Zeeuwsch-Vlaanderen niet langer randgebied
maar middelpunt van Benelux-eenheid
NIEUWE BLOEI VOOR OUD LAND
jywiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiig
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
ZATERDAG 15 FEBRUARI 1955
Erbij
PAGINA VI
Ontdekkingsreis |j
Spiegelbeeld
Gecompliceerd MOET
Twee kanten ER. ZIJN maar
„Buitenland"
Cultuurgrond De, samenstelling
Zie verder pagina 5
Een mededeling van minimale si
afmetingen, bijna verloren ge-
gaan in de onophoudelijk
vloeiende stroom van berich-
ten over alles wat er in de
wereld gebeurt, bracht ons op
het idee. Op 8 januari zullen
=5 de V.V.V.'s van Biervliet, Hoek
en Philippine gezamenlijk de
V.V.V. De Braakman oprichten,
stond er.
Biervliet, Hoek, Philippine,
De Braakman, dat zijn namen
uit Zeeuwsch-Vlaanderen. eee
Zeeuwsch-Vlaanderen is'ndeel
van Nederland waar bijna nie-
mand heengaat of hij moet er
wat te maken hebben. Zelfs de
H! aantrekkelijke badplaats Cad-
zand en historische schoonheid
van stadjes als Sluis, Aarden-
burg en Hulst veranderen
niets aan de overwegend za-
kelijke redenen waarom een EEE
inwoner van de Randstad de
Westerschelde oversteekt. Te-
gelijkertijd echter prikkelt de
naam Zeeuwsch-Vlaanderen de
verbeeldingskracht. Het is niet j^EE
alleen een moeilijk bereikbaar,
maar ook een grensgebied,
waarachter een ander land be-
gint. Dergelijke overgangs-
streken kunnen bogen op de
bekoring der tweeslachtigheid:
men is nog in het eigen land,
maar men „voelt" den vreem-
de reeds. Vandaar naar de op-
vatting, dat de Zeeuwsvla-
mingen halve of driekwart
Belgen zijn, is maar een korte
afstand. En vervolgens maakt
men zich geen al te grote illu-
sies over de economische en
culturele ontwikkeling van i=
een zo afgelegen gewest. Zo'n
simpele mededeling over een
ogenschijnlijk onbelangrijke
plaatselijke aangelegenheid als
de samenvoeging van drie ver-
enigingen voor vreemdelin-
genverkeer duidt er daaren-
tegen op, dat men daarginds
niet stil zit. Daarom zijn we
er eens op verkenning gegaan
=5= en van wat we er aantroffen
doen we thans verslag.
In een reeks artikelen, waar-
van het eerste hierbij wordt
gepubliceerd, laten wij u ken-
nismaken met enkele lang EË|
niet alle! markante aspec-
ten van Nederlands bij velen
nog te onbekende zuidwest-
hoek.
J. Ii. Bartman
Het „Rokiri' van Sluis: op de zomerse weekeinden rijen de auto's der Belgen zich op de kade dicht
aaneen, terwijl de bestuurders en hun gezelschap in de winkels en cafés berekenen hoe duur de frank
en hoe goedkoop de gtdden is.
In de raadzaal van het gemeentehuis te
Biervliet herinnert dit schilderij aan de
glorie van een verleden tijd: het bezoek
dat Keizer Karei V met zijn twee zusters,
de koninginnen van Frankrijk en Honga
rije, in 1556 aan Biervliet bracht. De hoge
gasten werden ontvangen in de sinds lang
verdwenen Sint Nicolaaskerk.
