["oNZE NAMEn'1 „Vergeet niet de leeuwen te aaien
De strijdlust leeft
nog in talrijke
namen voort
Litteraire
Kanttekeningen
EEN A VOND MENOTTI IN BRUSSEL
SERIE RONDE
ZATERDAG 15 FEBRUARI 1958
Erbij
PAGINA TWEE
dellijk aan wapperende vaandels, schet- j
1 zij wel degelijk aan de strijd.
Sperenj
en zwaarden j
3 gekort werd, leeft dit scherpe zwaard j
SERIE a RONDE
A
A
R
D
A
P
P
E
L
M
E
E
L
F
A
B
R
I
E
K
1
1
2
3
1
4
4
5
6
7
5
5
6
8
I
9
2
10
5
11
TOTAAL AANTAL PUNTEN
REGLEMENT
DE OPGAVE
L
U
S
T
R
U
M
F
E
S
T
I
V
I
T
E
I
T
E
N
10
4
9
8 7
4
6
11
2
9
8
3
5
3
8
2
3
8
2
1
TOTAAL AANTAL PUNTEN
ONLANGS gebeurde het dat een jon-
geman, die weigerde zijn dienstplicht te
vervullen, zich deswege te verantwoor-
den had. Bij die gelegenheid bleek hij j
een voornaam te dragen, die stellig niet
aan hem besteed was: Napoleon. En die
naam dankte hij nog wel indirect aan
de grote soldaten-keizer. Vijf dagen na
de slag bij Austerlitz bepaalde deze bij
decreet van 7 december 1805 dat zonen
van vaders, die onder zijn vaandels ge-
vallen waren, de voornaam Napoleon j
aan de hunne mochten toevoegen. Zo is
deze ongewone naam ook door enkele
i Nederlanders aangenomen, de traditie
der vernoeming deed de rest.
i NAPOLEON, wie denkt niet onmid-
terende trompetten en het gedonder der j
kanonnen? Als één naam een militaire
klank heeft, dan is het deze. Dit ontging j
niet aan de Duitsers, die wonderlijk j
genoeg in de negentiende eeuw een
ware Napoleon-cultus in ere hielden. Te j
Mainz overleefde een vereniging van j
veteranen, die onder Napoleon I gediend
hadden, zelfs de oorlog van 18701871. j
i die toch wel geschikt was om de liefde J
voor een Franse keizer ietwat te doen
j bekoelen. In deze stad was het ook dat
i een Duitse oud-strijder zijn vijf zonen j
allen de voornaam Napoleon gaf. Er zal
in dat gezin vaak de nodige verwarring
geheerst hebben
Hoe dit zij, Napoleon kreeg slechts j
een krijgszuchtige klank omdat één dra-
ger van deze zeldzame voornaam op j
vele slagvelden zegevierde. Andere na-
men wekken deze gedachten-associatie j
in het geheel niet op. Toch herinneren
2
DAT ZIJN de namen onzer verre
5 voorouders, die tot de huidige dag j
voortbestaan. De germanen gaven hun j
kinderen wensnamen, die roem en eer
j moesten brengen. Aangezien deze roem j
vrijwel alleen voor dappere strijders
was weggelegd, hadden vele van deze
J namen een oorlogszuchtige klank. Een j
dezer namen was Ingberlit, waarvan het jj
eerste deel de betekenis „speerpunt"
had. Berht is dan het bekende achter-
l voegsel met de betekenis „lichtend» jj
schitterend". Dit keerde in vele namen j
terug: Gijsbert, Egbert, Robert, Adel-
bert, Hilbert, Huibert. De oude naam
Ingberht heeft tot vele varianten ge-
leid: Engbert, Eimert, Imbert, Immert
en Imme zijn daar enkele van. We we-
ten dat vele oude voornamen nog in tot
familienamen geworden patroniemen
I voortleven. In de geslachtsnamen Eng-
bertse, Eimers, Imming en Immink l
schuilt dus nog steeds die speerpunt. De
j gehele speer heette „gairu". Als „ger"
vindt men dit begrip in een andere
reeks namen terug: Gerbrand, Gerlof,
