PASEN DOOR KUNSTENAARS UITGEBEELD OCOIM DE COLEUS Voor de EN DE WEDEROPSTANDING Luchtpost ONZE NAMEN! De dichtkunst was oudtijds zeer in trek ZATERDAG 5 APRIL 1958 Erbij PAGINA TWEE Jezus9 versch ijtiingeti inspireerde tot vele meesterwerken DE ENIGE VROUW IN AMSTERDAMS DIAMANTHANDEL W apen schilden] Gereedschap STEEDS WEER heeft het leven van Christus grote kunstenaars geïnspireerd. Veelvuldig zijn de geboorte, de jeugdge beurtenissen en vooral de lijdensweg en de opstanding uitgebeeld. Met Pasen her denkt en viert de christelijke wereld de opstanding. De evangelisten Lucas en Jo hannes vertellen er het uitvoerigst over. Zij delen mede, wat er vóór en er na ge beurd is, doch over de herrijzenis zelf zwijgen zij. v Nadat Christus van het kruis was geno men, had Jozef van Arimathea het lichaam in een graf gelegd, dat pas in de rotsen was uitgehouwen. Hij sloot dit met een zware steen, die hij voor de ingang wen telde. De joden zetten een wacht van sol daten bij het graf, omdat zij zich herin nerden, dat Jezus gezegd had de derde dag weer te zullen opstaan en zij bang waren, dat de discipelen het lichaam zou den weghalen om die uitspraak waar te maken. Niettegenstaande die maatrege len vonden de vrouwen, die op paaszon dag kwamen om het lichaam te zalven en te balsemen, het graf leeg. Er lagen al leen nog de windselen en de zweetdoek. Een engel in stralend wit kwam tot haar en zeide haar, dat Christus was opgestaan en dat zij naar huis moesten gaan om dit aan zijn leerlingen te melden. Bij de le zing van Mattheus gaat de verschijning van de engel gepaard met donder en aard beving. HOE HEEFT men zich in de loop der tijden de opstanding voorgesteld? Hoe hebben kunstenaars deze uitgebeeld? In de eerste eeuwen na Christus had men de gewoonte om op de sarcophagen (stenen doodkisten) een kruis te beitelen met het teken van Christus er boven en de sla pende wachten er onder. Rc-eds in de vier de eeuw echter wordt de voorstelling vol lediger. Wij zien dan in ivoor gesneden een gesloten graftombe met er naast Christus, die een berg bestijgt, terwijl God hem uit de hemel de hand reikt. In andere voorstellingen is Christus al in de hemel opgenomen, omgeven door een gro te stralenkrans en omzweefd door enge len. Op de aarde onder Hem staan de apostelen, met in hun midden Maria, de handen biddend ten hemel geheven. Bij beide voorstellingen heeft Christus dus het graf al verlaten. Het ogenblik van de her rijzenis zelf wordt niet uitgebeeld. In de vroege middeleeuwen, dus in de negende en tiende eeuw, ja, ook later nog, geschiedt zulks wel. Het in de rotsen uit gehouwen graf, waarvan het Evangelie spreekt, komt echter zelden tot uitbeel ding. Geen wonder, want deze wijze van begraven is oosters en was in het westen in Italië, Frankrijk en Duitsland on bekend. Het lichaam van Christus was in de grafruimte op een stenen bank gelegd. Deze stenen bank, die men kende uit af beeldingen in oosterse handschriften, heb ben de kunstenaars aangezien voor een stenen doodkist, zoals d e in West-Europa wel gebruikt werden. Tot de dertiende eeuw gaf men Christus weer, staande in zulk een kist. Pas daarna ziet men Hem afgebeeld als een overwinnaar, die uit de sarcofaag stijgt met het kruis als vaan del in de hand. Zo zien wij Christus afge beeld bij de vijftiende-eeuwse Italiaanse schilder Piero della Francesca op diens prachtige muurschildering in Borgo San Sepolcro. Wie dit meesterwerk van Piero della Francesca wil zien en geen auto ter be- PASEN schikking heeft, moet drie uur met een boemeltreintje (van Arezzo af) door het Toscaanse land rijden. Heeft men dit