EEN TERREINVERKENNING in
Zeeuwsch-Vlaanderen begint in Middel
burg, de bekoorlijke hoofdstad. Het
land aan de overzijde van de Wester
schelde hoort bij Zeeland en het provinci
aal bestuur is zich daarvan wel bewust,
en toont dat in zijn dagelijkse arbeid. De
na de oorlog mogelijk geworden kostelo
ze overvaart van voetgangers, fietsers
en motorfietsers in de tweede klasse van
de fraaie veerboten, welke de drie oever
verbindingen tussen Kruiningen en Perk-
polder, Hoedekenskerke en Terneuzen
Vlissingen en Breskens onderhouden vormt
daarvan een materieel en symbolisch be
wijs, al mag dat ten laste van Rijkswa
terstaat gaan. Maar ook een gratis veer
dienst blijft altijd een pont, dat wil zeg
gen een economisch en niet in de laatste
plaats een sociaal-psychologisch obstakel
voor de toegankelijkheid van het land dat
er achter ligt. „Ik ga altijd met wasge-
rei naar de overkant, want je weet nooit
of je er door de mist niet strandt" aldus
de heer Oskamp, de directeur van de
provinciale vereniging voor vreemdelin
genverkeer. Vandaar dat de jeugdige
directeur van het zo actieve Economisch
Technologisch Instituut voor Zeeland, drs.
M. C. Verburg, niet aflaat een vaste oever
verbinding in de vorm van een hangbrug
over de Westerschelde als onontbeerlijk
sluitstuk van de Deltawerken te bepleiten.
Dat men een dergelijk gedurfd project
en er wordt zelfs gedacht aan twee van
dergelijke hangbruggen, één voor het oos
telijk en één voor het westelijk deel van
Zeeuwsch-Vlaanderen onderzoekt
en aanbeveelt is op zichzelf reeds een te
ken, dat men vertrouwen koestert in de
toekomst van het gewest.
Er zijn echter ook andere, concretere
aanknopingspunten voor dat toenemende
vertrouwen in de eigen, gedeeltelijk nog
sluimerende krachten en mogelijkheden.
Dat vertrouwen wordt van buitenaf uit
twee bronnen gevoed: het in Nederland
langzaam veldwinnende inzicht, dat men
het dichtgroeien van de Randstad Holland
moet remmen door industrie en bewoning
te decentraliseren (zoals dat tot uitdruk
king kwam in het rapport „Het westen en
overig Nederland" van de Rijksdienst
voor het Nationale Plan en het Centraal
Planbureau) én de te verwachten uitwer
king van de Euromarkt, waardoor vooral
de internationale zware industrie haar
vestigingsplaatsen >p natuurlijke gronden
kan kiezen. Het is wel zeker, dat er daar
door een drang in de richting van de
Noordzeekust zal ontstaan. Zeeuwsch-
Vlaanderen heeft daar nog enige van de
schaarse vakante plaatsen te bieden. En
werd gedegradeerd. Een nieuwe econo
mische en geografische structuur is
daarmee begonnen. Dat wil zeggen, dat
Nederland voortaan een derde geïn
dustrialiseerd riviermondings- en havenge
bied zal kennen. Naast de IJmond, naast
het zich tot Europoort transformerende
en ontwikkelende Waterwegcomplex, zal
men in de toekomst de Westerschelde een
soortgelijke functie zien vervullen. Zowel
aan de noordelijke als aan de zuidelijke
oever zijn rijke ontwikkelingskansen voor
een economische en industriële ont
plooiing ruimschoots voorhanden.
Daar is bijvoorbeeld het Sloeplan voor
de af te dammen inham van de Schel
de ten westen van Vlissingen: de scheeps
werf „De Schelde" is voornemens op die
plaats een nieuwe afdeling van haar be
drijf te stichten waarmee ongeveer hon
derd miljoen aan investeringen gemoeid
zullen zijn voor de bouw en reparatie
van schepen met zeer grote tonnage en
diepgang, welke meer en meer in het zee-
verkeer worden gebruikt. Op die tweehon
derd hectaren van „De Schelde" zullen
tweeduizend man aan het reeds vierdui
zend koppen tellende personeel van de
werf kunnen worden toegevoegd. Er zijn
dan nog zeshonderd hectaren in de Sloe-
polder beschikbaar voor toeleveringsin
dustrieën en nevenbedrijven. voor havens
ten behoeve van olie en handel.
