De grote
toren
de kleine
jongen
CONTACT MET HET NATUURLIJKE
ACHTERLAND HERVONDEN
Viervoudig rendement van
ingepolderde Braakman
discotws
Erbij
PAGINA VIJF
Grond voor de boeren
Water voor de fabrieken
Wegen voor het verkeer
Vooral: recreatiegebied
SA KIET-SIDI-JOESSEF
Watersnood HET ISOLEMENT van Biervliet is reeds
Vervolg van pagina 4
TOEN IK heel klein was, zei moeder ons
wel eens een kreupelrijm voor, dat een
nuttige wijsheid inhield, waaraan ik mij
overigens in mijn leven nooit heb gehou
den. Het luidde ongeveer als volgt:
„De mens lijdt vaak het meest
Door 't lijden dat hij vreest,
En dat nooit op komt dagen.
Zo heeft hij meer te dragen
Dan God te dragen geeft".
IN MIJN allerprilste jeugd ben ik reeds
zij het zonder vrucht met dit pro
bleem geconfronteerd.
De Markt in Delft, waaraan wij toen
woonden, wordt aan een der korte zijden
begrensd door de portalen en de toren van
de grote kerk, die de laatste rustplaats is
van vorsten en vorstinnen en daarom,
maar bij de kinderen nog meer om de
hoogte van de toren, de trots van de Delf
tenaren is. Het stak ons wel wat, dat wij
niet de allerhoogste toren hadden en dat
die van de Dom van Utrecht blijkbaar een
paar meter boven de onze uitstak doch
Utrecht was ver en die toren schimmig,
terwijl de onze elke dag opnieuw werke
lijkheid was, die je duizelig maakte als je
er voor ging staan en met je hoofd in je
nek tegen de eindeloosheid van haar hoog
te opkeek. De duiven, die uit verborgen
gaten en achter torentjes en omgangen
vandaan kwamen om hun ronden te vlie
gen en dan plotseling allen tegelijk neer
te duiken op het wijde marktplein, waar
ze om ons heen dribbelden om stukjes
brood, werden wel een beetje door ons
benijd om hun vertrouwdheid met deze
onbereikbare hoogten. Ofschoon wij om
geen geld hun plaats daar hadden willen
innemen!
Des avonds, als de hemel verkleurde en
de schaduwen onverwachte vormen gin
gen aannemen, gebeurde het wel, dat dan
alleen nog het gouden haantje heel hoog
boven de al donkerder geworden toren in
het laatste zonlicht schitterde tegen een
achtergrond van rose, lila en paars. Dat
goud was dan veel echter dan al de kost
bare stukken in de winkel van vader.
Het was en is een heel ruime toren
en hij stond midden in ons leven, veel
meer dan de kerk, die zich bescheiden
achter hem ophield. Wel verborg de kerk
geheimen, die wij als kleine jongens nooit
aanschouwden en die daarom de charme
behielden van alle dingen, die men wel
aanwezig weet, doch niet of niet helemaal
kent. De toren echter was ons helemaal
vertrouwd. Heel hoog boven ons speelde
het carillon ieder kwartier zijn melodietje,
dat bij de jaarwisseling in het begin ons
als wat verward geklingel in de oren klonk,
doch na enige dagen werd herkend en dat
spoedig vertrouwd was, alsof het er altijd
was geweest en altijd zo zou blijven. En zo
heeft de toren der grote kerk zijn plaats
in de goede herinneringen van mijn jeugd.
MAAR HET WAS ook die toren, die mij
voor het eerst in mijn leven met het pro
bleem der onheilsverwachtingen in aan
raking bracht.
Het uurwerk en het carillon, die altijd
maat hadden weten te houden, kwamen op
een snikhete zomerdag na de normale aan
kondiging van het middaguur onverwacht
in opstand. De melodietjes, die de tijd
rustig hadden in te delen in kwartieren,
halve uren en uren, volgden elkaar nu
ineens in versneld tempo en zonder onder
breking holderdebolder op, de zware klok
van het uurslag bonsde er ordeloos door
heen en de wijzers van het uurwerk draai
den zichtbaar door, zodat ze binnen enkele
minuten de gehele cirkel van de wijzer
plaat hadden genomen.
Ik zag van mijn plaats in het portiekje
voor onze winkeldeur, dat de mensen de
huizen uitliepen en dat ze elkaar al gauw
bezorgd aankeken. Zij zeiden ook iets van
warmlopen en brand dat verstond ik
tenminste van die dicht bij onze winkel
stonden. De toren was immers van binnen
'.elemaal van hout en kurkdroog met dit
varme weer.
