt u dit wapen in de naam jj Egbert terug. Daar deze wel tot Eg in- j niet alleen in Egbertse, maar ook in de i namen Eg, Egges en Eggink voort. De met al die speren en zwaarden te beha- len overwinning (sigis) werd in de j naam Sigebehrt vastgelegd. Geslachts- j namen als Siebrechts. Siebers, Siebe- jj ring, Sieverts, Sebregts, Zegers en Ze- j jj gerius zfjn dus al evenmin erg vrede- l lievend, ze gaan naar deze „zege"-naam 1 terug. G. de Boer van der Ley DE DOOR G. A. van Oorschot uitgege ven verhalenbundel „Vergeet niet de leeu wen te aaien" is mijn.eerste kennismaking met het werk van A. Koolhaas, maar niet zijn eerste boek. Voordien verscheen een soortgelijke bundel: „Poging tot iyistinct en andere dierenverhalen" getiteld, die mij helaas ontging - een gemis dat ik vast en zeker op korte termijn zal goedmaken. Om tweeërlei reden. Ten eerste omdat de kennismaking me opperbest is bevallen. En bovendien omdat Koolhaas niet de eerste de beste is. Zijn stamboom is oer oud. Wie hem napluist (ik bedoel de ge nealogie van deze koolhaas en niet de auteur) komt bij Esopus terecht, een stamvader met wie men voor de dag kan komen, om van diens fabuleuze voorge slacht- maar te zwijgen. Van deze esopische origine af was er geen houden meer aan. Aan de hand van Nivardus, de dichter van onze Reinaert, Erasmus Alberus en Lafon- taine spraken de dieren mee in de littera tuur. Heine schreef zijn Atta Troll, Hoff- mann zijn Kater Murr. Carl Ewald fabu leerde, Erich Kastner confereerde met de dieren - en wij hebben ónze Koolhaas van bestiarischen bloede, een unicum, een vrije lachvogel, die men in de diergaarde der schone letteren vergeefs zal zoeken. WIE BEGINT te lezen lacht. Wie de laatste bladzij heeft gelezen pinkt nu wel niet een traan, maar tja-tja denkt hij wel. Want om met de dichter Nijhoff te spreken er staat niet wat er staat. Het is allemaal niet zó grappig als het leek. Koolhaas presenteert zijn verhaal in tra vestie: hij koos het dierenverhaal om op de meest indirecte wijze de meest directe dingen te zeggen over zaken, die niet al leen de dieren aangaan. Hij overrompelt zijn argeloze lezer op de joligste manier. Want opeens, met een spits woordje of een koddig woordspelinkje, gaat door die tra vestie iets menselijks heensteken, iels menselijk-al-te-menselijks en dat is Kool haas' moment van het tja-tja. Het varken Tip uit het tweede verhaal, de dikste op één na van het lollige kot, is voor een zwijnengezelschap natuurlijk om zich op de dijen te slaan van de bulder. Wie kletst er zo hard met zijn dikke boems «tegen de muur van de pret, als hij weet dat morgen de Boer zal komen om hem juist vanwege dit dikste der dikke boemsen naar het ge heimzinnige „buiten" te brengen, waarvan nog nooit één boems is teruggekeerd? Ieder wordt daar op zijn beurt de dikste, dient met zijn muurbillenplets tot aller vermaak, gaat door het gangetje en weggeboemsd is hij. Tegen zo'n verhaal legt Magere Hein het af. We kénnen hem te goed. Maar in de travestie van de door Sabbelland sab belende Tip verrast hij ons. Hoe tracteert KooLhaas zijn lezers op zo'n surprise? Doodeenvoudig én onna speurbaar. Hij speelt de grap van zijn ver haal tegen de inhoud uit op pietje-puntje- raak de juiste toonhoogte. Dat is het hele geheim. Maar dan ook een geheim. Neern de geschiedenis van de leeuw Basra uit het titelverhaal. Het dunkt Koolhaas en w:e dunkt er niet met hem mee dat de leeuwenkoning nu toch wel eens mag we ten, hoe het met de eerbied en de erken ning is gesteld. Nu kan een leeuw dat wel willen, maar zo simpel is het nu ook weer niet. Daar is een onderzoek voor nodig. En welk onderzoek is geen probleem? Deze leeuwenenquête wordt zelfs een ketting probleem. Het springt (dat mag, bij Kool haas) van de hyena Drauwdie over op de vlo