AAN DE OVER
KANT is het spiegel
beeld van deze plan
nen te vinden: op
Belgisch gebied
maai- wat heeft een dergelijke poli
tieke onderscheiding na 3 februari
1958 nog voor economische zin?
wordt het kanaal van Gent naar Teneuzen
niet alleen verdubbeld, maar men legt er
ook industrieterreinen met een totale
oppervlakte van twaalfhonderd hectaren
aan. Op Nederlands gebied zijn eveneens
grootscheepse industrieterreinen voor
zien. Doch drs. Verburg heeft er op het ge
noemde congres op gewezen, dat buiten
de sluizen van Terneuzen, dus aan de Wes
terschelde, industrieterreinen moeten ko
men voor activiteiten, die zich bij voor
keur aan open vaarwater ontplooien.
Zoveel is wel duidelijk: de toekomstige
ontwikkeling van de Scheldedelta wordt
hoofdzakelijk industrieel gezien. Voor
Zeeuwsch-Vlaanrieron betekent dit geen
volslagen ommekeer in zijn economische
structuur, maar het accent leggen op een
reeds aanwezig aspect: de industrie in de
kanaalzone, welke ">ok voor de- welvaart
van de gewone man in het aangrenzende
Belgische Vlaanderen van groot belang is.
Daar bestaat immers een arbeidsover-
schot, dat tot nu toe aan een langeaf-
standsforensisme voedsel gaf. Arbeiders
stromen van Vlaanderen naar Noord-
Frankrijk, waar men in de mijnen en in
de textielfabrieken van Eijssel en Rou-
baix werk en brood kon vinden, waren en
zijn nog wel een heel gewoon verschijn
sel. Een dergelijk forensisme heeft even
wel 'n zeer groot nadeel. Bij conjunctuur
omslag zijn het de forensen en van die
het eerst de buitenlanders die het spoe
digst worden ontslagen. Een dergelijke
tendens is ook nu weer waarneembaar.
De nivellerende invloed op lonen en prij
zen van de Benelux zal er op den duur
toe meewerken, dat deze werklozen een
betrekking in Zeeuwsch-Vlaanderen
zoeken, waar een arbeidstekort bestaat.
Tot nu toe werd dit door de loonverschil-
len verhinderd: „doppen" (het Vlaams
voor stempelen) in België was altijd nog
voordeliger dan werken in ons land. In
tussen zal de bereidheid om in Nederland
te gaan werken nog door het wereldlijk,
maar vooral ook door het kerkelijk be
stuur in Vlaanderen gestimuleerd moeten
worden. Grote bezwaren zijn hier echter
niet te verwachten, omdat de mentaliteit
van de bevolking in Zeeuwsch-Vlaanderen
altijd nog meer bij de Vlamingen aansluit
dan die van de bewoners van de Pas de
Calais en het département du Nord.
r echter oppassen en
niet dadelijk zeggen:
zie je' wel, dé
Zeeuwsvlamen zijn
/oor alles Vlamingen. In het uit
wekend geredigeerde Zeeuws Tijdschrift,
vaaruit wij heel wat wetenswaar
digs over het hier beschreven hebben ge
put, heeft iemand eens geschreven: „Zij
voelden zich Nederlander of Oost-Vlaming
maar weinig of geen Zeeuw" en toen wa
ren de poppen aan het dansen: een discus
siebijeenkomst in Hulst was ervan het ge
volg. Nu geloven we, dat op dit punt de
leraar, schrijver en regisseur Louis Locke-
l'eer uit Hulst, die we nog eens zullen ont
moeten met betrekking tot het culturele
wen in Zeeuwsch-Vlaanderen, gelijk heeft
wanneer hij zegt: „Zeeuwsvlaams is een
'ctie. Zeeuwsch-Vlaanderen valt uiteen in
dlerlei stukken, niet alleen in een ooste-
ijk en een westelijk deel, maar die be
staan ook weer uit verschillende eenhe
den."