Nu zie ik me ineens weer in dat portiek-
c staan en ik zie de mensen weer en hoor
weer wat ze zeggen en ineens ook weet ik
•veer die laaiende angst, die mij toen plot
ting verlamde en verstijfde tegelijk, zo
dat ik me niet meer kon bewegen.
Want voor mij, jongetje van vijf of zes
jaar, stond die toren al in brand, van
onder tot boven zag ik hem in vlammen
staan en dan pardoes helemaal op de grote
markt vallen. Meer dan honderd meter
toren! En de afstand naar ons huis was
geen honderd meter lang niet! Van
ingst kon ik niet eens weglopen. Als de
oren werkelijk in 'n vuurzee voorover was
comen vallen, zou ik met ons huis ten
onder zijn gegaan. Het carillon raffelde
steeds maar zijn wijsjes af in steeds snel
ler tempo, de uurklok bonkte, de wijzers
draaiden en alles was zinloos en verbijs
terend. De wereld zou vergaan.
ER IS een einde gekomen aan de ver
schrikking. Ineens viel er een grote stilte.
Eerst even heel angstig, alsof juist nu iets
nog veel ergers zou gebeuren. Doch toen
ik durfde rondkijken, was alles tot mijn
verbazing heel gewoon. De mensen gingen
wat lacherig uit elkaar en verdwenen in
hun deuren. De duiven dribbelden om
voedsel.
Moeder riep me binnen voor het mid
dageten, dat intussen was gekookt en op
gediend, alsof er niets gebeurd was. Mijn
wat opgewonden verhaal begreep ze niet
helemaal. Des middags, in het schooltje,
probeerde ik nog op te scheppen over wat
ik had meegemaakt. Maar het ging mij
niet erg goed af, geloof ik. Veel indruk
maakte het in ieder geval niet.
Het carillon zweeg en bleef zwijgen.
Weken lang. Ik vond het toch wel prettig,
dat het nadien wekenlang heel andere
wijsjes speelde.
Sper o
Prenten. Het Rijksmuseum in Am
sterdam heeft aan het Nederlands Instituut
in Parijs Zesentwintig prenten in bruik
leen verstrekt. In genoemd instituut zal
gedurende de maand 1958 een tentoon
stelling worden gehouden van gegraveerde
Nederlandse en Franse portretten.
„Dit is meer dan een misdaad, dit is een fout!" (Talleyrand)
SINDS 1 februari 1953 beseffen de boeren in de omgeving,
dat de grootste winst van d.e drooglegging van de zeearm ge
legen is in de verkorting van de zeewering van ruim zevenen
twintig tot twee tot drie kilometer: in de ene rampnacht werden
bij wijze van spreken de vele miljoenen terugverdiend welke
met de afsluiting van de Braakman waren gemoeid! Maar ook
zonder de springvloed leverde het werk bijna alleen voor
delen op, want de Braakman was een wel schilderachtige, maar
verder slechts lastige verschijning geworden, die het Zeeuwsch-
vlaamse land vijf tot zes kilometer diep, tot de Belgische grens
toe, in twee delen spleet.
ZOLANG HET WATER nog zover bevaarbaar bleef, dat de
kleine landbouwhaventjes welke men er aantrof nog wat te
doen hadden, zolang er in de schoolboekjes op goede grond
vermeld kon worden dat Philippine en Boekhoute tot in België
en Frankrijk bekend waren om hun mosselcultuur, kon men
daar nog vrede mee hebben. Maar elk jaar rees de bodem
van de Braakman enkele centimeters, de landbouwhaventjes
slibden dicht, de mosselkwekers verhuisden naar Ierseke en
de landbouwers in de omtrek begonnen te klagen, dat de af
watering van hun gronden in het gedrang kwam. Toen in 1940
de Isabellasluis door de Duitsers was verwoest, werd ze niet
meer hersteld: er ging niets meer door. Het enige nadeel dat
de drooglegging tot nu toe heeft opgeleverd, wordt door de
verdrogingsverschijnselen van de aangrenzende gronden ge
vormd. Nu er geen getijbeweging meer in de Braakman komt
wordt het zoetwaterbassin niet meer door het zandpaket heen
gestuwd. Tegenover dat verlies staat overigens weer een voort
schrijdende ontzilting van de landerijen. Ook in Zeeuwsch-Vlaan
deren heerst er natuurlijk een vrijwel niet te stillen landhonger
en niet alle beschikbare landbouwgronden zijn voor de be
woners van dit gewest bestemd. Een kwart wordt namelijk
gereserveerd voor de slachtoffers van de watersnood en van
de daarop gevolgde herverkaveling. De Domeinen, die het
nieuwe land administreren, hebben voorts de gemiddelde om
vang van de landbouwbedrijven op dertig hectaren bepaald
hetgeen natuurlijk ook reeds een selectie onder de gegadigden
teweeg bracht. Wel heeft men hier en daar stroken „los land"
afgepaald, die bestemd zijn ter economische versterking van
kleine bedrijven in de nabijheid, maar in het algemeen vindt
men die mogelijkheid veel te beperkt. Het wachten is op de
bedijking van het Land van Saaftingen. waardoor enige dui
zenden hectaren vruchtbare grond aan Oost-Zeeuwsch-Vlaan
deren zullen worden toegevoegd.