Gerhard, Gerlach, Gerold. Daar Gerard,
Gerrit en Geert weer van Gerhard afge-
leid zijn, maakt de speer nog steeds een
deel van de familienamen Geraerds,
Gerritse, Gerrits, Geertse, Geerse,
Geertsema en Geerink uit. Dat Ger-
brandy en Gerretson ook al in deze
jj speergroep thuis horen, zal geen betoog
l behoeven. jj
GERBRAND verenigt zelfs twee wa- j
i pens. Het laatste deel van deze naam
j betekent „vlammend zwaard". Het werd
j vaak als slotstuk van jongensnamen ge-
bezigd (Hildebrand, Willebrand, IJs- j
brand, Rembrand). Daar ons voorge-
j slacht de namen vaak op andere wijze
i afkortte dan wij thans doen, kon Brand
een middeleeuwse mansvoornaam wor- j
j den. Deze zorgde weer dat we de ge-
slachtsnamen Brand, Brands, Brandes,
Brandsen, Brans, Bransc, Brantjes en
Brandsma bezitten. Allemaal namen, die j
aan dat zwaard herinneren. Ag was de
aanduiding van een snijdend zwaard,
als Eg vindt u dit wapen in de naam
jj Egbert terug. Daar deze wel tot Eg in- j
niet alleen in Egbertse, maar ook in de i
namen Eg, Egges en Eggink voort. De
met al die speren en zwaarden te beha-
len overwinning (sigis) werd in de j
naam Sigebehrt vastgelegd. Geslachts- j
namen als Siebrechts. Siebers, Siebe- jj
ring, Sieverts, Sebregts, Zegers en Ze- j
jj gerius zfjn dus al evenmin erg vrede-
l lievend, ze gaan naar deze „zege"-naam
1 terug.
G. de Boer van der Ley
DE DOOR G. A. van Oorschot uitgege
ven verhalenbundel „Vergeet niet de leeu
wen te aaien" is mijn.eerste kennismaking
met het werk van A. Koolhaas, maar niet
zijn eerste boek. Voordien verscheen een
soortgelijke bundel: „Poging tot iyistinct
en andere dierenverhalen" getiteld, die
mij helaas ontging - een gemis dat ik vast
en zeker op korte termijn zal goedmaken.
Om tweeërlei reden. Ten eerste omdat de
kennismaking me opperbest is bevallen.
En bovendien omdat Koolhaas niet de
eerste de beste is. Zijn stamboom is oer
oud. Wie hem napluist (ik bedoel de ge
nealogie van deze koolhaas en niet de
auteur) komt bij Esopus terecht, een
stamvader met wie men voor de dag kan
komen, om van diens fabuleuze voorge
slacht- maar te zwijgen. Van deze esopische
origine af was er geen houden meer aan.
Aan de hand van Nivardus, de dichter van
onze Reinaert, Erasmus Alberus en Lafon-
taine spraken de dieren mee in de littera
tuur. Heine schreef zijn Atta Troll, Hoff-
mann zijn Kater Murr. Carl Ewald fabu
leerde, Erich Kastner confereerde met de
dieren - en wij hebben ónze Koolhaas van
bestiarischen bloede, een unicum, een vrije
lachvogel, die men in de diergaarde der
schone letteren vergeefs zal zoeken.
WIE BEGINT te lezen lacht. Wie de
laatste bladzij heeft gelezen pinkt nu wel
niet een traan, maar tja-tja denkt hij wel.
Want om met de dichter Nijhoff te
spreken er staat niet wat er staat. Het
is allemaal niet zó grappig als het leek.
Koolhaas presenteert zijn verhaal in tra
vestie: hij koos het dierenverhaal om op
de meest indirecte wijze de meest directe
dingen te zeggen over zaken, die niet al
leen de dieren aangaan. Hij overrompelt
zijn argeloze lezer op de joligste manier.