Zo is het ook en waar het bevolkings
type in elke grensstreek een tikje gecom
pliceerd is, geldt dat dubbel voor
Zeeuwsch-Vlaanderen: door monniken in
gedijkt land. dat na overstromingen werd
herwonnen door Franse en Belgische refu
giés, soms onder aanvoering van de
Zeeuwse calvinist Cats en diens geestver
wanten. Dan was er de ideologische grond-
politiek der Oranje's, die protestantse en
claves in het Land van Axel en Zaamslag
schiepen. Tenslotte was ook de Spaanse
overheersing niet ongemerkt aan dit land
xioorbijgegaan en van al die vermengingen
en infiltraties vindt men nu nog de neer
slag in de telefoongids en het adresboek:
ClaerhoudtClijncke, Dufosse, Dusarduyn,
De Milliano, Louwagie, Ducarmon, Mar-
quinie, Fremouw, D'Huy, Messagie, Pica-
vet en Hullu, om het hierbij maar te laten.
En vergis u niet in de zo typisch Zeeuws
klinkende naam Risseeuw: men heeft mij
verzekerd, dat deze is afgeleid van het
even typisch Frans klinkende Rousseau
En om de paradox te volmaken: de schep
per van het Nieuw Woordenboek der
Nederlandsche taal, Johan Hendrik van
Dale, werkte daaraan op zijn eenzame
onderwijzerspost in het uiterste puntje
van Nederland, in Sluis!
weinig grenzen die
bestand zijn tegen
elk verkeer. Die tus
sen Zeeuwsch en
Oost en West Vlaanderen mag dan
eeuwen lang gesloten zijn geweest
voor het economische verkeer, het maat
schappelijke en seksuele verkeer werden
er niet door gehinderd. En zo werden de
Zeeuwsvlamingen naar twee kanten ge
vormd: van hun zuiderburen leerden ze
wars te zijn van deftige vormelijkheid en
te lachen in en om het leven, bij hun noor
delijke landgenoten waardeerden ze de or
de en de netheid. Daarom is het Zeeuws-
vlaamse landschap de robuustere bouw
materialen ten spijt, een echt Nederlands
landschap, in de mensen herkent men als
Noordnederlander vaak de Vlaming, al zal
dat bij de rooms-katholiek eerder het ge
val zijn dan bij de protestant. De Belgen
ypelen dat niet precies zo. „Hulst.is niet
Vlaafns! Is een Stijve Noordnederlaridse
stad!" Dat. heeft Richard Minne eens ge
zégd én burgemeester Lockefeër is er
werkelijk een tikje donders om geworden.
DE godsdienstige
verschillen worden
door verdraagzaam
heid overbrugd, al
wordt die wel eens
wat spontaan-naïef geafficheerd. „Na
de oorlog hebben de katholieken de
protestanten aan een nieuwe klok
voor hun kerk geholpen!" zei men
ons in Hulst, doelende op een fancy-fair
waarvoor veel rooms-katholieke winke
liers voorwerpen hadden afgestaan. En
weer een ander: „Er zitten hier zelfs
twee protestanten in de gemeenteraad."
Maar men heeft gelijk: de tegenstellingen
tussen beide godsdienstige richtingen wor
den meer van buiten, dan door Hulst zelf
gevoed. Eén ding is zeker: de Nederlanders
van beneden de Westerschelde mogen zich
nog wel eens Vlaming, zij zullen zich ze
ker nooit Belg noemen. Dat is wel geble
ken toen na de eerste wereldoorlog de
Zeeuwsvlamingen zich verzetten tegen on
voorzichtige aanspraken op annexatie.
