Zeeuwsch-Vlaanderen niet langer randgebied maar middelpunt van Benelux-eenheid NIEUWE BLOEI VOOR OUD LAND jywiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiig NIEUWE BOEKEN in zakformaat ZATERDAG 15 FEBRUARI 1955 Erbij PAGINA VI Ontdekkingsreis |j Spiegelbeeld Gecompliceerd MOET Twee kanten ER. ZIJN maar „Buitenland" Cultuurgrond De, samenstelling Zie verder pagina 5 Een mededeling van minimale si afmetingen, bijna verloren ge- gaan in de onophoudelijk vloeiende stroom van berich- ten over alles wat er in de wereld gebeurt, bracht ons op het idee. Op 8 januari zullen =5 de V.V.V.'s van Biervliet, Hoek en Philippine gezamenlijk de V.V.V. De Braakman oprichten, stond er. Biervliet, Hoek, Philippine, De Braakman, dat zijn namen uit Zeeuwsch-Vlaanderen. eee Zeeuwsch-Vlaanderen is'ndeel van Nederland waar bijna nie- mand heengaat of hij moet er wat te maken hebben. Zelfs de H! aantrekkelijke badplaats Cad- zand en historische schoonheid van stadjes als Sluis, Aarden- burg en Hulst veranderen niets aan de overwegend za- kelijke redenen waarom een EEE inwoner van de Randstad de Westerschelde oversteekt. Te- gelijkertijd echter prikkelt de naam Zeeuwsch-Vlaanderen de verbeeldingskracht. Het is niet j^EE alleen een moeilijk bereikbaar, maar ook een grensgebied, waarachter een ander land be- gint. Dergelijke overgangs- streken kunnen bogen op de bekoring der tweeslachtigheid: men is nog in het eigen land, maar men „voelt" den vreem- de reeds. Vandaar naar de op- vatting, dat de Zeeuwsvla- mingen halve of driekwart Belgen zijn, is maar een korte afstand. En vervolgens maakt men zich geen al te grote illu- sies over de economische en culturele ontwikkeling van i= een zo afgelegen gewest. Zo'n simpele mededeling over een ogenschijnlijk onbelangrijke plaatselijke aangelegenheid als de samenvoeging van drie ver- enigingen voor vreemdelin- genverkeer duidt er daaren- tegen op, dat men daarginds niet stil zit. Daarom zijn we er eens op verkenning gegaan =5= en van wat we er aantroffen doen we thans verslag. In een reeks artikelen, waar- van het eerste hierbij wordt gepubliceerd, laten wij u ken- nismaken met enkele lang EË| niet alle! markante aspec- ten van Nederlands bij velen nog te onbekende zuidwest- hoek. J. Ii. Bartman Het „Rokiri' van Sluis: op de zomerse weekeinden rijen de auto's der Belgen zich op de kade dicht aaneen, terwijl de bestuurders en hun gezelschap in de winkels en cafés berekenen hoe duur de frank en hoe goedkoop de gtdden is. In de raadzaal van het gemeentehuis te Biervliet herinnert dit schilderij aan de glorie van een verleden tijd: het bezoek dat Keizer Karei V met zijn twee zusters, de koninginnen van Frankrijk en Honga rije, in 1556 aan Biervliet bracht. De hoge gasten werden ontvangen in de sinds lang verdwenen Sint Nicolaaskerk. EEN TERREINVERKENNING in Zeeuwsch-Vlaanderen begint in Middel burg, de bekoorlijke hoofdstad. Het land aan de overzijde van de Wester schelde hoort bij Zeeland en het provinci aal bestuur is zich daarvan wel bewust, en toont dat in zijn dagelijkse arbeid. De na de oorlog mogelijk geworden kostelo ze overvaart van voetgangers, fietsers en motorfietsers in de tweede klasse van de fraaie veerboten, welke de drie oever verbindingen tussen Kruiningen en Perk- polder, Hoedekenskerke en Terneuzen Vlissingen en Breskens onderhouden vormt daarvan een materieel en symbolisch be wijs, al mag dat ten laste van Rijkswa terstaat gaan. Maar ook een gratis veer dienst blijft altijd een pont, dat wil zeg gen een economisch en niet in de laatste plaats een sociaal-psychologisch obstakel voor de toegankelijkheid van het land dat er achter ligt. „Ik ga altijd met wasge- rei naar de overkant, want je weet nooit of je er door de mist niet strandt" aldus de heer Oskamp, de directeur van de provinciale vereniging voor vreemdelin genverkeer. Vandaar dat de jeugdige directeur van het