Want opeens, met een spits woordje of een
koddig woordspelinkje, gaat door die tra
vestie iets menselijks heensteken, iels
menselijk-al-te-menselijks en dat is Kool
haas' moment van het tja-tja. Het varken
Tip uit het tweede verhaal, de dikste op
één na van het lollige kot, is voor een
zwijnengezelschap natuurlijk om zich op
de dijen te slaan van de bulder. Wie kletst
er zo hard met zijn dikke boems «tegen de
muur van de pret, als hij weet dat morgen
de Boer zal komen om hem juist vanwege
dit dikste der dikke boemsen naar het ge
heimzinnige „buiten" te brengen, waarvan
nog nooit één boems is teruggekeerd? Ieder
wordt daar op zijn beurt de dikste, dient
met zijn muurbillenplets tot aller vermaak,
gaat door het gangetje en weggeboemsd is
hij. Tegen zo'n verhaal legt Magere Hein
het af. We kénnen hem te goed. Maar in
de travestie van de door Sabbelland sab
belende Tip verrast hij ons.
Hoe tracteert KooLhaas zijn lezers op
zo'n surprise? Doodeenvoudig én onna
speurbaar. Hij speelt de grap van zijn ver
haal tegen de inhoud uit op pietje-puntje-
raak de juiste toonhoogte. Dat is het hele
geheim. Maar dan ook een geheim. Neern
de geschiedenis van de leeuw Basra uit het
titelverhaal. Het dunkt Koolhaas en w:e
dunkt er niet met hem mee dat de
leeuwenkoning nu toch wel eens mag we
ten, hoe het met de eerbied en de erken
ning is gesteld. Nu kan een leeuw dat wel
willen, maar zo simpel is het nu ook weer
niet. Daar is een onderzoek voor nodig. En
welk onderzoek is geen probleem? Deze
leeuwenenquête wordt zelfs een ketting
probleem. Het springt (dat mag, bij Kool
haas) van de hyena Drauwdie over op de
vlo Lyrus, vandaar op de straathond Tref-
fie, via deze op de teek Zomptu, ontketent
een jammerlijke honde'reünie, scheert rake
lings langs de metafysica, schimpscheut
langs de politiek enfin, het wordt een
kriebelig probleem met die erkenning en
die eerbied. En hoeveel dood komt er niet
aan te pas alvorens de vlo Lyrus door een
wonder van zijn omzwervingen is terug
gekeerd tot de leeuw Basra-himself. En
wat dan nóg! Basra heeft immers geen zin
meer in dé zin van de eerbied! Hij klauwt
zó wel.
Met deze koe van een waarheid der
„hervertelling" vang ik natuurlijk geen
koolhaas. Daar is meer voor nodig: Kool
haas in éigen vermomming, zoals hij ver
telt van het gehate konijntje Frederick,
een soort ivoren-toren-knagertje, dat in z'n
eentje contact gaat zoeken met de zee en
met de sterren, dichtertje dat hij is. Maar
wie ontkomt aan zijn konijnschap? Nie
mand. Men is konijn of men is het niet. In
dat alternatief behoeft nog geen tragedie
te steken. Netelig wordt de zaak pas voor
een superkonijn. Maar niet weer zó nete
lig, voor Frederick tenminste niet. Hij raakt
niet aan en niet in de wolken. Al gravend
komt hij (zij het met zelfmoordplannen)
weer bij zijn moeder terecht. En vergissen
we ons niet dan zal hij zijn leventje verder
wel doorkeutelen, want zo radicaal als de
meeuw Tractaal is hij niet.
