VOOR JULLIE De p Twee vriendinnetjes 4 SERIE I RONDE Kleine Komedie STAND: z O ZATERDAG 2 2 MAART 1958 Erbij PAGINA ZES REGLEMENT TIEN JAAR ISfifiS K U N S T M A A N C O M P L I C A T I E 11 10 8 12 4 7 9 9 8 6 2 7 13 5 3 6 9 4 3 1 TOTAAL AANTAL PUNTEN -► ♦- (VORIGE RONDEN) Z s O O O O InMKisinnMMI TEKST VAN LIZZY SARA MAY TEKENINGEN VAN FIEP WESTENDORP Oom Ivo is ernstiger dan men zou denken VOOR KNUTSELAARS Naam inzender 1. De wedstrijd bestaat uit vier ronden per serie. Iedere week begint een nieuwe serie. 2. Uit de letters van het gegeven woord dienen nieuwe woorden van negen of minder letters te worden samengesteld, waarbij zelfstandige delen van het gegeven woord niet ongewijzigd mogen worden gébruikt. 3 Men mag de letters van het gegeven woord in willekeurig aantal gebruiken. 4. Het aantal punten voor leder gevonden woord, ontstaande uit de samentelling van de pun- tenwaarde der letters, moet achter ieder woord worden ingevuld, evenals het totaal aantal pun ten der vier gevonden woorden gezamenlijk. 5. Geldig zijn: Nederlandse woorden of samen stellingen en gangbare woorden of samenstel lingen van buitenlandse oorsprong, voor zover zij voorkomen in Van Dale's Groot Woorden boek nieuwe spelling. Niet geldig zijn: voor namen. familienamen, aardrijkskundige namen, merknamen, Latijnse vormen, afkortingen. De ij ls één letter en mag ook als y worden ge bruikt. De el geldt voor twee letters. 6. Inzendingen per briefkaart met duidelijke in vulling in blokletters en aanduiding van serie en ronde voor dinsdagavond 24 uur aan een van onze bureaus: Haarlem, Grote Houtstraat 93 of Soendaplein, IJmuiden: Lange Nieuw- straat 427. Elke ronde moet iedere week wor den Ingezonden, dus niet worden opgespaard tot vier van een gehele serie. 7. De premie van de winnaar wordt berekend naar het aantal punten, dat hij heeft verzameld over vier ronden van de betreffende serie. Hij ontvangt één gulden per twintig verzamelde punten. 8. Men kan aan Iedere nieuwe serie meedoen, ook al is men deelnemer aan de lopende series. Men moet echter voor iedere ronde van iedere serie een afzonderlijk diagram invullen en dui delijk aangeven, voor welke ronde en welke serie het betreffende diagram gelden moet. Men kan desgewenst inzenden op nagetekende diagrammen. De premie van Serie B, die vandaag ein digt, gaat naar de heer W. C. Tol te IJmui den, die met 1127 punten in deze serie overwinnaar werd. De stand van de ove rige series kan men op bijgevoegd lijstje nagaan. Nogmaals wordt er de aandacht op gevestigd, dat de thans de tweede ronde Ingaande serie A alsmede de nieuwe serie B, die vandaag begint slechts drie ronden zal omvatten. Laten we in de eerste plaats een mis verstand ophelderen, dat sommige puzze laars parten blijkt te spelen. Het "regle ment schrijft voor, dat geen zelfstandige delen van het gegeven woord mogen wor den gebruikt. Doch dat betekent niet, dat dergelijke zelfstandige delen van het ge geven woord niet in samenstelling me! andere woorden mogen worden aange wend. Het is enkel verboden, zelfstandige delen van het gegeven woord als enkel invulwoord te gebruiken. Zo mag men dus van „kunstmaancomplicatie" niet als invulwoord „kunstmaan" gebruiken. Doch tegen „kunstboter" is geen enkel bezwaar. Verder: het is volkomen juist dat een zelfstandig naamwoord (manlijk) voorzien wordt van de genetief S: man - des mans, tijger - des tijgers, booms - des booms, en zovoort. Velen hebben niet kunnen achter halen, waar deze S vandaan kwam. De jury moet zulk een genetieve vorm echter goedkeuren. Het lijkt niet noodzakelijk, dat men on aangenaam klinkende opmerkingen aan het adres der jury richt, wanneer men haar beslissingen niet