En met de „culturele infiltratie" in
Beneluxverband is het natuurlijk vrij zin
loos zich daarover op te winden valt
het ook nogal mee. We hebben werkelijk
niet gemerkt, dat men er zoveel meer
naar Brussel dan naar Hilversum luistert
of dat er meer Belgische kranten worden
8E0R'JFSTAKKEN:
ucmuaovsMit
CHiMiKMi mouimr
WJ iteca-ta >u»»c«vc»» imuiitit
votomn-t» oe«0'«M nevtixt
fa. miitL- «itoimi« «naiuaumusHii
K »A»HI i",oun»te
uii-iitU'tn
„aviivouiiaii
IvtlliiKH»
ECONOMISCH TECHNOLOGISCH INSTITUUT VOOR ZEELAHQ
gelezen dan Nederlandse, al ziet men ze
daarginds uiteraard vaker dan hier, voor
al op maandagmorgen, want de jeugd
heeft wel eens meer interesse voor de
Sportclub Mechelen en La Gantoise dan
voor Ajax of Feijenoord en de wieler
sport heeft natuurlijk ook haar adepten.
VEEL VLAMINGEN trekken de gro
over om het gevoel te hebben „in het bu
tenland te zijn geweest." Na de tv/cc: -
wereldoorlog kwamen daar nog zeer mate
riële beweegredenen bij: koffie, thee. si
garen, meubelen, textiel en hoeveel zaken
al niet meer waren in de stadjes en dor
pen van het Nederlandse Vlaanderen heel
wat voordeliger dan in het Belgische te
verkrijgen. Die extra koopkracht heeft de
Zeeuwsvlaamse middenstand geen wind
eieren gelegd, zoals men aan de vele flo
rissante winkelpanden wel kan zien. De
oorlog, die Sluis, Aardenburg, Oostburg
en zovele andere plaatsen in puin legde,
heeft tot het moderne, in Oostburg bijna
klein-Rotterdamse, straatbeeld natuurlijk
ook bijgedragen. En zoals de middenstan
ders profiteerden van het nieuwe grens
verkeer en de algemene welvaart deden
de landbouwers het van de naoorlogse
landbouwpolitiek. Winkeliers en boeren
schaften zich auto's aan, hun personeel
deed het met bromfietsen en scooters. De
enigen die het nakijken hadden, waren de
busbedrijven in Zeeuwsch-Vlaanderen.
DE REIZIGER die in Perkpolder, Ter-
neuzen of Breskens de veerboot verlaat
treft in het algemeen een gezond land
aan. Dat wil nog niet zeggen, dat er geen
problemen zijn. Die vindt men echter
vooral daar waar de toekomst nog niet
sterk genoeg is om het verleden af te los
sen of waar „vroeger" zich nog gesterkt
weet door in 't heden levende belangen en
impulsen. Hij vindt er bijna 90.000 inwo
ners, waarvan 27.700 in het westen en
63.200 in het oosten. Als geheel is de meer
derheid ongeveer zesenvijftig percent
rooms-katholiek, maar het westen is voor
iets meer dan de helft protestant. In het
oosten zijn vrijwel alleen katholieke ge
bieden, zoals het Land van Hulst.
der bevolking loopt
echter ook in demo
grafisch opzicht vér
uiteen. Zonder mi
gratie bijvoorbeeld zou het westen
nu vierenvijftigduizend inwoners heb
ben geteld, welk cijfer nog meer
reliëf krijgt wanneer men bedenkt, dat het
voor honderd percent jongeren (tussen
twintig en veertig jaar) waren die weg
trokken. Het oosten daarentegen nam in
de periode 1880 tot 1956 met vijfentwintig
duizend inwoners toe, in de kanaalzone
tussen Terneuzen en Sas van Gent zelfs
met honderdzestig percent, hetgeen met
het landelijk gemiddelde van Nederland
overeenkomt. Maar ook in het oosten
komen weer grote verschillen voor: het
agrarische Land van Hulst zag zijn bevol
king zowel absoluut als relatief in aantal
achteruitgaan, terwijl in dezelfde periode
het inwonertal van het industriegebied ten
zuiden van Hulst met ruim negen percent
groeide. Een negatieve ontwikkeling doet
zich in sommige delen van het westen
eveneens voor, bijvoorbeeld in Biervliet:
de jongeren trekken weg, de ouderen blij
ven over, met alle funeste gevolgen in
sociaal en cultureel opzicht voor de dorps
gemeenschap.