Maar dat is een ander verhaal. Tractaal
is dus een meeuw, waar niets tegen is. Een
meeuw is pas ten volle meeuw, een edel-
meeuw zou men zeggen, als hij een for
mule weet te vinden voor een aller-
meeuwenleuze. Zó'n meeuw nu is Tractaal
en hij heeft het dus moeilijk. Want zo een
voudig is dat niet met zo'n formule. Met
een „onze afkomst is in ons vergaan" of
„wat achter ons ligt vormde ons" is het
meeuwigste niet gezegd. Dus is een bijeen
komst onvermijdelijk, mits niet van ja
meeuwen. Waarom zou Tractaal, moe en
al wat zwart aan zijn poten, heel alleen
in de hoge lucht zijn einde vinden, als een
witter-dan-witte meeuw, terwijl hij heel
alleen in de hoge lucht zijn einde vinden,
als een witter-dan-witte meeuw, terwijl hij
van nature grijs was? Die vraag leg ik met
schroom aan de Koolhaas-lezers voor. Zou
Tractaal misschien... Maar neen, zo grap
pig is het niet wat de spotvogel lacht.
Zeker niet dat van Piet, een duif, die de
zwartkijker-onder-de-duiven Arie, een
gemelijke gast temidden van het koervolk,
een hartje onder de riem wil steken. Arie
heeft maar dat weet Piet niet een
trieste jeugdervaring gehad. Hij houdt er,
als stadsduif, een houtduivencomplex op
na. Houtduiven kunnen bossen bouwen, dat
heeft Arie in zijn jeugddroom zelf gezien.
Maar de takken die hij in elkaar frunnikt
worden geen bossen, alleen maar het mik
punt van vermaak en spot der goedduifse
duiven. Vandaar Arie's heimwee. Is het
niet begrijpelijk en respectabel? Daar zit
Arie alleen in een boom „om de rot
zooi te verflodderen". En kijk nu naar
Piet: die heeft meelij als hij Arie's ogen
omrand ziet door zwart leed. Hij krijgt
zelfs mee-leed en eindelijk leed-lust, wat
hem aanspoort om óók het barre land
schap der onvervulbaarheid te trotseren,
terwijl nota bene Arie stiekum het buikje
koekoerend rondeet op het kozijntje van
een oud vrouwtje, dat hem lekkere hapjes
toestopt. Maar goed, Piet heeft het grootse
leed nu eenmaal te pakken en hij maakt
er op eenzame ontberingsvluchten ver
duivelde ernst van. Wie beschrijft Piets
verbazing als hij bij het neerstrijken van
één van zijn ruimtevluchten Arie, die hij
al goed en wel in de ontbering aller ont
beringen droomde, ontdekt op een duiven-
plein? Daar zit Arie, gretig maïsjes pik
kend. Mag men het woord parvenu ge
bruiken, als men weet dat Arie er prat op
gaat, een enorm dak voor zich alleen te
hebben om maar dat mag niet in de
krant.
Waarmee gezegd wil zijn: léés Koolhaas
en vergeet niet de leeuwen te aaien. Dit is
nu een boek dat in tien talen vertaald be
hoorde te worden tot Hollands Glorie.
C. J. E. Dinaux
HET DOET ONS genoegen deze week bij
onze lezers een familiespel te kunnen in
troduceren, waaraan iedereen kan meedoen
en dat bovendien nog de mogelijkheid van
een „zacht prijsje" als premie in het voor
uitzicht stelt. Het aardige is, dat iedereen
zelf kan bepalen welke prijs hem even
tueel zal worden uitgekeerd, aangezien
deze prijs afhangt van zijn prestatie.
„Wie Wint de Derby?" is een vierweekse
wedstrijd, bestaande uit vier wekelijkse
ronden. Iedere week begint een nieuwe
wedstrijd, die op zijn beurt vier weken
duurt. Na vier ronden volgt de uitslag en
wordt als „winnend paard" aangewezen de
inzender, die over vier weken de meeste
punten heeft weten te verzamelen. Iedere
week wordt de stand bekendgemaakt, zo
dat men kan zien of men inderdaad aan
kop ligt of hoe groot zijn achterstand is.
Men heeft dan de mogelijkheid, die achter
stand in de volgende ronden in te halen of
zijn voorsprong te handhaven of te ver
groten.