Lyrus, vandaar op de straathond Tref- fie, via deze op de teek Zomptu, ontketent een jammerlijke honde'reünie, scheert rake lings langs de metafysica, schimpscheut langs de politiek enfin, het wordt een kriebelig probleem met die erkenning en die eerbied. En hoeveel dood komt er niet aan te pas alvorens de vlo Lyrus door een wonder van zijn omzwervingen is terug gekeerd tot de leeuw Basra-himself. En wat dan nóg! Basra heeft immers geen zin meer in dé zin van de eerbied! Hij klauwt zó wel. Met deze koe van een waarheid der „hervertelling" vang ik natuurlijk geen koolhaas. Daar is meer voor nodig: Kool haas in éigen vermomming, zoals hij ver telt van het gehate konijntje Frederick, een soort ivoren-toren-knagertje, dat in z'n eentje contact gaat zoeken met de zee en met de sterren, dichtertje dat hij is. Maar wie ontkomt aan zijn konijnschap? Nie mand. Men is konijn of men is het niet. In dat alternatief behoeft nog geen tragedie te steken. Netelig wordt de zaak pas voor een superkonijn. Maar niet weer zó nete lig, voor Frederick tenminste niet. Hij raakt niet aan en niet in de wolken. Al gravend komt hij (zij het met zelfmoordplannen) weer bij zijn moeder terecht. En vergissen we ons niet dan zal hij zijn leventje verder wel doorkeutelen, want zo radicaal als de meeuw Tractaal is hij niet. Maar dat is een ander verhaal. Tractaal is dus een meeuw, waar niets tegen is. Een meeuw is pas ten volle meeuw, een edel- meeuw zou men zeggen, als hij een for mule weet te vinden voor een aller- meeuwenleuze. Zó'n meeuw nu is Tractaal en hij heeft het dus moeilijk. Want zo een voudig is dat niet met zo'n formule. Met een „onze afkomst is in ons vergaan" of „wat achter ons ligt vormde ons" is het meeuwigste niet gezegd. Dus is een bijeen komst onvermijdelijk, mits niet van ja meeuwen. Waarom zou Tractaal, moe en al wat zwart aan zijn poten, heel alleen in de hoge lucht zijn einde vinden, als een witter-dan-witte meeuw, terwijl hij heel alleen in de hoge lucht zijn einde vinden, als een witter-dan-witte meeuw, terwijl hij van nature grijs was? Die vraag leg ik met schroom aan de Koolhaas-lezers voor. Zou Tractaal misschien... Maar neen, zo grap pig is het niet wat de spotvogel lacht. Zeker niet dat van Piet, een duif, die de zwartkijker-onder-de-duiven Arie, een gemelijke gast temidden van het koervolk, een hartje onder de riem wil steken. Arie heeft maar dat weet Piet niet een trieste jeugdervaring gehad. Hij houdt er, als stadsduif, een houtduivencomplex op na. Houtduiven kunnen bossen bouwen, dat heeft Arie in zijn jeugddroom zelf gezien. Maar de takken die hij in elkaar frunnikt worden geen bossen, alleen maar het mik punt van vermaak en spot der goedduifse duiven. Vandaar Arie's heimwee. Is het niet begrijpelijk en respectabel? Daar zit Arie alleen in een boom „om de rot zooi te verflodderen". En kijk nu naar Piet: die heeft meelij als hij Arie's ogen omrand ziet door zwart leed. Hij krijgt zelfs mee-leed en eindelijk leed-lust, wat hem aanspoort om óók het barre land schap der onvervulbaarheid te trotseren, terwijl nota bene Arie stiekum het buikje koekoerend rondeet op het kozijntje van een oud vrouwtje, dat hem lekkere hapjes toestopt. Maar goed, Piet heeft het grootse leed nu eenmaal te pakken en hij maakt er op eenzame ontberingsvluchten ver duivelde ernst van. Wie beschrijft Piets verbazing als hij bij het neerstrijken van één van zijn ruimtevluchten Arie, die hij al goed en wel in de ontbering aller ont beringen droomde, ontdekt op een duiven- plein? Daar zit Arie, gretig maïsjes pik kend. Mag men het woord parvenu ge bruiken, als men weet dat Arie er prat op gaat, een enorm dak voor zich alleen te hebben om maar dat mag niet in de krant. Waarmee gezegd wil zijn: léés Koolhaas en vergeet niet de leeuwen