WatPKnnrt DE braakmanpolder wordt dus
lidLel opui niet uitsluitend agrarisch gebied. Vier
honderd hectaren zijn voor de recreatie
bestemd, waarvan de helft water blijft:
de Braakmankreek, waarin het Isabella-
kanaal en het oostelijke Philippinekanaal uitmonden. Onge
veer honderdvijftig hectaren zandplaten zijn reeds bebost.
Vijftig hectaren zullen woest blijven. Deze constellatie stempelt
de Braakmanpolder natuurlijk tot een watersportgebied bij
uitstek. De ontwikkeling daartoe kan uiteraard niet worden
overgelaten aan het vrije spel van wat handige exploitanten,
die meer gevoel voor economisch rendement dan voor piano-
logische harmonie zullen tonen. Het is op dit moment, dat de
overheid, in de gestalte van de drie aan de Braakmanpolder
grenzende gemeenten en die elk voor zich daarvan een deel
aan hun grondgebied hebben toegevoegd gekregen in het
geweer komt. Het recreatiegebied van de Braakmanpolder is
aan de zorg van een Beheerschap, bestaande uit vertegenwoor
digers van de gemeenten Hoek, Philippine en Biervliet, toever
trouwd. Het dagelijks bestuur v/ordt gevormd door de burge
meesters van die plaatsen. Een van hen, burgemeester A. P.
Kostense van Biervliet, heeft ons daarover in het nog nieuwe,
in zijn beknoptheid bekoorlijke en doeltreffende raadhuisje een
en ander verteld. Hij is geen bouwer van luchtkastelen, deze
rustige man, die nu al meer dan twintig jaar de eerste burger
is van het stille, tweeduizend inwoners tellende Biervliet waar
hij geboren en getogen is. Met uitzondering van de oorlogsjaren
dan, want de Duitsers hadden alle reden om hem uit zijn ambt
te ontzetten. Over de mogelijkheid van de Braakman als re
creatieoord spreekt hij dan ook alleen in nuchtere termen,
rekening houdende met het in de nabije toekomst bereikbare:
en dat zal al moeite genoeg kosten.
Hoewel het Beheerschap over de recreatie en de planologie
van de héle Braakman beslist om het landschap zo harmo
nisch mogelijk te ontwikkelen gaat het in feite in de eerste
plaats om de ontsluiting van het zestig hectaren metende
schiereiland in de Braakmankreek ten noorden van de Midden
weg, welke sinds kort Biervliet een direete verbinding met Ter-
neuzen geeft. Dit schiereiland dient als basis voor watersport
liefhebbers van allerlei aard: zwemmers, hengelaars, roeiers,
zeiiers de Braakman biedt een ongevaarlijk oefenterrein
voor deze sport enzovoort. De stedebouwkundige ingenieurs
Rothuizen en 't Hooft uit Goes hebben een uitbreidingsplan
gemaakt, dat voorziet in een jachthaven, een aanlegplaats voor
roeiboten en kano's, een zwembad, in zomerhuisjes op het te
beplanten terrein, een café-restaurant en bij de ingang van het
recreatieoord aan de Middenweg een parkeergelegenheid. Ook
als men er rekening mee houdt, dat voor het bungalowbedrijf
en voor het café-restaurant een particuliere exploitant kan
worden gevonden dan nog ligt er hier voor de drie op zich
zelf niet krachtige gemeenten een grote en vooral financieel
zware taak, die zeker niet zonder speciale doeluitkeringen of
een overeenkomstige regeling door het rijk zal zijn te vol
brengen. Hoewel de Braakman dus opgezet wordt als recreatie
oord voor Zeeuwsch-Vlaanderen en voor 't Belgische achter
land heeft deze activiteit toch nog een verder strekkende
betekenis. Men beschouwt het recreatieoord en het Beheer
schap namelijk tevens als een proefobject voor de toekomstige
grote ontspanningscentra in het Deltaplan, de Zandkreek tussen
Zuid en Noord Beveland en het Zeeuwse meer voor Zierikzee.
