VOOR JULLIE
De p
Twee vriendinnetjes
4
SERIE I RONDE
Kleine Komedie
STAND:
z
O
ZATERDAG 2 2 MAART 1958
Erbij
PAGINA ZES
REGLEMENT
TIEN JAAR
ISfifiS
K
U
N
S
T M
A
A
N
C
O
M
P
L
I
C
A
T
I
E
11
10
8
12
4 7
9
9
8
6
2
7
13
5 3
6
9
4
3
1
TOTAAL AANTAL PUNTEN -►
♦- (VORIGE RONDEN)
Z
s
O
O
O
O
InMKisinnMMI
TEKST VAN
LIZZY SARA MAY
TEKENINGEN VAN
FIEP WESTENDORP
Oom Ivo is ernstiger
dan men zou denken
VOOR KNUTSELAARS
Naam inzender
1. De wedstrijd bestaat uit vier ronden per serie.
Iedere week begint een nieuwe serie.
2. Uit de letters van het gegeven woord dienen
nieuwe woorden van negen of minder letters
te worden samengesteld, waarbij zelfstandige
delen van het gegeven woord niet ongewijzigd
mogen worden gébruikt.
3 Men mag de letters van het gegeven woord
in willekeurig aantal gebruiken.
4. Het aantal punten voor leder gevonden woord,
ontstaande uit de samentelling van de pun-
tenwaarde der letters, moet achter ieder woord
worden ingevuld, evenals het totaal aantal pun
ten der vier gevonden woorden gezamenlijk.
5. Geldig zijn: Nederlandse woorden of samen
stellingen en gangbare woorden of samenstel
lingen van buitenlandse oorsprong, voor zover
zij voorkomen in Van Dale's Groot Woorden
boek nieuwe spelling. Niet geldig zijn: voor
namen. familienamen, aardrijkskundige namen,
merknamen, Latijnse vormen, afkortingen. De
ij ls één letter en mag ook als y worden ge
bruikt. De el geldt voor twee letters.
6. Inzendingen per briefkaart met duidelijke in
vulling in blokletters en aanduiding van serie
en ronde voor dinsdagavond 24 uur aan een
van onze bureaus: Haarlem, Grote Houtstraat
93 of Soendaplein, IJmuiden: Lange Nieuw-
straat 427. Elke ronde moet iedere week wor
den Ingezonden, dus niet worden opgespaard
tot vier van een gehele serie.
7. De premie van de winnaar wordt berekend
naar het aantal punten, dat hij heeft verzameld
over vier ronden van de betreffende serie. Hij
ontvangt één gulden per twintig verzamelde
punten.
8. Men kan aan Iedere nieuwe serie meedoen, ook
al is men deelnemer aan de lopende series.
Men moet echter voor iedere ronde van iedere
serie een afzonderlijk diagram invullen en dui
delijk aangeven, voor welke ronde en welke
serie het betreffende diagram gelden moet.
Men kan desgewenst inzenden op nagetekende
diagrammen.
De premie van Serie B, die vandaag ein
digt, gaat naar de heer W. C. Tol te IJmui
den, die met 1127 punten in deze serie
overwinnaar werd. De stand van de ove
rige series kan men op bijgevoegd lijstje
nagaan. Nogmaals wordt er de aandacht
op gevestigd, dat de thans de tweede ronde
Ingaande serie A alsmede de nieuwe
serie B, die vandaag begint slechts drie
ronden zal omvatten.
Laten we in de eerste plaats een mis
verstand ophelderen, dat sommige puzze
laars parten blijkt te spelen. Het "regle
ment schrijft voor, dat geen zelfstandige
delen van het gegeven woord mogen wor
den gebruikt. Doch dat betekent niet, dat
dergelijke zelfstandige delen van het ge
geven woord niet in samenstelling me!
andere woorden mogen worden aange
wend. Het is enkel verboden, zelfstandige
delen van het gegeven woord als enkel
invulwoord te gebruiken. Zo mag
men dus van „kunstmaancomplicatie" niet
als invulwoord „kunstmaan" gebruiken.