precies begrijpt. Deze wedstrijd is er een van een sportief „De kleine Komedie" het bekende theater aan de Amstel in het centrum van Amsterdam bestaat op 27 maart tien jaar. Dit tweede lustrum valt samen met de honderdste opvoering van „Potasch en Perlemoer en de Pekinees". Sinds de Kleine Komedie door de heer P. W. M. Périn werd opgericht en het in vergetelheid geraakte gebouw opnieuw als theater in gebruik werd genomen, hebben vele artiesten van naam er triomfen ge vierd. Behalve bij de inwoners van de hoofdstad geniet het theater vooral be kendheid bij de mensen buiten Amsterdam, die er in de afgelopen jaren dikwijls naar de voorstellingen kwamen kijken. Gebruikelijk is, dat het gezelschap van Johan Kaart, dat vele voorstellingen van het vervolgstuk „Potasch en Perlemoer" heeft opgevoerd, er zeven maanden per jaar optreedt. Maar ook Wim Kan. Toon Hermans. Alex de Haas met zijn „Salon de Variété" en het operettegezelschap van Victor Collani hebben op het podium ge staan. Verder hebben „Puck" en het Nieuw Nederlands Toneelgezelschap er herhaalde lijk gespeeld. Het gebouw de Franse schouwburg aan de Erwtenmarkt werd reeds in de tweede helft van de achttiende eeuw ge bruikt door het „College lyrique et drama- tique". In latere jaren heeft het verschil lende bestemmingen gehad. Tot 1948 stond het toen vervallen gebouw bekend onder de naam „Salvatori". Ook dit jaar zal dé „Kleine Komedie" het publiek weer vele mogelijkheden bie den. In de tweede helft van april treedt het N.N.T.G. er op met het Franse stuk „Als het kindje binnenkomt" van André Roussin, mei is voor Wim Kan gereser veerd. Nadat in de zomermaanden „Potasch en Perlemoer" weer op de planken hebben gestaan, zullen op 1 september Johnny Kraaijkamp en Rijk de Gooyer er met een eigen ensemble hun intrede doen met het muzikale blijspel „Slaap, kindje, slaap" (naar ri~ r""tira| .Odd man in"). «ïs*;,' mszmi karakter, waarbij gewin niet voorop staat. De jury staat voor een moeilijke taak en neemt haar beslissingen zeer consciën tieus. Bovendien is bepaald, dat geen correspondentie over deze puzzel wordt gevoerd. Laat men zich daaraan houden. Wat de uitslag van deze week betreft, er zijn weer heel wat spitsvondige woor den uit de bus gekomen en heel wat al te spitsvondige termen in ongenade gevallen. De koplopers bereikten hun voorrangspo sitie met de volgende woorden: ripssprei, peperrasp, surprises, aprilgrap, sierspars, sipperlip, sarrigers, purperlip, rapperigs, rappigers. Afgekeurd werden onder meer: rasrasper, sparreras, superspar, super- rasp, spierspar, raspriger, riplapper, lip lapper, speerspar, spaarpers, rasparrig, sparresap, raspurser, rasrisper, slepersra, peperkers. OVER DEZE WEDSTRIJD KAN GEEN SCHRIFTELIJKE OF MONDELINGE DISCUSSIE WORDEN GEVOERD. De nieuwe opgave geldt voor: Serie A, ronde 2; serie B, ronde 1; serie C, ronde 4; serie D, ronde 3. (Auteursrecht voorbehouden) Ronde Serie 1 2 3 4 AAN DE KOP A 281 H. Stuut, Haarlem B 279 507 851 1127 W. C. Tol, IJmuiden C 234 576 852 L. Klerks, Haarlem D 358 634 A. v. -d. Hoom-Kleijn, Heemstede UI LU LU ~7 •;y i UJ 3 LU TOEN JAAP die zondagavond in zijn bed lag, trok de middag nog eens als een bonte carnavalstoet)t aan zijn geestesoog voorbij. Eerst de geschiedenis met die kijker. Daarna het loden aquarium van de schulp- prof. alias Tygendaag en dan Ondine Wat een leuk kopje had dat zusje van Ivo toch. Die zwarte krullen en die gees tige donkere ogen. En dom was ze ook niet! Om de dooie dood nietJaap snapte niet, waarom Ivo altijd zo opzet telijk hatelijk tegen haar was. Maar dat scheen er bij te horen, bij de verhouding tussen zus en broer. Jongens leken zich altijd voor hun zusters te moeten