er voor over, dan zal men zijn moeite ook rijk beloond zien, want deze „Opstanding" behoort tot de monumentaalste scheppin gen der kunst. Piero della Francesca beeldt de wachten slapende af, zoals meestal ge schiedt. Anders echter is dit bij een werk van de Duitse zestiende-eeuwse schilder Albrecht Altdorfer: op dit werk (aanwezig in Bazel) ziet men een der soldaten te- neergeworpen door de kracht van het bliksemende licht, dat uitgaat van de en gel in het geopende graf In later tijd komt de voorstelling van de open sarcofaag veel minder voor, omdat de katholieke kerk voorschieef, dat Chris tus moest worden uitgebeeld stijgende uit een gesloten graf. Niet alle kunstenaars hielden zich hieraan, doch een der beste voorbeelden van een artiest, die het voor schrift opvolgde, was de Italiaan Anniba- le Carracci: om goed duidelijk te maken, dat het graf gesloten is gebleven, schil dert hij een der soldaten slapende op de stenen kist. Alle tot nu toe vermelde voorstellingen hebben de opstanding zelf tot onderwerp, doch ook de gebeurtenissen na de herrijze nis zijn vele keren in beeld gebracht. Dat zijn dus de verschijningen van de vrou wen aan het graf en die aan de leerlingen, waarvan de Evangeliën vertellen. Dan is er nóg een handeling van Christus na zijn dood, die vaak is uitgebeeld. Wij bedoe len: de verlossing van Adam en Eva uit de hel. TWEE DODEN, die op de dag van Christus' herrijzenis zijn opgestaan, ver telden het verhaal. Plotseling brak in de duisternis van de dood aldus vertelden zij een gouden licht, waarop Adam on middellijk zeide: dit is van Hem., die ons komt verlossen en ons het Eeuwige Licht beloofde. Toen Satan dit hoorde, werd hij zeer ongerust, want hij had immers juist tevoren Lazarus reeds verloren. Er volg de een gedonder als van een orkaan en daarna weerklonk een stem, die beval: „Open de poorten en de Koning in de glo rie zal binnentreden!". De duivel echter liet de deuren grendelen en spoorde zijn helpers aan om zo lang mogelijk stand te houden. Edoch, er viel een tweede don derslag... en de poorten van de hel roeken, terwijl Christus zijn voet zette op de dood en de duivel greep. Hij nam Adam aan de hand naar buiten. Eva, de profeten en al le heiligen volgden. Het was de aartsengel Michaël, die deze schare het paradijs bin nenleidde. Toen de twee doden dit ver haal geboekstaafd hadden, werden zij met schitterend wit bekleed en zag men hen niet weder. Deze gebeurtenis spreekt zeer tot de verbeelding. Gaarne werd zij derhalve in de middeleeuwen uitgebeeld. De kerk keurde dergelijke, later aan het bijbelver haal toegevoegde vertellingen niet goed, doch al te sterk deed zi] van haar afkeu ring niet blijken. Zo ziet men op een der- tiende-eeuws miniatuur Christus als volgt: de Heiland heeft het krtiis op de overwonnen duivel geplaatst en trekt Adam bij de pols uit de hel. Een duvel tje tracht nog om Eva bij het been te vat ten en tegen te houden, terwijl een an der satanisch gedrocht haar nog iets in het oor sist. Doch Eva is zich ervan be wust, dat dit gedoe haar niet meer kan deren. Opmerkelijk is, dat zowel Adam als Eva onbedekt is. De kunstenaar be kleedde hen als het ware met nieuwe of herwonnen onschuld. NADAT HIJ de doden had verlost, ver scheen Christus aan de levenden. Het eerst aan de drie vrouwen, die zijn lichaam wilden verzorgen. De Vlaamse schilder Hubert van Eyck beeldde dit drietal af in het begin der vijftiende eeuw, terwijl zij aankomen bij het graf en daar een engel gezeten vinden op het deksel van de sar cofaag. De vrouwen luisteren even ver baasd als aandachtig naar de woorden van de