Doch tegen „kunstboter" is geen enkel
bezwaar.
Verder: het is volkomen juist dat een
zelfstandig naamwoord (manlijk) voorzien
wordt van de genetief S: man - des mans,
tijger - des tijgers, booms - des booms, en
zovoort. Velen hebben niet kunnen achter
halen, waar deze S vandaan kwam. De
jury moet zulk een genetieve vorm echter
goedkeuren.
Het lijkt niet noodzakelijk, dat men on
aangenaam klinkende opmerkingen aan
het adres der jury richt, wanneer men
haar beslissingen niet precies begrijpt.
Deze wedstrijd is er een van een sportief
„De kleine Komedie" het bekende
theater aan de Amstel in het centrum van
Amsterdam bestaat op 27 maart tien
jaar. Dit tweede lustrum valt samen met
de honderdste opvoering van „Potasch en
Perlemoer en de Pekinees".
Sinds de Kleine Komedie door de heer
P. W. M. Périn werd opgericht en het in
vergetelheid geraakte gebouw opnieuw als
theater in gebruik werd genomen, hebben
vele artiesten van naam er triomfen ge
vierd. Behalve bij de inwoners van de
hoofdstad geniet het theater vooral be
kendheid bij de mensen buiten Amsterdam,
die er in de afgelopen jaren dikwijls naar
de voorstellingen kwamen kijken.
Gebruikelijk is, dat het gezelschap van
Johan Kaart, dat vele voorstellingen van
het vervolgstuk „Potasch en Perlemoer"
heeft opgevoerd, er zeven maanden per
jaar optreedt. Maar ook Wim Kan. Toon
Hermans. Alex de Haas met zijn „Salon de
Variété" en het operettegezelschap van
Victor Collani hebben op het podium ge
staan. Verder hebben „Puck" en het Nieuw
Nederlands Toneelgezelschap er herhaalde
lijk gespeeld.
Het gebouw de Franse schouwburg
aan de Erwtenmarkt werd reeds in de
tweede helft van de achttiende eeuw ge
bruikt door het „College lyrique et drama-
tique". In latere jaren heeft het verschil
lende bestemmingen gehad. Tot 1948 stond
het toen vervallen gebouw bekend onder
de naam „Salvatori".
Ook dit jaar zal dé „Kleine Komedie"
het publiek weer vele mogelijkheden bie
den. In de tweede helft van april treedt
het N.N.T.G. er op met het Franse stuk
„Als het kindje binnenkomt" van André
Roussin, mei is voor Wim Kan gereser
veerd. Nadat in de zomermaanden „Potasch
en Perlemoer" weer op de planken hebben
gestaan, zullen op 1 september Johnny
Kraaijkamp en Rijk de Gooyer er met een
eigen ensemble hun intrede doen met het
muzikale blijspel „Slaap, kindje, slaap"
(naar ri~ r""tira| .Odd man in").
«ïs*;,' mszmi
karakter, waarbij gewin niet voorop staat.
De jury staat voor een moeilijke taak en
neemt haar beslissingen zeer consciën
tieus. Bovendien is bepaald, dat geen
correspondentie over deze puzzel wordt
gevoerd. Laat men zich daaraan houden.
Wat de uitslag van deze week betreft,
er zijn weer heel wat spitsvondige woor
den uit de bus gekomen en heel wat al te
spitsvondige termen in ongenade gevallen.
De koplopers bereikten hun voorrangspo
sitie met de volgende woorden: ripssprei,
peperrasp, surprises, aprilgrap, sierspars,
sipperlip, sarrigers, purperlip, rapperigs,
rappigers. Afgekeurd werden onder meer:
rasrasper, sparreras, superspar, super-
rasp, spierspar, raspriger, riplapper, lip
lapper, speerspar, spaarpers, rasparrig,
sparresap, raspurser, rasrisper, slepersra,
peperkers.