schamen, of ze deden alsof. Als hij ,Jaap, een zus gehad hadmaar enfin hij had er geen. Goed, met die schulpprof waren ze niet erg ver gekomen, maar waartoe ook eigenlijk? Alles was toch maar pure nieuwsgierigheid geweest. Toen Jaap met Ivo de hal binnen was ge gaan, stonden ze meteen oog in oog met Ivo's oom. Of liever oompje. Een kegel- rond manneke. Het leek wel of alles, maar dan ook alles rond aan hem was. Van zijn hoofd tot aan de kleine ronde voetjes, als of hij op schoteltjes liep. Jaap had moeite gehad zijn lachen te onderdrukken. Maar zodra oom Iv0 Jaaps hand gedrukt had. was er iets vreemds gebeurt. Het vreemde lag aan de manier van kijken van oom Ivo: hij had merkwaardige grijs blauwe ogen die op een doordringende manier recht door je heen keken en die je de gewaarwording gaven van: „Hij heeft me dóór". Niet dat oom Ivo je bang maak te, of onrustig, integendeel, je had onmid- delijk een gevoel van „contact" met hem, van vertrouwen en hartelijkheid. De hele familie hac'. al pratend oom Ivo omstuwd en was naar binnen gegaan. Daar werd koffie geschonken, lekkers op gestapeld, een sigaret aangeboden. Het leek wel of oom Ivo de Sjah van Perzië op doorreis wasMaar zo was de familie de Winter, dat wist Jaap nu wel zo lang zamerhand. Hartelijk en gezellig. Een fa milie waar je je altijd op je gemak voelde. Het duurde niet lang of alle vragen waren beantwoord en oom Ivo kon zonder ver dere aanleiding verhalen gaan vertellen. Het ene verhaal volgde op het andere, tot dat Ivo zich in een lachbui verslikte en op zijn rug geklopt moest worden. Schei uit, oom Ivo, zei hij, toen hij uitge hoest was. U lijkt Ouwe Hein uit Bulletje en Bonestaak welZo vind jij dat, ke reltje, zei oom Ivo, dacht je dat ik zee bonken aan het vertellen wasDan zal ik je nu eens iets anders vertellen, waar van je beslist niet zult geloven dat het de waarheid is. En te lachen valt er deze keer helemaal niet. Oom Ivo nam een grote slok koffie, zette zijn kop neer en vervolgde: Je moet dan weten, dat Siam een van de meest beschaafde landen ter wereld is. Een volk dat nog volkomen zuiver is ge bleven in zijn tradities en gebruiken. Ze beleiden de boedistische godsdienst, leven dus uitsluitend van plantaardig voedsel en bouwen prachtige tempels,- .pagoden ..ge naamd, dip dezelfde vorm hebben als. de schelpen* dié .ié daar aan het strand vindt. Kortom, ik geloof dat ik nog nooit ergens zoveel goedheid en vriendelijkheid gezien en ontmoet heb als daai\ Nu vragen jullie je natuurlijk af, waarom ik je dit alle maal onder je neus houd. De kwestie is namelijk deze en de hele kwestie zit me op een verschrikkelijke manier dwars - dat er in dit land een soort firma, of maatschappij, precies weet ik het nog niet, is gaan vestigen die proeven wil gaan doen met radioactieve stoffen of prepa raten. Lieten ze de bevolking maar met rust, dan zou het nog niet zo erg zijn, dat wil zeggen dan zou de bevolking alleen maar eventueel blootgesteld worden aan de gevolgen van die proeven. Maar het beroerde is, dat ze de bevolking met veel geld en goede woorden trachten voor hun karretje te spannen. En misschien, zou dat óók nog niet het allerergste zijn.... Oom Ivo wreef zich met een vermoeid gebaar langs het voorhoofd. Van de vrolijke man. van zoeven was nu niets meer over en Jaap had zich niet kunnen voorstellen, dat hij zo om hem had moeten lachen. Maar. vervolgde oom Ivo, toevalligerwijze ben ik er achter gekomen, dat deze maat schappij verwikkeld is in een internatio naal complot. Iloe de zaak precies in el kaar zit weet ik nog niet, wél weet ik, dat het complot Siam als springplank naar andere landen ziet en dat het de bedoeling is, na gedane proefnemingen, dit