te aaien. Dit is nu een boek dat in tien talen vertaald be hoorde te worden tot Hollands Glorie. C. J. E. Dinaux HET DOET ONS genoegen deze week bij onze lezers een familiespel te kunnen in troduceren, waaraan iedereen kan meedoen en dat bovendien nog de mogelijkheid van een „zacht prijsje" als premie in het voor uitzicht stelt. Het aardige is, dat iedereen zelf kan bepalen welke prijs hem even tueel zal worden uitgekeerd, aangezien deze prijs afhangt van zijn prestatie. „Wie Wint de Derby?" is een vierweekse wedstrijd, bestaande uit vier wekelijkse ronden. Iedere week begint een nieuwe wedstrijd, die op zijn beurt vier weken duurt. Na vier ronden volgt de uitslag en wordt als „winnend paard" aangewezen de inzender, die over vier weken de meeste punten heeft weten te verzamelen. Iedere week wordt de stand bekendgemaakt, zo dat men kan zien of men inderdaad aan kop ligt of hoe groot zijn achterstand is. Men heeft dan de mogelijkheid, die achter stand in de volgende ronden in te halen of zijn voorsprong te handhaven of te ver groten. De wedstrijd is ingedeeld in vierweekse series, die aangeduid worden met de letters van het alfabet. Vandaag beginnen we met serie A, eerste ronde, die gevolgd wordt door nog drie ronden. De uitslag van serie A volgt dus op 8 maart. Serie B begint volgende week en loopt tot 15 maart. En zovoort. De inzendingen moeten worden ingevuld op bijgaand invulfiguur. Men kan aan ver schillende series meedoen, doch dan moet men afzonderlijke invulfiguren gebruiken en duidelijk moet op iedere figuur worden aangegeven, welke serie en welke ronde men inzendt. Hierbij afgedrukt vindt men een voor beeld van inzending, ingevuld volgens een fictieve opgave. De echte opgave vindt men onderaan. WAT OOK voor onvriendelijkheden over de in Italië geboren Amerikaanse compo nist Gian Carlo Menotti met name in de kringen van zijn muzikale vakgenoten worden gezegd, het is niet te looche nen, dat hij een speels vernuft heeft en ook een apart zintuig voor alles wat met het theater te maken heeft. Dat was ook het geval met Menotti's grote voorbeeld Puccini, die het omstreeks de twintiger jaren bij zijn collega's niet anders is ver gaan. Wie meent, dat deze veramerikaan- ste zuiderling met het realisme van zijn naoorlogse opera „De consul" zijn sterk ste troeven op tafel had gelegd vergeet zijn „buffoneske" zijde. „Amelia gaat naar het bal" en „De telefoon" kunnen daarvan getuigen. De componist toont zich daarin bovendien een meester in de korte vorm, zoals ook in het ontroerende opera'tje „Amahl of de nachtelijke bezoe kers" voor de televisie, dat misschien nog wel de sterkste herinneringen achterlaat. In het begin van dit seizoen werd in Brussel nog een ander type van Menotti's theatrale mogelijkheden getoond met de Europese première van „La Licorne, la Gorgone en la Manticore, ou les trois di- manches du poète" een fabel in de vorm van madrigalen voor koren, tien dansers en negen instrumentalisten, zoals het eti ket vermeldt. Ook dit werk toont tot voor kort nog ongekende kwaliteiten van de componist, dankzij welke het zeker ook naar andere landen op ons continent zijn De hieronder gereproduceerde foto geeft een spelbeeld uit de opvoering van de korte opera, over „drie zon dagen van de dichter" met zijn in de Franse titel genoemde mythologische dieren, Van Gian Carlo Menotti te Brussel, welke in het begin van dit seizoen in de Belgische hoofdstad ge geven werd. Door technische omstan digheden is de beschouwing daar over door een onzer medewerkers voor muziek langer buiten onze ko lommen gebleven dan uiteraard de bedoeling was. Daar dit werk in ons land nog steeds niet bekend is ge worden, achten wij de publikatie van het artikel ruimschoots verantwoord en alleszins de moeite waard. weg zal vinden. De