OVER DEZE WEDSTRIJD KAN GEEN
SCHRIFTELIJKE OF MONDELINGE
DISCUSSIE WORDEN GEVOERD.
De nieuwe opgave geldt voor: Serie A,
ronde 2; serie B, ronde 1; serie C, ronde 4;
serie D, ronde 3.
(Auteursrecht voorbehouden)
Ronde
Serie
1
2
3
4
AAN DE KOP
A
281
H. Stuut, Haarlem
B
279
507
851
1127
W. C. Tol, IJmuiden
C
234
576
852
L. Klerks, Haarlem
D
358
634
A. v. -d. Hoom-Kleijn,
Heemstede
UI
LU
LU
~7
•;y
i
UJ
3
LU
TOEN JAAP die zondagavond in zijn bed
lag, trok de middag nog eens als een bonte
carnavalstoet)t aan zijn geestesoog voorbij.
Eerst de geschiedenis met die kijker.
Daarna het loden aquarium van de schulp-
prof. alias Tygendaag en dan Ondine
Wat een leuk kopje had dat zusje van
Ivo toch. Die zwarte krullen en die gees
tige donkere ogen. En dom was ze ook
niet! Om de dooie dood nietJaap
snapte niet, waarom Ivo altijd zo opzet
telijk hatelijk tegen haar was. Maar dat
scheen er bij te horen, bij de verhouding
tussen zus en broer. Jongens leken zich
altijd voor hun zusters te moeten schamen,
of ze deden alsof. Als hij ,Jaap, een zus
gehad hadmaar enfin hij had er
geen. Goed, met die schulpprof waren ze
niet erg ver gekomen, maar waartoe ook
eigenlijk? Alles was toch maar pure
nieuwsgierigheid geweest.
Toen Jaap met Ivo de hal binnen was ge
gaan, stonden ze meteen oog in oog met
Ivo's oom. Of liever oompje. Een kegel-
rond manneke. Het leek wel of alles, maar
dan ook alles rond aan hem was. Van zijn
hoofd tot aan de kleine ronde voetjes, als
of hij op schoteltjes liep. Jaap had moeite
gehad zijn lachen te onderdrukken.
Maar zodra oom Iv0 Jaaps hand gedrukt
had. was er iets vreemds gebeurt. Het
vreemde lag aan de manier van kijken
van oom Ivo: hij had merkwaardige grijs
blauwe ogen die op een doordringende
manier recht door je heen keken en die je
de gewaarwording gaven van: „Hij heeft
me dóór". Niet dat oom Ivo je bang maak
te, of onrustig, integendeel, je had onmid-
delijk een gevoel van „contact" met hem,
van vertrouwen en hartelijkheid.
De hele familie hac'. al pratend oom Ivo
omstuwd en was naar binnen gegaan.
Daar werd koffie geschonken, lekkers op
gestapeld, een sigaret aangeboden. Het
leek wel of oom Ivo de Sjah van Perzië op
doorreis wasMaar zo was de familie
de Winter, dat wist Jaap nu wel zo lang
zamerhand. Hartelijk en gezellig. Een fa
milie waar je je altijd op je gemak voelde.
Het duurde niet lang of alle vragen waren
beantwoord en oom Ivo kon zonder ver
dere aanleiding verhalen gaan vertellen.
Het ene verhaal volgde op het andere, tot
dat Ivo zich in een lachbui verslikte en op
zijn rug geklopt moest worden.
Schei uit, oom Ivo, zei hij, toen hij uitge
hoest was. U lijkt Ouwe Hein uit Bulletje
en Bonestaak welZo vind jij dat, ke
reltje, zei oom Ivo, dacht je dat ik zee
bonken aan het vertellen wasDan zal
ik je nu eens iets anders vertellen, waar
van je beslist niet zult geloven dat het de
waarheid is. En te lachen valt er deze
keer helemaal niet.