zo actieve Economisch Technologisch Instituut voor Zeeland, drs. M. C. Verburg, niet aflaat een vaste oever verbinding in de vorm van een hangbrug over de Westerschelde als onontbeerlijk sluitstuk van de Deltawerken te bepleiten. Dat men een dergelijk gedurfd project en er wordt zelfs gedacht aan twee van dergelijke hangbruggen, één voor het oos telijk en één voor het westelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen onderzoekt en aanbeveelt is op zichzelf reeds een te ken, dat men vertrouwen koestert in de toekomst van het gewest. Er zijn echter ook andere, concretere aanknopingspunten voor dat toenemende vertrouwen in de eigen, gedeeltelijk nog sluimerende krachten en mogelijkheden. Dat vertrouwen wordt van buitenaf uit twee bronnen gevoed: het in Nederland langzaam veldwinnende inzicht, dat men het dichtgroeien van de Randstad Holland moet remmen door industrie en bewoning te decentraliseren (zoals dat tot uitdruk king kwam in het rapport „Het westen en overig Nederland" van de Rijksdienst voor het Nationale Plan en het Centraal Planbureau) én de te verwachten uitwer king van de Euromarkt, waardoor vooral de internationale zware industrie haar vestigingsplaatsen >p natuurlijke gronden kan kiezen. Het is wel zeker, dat er daar door een drang in de richting van de Noordzeekust zal ontstaan. Zeeuwsch- Vlaanderen heeft daar nog enige van de schaarse vakante plaatsen te bieden. En werd gedegradeerd. Een nieuwe econo mische en geografische structuur is daarmee begonnen. Dat wil zeggen, dat Nederland voortaan een derde geïn dustrialiseerd riviermondings- en havenge bied zal kennen. Naast de IJmond, naast het zich tot Europoort transformerende en ontwikkelende Waterwegcomplex, zal men in de toekomst de Westerschelde een soortgelijke functie zien vervullen. Zowel aan de noordelijke als aan de zuidelijke oever zijn rijke ontwikkelingskansen voor een economische en industriële ont plooiing ruimschoots voorhanden. Daar is bijvoorbeeld het Sloeplan voor de af te dammen inham van de Schel de ten westen van Vlissingen: de scheeps werf „De Schelde" is voornemens op die plaats een nieuwe afdeling van haar be drijf te stichten waarmee ongeveer hon derd miljoen aan investeringen gemoeid zullen zijn voor de bouw en reparatie van schepen met zeer grote tonnage en diepgang, welke meer en meer in het zee- verkeer worden gebruikt. Op die tweehon derd hectaren van „De Schelde" zullen tweeduizend man aan het reeds vierdui zend koppen tellende personeel van de werf kunnen worden toegevoegd. Er zijn dan nog zeshonderd hectaren in de Sloe- polder beschikbaar voor toeleveringsin dustrieën en nevenbedrijven. voor havens ten behoeve van olie en handel. AAN DE OVER KANT is het spiegel beeld van deze plan nen te vinden: op Belgisch gebied maai- wat heeft een dergelijke poli tieke onderscheiding na 3 februari 1958 nog voor economische zin? wordt het kanaal van Gent naar Teneuzen niet alleen verdubbeld, maar men legt er ook industrieterreinen met een totale oppervlakte van twaalfhonderd hectaren aan. Op Nederlands gebied zijn eveneens grootscheepse industrieterreinen voor zien. Doch drs. Verburg heeft er op het ge noemde congres op gewezen, dat buiten de sluizen van Terneuzen, dus aan de Wes terschelde, industrieterreinen moeten ko men voor activiteiten, die zich bij voor keur aan open vaarwater ontplooien. Zoveel is wel duidelijk: de toekomstige ontwikkeling van de Scheldedelta wordt hoofdzakelijk industrieel gezien. Voor Zeeuwsch-Vlaanrieron betekent dit geen volslagen ommekeer in zijn economische structuur, maar het accent leggen op een reeds aanwezig aspect: de industrie in de kanaalzone, welke ">ok voor de- welvaart van de gewone man in het aangrenzende Belgische Vlaanderen van groot belang is. Daar bestaat immers een arbeidsover- schot, dat tot nu toe aan een langeaf- standsforensisme voedsel gaf. Arbeiders stromen