Dat er rijke mogelijkheden in de Braakmanpolder liggen en
dat er aan dit ontspanningsterrein dringend behoefte bestaht
wordt nu reeds bewezen, nu de omgeving nog kaal en vrij on
herbergzaam is. Op zomerse dagen trekt de jeugd van de om
liggende dorpen en van Terneuzen vooral naar de grote beton-
brug over de Braakmankreek in de Middenweg, die dan als
De invloed van Zuid-Beveland: vrouw in A.velse dracht in het
bijna geheel protestantse Hoek.
springplank wordt gebruikt en de kreek als zwembad. Wie de
stilte mint kan naar het noorden trekken tot aan de rand van
het watersportgebied. Daar begint bij de westelijke geul een
natuurreservaat, dat tevens de aangrenzende schorren buiten
de zeewering omvat, een waar lustoord voor de vogelkenners.
nu halverwege opgeheven door de recht
streekse weg naar Terneuzen. Over enkele
maanden zal ook de westelijke helft van
Zeeuwsch-Vlaanderen door de openstelling
van de nieuwe weg van Biervliet naar IJzendijke beter bereik
baar zijn. Oostburg zal daardoor vele kilometers dichter
bij Terneuzen zijn gekomen. Tevens wordt gewerkt aan de ver
betering van de verbinding van Biervliet, dat een waar ver
keersknooppunt wordt, via Hoofdplaat met de veerhaven Bres-
kens terwijl een zijtak Hoek-Sluiskil het net van hoofdwegen
nog fijner zal mazen.
Door de droogmaking van de Braakman zal nog een ander
Zeeuwschvlaams probleem tot 'n oplossing worden gebracht, dat
van de watervoorziening. De Waterleidingmaatschappij
„Zeeuwsch-Vlaanderen" kampt reeds lang met een watertekort,
omdat zowel de grote als de kleine industrieën even uitzonder
lijk dorstig zijn als de bodem arm aan water is. De grote in
dustrie, dat zijn de beide suikerfabrieken en de glucosefabriek
in Sas van Gent, het stikstofbindingsbedrijf in Sluiskil: zij zijn
tezamen nu al goed voor een half miljoen kubieke meter omzet
per jaar en ze hebben in de komende jaren behoefte aan een
veelvoud daarvan. Op het ogenblik is de waterleverantie aan
de grootverbruikers die een kwart van de produktie opeisen
aan een plafond gebonden, waardoor men in die kringen
wel eens boringen heeft laten verrichten. Men ging daarbij tot
honderdtachtig meter diep en vond dan zo weinig en tot over
maat van ramp nog zout water, dat men de veertig mille welke
met een dergelijk proefborinkje gemoeid waren wel kon af
schrijven. De kleine industrie en met name de talloze vlasse-
rijen doen met hun eigen pompinstallaties zo'n krachtig beroep
op de watervoorraad, dat hun behoefte wel op driekwart mil
joen kubieke meter kan worden geraamd. Speciaal voor de
industrie wordt nu met steun van het rijk in een oostelijke tak
van de Braakman, het Axelse gat, een zogenaamd spaarbekken
aangelegd, waarin de vijfentwintig miljoen kubieke meter
water, welke jaarlijks door de Belgische polders via de Isabella
sluis worden geloosd, zullen worden opgevangen. Die voor
ziening in het honderdtwintig hectaren metende gebied in het
Axelse gat zandgrond, zodat er geen cultuurterrein verloren
gaat zal vijftien miljoen kosten. Dat wil echter zeggen dat
men straks het probleem van de waterprijs voor de industrie
zal hebben op te lossen, want die zal op dertig, veertig cent per
kubieke meter uitkomen. Gezien het belang dat men tegen
woordig op regeringsniveau hecht aan de decentralisatie van
het industrie-areaal is het niet onmogelijk, dat ook hierin
wordt voorzien in het kader van een landelijk egalisatiebeleid.