tekst, eveneens van Menotti, werd voor de Muntschouwburg (Théatre Royale de la Monnaie) vertaald door de Franse culturele attaché in Bel gië en verstaanbaar gezongen door een drievoudig kwartet van solisten der Brus selse opera, aan wie met de instrumenta listen een plaats in de orkestbak is toe gewezen. De duidelijkheid van die tekst is hier vooral belangrijk, aangezien de dan sers haar in houding, beweging en gebaar woord voor woord moeten illustreren. MENOTTI laat in zijn fabel de mentali teit van de dichter botsen met die van de gezeten burger en men kan op de achter grond van het verhaal gevoeglijk een sa tire op het snobisme onderkennen. De dichter, in zijn onbegrepen grillen voor de buitenstaander een belangwekkende fi guur, wordt blindelings geïmiteerd. Doch wie dit doet, respecteert zichzelf slechts zolang de lager geklasseerde in de maat schappij hem op zijn beurt nog niet heeft nagevolgd. Is dit eenmaal het geval, dan moet hij om wille van zijn positie wederom de eerste zijn die de fantast bij diens jong ste creatie betrapt. Hoofdpersoon is deze exclusieve „zonderling" eenzame be woner van zijn veste en onzichtbaar in het dagelijks leven. Zich niet bekomme rend om de gemeenschap heeft hij alleen oog voor zijn droomgestalten, waarmee hij ook op zondagen naar buiten treedt: de koppige eenhoorn, symbool van zijn jeugd, de trotse en onstuimige gorgone, die zijn rijpe jaren begeleidt en de manti core, kruipend maar ook kwaadaardig in de onverhoedse aanval, zijn metgezel in de ouderdom. Voor de gewone stervelin gen zijn alle drie gelijkelijk „interessant" en dus beurtelings in de mode, terwijl zij de één toch ook weer even gemakkelijk uit hun leven verbannen als de ander. Tot dat de dichter zich opeens niet meer laat zien. Is er onraad? De anderen, speurend naar een mogelijk sensationeel schan daal, dringen door tot in zijn bolwerk, waar zij de zondei'ling vinden op zijn sterfbed, omgeven door de drie exponen ten van zijn fantasie. Dan zet de zonder ling hen uiteen hoe zij zijn opeenvolgende kameraden hebben misverstaan en door een slechts uiterlijke nabootsing van zijn dromen het einde van hem verhaastten. VOOR DIT GEGEVEN, dat Menotti zich in de periode van late renaissance heeft gedacht, koos hij als muzikale vorm het oud-Italiaanse madrigaal met zijn in de klank overgebrachte, minutieuze verwer king van de tekst. In twaalf van deze ma- drigralen deelde de componist zijn fabel in. Zij wordt door de verschillende groe pen van het koor a capella verhaald. Het recitatief, ook wel gegeven in dialoog vorm, wordt onderbroken door zes instru mentale tussenspelen en alleen hierbij kan zich op het toneel een enigszins vrijere dansvorm ontplooien. Voor het overige geeft de danser een plastisch commentaar op het gezongen woord, waarmee hij in de nauwst denkbare verbinding staat, zo dat de indruk kan ontstaan, dat hij zelf tevens de zanger is. De stijl, door de dus wel aan banden gelegde choreograaf ge bruikt, is karikaturaal voor de drie paren burgers en lyrisch-dramatisch voor de dichter en diens dierenfantasieën. Bij eerstgenoemde groep geven natuurlijk de graaf en de gravin de toon aan door zich telkens het eerst met de nieuwste dieren- mode te laten zien, waarop dan de dokter en burgemeester met hun respectieve lijke echtgenoten de hoogste autoriteiten in de „society" aanstonds willig vol gen. Dit is een tafereel, dat zich tot drie keer toe herhaalt zonder dat de indruk monotoon wordt dit dankzij de zich wijzigende combinaties in het kameror kest. Menotti gebruikt hiervoor fluit, hobo en klarinet, hoorn en trompet, violoncel en contrabas, harp en slagwerk. Men deed er te Brussel goed aan de ma- K 1 K K E R B 1 L 75 F A M 1 L 1 E 47 B R E 1 D E L D E 48 A P P E L F L A P 39 209 1. Uit de letters van het gegeven woord moeten nieuwe woorden van negen of min der letters 'worden samengesteld. 