De wedstrijd is ingedeeld in vierweekse
series, die aangeduid worden met de letters
van het alfabet. Vandaag beginnen we met
serie A, eerste ronde, die gevolgd wordt
door nog drie ronden. De uitslag van serie
A volgt dus op 8 maart. Serie B begint
volgende week en loopt tot 15 maart. En
zovoort.
De inzendingen moeten worden ingevuld
op bijgaand invulfiguur. Men kan aan ver
schillende series meedoen, doch dan moet
men afzonderlijke invulfiguren gebruiken
en duidelijk moet op iedere figuur worden
aangegeven, welke serie en welke ronde
men inzendt.
Hierbij afgedrukt vindt men een voor
beeld van inzending, ingevuld volgens een
fictieve opgave. De echte opgave vindt men
onderaan.
WAT OOK voor onvriendelijkheden over
de in Italië geboren Amerikaanse compo
nist Gian Carlo Menotti met name in
de kringen van zijn muzikale vakgenoten
worden gezegd, het is niet te looche
nen, dat hij een speels vernuft heeft en
ook een apart zintuig voor alles wat met
het theater te maken heeft. Dat was ook
het geval met Menotti's grote voorbeeld
Puccini, die het omstreeks de twintiger
jaren bij zijn collega's niet anders is ver
gaan. Wie meent, dat deze veramerikaan-
ste zuiderling met het realisme van zijn
naoorlogse opera „De consul" zijn sterk
ste troeven op tafel had gelegd vergeet
zijn „buffoneske" zijde. „Amelia gaat
naar het bal" en „De telefoon" kunnen
daarvan getuigen. De componist toont
zich daarin bovendien een meester in de
korte vorm, zoals ook in het ontroerende
opera'tje „Amahl of de nachtelijke bezoe
kers" voor de televisie, dat misschien nog
wel de sterkste herinneringen achterlaat.
In het begin van dit seizoen werd in
Brussel nog een ander type van Menotti's
theatrale mogelijkheden getoond met de
Europese première van „La Licorne, la
Gorgone en la Manticore, ou les trois di-
manches du poète" een fabel in de vorm
van madrigalen voor koren, tien dansers
en negen instrumentalisten, zoals het eti
ket vermeldt. Ook dit werk toont tot voor
kort nog ongekende kwaliteiten van de
componist, dankzij welke het zeker ook
naar andere landen op ons continent zijn
De hieronder gereproduceerde foto
geeft een spelbeeld uit de opvoering
van de korte opera, over „drie zon
dagen van de dichter" met zijn in de
Franse titel genoemde mythologische
dieren, Van Gian Carlo Menotti te
Brussel, welke in het begin van dit
seizoen in de Belgische hoofdstad ge
geven werd. Door technische omstan
digheden is de beschouwing daar
over door een onzer medewerkers
voor muziek langer buiten onze ko
lommen gebleven dan uiteraard de
bedoeling was. Daar dit werk in ons
land nog steeds niet bekend is ge
worden, achten wij de publikatie van
het artikel ruimschoots verantwoord
en alleszins de moeite waard.
weg zal vinden. De tekst, eveneens van
Menotti, werd voor de Muntschouwburg
(Théatre Royale de la Monnaie) vertaald
door de Franse culturele attaché in Bel
gië en verstaanbaar gezongen door een
drievoudig kwartet van solisten der Brus
selse opera, aan wie met de instrumenta
listen een plaats in de orkestbak is toe
gewezen. De duidelijkheid van die tekst is
hier vooral belangrijk, aangezien de dan
sers haar in houding, beweging en gebaar
woord voor woord moeten illustreren.