engel. Zij hebben potten met zalf en kruiden in de handen, meegebracht om het lichaam van Christus te balsemen. Andere kunstwerken vertonen de vrou wen, terwijl zij met een parfumhandelaar onderhandelen over de kruiden. Soms ook hebben zij wierookvaten instede van zalf potten in de hand. Soms zelfs wringen zij zich de handen om haar wanhoop tot uit drukking te brengen. Deze en dergelijke trekjes zijn waarschijnlijk in de voorstel ling geslopen onder de invloed van de godsdienstige spelen, die men in de mid deleeuwen omstreeks Pasen in de kerken opvoerde. DE EVANGELIST Johannes vertelt niets over de verschijning aan de drie vrou wen, maar wel rept hij van die aan Ma ria van Magdala, die immers buiten het graf twee engelen zag. Toen zij zich om draaide, heeft zij Christus gezien. Zij hield Hem eerst voor een tuinman, doch her kende Hem, toen Hij haar naam noemde. Zij knielde en wilde Hem aanraken. Chris tus evenwel ontweek haar, zeggende: „Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet tot het Huis Mijns Vaders opgegaan". Vooral in de vroege renaissancetijd heb ben Italiaanse kunstenaars deze groep dus de knielende Maria Magdalena en de ■••■•■■■■■■■a De Coleus of siernetel is een kleurige kamerplant; een echte bladplant, waar voor veel belangstelling bestaat, omdat ze zo gemakkelijk te kweken is. De bloemist heeft nu jonge planten in voorraad. U kunt ze later zelf voortkweken door mid del van stekken. Jonge scheutjes ter leng te van ongeveer zeven centimeter kun nen uitstekend voor dit doel gebruikt wor den. In een potje met zanderige grond of in een flesje water zullen ze vrij gemakke lijk wortels vormen. De kleurige blad plant verlangt volle zon Zoek dus een plekje in de vensterbank op het zuiden. Op het oosten zal het ook nog wel gaan. Als de plant wat hoog opgroeit kan er regel matig getopt worden, neem de jonge scheutjes er maar uit. De plant zal zich dan veel beter vertakken. Door regelma tig te nijpen voorkomt men weliswaar de bloei, maar de lange aarvcrmige, lilakleu- rige bloemaartjes zijn eigenlijk bij deze plant van ondergeschikt belang. Op zo'n zonnige standplaats heeft de Coleus be hoefte aan vrij veel water, 's Zomers moet ze ook beslist elke week een weinig opge loste kamerplanten-kunstmest hebben. G. Kromdijk Amsterdam is sinds eeuwen een cen trum van de diamantindustrie geweest. In dé Diamantbeurs vindt ge dan ook vele gewichtige kantoren, waar heel wat belangrijke zaken worden afgehandeld. Een van die kantoren wijkt af van het puur mannelijk-zakelijke daar staan bloemen en planten in de vensterbank en getuigt een fraaie Chinese kom van vrouwelijke smaak. Hier vormt inder daad een vrouw het middelpunt: de enige vrouw in de Amsterdamse diamant business. Mevrouw Roselaar heeft een boeiend, be weeglijk gezicht. Zij is onze gastvrouw en met haar gaan we een praatje maken over diamant. Onwillekeurig zou men verwach ten, dat iemand, die in het vak zit, zelf wel veel diamant zal dragen, maar we zien bij mevrouw Roselaar slechts een een voudige, met diamantjes bezette ring. „Ik ïoud niet van overdrijving," zegt zij ons. .Een enkele broche of clip komt altijd het mooist tot zijn recht, als het oog niet door mdere sieraden wordt afgeleid. Overigens," vervolgt zij, „vraag ik me weieens af hoe iet toch komt, dat vrouwen, die werkelijk kostbaar gekleed gaan, geen of weinig juwelen dragen. Diamant vindt men in Tederland over het algemeen een te grote uxe, maar vrouwen durven hun sieraden vel te tonen, wanneer ze in het buitenland verblijven waar men inderdaad ook meer »ewend is met kostbaarheden voor de dag e komen. Misschien