2. Men mag de letters van het gegeven woord in willekeurige aantallen gebruiken. 3. De delen van het gegeven woord mogen niet ongewijzigd worden gebruikt (zie voorbeeld: aardappel, appel, meel, meelfabriek, fabriek, mogen niet afzonder lijk worden gebruikt, wel in andere samen stellingen). 4. Het aantal punten voor ieder gevon den woord ontstaat uit de samentelling der pun ten waarde, die onder iedere letter is aangegeven. 5. In de invulfiguur dienen de punten- aantallen achter de letters, alsmede het totaal aantal punten der vier woorden ge zamenlijk te worden ingevuld. 6. Geldig zijn: Nederlandse woorden of samenstellingen en gangbare woorden of samenstellingen van buitenlandse oor sprong, voorkomend in Van Dale's woor denboek nieuwe spelling. 7. Niet geldig zijn: Familienamen, voor namen. aardrijkskundige namen, afkortin gen, merknamen, Latijnse vormen. 8. De ij is één letter en mag gebruikt worden als y. 9. De inzendingen dienen te geschieden op briefkaart, met duidelijke invulling in blokletters, alsmede aanduiding van de be treffende serie en ronde, vóór dinsdag avond 24 uur aan een van onze bureaus in Haarlem- Grote Houtstraat 93 en Soenda- plein; in IJmuiden: Lange Nieuwstraat 427. 10. De premie van de winnaar bedraagt vijf cent per punt. En hier komt de opgave van deze week SERIE A. RONDE 1. drigalen met hun moeilijk te realiseren intervallen toe te vertrouwen aan een groep solisten. Muzikaal was er bij de uit voering van dit archaïserende werk in de Muntschouwburg veel te loven, ook wat het spel der instrumentalisten en de leiding van dirigent Célis betreft. Het ver leden heeft helaas al te veel afgesleten en zelfs met routine nauwelijks te hand haven uitvoeringen in deze schouwburg op zijn geweten. Die tijd schijnt nu meer en meer voorbij te zijn, met name se dert het bewind van directeur en oud-zan ger Rogasjevsky, wiens frisse initiatie ven algemeen erkenning vinden. Toch laat op het toneel het artistieke element ook thans steeds nogal wat te wensen: hier was het de rijke kostumering der burge rij, meer bont dan harmonisch en van goede smaak getuigend. Daarbij bleek het kleurengamma bepaald niet te zijn aange past bij het decor, dat een imitatie van het bekende Franse gobelin „La dame a la Licorne" (De vrouw met de eenhoorn) in het Musée Cluny wilde zijn. Deze tapisse rie, die een prachtig voordoek had kun nen geven, beantwoordde als achtergrond bepaald niet aan haar doel: de vervolma king van een middeleeuws tafereel, zoals wij dit bijvoorbeeld van miniaturen ken nen. Men ziet in een dergelijk geval op „zaalafstand" nooit de dans afzonderlijk van zijn omgeving of omgekeerd. HET BALLET kreeg bij deze Europese „oer"-uitvoering een plaats als midden moot van een „Menotti"-avond, die werd geopend met „De telefoon" en werd be sloten met „Amelia gaat naar het bal" een voorbeeld van een goed samenge steld programma met alleen korte stuk ken. Want al is het vaudeville-achtige laatstgenoemde zangspel, Menotti's de buut bij het theater, ook wat verbleekt, een geschikte uitsmijter kan het werkje toch wel zijn, mits het pétillant wordt ge speeld. En door „De telefoon" vaart een muzikale spot, die nog even mousserend werkt als bij de kennismaking. Al bleven het paar Jacqueline Vallière en Michel Trempont als de geliefden aan deze „lever de rideau" dit voorstukje niets schul dig, de hoofdrol heeft bij deze „amour a trois" toch het beproefde communicatie middel zelf: continue spelbreker bij de liefdesverklaring, die pas uitmondt in zijn gelukkig slot als de minnaar zelf, ten ein de raad, tot dit instrumentje zijn toevlucht neemt. M. v. D. mmm. y V. ;b\ V>v -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 16