MENOTTI laat in zijn fabel de mentali
teit van de dichter botsen met die van de
gezeten burger en men kan op de achter
grond van het verhaal gevoeglijk een sa
tire op het snobisme onderkennen. De
dichter, in zijn onbegrepen grillen voor
de buitenstaander een belangwekkende fi
guur, wordt blindelings geïmiteerd. Doch
wie dit doet, respecteert zichzelf slechts
zolang de lager geklasseerde in de maat
schappij hem op zijn beurt nog niet heeft
nagevolgd. Is dit eenmaal het geval, dan
moet hij om wille van zijn positie wederom
de eerste zijn die de fantast bij diens jong
ste creatie betrapt. Hoofdpersoon is deze
exclusieve „zonderling" eenzame be
woner van zijn veste en onzichtbaar in
het dagelijks leven. Zich niet bekomme
rend om de gemeenschap heeft hij alleen
oog voor zijn droomgestalten, waarmee
hij ook op zondagen naar buiten treedt:
de koppige eenhoorn, symbool van zijn
jeugd, de trotse en onstuimige gorgone,
die zijn rijpe jaren begeleidt en de manti
core, kruipend maar ook kwaadaardig in
de onverhoedse aanval, zijn metgezel in
de ouderdom. Voor de gewone stervelin
gen zijn alle drie gelijkelijk „interessant"
en dus beurtelings in de mode, terwijl
zij de één toch ook weer even gemakkelijk
uit hun leven verbannen als de ander. Tot
dat de dichter zich opeens niet meer laat
zien. Is er onraad? De anderen, speurend
naar een mogelijk sensationeel schan
daal, dringen door tot in zijn bolwerk,
waar zij de zondei'ling vinden op zijn
sterfbed, omgeven door de drie exponen
ten van zijn fantasie. Dan zet de zonder
ling hen uiteen hoe zij zijn opeenvolgende
kameraden hebben misverstaan en door
een slechts uiterlijke nabootsing van zijn
dromen het einde van hem verhaastten.
VOOR DIT GEGEVEN, dat Menotti zich
in de periode van late renaissance heeft
gedacht, koos hij als muzikale vorm het
oud-Italiaanse madrigaal met zijn in de
klank overgebrachte, minutieuze verwer
king van de tekst. In twaalf van deze ma-
drigralen deelde de componist zijn fabel
in. Zij wordt door de verschillende groe
pen van het koor a capella verhaald. Het
recitatief, ook wel gegeven in dialoog
vorm, wordt onderbroken door zes instru
mentale tussenspelen en alleen hierbij kan
zich op het toneel een enigszins vrijere
dansvorm ontplooien. Voor het overige
geeft de danser een plastisch commentaar
op het gezongen woord, waarmee hij in
de nauwst denkbare verbinding staat, zo
dat de indruk kan ontstaan, dat hij zelf
tevens de zanger is. De stijl, door de dus
wel aan banden gelegde choreograaf ge
bruikt, is karikaturaal voor de drie paren
burgers en lyrisch-dramatisch voor de
dichter en diens dierenfantasieën. Bij
eerstgenoemde groep geven natuurlijk de
graaf en de gravin de toon aan door zich
telkens het eerst met de nieuwste dieren-
mode te laten zien, waarop dan de dokter
en burgemeester met hun respectieve
lijke echtgenoten de hoogste autoriteiten
in de „society" aanstonds willig vol
gen. Dit is een tafereel, dat zich tot drie
keer toe herhaalt zonder dat de indruk
monotoon wordt dit dankzij de zich
wijzigende combinaties in het kameror
kest. Menotti gebruikt hiervoor fluit, hobo
en klarinet, hoorn en trompet, violoncel
en contrabas, harp en slagwerk.
Men deed er te Brussel goed aan de ma-
K
1
K
K
E
R
B
1
L
75
F
A
M
1
L
1
E
47
B
R
E
1
D
E
L
D
E
48
A
P
P
E
L
F
L
A
P
39
209
1. Uit de letters van het gegeven woord
moeten nieuwe woorden van negen of min
der letters 'worden samengesteld.
2. Men mag de letters van het gegeven
woord in willekeurige aantallen gebruiken.
3. De delen van het gegeven woord
mogen niet ongewijzigd worden gebruikt
(zie voorbeeld: aardappel, appel, meel,
meelfabriek, fabriek, mogen niet afzonder
lijk worden gebruikt, wel in andere samen
stellingen).