van Vlaanderen naar Noord- Frankrijk, waar men in de mijnen en in de textielfabrieken van Eijssel en Rou- baix werk en brood kon vinden, waren en zijn nog wel een heel gewoon verschijn sel. Een dergelijk forensisme heeft even wel 'n zeer groot nadeel. Bij conjunctuur omslag zijn het de forensen en van die het eerst de buitenlanders die het spoe digst worden ontslagen. Een dergelijke tendens is ook nu weer waarneembaar. De nivellerende invloed op lonen en prij zen van de Benelux zal er op den duur toe meewerken, dat deze werklozen een betrekking in Zeeuwsch-Vlaanderen zoeken, waar een arbeidstekort bestaat. Tot nu toe werd dit door de loonverschil- len verhinderd: „doppen" (het Vlaams voor stempelen) in België was altijd nog voordeliger dan werken in ons land. In tussen zal de bereidheid om in Nederland te gaan werken nog door het wereldlijk, maar vooral ook door het kerkelijk be stuur in Vlaanderen gestimuleerd moeten worden. Grote bezwaren zijn hier echter niet te verwachten, omdat de mentaliteit van de bevolking in Zeeuwsch-Vlaanderen altijd nog meer bij de Vlamingen aansluit dan die van de bewoners van de Pas de Calais en het département du Nord. r echter oppassen en niet dadelijk zeggen: zie je' wel, dé Zeeuwsvlamen zijn /oor alles Vlamingen. In het uit wekend geredigeerde Zeeuws Tijdschrift, vaaruit wij heel wat wetenswaar digs over het hier beschreven hebben ge put, heeft iemand eens geschreven: „Zij voelden zich Nederlander of Oost-Vlaming maar weinig of geen Zeeuw" en toen wa ren de poppen aan het dansen: een discus siebijeenkomst in Hulst was ervan het ge volg. Nu geloven we, dat op dit punt de leraar, schrijver en regisseur Louis Locke- l'eer uit Hulst, die we nog eens zullen ont moeten met betrekking tot het culturele wen in Zeeuwsch-Vlaanderen, gelijk heeft wanneer hij zegt: „Zeeuwsvlaams is een 'ctie. Zeeuwsch-Vlaanderen valt uiteen in dlerlei stukken, niet alleen in een ooste- ijk en een westelijk deel, maar die be staan ook weer uit verschillende eenhe den." Zo is het ook en waar het bevolkings type in elke grensstreek een tikje gecom pliceerd is, geldt dat dubbel voor Zeeuwsch-Vlaanderen: door monniken in gedijkt land. dat na overstromingen werd herwonnen door Franse en Belgische refu giés, soms onder aanvoering van de Zeeuwse calvinist Cats en diens geestver wanten. Dan was er de ideologische grond- politiek der Oranje's, die protestantse en claves in het Land van Axel en Zaamslag schiepen. Tenslotte was ook de Spaanse overheersing niet ongemerkt aan dit land xioorbijgegaan en van al die vermengingen en infiltraties vindt men nu nog de neer slag in de telefoongids en het adresboek: ClaerhoudtClijncke, Dufosse, Dusarduyn, De Milliano, Louwagie, Ducarmon, Mar- quinie, Fremouw, D'Huy, Messagie, Pica- vet en Hullu, om het hierbij maar te laten. En vergis u niet in de zo typisch Zeeuws klinkende naam Risseeuw: men heeft mij verzekerd, dat deze is afgeleid van het even typisch Frans klinkende Rousseau En om de paradox te volmaken: de schep per van het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal, Johan Hendrik van Dale, werkte daaraan op zijn eenzame onderwijzerspost in het uiterste puntje van Nederland, in Sluis! weinig grenzen die bestand zijn tegen elk verkeer. Die tus sen Zeeuwsch en Oost en West Vlaanderen mag dan eeuwen lang gesloten zijn geweest voor het economische verkeer, het maat schappelijke en seksuele verkeer werden er niet door gehinderd. En zo werden de Zeeuwsvlamingen naar twee kanten ge vormd: van hun zuiderburen leerden ze wars te zijn van deftige vormelijkheid en te lachen in en om het leven, bij hun noor delijke landgenoten waardeerden ze de or de en de netheid. Daarom is het Zeeuws- vlaamse landschap de robuustere bouw materialen ten spijt, een echt Nederlands landschap, in de mensen herkent men als Noordnederlander vaak de Vlaming, al zal dat bij de rooms-katholiek