Oom Ivo nam een grote slok koffie, zette
zijn kop neer en vervolgde:
Je moet dan weten, dat Siam een van de
meest beschaafde landen ter wereld is.
Een volk dat nog volkomen zuiver is ge
bleven in zijn tradities en gebruiken. Ze
beleiden de boedistische godsdienst, leven
dus uitsluitend van plantaardig voedsel en
bouwen prachtige tempels,- .pagoden ..ge
naamd, dip dezelfde vorm hebben als. de
schelpen* dié .ié daar aan het strand vindt.
Kortom, ik geloof dat ik nog nooit ergens
zoveel goedheid en vriendelijkheid gezien
en ontmoet heb als daai\ Nu vragen jullie
je natuurlijk af, waarom ik je dit alle
maal onder je neus houd. De kwestie is
namelijk deze en de hele kwestie zit
me op een verschrikkelijke manier dwars
- dat er in dit land een soort firma, of
maatschappij, precies weet ik het nog niet,
is gaan vestigen die proeven wil gaan
doen met radioactieve stoffen of prepa
raten. Lieten ze de bevolking maar met
rust, dan zou het nog niet zo erg zijn, dat
wil zeggen dan zou de bevolking alleen
maar eventueel blootgesteld worden aan
de gevolgen van die proeven. Maar het
beroerde is, dat ze de bevolking met veel
geld en goede woorden trachten voor hun
karretje te spannen. En misschien, zou dat
óók nog niet het allerergste zijn.... Oom
Ivo wreef zich met een vermoeid gebaar
langs het voorhoofd. Van de vrolijke man.
van zoeven was nu niets meer over en
Jaap had zich niet kunnen voorstellen,
dat hij zo om hem had moeten lachen.
Maar. vervolgde oom Ivo, toevalligerwijze
ben ik er achter gekomen, dat deze maat
schappij verwikkeld is in een internatio
naal complot. Iloe de zaak precies in el
kaar zit weet ik nog niet, wél weet ik, dat
het complot Siam als springplank naar
andere landen ziet en dat het de bedoeling
is, na gedane proefnemingen, dit land in
een oorlog te betrekken.
Dat is niet mis, zei meneer de Winter. Hoe
ben je daar eigenlijk achter gekomen.?
Te lang om te vertellen, wimpelde oom
Ivo af. Het enige concrete dat ik vertellen
kan is dit: Deze maatschappij is betrokken
bij een grootscheeps onderzoek in radio
activiteit. En daarvoor heeft ze haar man
netjes in allerlei landen zitten. Ook hier.
Mevrouw de Winter stond op. Ze had een
kleur van verontwaardiging.
Maar dan moeten we wat doen! riep ze
uit. Daar moeten we toch iets tegen doen
Ivo!
Maar zusjelief, glimlachte oom Ivo. Hoe
kunnen wij hier nu iets tegen doen....
Besef je wel, dat dit een wijdvertakte or
ganisatie is, dat men het althans doet voor
komen, dat het een wijdvertakte organi
satie is. En al bestaat de organisatie uit,
laten we zeggen, drie man, dan nóg....
Dit soort mensen is sterker dan een rege
ring.
Daar geloof ik niets van. riep Ivo nu uit.
Als je zulke mensen ontmaskert en je
brengt, ze .voor de ehI.INO of ,/|e..
Y.eiligheidsraad, dan trekken ze altijd, aan,
het' kortste eind!
Oom Ivo krabde zich eens achter het oor:
Tja, zei hij, misschien heb je wel gelijk,
maar je zult ze dan in elk geval toch eerst
moeten ontmaskeren wil je ze voor de
U.N.O. krijgen.... Je zult bewijzen moe
ten hebben. En hoe krijg je die?
Maar dan, zei Ivo. u weet wat er aan de
hand is, u heeft de bewijzen dan toch!
Was het maar waar, zei oom Ivo. Wat ik
weet, is alleen nog maar een zeer sterk
vermoeden. Ik zei je al, dat ik toevallig
enkele dingen aan de weet ben gekomen.'