Uiteraard wordt het spaarbekken in het Axelse gat een om
wald en voor het publiek gesloten terrein. Mooi zal het niet
worden, maar wel bijzonder nuttig. En dat is in dit géval wel
een in verhouding tot de in het geding zijnde belangen en be
dragen klein offer waard.
pectievelijk zeventien duiden er wel op,
dat de veeteelt geen troefkaart van de
Zeeuwsvlaamse boer is. Er zijn slechts
zevenduizend melkkoeien in deze streek,
waar er zeker tienduizend zouden moeten
zijn om de bevolking van voldoende melk
te voorzien. Personeelsschaarste lijkt
ook hier de voornaamste oorzaak van de
ze exploitatiekeuze te zijn.
De buitenlandse belangstelling voor
Zeeuwsch-Vlaanderen blijft niet, zoals wij
nog zullen zien, tot de industrie beperkt,
zij is ook merkbaar in het grondbezit. Niet
minder dan een vierde gedeelte der totale
oppervlakte van Zeeuwsch-Vlaanderen
bevindt zich in buitenlandse voor
namelijk Franse en Belgische handen.
In de grensgemeenten stijgt het bui
tenlandse aandeel in het grondbezit zelfs
tot meer dan de helft. Er zijn vier perio
den te onderkennen, waarin deze ver
vreemding der landbouwgronden in een
opmerkelijke mate heeft plaatsgehad: in
de Franse tijd, in de jaren dat Nederland
en België één koninkrijk vormden, tijdens
de grote landbouwcrisis in het laatste
kwart van de vorige eeuw en tenslotte ge
durende de crisisjaren tussen 1935 en 1940,
toen niet minder dan vijftigduizend hecta
ren in vreemde handen overgingen. Het
waren voornamelijk Franse kapitaalbezit
ters, die de gulden toen een veiliger valu
ta vonden dan de frank en die daarom ook
met betrekkelijk lage pachten genoegen
namen: de soliditeit ging hen in dit geval
meer ter harte dan de rentabiliteit.
ZEEUWSCH-VLAANDEREN is uit toeristisch
oogpunt een bijzonder aantrekkelijk ge
bied we zullen die attracties nog de
revue laten passeren maar dat wil nog
niet zeggen, dat het rijk bedeeld is met
recreatiemogelijkheden voor de eigen be
volking. In feite komt daarvoor alleen hel
duinlandschap in het westen in aanmer
king met de wat „Bels" wordende bad
plaats Cadzand en de dorpen Groede en
Nieuwvliet, die zich snel als vakantiecen
tra ontwikkelen. Daarom betekent de in
poldering van de Braakman niet alleen
vestigingsmogelijkheid voor zesentwintig
landbouwers en een aantal fruitkwekers,
maar voor de bevolking van midden-
Zeeuwsch-Vlaanderen ook ontspannings
ruimte. Dat is de positieve kant van de
vrij grote oppervlakte slechte grond in de
ongeveer vijftienhonderd hectaren meten
de Braakmanpolder.
Naar aanleiding van: Hongaarse Rapsodieën
van Franz Liszt, gespeeld door Georgy Cztffra
op His Master's Voice 2 XLA 354 en: Suite
Bergamasque, Pour la Piano en andere wer
ken van Claude Debussy, vertolkt door Hans
Henkemans op Philips A 00421 L.
DE achtentachtig witte en zwarte
toetsen bieden toch onuitputtelijke mo
gelijkheden! Hier de liederen en dansen
van een vrijwel anoniem nomadenvolk,
i'uig en uitdagend, vermengd met alle
praalhanzerij van een ouderwetse ope
rastijl tot een weinig smaakrijke cock
tail door de aartsvader der pianovirtuo
zen en thans opnieuw door een muzi
kale nakomeling in de vierde generatie,
zelf een zigeuner, de zevenendertig-
jarige Cziffra, geoffreerd. En het toe
val dat beide platen ongeveer gelijk
tijdig doet uitkomen, speelt mij de ver
gelijking in handen anderzijds oude
gobelins, kastelen aan de Loire, een to
verdrank, geperst uit alle vruchten van
een in lange eeuwen rijp en wat nog
heerlijker is overrijp geworden le
vensstijl, tot muziek gegist, die even
stimulerend en even zacht is als een
vijfentwintig jaar lang met zorg ge
koesterde fles wijn.