eerder het ge val zijn dan bij de protestant. De Belgen ypelen dat niet precies zo. „Hulst.is niet Vlaafns! Is een Stijve Noordnederlaridse stad!" Dat. heeft Richard Minne eens ge zégd én burgemeester Lockefeër is er werkelijk een tikje donders om geworden. DE godsdienstige verschillen worden door verdraagzaam heid overbrugd, al wordt die wel eens wat spontaan-naïef geafficheerd. „Na de oorlog hebben de katholieken de protestanten aan een nieuwe klok voor hun kerk geholpen!" zei men ons in Hulst, doelende op een fancy-fair waarvoor veel rooms-katholieke winke liers voorwerpen hadden afgestaan. En weer een ander: „Er zitten hier zelfs twee protestanten in de gemeenteraad." Maar men heeft gelijk: de tegenstellingen tussen beide godsdienstige richtingen wor den meer van buiten, dan door Hulst zelf gevoed. Eén ding is zeker: de Nederlanders van beneden de Westerschelde mogen zich nog wel eens Vlaming, zij zullen zich ze ker nooit Belg noemen. Dat is wel geble ken toen na de eerste wereldoorlog de Zeeuwsvlamingen zich verzetten tegen on voorzichtige aanspraken op annexatie. En met de „culturele infiltratie" in Beneluxverband is het natuurlijk vrij zin loos zich daarover op te winden valt het ook nogal mee. We hebben werkelijk niet gemerkt, dat men er zoveel meer naar Brussel dan naar Hilversum luistert of dat er meer Belgische kranten worden 8E0R'JFSTAKKEN: ucmuaovsMit CHiMiKMi mouimr WJ iteca-ta >u»»c«vc»» imuiitit votomn-t» oe«0'«M nevtixt fa. miitL- «itoimi« «naiuaumusHii K »A»HI i",oun»te uii-iitU'tn „aviivouiiaii IvtlliiKH» ECONOMISCH TECHNOLOGISCH INSTITUUT VOOR ZEELAHQ gelezen dan Nederlandse, al ziet men ze daarginds uiteraard vaker dan hier, voor al op maandagmorgen, want de jeugd heeft wel eens meer interesse voor de Sportclub Mechelen en La Gantoise dan voor Ajax of Feijenoord en de wieler sport heeft natuurlijk ook haar adepten. VEEL VLAMINGEN trekken de gro over om het gevoel te hebben „in het bu tenland te zijn geweest." Na de tv/cc: - wereldoorlog kwamen daar nog zeer mate riële beweegredenen bij: koffie, thee. si garen, meubelen, textiel en hoeveel zaken al niet meer waren in de stadjes en dor pen van het Nederlandse Vlaanderen heel wat voordeliger dan in het Belgische te verkrijgen. Die extra koopkracht heeft de Zeeuwsvlaamse middenstand geen wind eieren gelegd, zoals men aan de vele flo rissante winkelpanden wel kan zien. De oorlog, die Sluis, Aardenburg, Oostburg en zovele andere plaatsen in puin legde, heeft tot het moderne, in Oostburg bijna klein-Rotterdamse, straatbeeld natuurlijk ook bijgedragen. En zoals de middenstan ders profiteerden van het nieuwe grens verkeer en de algemene welvaart deden de landbouwers het van de naoorlogse landbouwpolitiek. Winkeliers en boeren schaften zich auto's aan, hun personeel deed het met bromfietsen en scooters. De enigen die het nakijken hadden, waren de busbedrijven in Zeeuwsch-Vlaanderen. DE REIZIGER die in Perkpolder, Ter- neuzen of Breskens de veerboot verlaat treft in het algemeen een gezond land aan. Dat wil nog niet zeggen, dat er geen problemen zijn. Die vindt men echter vooral daar waar de toekomst nog niet sterk genoeg is om het verleden af te los sen of waar „vroeger" zich nog gesterkt weet door in 't heden levende belangen en impulsen. Hij vindt er bijna 90.000 inwo ners, waarvan 27.700 in het westen en 63.200 in het oosten. Als geheel is de meer derheid ongeveer zesenvijftig percent rooms-katholiek, maar het westen is voor iets meer dan de helft protestant. In het oosten zijn vrijwel alleen katholieke ge bieden, zoals het Land van Hulst. der bevolking loopt echter ook in demo grafisch opzicht vér uiteen. Zonder mi gratie bijvoorbeeld zou het westen nu vierenvijftigduizend inwoners heb ben geteld, welk cijfer nog meer reliëf krijgt wanneer men bedenkt, dat het voor honderd percent jongeren (tussen twintig en veertig jaar) waren die