Maar dat zijn nog geen regelrechte be
wijzen. Een rechter moet de dingen zwart
op wit hebben. Je moet kunnen aantonen
Dit en dat gebeurt er, en die en die zijn de
schuldigen. Je kunt nooit of te nimmer
met vaagheden aankomen.
Dan zullen we aan het werk moeten gaan,
merkte Ondine op. Ze had tot nu toe ge
zwegen, maar met een kleur van intense
aandacht zitten luisteren.
Tedereen begon te lachen.
Onze dochter de speurder, zei meneer De
Winter en hij kneep Ondine even in de
wang. Maar Ondine week achteruit.
Tjakkes, wat zijn jullie flauw. Jullie laten
oom Ivo een hele verhandeling houden,
knikken ja en amen en zeggen: „O. O, wat
erg!" maar als het er op aan komt, laat je
de zaak blauw blauw, er is immers toch
niets aan te doen. En met dat al kunnen
die arme mensen daar naar de maan lo
pen.
Ik ben het met Ondine eens had Jaap
verlegen opgemerkt. Als we niets doen, ge
beurt er natuurlijk niets. Maar als we het
proberen, al is het nog zo onhandig, dan
doen we tenminste iets.
Wij jongeren wensen ons geweten te la
ten spreken, zei Ivo plechtig. Wij zijn de
jeugd der toekomst!
JAAP LEGDE zijn handen achter zijn
hoofd en keek naar de muur waarop de
maan grillige boomschaduwen projecteer
de. Vooral wat oom Ivo verteld had over
de bevolking van Siam, had diepe indruk
op hem gemaakt. Het is net zoiets als
iemand uit het water halen die niet zwem
men kan, dacht hij. Die mensen zijn nog
kinderen die beschermd moeten worden.
Wie zal ze beschermen. Toen soesde hij
weg.
Helpen.... Tygendaag. flesjes, vissen....
De zwarte krullen van Ondine. We moeten
helpen. Jaan. fluisterde ze. Wees een held
Jaap, red Siam.
(Wordt volgende weck vervolgd)
Zoekplaat je: Waar is de jager
„Mauw., mauw," riep Moortje, het
zwarte poesje zachtjes. Nee, er kwam
geen antwoord, ook niet toen ze nog een
keertje riep. Ze had het kunnen weten.
Het baasje was naar zijn werk en het
vrouwtje was boodschappen doen. Wie
zou Moortje antwoord kunnen geven?
Op andere dagen ging Moortje dan
maar wat slapen of in de vensterbank
zitten kijken naar de dingen op straat,
maar vandaag werd ze er treurig van.
Ze herinnerde zich nog hoe ze vroeger
met haar zusjes en broertjes had ge
speeld toen ze allemaal in één mandje
woonden met hun moeder. Wat een
heerlijke tijd was dat geweest! Oo, ze
had het nu ook fijn hoor: een mooi
mandje, heerlijke hapjes en een lief
baasje en vrouwtje, maar ja, een broer
tje oi een zusje of alleen maar een
vriendinnetje om mee te spelen, dat
was er niet in het huis van Moortje.
Ze sprong in de vensterbank, rook
aan de bloemen, drukte haar neus te
gen het glas en probeerde te wenken
naar het paard van de melkboer, maar
dat draaide zijn hoofd opzij voor zo'n
klein poesje.
„Weet je wat?" zei Moortje hardop,
„ik ga een vriendje of een vriendinne
tje zoeken. Ik houd het niet uit in dit
stille huis."
Moortje was nog maar een heel jong
poesje en ze was nog nooit eerder op
straat geweest. Het was dus eigenlijk
erg gevaarlijk wat ze deed. Maar ze
dééd het! Ze liep naar de keuken,
sprong op het aanrecht., van daar in de
vensterbank naar het keukenraam dat
op een kiertje openstond. En weg was
Moortje. Eerst zat ze even heel stil mid-
"de'ii"öfcf"cfë'gi-ófé straat met twee oortjes
omhoog; en- haar ogen wijd open. Nee,
ze hoorde of zag nog geen vriendje of
vriendinnetje. „Nou ja, zó gauw kan
het ook niet," zei ze tegen zizhzelf en
ze ging op een huppelpasje langs de
huizen om te zien of er ergens iemand
was die met haar zou willen spelen.