Doch terzake. Aannemend dat de hier
opgenomen werken de lezers van deze
rubriek grotendeels bekend zijn, wil ik
mij beperken tot enkele opmerkingen
betreffende de uitvoerenden. Indien de
naam van Cziffra hier al niet geheel
onbekend meer is, komt dat omdat de
technieken van de verspreiding en re-
produktie het nu eenmaal mogelijk ma
ken dat een reputatie iemand letterlijk
vooruitsnelt. Deze pianist was tot voor
kort buiten zijn land een onbekende (het
bij de plaat ingesloten inlichtingen
boekje vermeldt weliswaar dat hij als
jongen van veertien jaar reeds in Ne
derland is opgetreden). Na de Hongaar
se opstand in november 1956 naar het
westen gevlucht, liet hij zich te Wenen
op een recital horen, waarmee hij een
grandioos succes boekte en waarover
door de pers in de meest enthousiaste
bewoordingen geschreven werd. Of het,
overigens op dat moment verklaarbare,
enthousiasme alleen door muzikale er
varingen bij de toehoorders gewekt was,
daarover kan ik zelf na het horen van
deze plaat niet met zekerheid oordelen.
Cziffra speelt hier muziek van Liszt en
dan nog wel van Liszt in zijn meer
ijdele ogenblikken, waarin het heers
zuchtige genot van de demagoog bij
hem sterker was dan de muziekdienen-
de vreugde waaruit de werkelijke ont
roering kan voortkomen. Zeker is echter
dat Cziffra een virtuoos van topklasse
is, iets waarover men niet te licht moet
denken, omdat de virtuositeit nu een
maal de noodzakelijke voorwaarde is
voor het bereiken en overdragen van
de essentie der muziek, zoals die zich
aan de uitvoerende musicus, steeds wis
selend naar de mate van zijn eigen er
varingen, voordoet. En de virtuositeit
omvat aanzienlijk méér dan vingervlug
heid en spierkracht: zij overwint de
moeilijkheden niet alleen, maar bedrijft
een spel met hen, weet ze te dwingen
ons genoegens te verschaffen. Dit spel
beoefent Cziffra meesterlijk: hij slaat
uit de technische problemen met supe
rieur gebaar een vuurwerk van ritmen,
slagwerkreflexen, harpgeruis, celesta
kling klang en orgelgedreun en geeft af
en toe de indruk dat hij op twee piano's
tegelijk speelt. Daarbij is zijn interpre
tatie van deze bizarre stukken, die
eigenlijk genoteerde improvisaties zijn,
nergens overdrevener dan gewenst is
(want geheel zonder „panache" is zulke
muziek nu eenmaal ronduit vervelend).
Neemt u de tweede rapsodie maar eens,
afgedraaid door duizenden salonorkes
ten, Cziffra ontdoet het stuk van alle
misplaatste accenten en rubati van ver
sleten elastiek en als de staart van een
pauw ontplooit de muziek zich voor
ons: ijdel, oosters en bontgekleurd.
DE VITALE musiceerdrift waarmee
een Cziffra met de muziek jongleert,
vindt wel een volmaakt tegenstuk in de
zorgvuldige aandacht die uit ieder
klankeffect, uit de dosering van de ge
ringste schakeringen bij Henkemans
spreekt. Zijn spel is weloverwogen in
de beste zin des woords en deze zorg,
deze discretie in de benadering, is op
zichzelf zeer zinrijk, omdat zij van een
duidelijk besef het wonderbaarlijke ge
tuigt dat in de muziek schuilt en dat,
evenals de plaatsen van godsdienstige
beleving (dat is van wonderbesef) voor
de gelovige, een slechts met schroom en
innerlijke bereidheid betreden gebied is.
Henkemans speelt hier .twee suites
van Debussy, namelijk de „Suite Ber
gamasque" en „Pour le Piano" op de ene
plaatzijde, met een zestal losse stukken,
te weten Danse, Hommage Haydn,
Berceuse Héroïque, Ballade, Masques,
l'Isle Joueuse, op de andere. Zijn inter
pretaties zijn stuk voor stuk een bewijs
van een intensief en veelvuldig contact
met de muziek. Ook op deze plaat kan
men superieur pianospel horen, van een
geheel andere orde dan op de hiervóór
besproken opname. Het is een bloem
aan de met veel traditie en inventie ge
kweekte sierplant uit de tuin van wes
terse cultuur, waarvan men eertijds
dacht dat ze vér of lag van het oerbos
en de steppe waar de klank wilder is en
het ritme ongebreideld.
So.s Buiige