land in een oorlog te betrekken. Dat is niet mis, zei meneer de Winter. Hoe ben je daar eigenlijk achter gekomen.? Te lang om te vertellen, wimpelde oom Ivo af. Het enige concrete dat ik vertellen kan is dit: Deze maatschappij is betrokken bij een grootscheeps onderzoek in radio activiteit. En daarvoor heeft ze haar man netjes in allerlei landen zitten. Ook hier. Mevrouw de Winter stond op. Ze had een kleur van verontwaardiging. Maar dan moeten we wat doen! riep ze uit. Daar moeten we toch iets tegen doen Ivo! Maar zusjelief, glimlachte oom Ivo. Hoe kunnen wij hier nu iets tegen doen.... Besef je wel, dat dit een wijdvertakte or ganisatie is, dat men het althans doet voor komen, dat het een wijdvertakte organi satie is. En al bestaat de organisatie uit, laten we zeggen, drie man, dan nóg.... Dit soort mensen is sterker dan een rege ring. Daar geloof ik niets van. riep Ivo nu uit. Als je zulke mensen ontmaskert en je brengt, ze .voor de ehI.INO of ,/|e.. Y.eiligheidsraad, dan trekken ze altijd, aan, het' kortste eind! Oom Ivo krabde zich eens achter het oor: Tja, zei hij, misschien heb je wel gelijk, maar je zult ze dan in elk geval toch eerst moeten ontmaskeren wil je ze voor de U.N.O. krijgen.... Je zult bewijzen moe ten hebben. En hoe krijg je die? Maar dan, zei Ivo. u weet wat er aan de hand is, u heeft de bewijzen dan toch! Was het maar waar, zei oom Ivo. Wat ik weet, is alleen nog maar een zeer sterk vermoeden. Ik zei je al, dat ik toevallig enkele dingen aan de weet ben gekomen.' Maar dat zijn nog geen regelrechte be wijzen. Een rechter moet de dingen zwart op wit hebben. Je moet kunnen aantonen Dit en dat gebeurt er, en die en die zijn de schuldigen. Je kunt nooit of te nimmer met vaagheden aankomen. Dan zullen we aan het werk moeten gaan, merkte Ondine op. Ze had tot nu toe ge zwegen, maar met een kleur van intense aandacht zitten luisteren. Tedereen begon te lachen. Onze dochter de speurder, zei meneer De Winter en hij kneep Ondine even in de wang. Maar Ondine week achteruit. Tjakkes, wat zijn jullie flauw. Jullie laten oom Ivo een hele verhandeling houden, knikken ja en amen en zeggen: „O. O, wat erg!" maar als het er op aan komt, laat je de zaak blauw blauw, er is immers toch niets aan te doen. En met dat al kunnen die arme mensen daar naar de maan lo pen. Ik ben het met Ondine eens had Jaap verlegen opgemerkt. Als we niets doen, ge beurt er natuurlijk niets. Maar als we het proberen, al is het nog zo onhandig, dan doen we tenminste iets. Wij jongeren wensen ons geweten te la ten spreken, zei Ivo plechtig. Wij zijn de jeugd der toekomst! JAAP LEGDE zijn handen achter zijn hoofd en keek naar de muur waarop de maan grillige boomschaduwen projecteer de. Vooral wat oom Ivo verteld had over de bevolking van Siam, had diepe indruk op hem gemaakt. Het is net zoiets als iemand uit het water halen die niet zwem men kan, dacht hij. Die mensen zijn nog kinderen die beschermd moeten worden. Wie zal ze beschermen. Toen soesde hij weg. Helpen.... Tygendaag. flesjes, vissen.... De zwarte krullen van Ondine. We moeten helpen. Jaan. fluisterde ze. Wees een held Jaap, red Siam. (Wordt volgende weck vervolgd) Zoekplaat je: Waar is de jager „Mauw., mauw," riep Moortje, het zwarte poesje zachtjes. Nee, er kwam geen antwoord, ook niet toen ze nog een keertje riep. Ze had het kunnen weten. Het baasje was naar zijn werk en het vrouwtje was boodschappen doen. Wie zou Moortje antwoord kunnen geven? Op andere dagen ging Moortje dan maar wat slapen of in de vensterbank zitten kijken naar de dingen op straat, maar vandaag werd ze er treurig van. Ze herinnerde zich nog hoe ze vroeger met haar zusjes en broertjes had