Maar dat viel tegen. Toen ze alle hui
zen voorbij was had ze nog steeds geen
vriendje of vriendinnetje gevonden.
Voor haar lag nu de groene wei vol slo
ten die schitterden in de zon. Een paar
domme koeien keken Moortje aan,
maar niet één koe zei iets en daarom
durfde Moortje ook niet goed. Ze liep
de koeien voorbij. Die waren ook eigen
lijk te groot om mee te spelen. Maar
wie dan? Waar zou ze nu nog iemand
kunnen vinden?
„Ik keer om," zei ze tegen zichzelf,
„misschien is het vrouwtje al terug.
Misschien heeft ze iets lekkers meege
bracht of iets leuks om mee te spelen."
Een grote wagen met een paard er
voor ratelde haar voorbij en ze schrok
zó van de grote hoeven en de zware wie
len die vlak langs haar heen gingen dat
ze het op een lopen zette en helemaal
aan de slootkant wegdook.
„Mauw.mauw", biberde ze.
„Mèmèbibberde een an
der stemmetje terug.
Tjoep, gingen de zwarte oortjes van
Moortje omhoog. Wat was dat? Het mè
mè leek een beetje op het lachen van
een heel klein poesje. Ze draaide zich
voorzichtig om en kijk nou toch eens.
Vlak naast haar eigen gladde zwarte
vacht lag een wit hoopje krulletjes en
toen ze beter keel, zag ze dat er 'n kop
je uitstak en een grappig neusje met
een rose mondje dat aldoor mè.. mè
riep.
„Wat ben je?", vroeg Moortje aan
het witte krul let jesding.
„Een lammetje", mekkerde het krul-
letjesding, „en wat ben jij?"
„Ik ben een poes", zei Moortje.
„Maar wat doe je hier? Dit is een
weiland. Poezen wonen toch niet in
een weiland?"
„Nee", zei Moortje, „dat weet ik.
Lammetjes wel?"
„Ja", mekkerde het lammetje treu
rig, „lammetjes wonen wel in een wei
land".
„Je kijkt zo treurig", zei Moortje,
„is het niet leuk om in een weiland te
wonen?"
„O, jawel," zei het lammetje, „maar
m'n moeder heeft me weggestuurd en
toen ik terug kwam was ze vergeten
dat ik haar kindje was. Nu heb ik nie
mand meer".
„Wat zeg je me nou?" vroeg Moortje,
„is je moeder zó dom?"
„Ja", zei het lammetje nog veel treuri
ger. „Alle schapen zijn dom. Ik ook en
daarom kan ik helemaal niet beden
ken wat ik nu moet doen. Misschien ga
ik wel dood van de honger".
„Sssstzei Moortje, „dat mag
je niet zeggen. Zo lang ik er ben zal ik
zorgen dat jij wat te eten krijgt, dom-
merdje. Waar heb je trek in?"
„In melk", zei het lammetje zachtjes.
Moortje keek nog eens alle kanten op
en ja, daar waar ze huizen tegen de
lucht zag staan moest toch ook wel dat
ene huis met haar mandje en haar bord
je staan. Op goed geluk huppelde ze
voor het witte lammetje uit. Ze rook
aan de stoepen, aan de bomen of ze nog
niet op een bekend plekje was waar ze
al eerder geweest was. Maar nee.
„Zijn we er nog niet?" vroeg het lam
metje zachtjes, „ik word een beetje
moe, weet je en ik ben zo bang voor de
huizen en de mensen".
„Stil maarzei Moortje, maar
ze geloofde zelf ook niet meer zo erg dat
ze er komen zou. Opeens stond het lam
metje stil en riep heel hard: „Bles!