ligt het aan de Cal vinistische inslag in het Nederlandse volk, die min of meer in alle groeperingen door werkt. En." voegt ze er glimlachend aan toe, „ik moet u bekennen zelf die eigen schap ook enigszins te hebben. Ik vind het heerlijk om naar mijn sieraden te kijken, naar ik draag ze sporadisch." „In vorige eeuwen waren de vrouwen och wel wat anders," vervolgt ze. „Toen droegen welgestelden wèl hun kleinodieën, dat kan men zien wanneer men antieke schilderijen bekijkt. Het zou wel aardig zijn, wanneer de Nederlandse jongelui de gewoonte uit Engels sprekende landen overnamen. Een Amerikaanse jongen, die zich gaat verloven, schenkt zijn meisje een speciale ring met een steen, die in kost baarheid overeenkomt met zijn financiële draagkracht of die soms wel te boven gaat. In dat geval koopt hij de ring op afbe taling. Zij draagt deze haar hele leven en tevens is het een erfstuk met een senti mentele waarde voor het nageslacht. Ik moet zeggen," valt ze zichzelf in de rede, „alliance-(trouw)ringen, rondom bezet met kleine diamantjes, komen nu in ons land ook wat meer in zwang." De vrouw heeft de aangeboren hang zich op te sieren :een klein meisje rijgt kraal tjes, niet om het rijgen, maar om ze als ketting te dragen. En men koopt in het algemeen de sieraden, die men betalen kan. Niet elke vrouw kan zich natuurlijk meten met de echtgenote van de Griekse reder Onassis. Hij heeft haar de Hope-diamant geschonken, een wereldberoemde steen, die, naar men zegt, de eigenaar ongeluk aanbrengt. Er komt een vraag in ons op. „Laat men een kostbaar sieraad, in casu een ring, niet dikwijls in het doosje liggen, omdat men bang is het bij het handen wassen te zul len verliezen?" Daarop weet mevrouw Roselaar een af doend antwoord. Wij waren nooit op deze eenvoudige oplossing gekomen en mis schien bent u wel net als wij, zodat we u de tip graag doorgeven. „Neem de ring bij het handen wassen zolang in de mond hap er dus als het ware in, met de steen naar buiten natuurlijk." „Waaruit bestaan nu eigenlijk uw werk zaamheden?" „Ik importeer ruwe diamant en handel in ruwe en geslepen stenen. Ook laat ik ruwe diamant bewerken, exporteer dan de geslepen produkten of verkoop ze op de plaatselijke markt ,al naar er vraag is." Dit alles eist een enorme vakkennis, maar die is haar in haar jeugd behoorlijk bijgebracht. Ze is in het vak opgegroeid en heeft een bijzonder gedegen opleiding ge noten in de tijd, toen het nog een uitge sproken handwerk was. Momenteel komen er meer geperfectioneerde machines aan te pas. Zelf kent ze alle onderdelen van dit veelomvattend vak (waarvan ieder onder deel weer een vak op zichzelf is, bijvoor beeld het sorteren op kleur en kwaliteit van volkomen zuiver via bijna onzichtbaar onzuiver gezien door een sterke loupe tot onzuiver met het blote oog). „Vroeger heb ik zelf ook wel diamant bewerkt." Na de bevrijding heeft ze de zaak van haar echtgenoot voortgezet. De mannelijke collega's accepteren haar voor honderd percent. Zij motiveert dit met: „Er heerst een bijzonder prettige geest. Weet u, dat er in deze branche volkomen eigen gebrui ken bestaan? Alles is gebaseerd op ver trouwen, de verkoop gaat zonder contrac ten, alleen op woord en meestal door mid del van commissionairs. Kleine menings verschillen komen voor de Commissie van Geschillen, maar de rechter komt vrijwel nooit in het stuk voor. Gedraagt iemand zich tegen de gebruiken, of is oneerlijk, dan zou hij worden uitgeschakeld en ook in andere centra niet meer worden geac cepteerd. Ook de diamantbewerker kent de erecode van het vak. Wij praten vervolgens wat over techni