ge speeld toen ze allemaal in één mandje woonden met hun moeder. Wat een heerlijke tijd was dat geweest! Oo, ze had het nu ook fijn hoor: een mooi mandje, heerlijke hapjes en een lief baasje en vrouwtje, maar ja, een broer tje oi een zusje of alleen maar een vriendinnetje om mee te spelen, dat was er niet in het huis van Moortje. Ze sprong in de vensterbank, rook aan de bloemen, drukte haar neus te gen het glas en probeerde te wenken naar het paard van de melkboer, maar dat draaide zijn hoofd opzij voor zo'n klein poesje. „Weet je wat?" zei Moortje hardop, „ik ga een vriendje of een vriendinne tje zoeken. Ik houd het niet uit in dit stille huis." Moortje was nog maar een heel jong poesje en ze was nog nooit eerder op straat geweest. Het was dus eigenlijk erg gevaarlijk wat ze deed. Maar ze dééd het! Ze liep naar de keuken, sprong op het aanrecht., van daar in de vensterbank naar het keukenraam dat op een kiertje openstond. En weg was Moortje. Eerst zat ze even heel stil mid- "de'ii"öfcf"cfë'gi-ófé straat met twee oortjes omhoog; en- haar ogen wijd open. Nee, ze hoorde of zag nog geen vriendje of vriendinnetje. „Nou ja, zó gauw kan het ook niet," zei ze tegen zizhzelf en ze ging op een huppelpasje langs de huizen om te zien of er ergens iemand was die met haar zou willen spelen. Maar dat viel tegen. Toen ze alle hui zen voorbij was had ze nog steeds geen vriendje of vriendinnetje gevonden. Voor haar lag nu de groene wei vol slo ten die schitterden in de zon. Een paar domme koeien keken Moortje aan, maar niet één koe zei iets en daarom durfde Moortje ook niet goed. Ze liep de koeien voorbij. Die waren ook eigen lijk te groot om mee te spelen. Maar wie dan? Waar zou ze nu nog iemand kunnen vinden? „Ik keer om," zei ze tegen zichzelf, „misschien is het vrouwtje al terug. Misschien heeft ze iets lekkers meege bracht of iets leuks om mee te spelen." Een grote wagen met een paard er voor ratelde haar voorbij en ze schrok zó van de grote hoeven en de zware wie len die vlak langs haar heen gingen dat ze het op een lopen zette en helemaal aan de slootkant wegdook. „Mauw.mauw", biberde ze. „Mèmèbibberde een an der stemmetje terug. Tjoep, gingen de zwarte oortjes van Moortje omhoog. Wat was dat? Het mè mè leek een beetje op het lachen van een heel klein poesje. Ze draaide zich voorzichtig om en kijk nou toch eens. Vlak naast haar eigen gladde zwarte vacht lag een wit hoopje krulletjes en toen ze beter keel, zag ze dat er 'n kop je uitstak en een grappig neusje met een rose mondje dat aldoor mè.. mè riep. „Wat ben je?", vroeg Moortje aan het witte krul let jesding. „Een lammetje", mekkerde het krul- letjesding, „en wat ben jij?" „Ik ben een poes", zei Moortje. „Maar wat doe je hier? Dit is een weiland. Poezen wonen toch niet in een weiland?" „Nee", zei Moortje, „dat weet ik. Lammetjes wel?" „Ja", mekkerde het lammetje treu rig, „lammetjes wonen wel in een wei land". „Je kijkt zo treurig", zei Moortje, „is het niet leuk om in een weiland te wonen?" „O, jawel," zei het lammetje, „maar m'n moeder heeft me weggestuurd en toen ik terug kwam was ze vergeten dat ik haar kindje was. Nu heb ik nie mand meer". „Wat zeg je me nou?" vroeg Moortje, „is je moeder zó dom?" „Ja", zei het lammetje nog veel treuri ger. „Alle schapen zijn dom. Ik ook en daarom kan ik helemaal niet beden ken wat ik nu moet doen. Misschien ga ik wel dood van de honger". „Sssstzei Moortje, „dat mag je niet zeggen. Zo lang ik er ben zal ik zorgen dat jij wat te eten krijgt, dom- merdje. Waar heb je trek in?" „In melk", zei het lammetje zachtjes. Moortje keek nog eens alle kanten op en ja, daar waar ze huizen tegen de lucht zag staan moest toch ook wel dat