4. Het aantal punten voor ieder gevon
den woord ontstaat uit de samentelling
der pun ten waarde, die onder iedere letter
is aangegeven.
5. In de invulfiguur dienen de punten-
aantallen achter de letters, alsmede het
totaal aantal punten der vier woorden ge
zamenlijk te worden ingevuld.
6. Geldig zijn: Nederlandse woorden of
samenstellingen en gangbare woorden of
samenstellingen van buitenlandse oor
sprong, voorkomend in Van Dale's woor
denboek nieuwe spelling.
7. Niet geldig zijn: Familienamen, voor
namen. aardrijkskundige namen, afkortin
gen, merknamen, Latijnse vormen.
8. De ij is één letter en mag gebruikt
worden als y.
9. De inzendingen dienen te geschieden
op briefkaart, met duidelijke invulling in
blokletters, alsmede aanduiding van de be
treffende serie en ronde, vóór dinsdag
avond 24 uur aan een van onze bureaus in
Haarlem- Grote Houtstraat 93 en Soenda-
plein; in IJmuiden: Lange Nieuwstraat 427.
10. De premie van de winnaar bedraagt
vijf cent per punt.
En hier komt de opgave van deze week
SERIE A. RONDE 1.
drigalen met hun moeilijk te realiseren
intervallen toe te vertrouwen aan een
groep solisten. Muzikaal was er bij de uit
voering van dit archaïserende werk in
de Muntschouwburg veel te loven, ook
wat het spel der instrumentalisten en de
leiding van dirigent Célis betreft. Het ver
leden heeft helaas al te veel afgesleten
en zelfs met routine nauwelijks te hand
haven uitvoeringen in deze schouwburg
op zijn geweten. Die tijd schijnt nu meer
en meer voorbij te zijn, met name se
dert het bewind van directeur en oud-zan
ger Rogasjevsky, wiens frisse initiatie
ven algemeen erkenning vinden. Toch laat
op het toneel het artistieke element ook
thans steeds nogal wat te wensen: hier
was het de rijke kostumering der burge
rij, meer bont dan harmonisch en van
goede smaak getuigend. Daarbij bleek het
kleurengamma bepaald niet te zijn aange
past bij het decor, dat een imitatie van het
bekende Franse gobelin „La dame a la
Licorne" (De vrouw met de eenhoorn) in
het Musée Cluny wilde zijn. Deze tapisse
rie, die een prachtig voordoek had kun
nen geven, beantwoordde als achtergrond
bepaald niet aan haar doel: de vervolma
king van een middeleeuws tafereel, zoals
wij dit bijvoorbeeld van miniaturen ken
nen. Men ziet in een dergelijk geval op
„zaalafstand" nooit de dans afzonderlijk
van zijn omgeving of omgekeerd.
HET BALLET kreeg bij deze Europese
„oer"-uitvoering een plaats als midden
moot van een „Menotti"-avond, die werd
geopend met „De telefoon" en werd be
sloten met „Amelia gaat naar het bal"
een voorbeeld van een goed samenge
steld programma met alleen korte stuk
ken. Want al is het vaudeville-achtige
laatstgenoemde zangspel, Menotti's de
buut bij het theater, ook wat verbleekt,
een geschikte uitsmijter kan het werkje
toch wel zijn, mits het pétillant wordt ge
speeld. En door „De telefoon" vaart een
muzikale spot, die nog even mousserend
werkt als bij de kennismaking. Al bleven
het paar Jacqueline Vallière en Michel
Trempont als de geliefden aan deze „lever
de rideau" dit voorstukje niets schul
dig, de hoofdrol heeft bij deze „amour a
trois" toch het beproefde communicatie
middel zelf: continue spelbreker bij de
liefdesverklaring, die pas uitmondt in zijn
gelukkig slot als de minnaar zelf, ten ein
de raad, tot dit instrumentje zijn toevlucht
neemt.
M. v. D.
mmm.
y V. ;b\
V>v -