sche bijzonderheden. Diamant heeft struc tuur, net als hout of vlees bijvoorbeeld. Een wijkende Christus gaarne geschilderd! Zij bood immers een gezochte gelegenheid om een gesloten, harmonisch geheel te maken, dat paste bij de smaak van die tijd. De monnik Fra Angelieo, beroemd om de liefelijke wandschilderingen, waarme de hij in het midden der vijftiende eeuw vele vertrekken en cellen van zijn kloos ter (San Marco in Florence) versierde, schilderde op een van die celwanden ook deze voorstelling. Hij laat de ontmoeting plaats hebben in een vredige, bloeiende tuin, waarin geheel onverwacht de rots van het graf (bij uitzondering wèl een rots graf!) oprijst. Dat Maria van Magdala Christus voor een hovenier hield, is aan geduid door het feit, dot Hij instede van het kruis een schoffel over de schouder draagt. Een andere grootmeester der schilderkunst, Dürer, heeft het tuin manzijn nog meer uitgebeeld, door Chris tus' stralenkrans te vervangen door een breedgerande strooi- en tuinmanshoed. NA DE VERSCHIJNINGEN aan de vrouwen verhalen de Evangeliën nog van vier ontmoetingen en wel met de leerlin gen. Met twee hunner op weg naar Em- maus, met' een aantal hunner in Jeruza lem, met de Ongelovige Thomas en met de leerlingen bij het meer van Galilea. De Emmaüsgangers hebben zich de laatste jaren zeer verheugd in de alge mene belangstelling, daar zij onderwerp zijn van een schilderij, omtrent de echt heid waarvan nog steeds een verwoede strijd gaande is. Het Museum Boymans te Rotterdam kocht dit stuk als echt aan, als een werk van de beroemde zeventien- de-eeuwse Delft se meester Johannes Ver meer, maar enige jaren later kwam. de Amsterdamse schilder Van Meegeren met de geruchtmakende mededeling, dat hij (en niet Vermeer) dat schilderij had ge maakt. Dit bracht veel beroering teweeg in de kringen van kunstminnaars, kunst kenners en verzamelaars Een proces volgde. Bij het oordeel van de rechter wensen sommigen zich niet neer te leg gen. Zij roeren verder in de zaak en hei is voor velen een vraag, wie nu werkelijk de schepper van „De Emmaüsgangers'' is. Intussen is het publiek de dupe. Het werk is namelijk zonder twijfel een prach tig doek, ongeacht wie het gewrocht heeft. Doch hangende de strijd is het niet meer te bezichtigen voor het publiek. VOLGENS HET bijbelverhaal schaarde Christus zich bij twee van Zijn jongeren, die op weg waren naar Emma us, een dorp niet ver van Jeruzalem gelegen. Zijn leer lingen herkenden Hem niet Wel verwon derden zij er zich zeer over, dat Hij niet zou weten, wat er op Goede Vrijdag in Jeruzalem gebeurd was Daar zij diep on der de indruk van het gebeurde waren, maakte Christus hun een verwijt van hun kleinmoedigheid en legde Hij hun de Schrift uit. Nog herkenden zij Hem niet Pas 's avonds, toen Hij het brood voor hen brak, aan tafel in de herberg, begre pen zij Wie hun verschenen was. De kun stenaars der zestiende en zeventiende eeuw hebben dit samenzijn gaarne uitge beeld, mede omdat de maaltijd de moge lijkheid bood tot rijke stoffering. Rubens, Titiaan en Veronese hebben het samen zijn in de herberg weergegeven, aan een welvoorziene tafel, terwijl ook de waard en een of meer bedienden aanwezig zijn. Onze beroemdste nationale schilder, Rem brandt slaagde er in aan het geheel een veel intiemere sfeer te geven. Hij putte zich niet uit in fraai bijwerk. MET MOEITE slechts zal men een af beelding van de verschijning aan de dis cipelen in Jeruzalem vinden. In het Bij belverhaal wordt ons duidelijk gemaakt, dat Christus over een hogere macht be schikte, daar Hij binnenkwam, hoewel de „De opstanding van Christus'' gravure