ene huis met haar mandje en haar bord je staan. Op goed geluk huppelde ze voor het witte lammetje uit. Ze rook aan de stoepen, aan de bomen of ze nog niet op een bekend plekje was waar ze al eerder geweest was. Maar nee. „Zijn we er nog niet?" vroeg het lam metje zachtjes, „ik word een beetje moe, weet je en ik ben zo bang voor de huizen en de mensen". „Stil maarzei Moortje, maar ze geloofde zelf ook niet meer zo erg dat ze er komen zou. Opeens stond het lam metje stil en riep heel hard: „Bles! Bles!" Moortje keek om. Met wie praatte haar witte vriendinnetje, denk je? Met het paard van de melkboer, dat zijn hoofd had afgedraaid toen Moortje hem riep. „We kennen elkaar uit het weiland", zei het lammetje tegen Moortje, „Ik heb Bles gevraagd of hij geen melk weet te vinden. Maar hij zegt nee. Het zit in de bus op zijn kar en daar kunnen wij niet bij". „O, meneer Bles", zei Moortje verle gen, „ik weet dat u mij maar een bru taal klein Poesje vindt, maar vertelt u mij alstublieft waar ik woon. U weet het. U komt er iedere dag een flesje melk brengen en soms vla en ook wel eens yoghurt. Als u het me wijst zal ik uw vriendinnetje het lam alles te eten geven wat ze maar wil, want mijn baas en vrouwtje zijn heel aardig". waar jij wóónt?" vroeg het paard met zijn zware stem verbaasd, „klein klein poezendier, je bent nog geen tien meter van je huis vandaan. Kijk daar, aan de overkant. Daar zie ik jou altijd zitten". Moortje maakte een sprong in de lucht van blijdschap. „Dank u.danku wel", riep ze en met het lammetje ach ter haar aan rende ze naar de overkant. „Spring!" riep ze tegen het lam en ze wees op het kiertje van het keuken raam. „Springen?" vroeg het lammetjé, „dat kan ik niet. Ik kan maar een heel klein sprongetje maken. Zó Ze deed het voor en Moortje zag meteen dat ze daarmee nooit het keu kenraam zou halen. „Wacht maar", zei ze tegen het lammetje dat al weer heel bedroefd keek. Ze wipte zelf naar bin nen, rende de gang door naar de ka mer en ja hoor, daar was het vrouwtje al druk aan het zoeken naar haar poes je. „Mauw. .mauw", riep Moortje en ze hield niet op met kopjes geven en mau wen voor het vrouwtje meeging naar de keuken. „Wat is er dan toch?" zei die, „heb je zo'n honger?" „Mauw. .mauw", riep Moortje. De vrouw pakte 'n fles met melk en wilde die op een bordje doen, maar middenin de keuken stond ze stil met de fles in haar hand. „Mè. .mè", hoorde ze bui ten voor het raam. Moortje zat weer in de vensterbank en het leek of zij haar wenkte. Het vrouwtje boog zich uit hei raam en toen zag ze het kleine lamme tje dat haar met grote smekende ogen aankeek. Je begrijpt wat er verder gebeurde. Even later dronken Moortje en Witje- want zo noemde het vrouwtje het lam metje, samen uit één bordje melk. En toen dat op was gingen Moortje en Witje samen in één mandje slapen, hei gladde zwarte velletje van Moortje lek ker warm tegen de witte krulletjes van Witje. „Ik heb een vriendinnetje", dacht Moortje vlak voor ze insliep. „Zolang Moortje bestaat heb ik nooii meer honger", dacht Witje, „ik blijf hij haar tot ik een heel héél groot schaap ben geworden. Ik zal mijn oortjes spit sen en mijn oogjes wijd open houden om niet zo dom te worden als alle ande re schapen". En toen sliep ook Witje. Mies Bouhuiji Als je goed naar de tekening kijkt, zie je vanzelf hoe je zo'n jeep moet maken- Knijp kleine stukjes klei tot ongelijke brokjes. Laat ze drogen aan een brei naald, zo, dat als je ze er na dro ging afschuift er een gaatje over blijft, waardoor ze aan een draad ge- geregen kunnen worden. Schilder ze met plakkaatverf i:i heldere kleuren en vernis ze me', blanke lak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 18