Intussen heeft deze ontvolking vooral in
het westelijk deel al vroeg in de tweede
helft van de vorige eeuw tot een vér
gaande mechanisatie geleid, welke na de
tweede wereldoorlog door het verlies van
paarden en werktuigen nog werd versterkt
In 1955 waren er in het westen al meer
dan achthonderd tractoren en meer dan
honderdzestig maaidorsers in bedrijf,
waardoor men met de Noordoostpolder
aan de spits staat der mechanisatie in de
Nederlandse landbouw.
Er zijn in Zeeuwsch-Vlaanderen zes
envijftigduizend hectaren cultuurgrond,
meer dan de helft waarvan ten oosten van
de vroegere Braakman is gelegen. Aan
de westkant verbouwt men meer handels
gewassen en peulvruchten dan in het oos
ten, waar men het meer bij graan, suiker
bieten en aardappelen houdt. In het alge
meen maakt het westen een wat voorspoe
diger indruk. Dat de boerderijen en de
schuren moderner zijn is overigens een
gevolg van de oorlog, maar de verkave
ling en de ontwatering zijn er ook beter.
De ontwatering is vooral verbeterd sinds
alle polders alle •'•egenwerking en weer
stand ten spijt in het waterschap „Het
Vrije van Sluis" zijn verenigd. Al maakt
het grasland in het oosten een wat groter
deel van de cultuurgrond uit dan in het
westen, de percentages van twintig res-
ER WAS EENS een moeder, die iedere avond
haar kinderen voor het slapen gaan een verhaal
tje vertelde. Maar op een avond was haar voor
raad verhalen uitgeput en liet haar fantasie haar
in de steek. Toen dacht de moeder: „Alle moeders
op de wereld vertellen hun kinderen verhaaltjes
voordat zij naar bed gaan. Ach, als ik die ver
haaltjes allemaal maar eens kende!" Als resul
taat van haar oproep via radio en pers ontving
deze moeder Jella Lepman meer dan twin
tigduizend zelfverzonnen vertellingen van oude
en jonge moeders uit alle windstreken. De mooi
ste hiervan heeft zij onder de titel Die schönstcn
Gute Nacht Geschichten het licht doen zien, niet
alleen voor de kleine, maar ook voor de grote
mensen, die immers ook zo graag af en toe een
tocht maken in het rijk der fantasie. Uitstekend
hiervoor geschikt is ook het bundeltje Schwedi-
sche Volksmarchen, waarvoor Anni Carlson een
twintigtal prachtige sprookjes bijeengaarde uit
het land vol geheimzinnige wouden en bergen.
Voor de lezers, die nog verder van huis avon
tuur en mysterie willen beleven, liggen de gele
genheden in boekvorm maar voor het grijpen.
Naar het Egypte van enige eeuwen her keert
men aan de hand van Joan Grant, auteur van
het boek Winged Pharaoh, het verhaal van een
koningin van de eerste dynastie. Om het even of
de auteur de liefdesaffaires van de koningin, het
optreden van geneeskundigen bij een moeilijke
operatie of een staatsiebezoek van of aan één of
andere vorst beschrijft, de detaillering is over
vloedig en naar kenners beweren in hoge mate
nauwkeurig en historisch juist. Arabië vormde
voor de legendarische T. E. Lawrence het terrein
van zijn met blijkbaar veel fantasie door hem
zelf beschreven militaire en politieke heldenda
den rond de eerste wereldoorlog. In Lawrence of
Arabia rekent Richard Aldington tot grote ont
steltenis van vele van Lawrence's bewonderaars
grondig af met de mythe die rond diens werk en
persoon door hemzelf of door anderen werd ge
schapen en zo naarstig gecultiveerd. Maar afge
zien van deze ontluistering maakt de speurtocht
naar wat zich daar in Arabië heeft afgespeeld
het boek buitengewoon interessant. Van Robert
Standish is het vol humor stekende en toch niet
van tragiek en dramatiek gespeende The Small
General, waarin hij de bedrijvigheid schildert van
een der vele genootschappen, die zich voor de
tweede wereldoorlog voor de unificatie van Chi
na beijverden.