weg trokken. Het oosten daarentegen nam in de periode 1880 tot 1956 met vijfentwintig duizend inwoners toe, in de kanaalzone tussen Terneuzen en Sas van Gent zelfs met honderdzestig percent, hetgeen met het landelijk gemiddelde van Nederland overeenkomt. Maar ook in het oosten komen weer grote verschillen voor: het agrarische Land van Hulst zag zijn bevol king zowel absoluut als relatief in aantal achteruitgaan, terwijl in dezelfde periode het inwonertal van het industriegebied ten zuiden van Hulst met ruim negen percent groeide. Een negatieve ontwikkeling doet zich in sommige delen van het westen eveneens voor, bijvoorbeeld in Biervliet: de jongeren trekken weg, de ouderen blij ven over, met alle funeste gevolgen in sociaal en cultureel opzicht voor de dorps gemeenschap. Intussen heeft deze ontvolking vooral in het westelijk deel al vroeg in de tweede helft van de vorige eeuw tot een vér gaande mechanisatie geleid, welke na de tweede wereldoorlog door het verlies van paarden en werktuigen nog werd versterkt In 1955 waren er in het westen al meer dan achthonderd tractoren en meer dan honderdzestig maaidorsers in bedrijf, waardoor men met de Noordoostpolder aan de spits staat der mechanisatie in de Nederlandse landbouw. Er zijn in Zeeuwsch-Vlaanderen zes envijftigduizend hectaren cultuurgrond, meer dan de helft waarvan ten oosten van de vroegere Braakman is gelegen. Aan de westkant verbouwt men meer handels gewassen en peulvruchten dan in het oos ten, waar men het meer bij graan, suiker bieten en aardappelen houdt. In het alge meen maakt het westen een wat voorspoe diger indruk. Dat de boerderijen en de schuren moderner zijn is overigens een gevolg van de oorlog, maar de verkave ling en de ontwatering zijn er ook beter. De ontwatering is vooral verbeterd sinds alle polders alle •'•egenwerking en weer stand ten spijt in het waterschap „Het Vrije van Sluis" zijn verenigd. Al maakt het grasland in het oosten een wat groter deel van de cultuurgrond uit dan in het westen, de percentages van twintig res- ER WAS EENS een moeder, die iedere avond haar kinderen voor het slapen gaan een verhaal tje vertelde. Maar op een avond was haar voor raad verhalen uitgeput en liet haar fantasie haar in de steek. Toen dacht de moeder: „Alle moeders op de wereld vertellen hun kinderen verhaaltjes voordat zij naar bed gaan. Ach, als ik die ver haaltjes allemaal maar eens kende!" Als resul taat van haar oproep via radio en pers ontving deze moeder Jella Lepman meer dan twin tigduizend zelfverzonnen vertellingen van oude en jonge moeders uit alle windstreken. De mooi ste hiervan heeft zij onder de titel Die schönstcn Gute Nacht Geschichten het licht doen zien, niet alleen voor de kleine, maar ook voor de grote mensen, die immers ook zo graag af en toe een tocht maken in het rijk der fantasie. Uitstekend hiervoor geschikt is ook het bundeltje Schwedi- sche Volksmarchen, waarvoor Anni Carlson een twintigtal prachtige sprookjes bijeengaarde uit het land vol geheimzinnige wouden en bergen. Voor de lezers, die nog verder van huis avon tuur en mysterie willen beleven, liggen de gele genheden in boekvorm maar voor het grijpen. Naar het Egypte van enige eeuwen her keert men aan de hand van Joan Grant, auteur van het boek Winged Pharaoh, het verhaal van een koningin van de eerste dynastie. Om het even of de auteur de liefdesaffaires van de koningin, het optreden van geneeskundigen bij een moeilijke operatie of een staatsiebezoek van of aan één of andere vorst beschrijft, de detaillering is over vloedig en naar kenners beweren in hoge mate nauwkeurig en historisch juist. Arabië vormde voor de legendarische T. E. Lawrence het terrein van zijn met blijkbaar veel fantasie door hem zelf beschreven militaire en politieke heldenda den rond de eerste wereldoorlog. In Lawrence of Arabia rekent Richard Aldington tot grote ont steltenis van vele van