Bles!"
Moortje keek om. Met wie praatte haar
witte vriendinnetje, denk je? Met het
paard van de melkboer, dat zijn hoofd
had afgedraaid toen Moortje hem riep.
„We kennen elkaar uit het weiland",
zei het lammetje tegen Moortje, „Ik
heb Bles gevraagd of hij geen melk
weet te vinden. Maar hij zegt nee. Het
zit in de bus op zijn kar en daar kunnen
wij niet bij".
„O, meneer Bles", zei Moortje verle
gen, „ik weet dat u mij maar een bru
taal klein Poesje vindt, maar vertelt u
mij alstublieft waar ik woon. U weet
het. U komt er iedere dag een flesje
melk brengen en soms vla en ook wel
eens yoghurt. Als u het me wijst zal ik
uw vriendinnetje het lam alles te eten
geven wat ze maar wil, want mijn baas
en vrouwtje zijn heel aardig".
waar jij wóónt?" vroeg het paard met
zijn zware stem verbaasd, „klein klein
poezendier, je bent nog geen tien meter
van je huis vandaan. Kijk daar, aan de
overkant. Daar zie ik jou altijd zitten".
Moortje maakte een sprong in de
lucht van blijdschap. „Dank u.danku
wel", riep ze en met het lammetje ach
ter haar aan rende ze naar de overkant.
„Spring!" riep ze tegen het lam en
ze wees op het kiertje van het keuken
raam.
„Springen?" vroeg het lammetjé,
„dat kan ik niet. Ik kan maar een heel
klein sprongetje maken. Zó
Ze deed het voor en Moortje zag
meteen dat ze daarmee nooit het keu
kenraam zou halen. „Wacht maar", zei
ze tegen het lammetje dat al weer heel
bedroefd keek. Ze wipte zelf naar bin
nen, rende de gang door naar de ka
mer en ja hoor, daar was het vrouwtje
al druk aan het zoeken naar haar poes
je. „Mauw. .mauw", riep Moortje en ze
hield niet op met kopjes geven en mau
wen voor het vrouwtje meeging naar de
keuken. „Wat is er dan toch?" zei die,
„heb je zo'n honger?"
„Mauw. .mauw", riep Moortje. De
vrouw pakte 'n fles met melk en wilde
die op een bordje doen, maar middenin
de keuken stond ze stil met de fles in
haar hand. „Mè. .mè", hoorde ze bui
ten voor het raam. Moortje zat weer in
de vensterbank en het leek of zij haar
wenkte. Het vrouwtje boog zich uit hei
raam en toen zag ze het kleine lamme
tje dat haar met grote smekende ogen
aankeek.
Je begrijpt wat er verder gebeurde.
Even later dronken Moortje en Witje-
want zo noemde het vrouwtje het lam
metje, samen uit één bordje melk.
En toen dat op was gingen Moortje en
Witje samen in één mandje slapen, hei
gladde zwarte velletje van Moortje lek
ker warm tegen de witte krulletjes
van Witje. „Ik heb een vriendinnetje",
dacht Moortje vlak voor ze insliep.
„Zolang Moortje bestaat heb ik nooii
meer honger", dacht Witje, „ik blijf hij
haar tot ik een heel héél groot schaap
ben geworden. Ik zal mijn oortjes spit
sen en mijn oogjes wijd open houden
om niet zo dom te worden als alle ande
re schapen". En toen sliep ook Witje.
Mies Bouhuiji
Als je goed naar de tekening kijkt, zie
je vanzelf hoe je zo'n jeep moet maken-
Knijp kleine stukjes klei tot ongelijke
brokjes. Laat ze drogen aan een brei
naald, zo, dat als je ze er na dro
ging afschuift er een gaatje over
blijft, waardoor ze aan een draad ge-
geregen kunnen worden. Schilder ze
met plakkaatverf i:i heldere kleuren en
vernis ze me', blanke lak.