And Quiet Flows The Don van Mikhail Sho-
lokhov is onverkort in ..pockef-editie op de boe
kenmarkt gebracht. Zeer velen zullen beslist de
gelegenheid aangrijpen om zich dit befaamde
werk. waarin het kozakkenleven in oorlog en
revolutie omstandig wordt beschreven, voor een
klein bedrag aan geld aan te schaffen. Bepaald
„gezellige" lectuur in de gebruikelijke zin des
woords vormt het boek niet. Men moet tegen
een stootje kunnen. Hetzelfde geldt voor hen, die
zich wensen te zetten aan The Sunlit Ambush,
een thriller van Eric Ambler, met als thema de
belevenissen van een paar westerlingen in India.
Grote historische figuren zijn in een in bepaal
de opzichten jong land als Australië uiteraard
schaars. Maar de Australiërs hebben er in ieder
geval toch ten minste één: Mary Reibey, een
nog jonge vrouw, toen deze met een gevangenen-
transport daar aan land werd gezet. Binnen en
kele jaren wist deze zich een grote mate van
welstand en aanzien onder de toenmalige bewo
ners van Nieuw Zuid Wales te verwerven. Haar
geschiedenis vindt men in grote trekken terug
in Sara Dane van Catherine Gaskin, een stevig
geconstrueerde en vlot uitgewerkte historische
roman van het gebruikelijke volume. Het wemelt
in dit boek van allerhande duistere en ook op
rechte figuren, die in dit nieuwe werelddeel ge
dwongen of vrijwillig terecht gekomen waren.
hoewel de geschiedenis zich nooit in nauw
keurig dezelfde vorm herhaalt, zal daar
mee voor Zeeuwsch-Vlaanderen zoiets
als een kringloop worden volbracht: men
zal van de periferie, waarin men thans nog
verkeert, terugkeren naar de centrale
plaats in handel, nijverheid en verkeer,
die ook de zijne was in de glorierijke mid
deleeuwen toen ïen aan de zuidelijke
oevers van de Westerschelde zijn deel
kreeg van de welvaart in het natuurlijke
achterland, Vlaanderen met Brugge, Gent
en Antwerpen als bedrijvige middelpun
ten.
Niet alleen het verval van Brugge dooi
de verzanding van het Zwin, maar vooral
de sluiting van de vrije doorvaart naar
Antwerpen (1585) heeft Zeeuwsch-Vlaan
deren ontluisterd: duidelijker had de eco
nomische verbondenheid van deze land
streek met het „andere" Vlaanderen niet
gedemonstreerd kunnen worden. En het
zou drie eeuwen duren voor de natuui
haar rechten op de kunstmatige grens van
de Vrede van Munster zou kunnen herne
men. In deze tijd beleeft men en niet al
leen in Zeeland dan ook weer het her
stel van oude contacten. Noord en Zuid
Brabant (Antwerpen) vinden elkaar im
mers weer op congressen tezamen met
Nederlands en Belgisch Limburg en zo
hebben in oktober van het vorig jaar ver
tegenwoordigers van Zeeland, Oost en
West Vlaanderen elkaar in Brugge ge
troffen. Uit dat congres is een op
dracht van de drie provinciale besturen
aan de Economische raden voor Oost en
West Vlaanderen en het Economisch Tech
nologisch Instituut voor Zeeland voortge
vloeid om te komen tot een gezamenlijk
integratieplan, waarbij inzonderheid aan
dacht aan de speciale functies van Zee-
brugge, Gent, Vlissingen en Terneuzen
wordt besteed. Dat betekent, dat de Wes
terschelde niet langer een grens vormt,
maar in het midden van een groot gebied
zal liggen, waarin Zeeuwsch-Vlaande
ren niet langer het tien tot vijftien kilome
ter strategische barrièreland zal zijr
waartoe het in de tachtigjarige oorlog