Lawrence's bewonderaars grondig af met de mythe die rond diens werk en persoon door hemzelf of door anderen werd ge schapen en zo naarstig gecultiveerd. Maar afge zien van deze ontluistering maakt de speurtocht naar wat zich daar in Arabië heeft afgespeeld het boek buitengewoon interessant. Van Robert Standish is het vol humor stekende en toch niet van tragiek en dramatiek gespeende The Small General, waarin hij de bedrijvigheid schildert van een der vele genootschappen, die zich voor de tweede wereldoorlog voor de unificatie van Chi na beijverden. And Quiet Flows The Don van Mikhail Sho- lokhov is onverkort in ..pockef-editie op de boe kenmarkt gebracht. Zeer velen zullen beslist de gelegenheid aangrijpen om zich dit befaamde werk. waarin het kozakkenleven in oorlog en revolutie omstandig wordt beschreven, voor een klein bedrag aan geld aan te schaffen. Bepaald „gezellige" lectuur in de gebruikelijke zin des woords vormt het boek niet. Men moet tegen een stootje kunnen. Hetzelfde geldt voor hen, die zich wensen te zetten aan The Sunlit Ambush, een thriller van Eric Ambler, met als thema de belevenissen van een paar westerlingen in India. Grote historische figuren zijn in een in bepaal de opzichten jong land als Australië uiteraard schaars. Maar de Australiërs hebben er in ieder geval toch ten minste één: Mary Reibey, een nog jonge vrouw, toen deze met een gevangenen- transport daar aan land werd gezet. Binnen en kele jaren wist deze zich een grote mate van welstand en aanzien onder de toenmalige bewo ners van Nieuw Zuid Wales te verwerven. Haar geschiedenis vindt men in grote trekken terug in Sara Dane van Catherine Gaskin, een stevig geconstrueerde en vlot uitgewerkte historische roman van het gebruikelijke volume. Het wemelt in dit boek van allerhande duistere en ook op rechte figuren, die in dit nieuwe werelddeel ge dwongen of vrijwillig terecht gekomen waren. hoewel de geschiedenis zich nooit in nauw keurig dezelfde vorm herhaalt, zal daar mee voor Zeeuwsch-Vlaanderen zoiets als een kringloop worden volbracht: men zal van de periferie, waarin men thans nog verkeert, terugkeren naar de centrale plaats in handel, nijverheid en verkeer, die ook de zijne was in de glorierijke mid deleeuwen toen ïen aan de zuidelijke oevers van de Westerschelde zijn deel kreeg van de welvaart in het natuurlijke achterland, Vlaanderen met Brugge, Gent en Antwerpen als bedrijvige middelpun ten. Niet alleen het verval van Brugge dooi de verzanding van het Zwin, maar vooral de sluiting van de vrije doorvaart naar Antwerpen (1585) heeft Zeeuwsch-Vlaan deren ontluisterd: duidelijker had de eco nomische verbondenheid van deze land streek met het „andere" Vlaanderen niet gedemonstreerd kunnen worden. En het zou drie eeuwen duren voor de natuui haar rechten op de kunstmatige grens van de Vrede van Munster zou kunnen herne men. In deze tijd beleeft men en niet al leen in Zeeland dan ook weer het her stel van oude contacten. Noord en Zuid Brabant (Antwerpen) vinden elkaar im mers weer op congressen tezamen met Nederlands en Belgisch Limburg en zo hebben in oktober van het vorig jaar ver tegenwoordigers van Zeeland, Oost en West Vlaanderen elkaar in Brugge ge troffen. Uit dat congres is een op dracht van de drie provinciale besturen aan de Economische raden voor Oost en West Vlaanderen en het Economisch Tech nologisch Instituut voor Zeeland voortge vloeid om te komen tot een gezamenlijk integratieplan, waarbij inzonderheid aan dacht aan de speciale functies van Zee- brugge, Gent, Vlissingen en Terneuzen wordt besteed. Dat betekent, dat de Wes terschelde niet langer een grens vormt, maar in het midden van een groot gebied zal liggen, waarin Zeeuwsch-Vlaande ren niet langer het tien tot vijftien kilome ter strategische barrièreland zal zijr waartoe het in de tachtigjarige oorlog

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 20