van Julius Schnorr von Carolsfeld. deuren (uit vrees voor de joden) door de discipelen zwaar waren gegrendeld. Dit was wel de reden, dat Thomas, die niet aanwezig was. toen Christus verscheen, Zijn binnenkomst niet wilde geloven. Om Thomas te overtuigen, kwam Jezus nog eens terug en liet hem de vinger leggen in de wonde in Zijn ziide De grote ver nieuwer der beeldhouwkunst in de vijf tiende eeuw, de Italiaan Donatello, heeft dit gebeuren het meesterlijkst uitgebeeld en wel in de prachtige groep van Or San Michele in Florence. De laatste verschijning, dus die aan het meer van Galilea. valt eigenlijk in twee taferelen: de wonderbare visvangst en de machtsoverdracht aan Simon Petrus, uit een. Terwijl Christus aan de oever van het meer stond, kregen de leerlingen, die hun oude beroep van visser weer hadden opgevat, de netten tot berstens toe vol met vis. Simon Petrus, die Hem herkende, sprong over boord en zwom naar de kant. De anderen brachten de vangst aan de wal. Van deze eerste gebeurtenis bevindt zich een groot schilderij in Bazel, ge maakt door de Zuidduitse schilder Kon rad Witz, die schilderde in de eerste helft der vijftiende eeuw en zijn tijd ver voor uit was m de weergave van landschap pen. Dit blijkt ook uit zijn doek over de verschijning aan het meer van Galilea. Het bevel „Wijd Mijn Lammeren" aan Simon Petrus en als zichtbaar teken hier van de overdracht van de sleutel, vond zijn monumentaalste uitbeelding in een van de uitgewerkte grote schetsen, die de Ita liaanse grootmeester R .faël maakte voor een serie wandtapijten, voor het Vaticaan bestemd. Tapijt en schets bestaan beide nog, maar de schets geeft het beste weer, wat Rafaël tot uitdrukking wilde brengen. Geen wonder, want Rafaël zelf maakte de schets, anderen het tapijt. SCWOOW MAAKTJ D steen moet met de structuur mee gespleten worden. Diamant wordt met diamant be werkt' geen andere stof is hard genoeg. En dan komen de schatten te voorschijn: uit zogenaamde partijbrieven (een embal lage, die doet denken aan de papiertjes, die de apotheker om onze poedertjes vouwt) verschijnen voorraden flonkerende stenen, variërend van grotere tot heel kleine soor ten. „Kijk, er zijn achtenvijftig facetjes op geslepen," toont onze gastvrouw, „zelfs de kleinste, die ongeveer het formaat hebben van een flinke speldeknop." Ze prikt een flonkerende steen aan een tangetje met drie haakjes en laat het ons door een loupe bekijken. We worden er even stil van, zo'n wonder van glans en vorm is dit kleinood. „Het is een natuurprodukt," aldus mevrouw Roselaar, „en er zijn geen twee stenen aan elkaar gelijk." Natuurlijk kent zij ook de kwaal van deze dagen: de tijdnood. In een „een- Een Italiaans schooljongetje vond kort geleden op weg naar school in het Ita liaanse stadje Rovigo een ballonnetje, dat zijn hemelse bestemming op andere wijze zou bereiken dan door de afzen der ivas bedoeld. Op het dunne gespannen rubber stond te lezen: „Kleine blauioe ballon, vlieg naar het kindeke Jezus en zeg hem dat ik heel gauw een broertje krijg, maar dat wij geen kleertjes voor hem heb ben." Daaronder naam en adres van de afzender. Het jongetje gaf de ballon met de on gewone boodschap aan zijn onderwijzer, die het verzoek in de klas voorlas. Spon taan verzamelden de kinderen hun snoepcenten. Toen dat bij lange na niet voldoende bleek, hielden ze een inzame ling op de hele school. Het geld stuur den ze naar het opgegeven adres. Daar werd het als uit de hemel gevallen ont vangen. vrouwszaak" valt er vanzelfsprekend veel te doen en bovendien moet ze regelmatig reizen. „En dan praat ik nog maar niet van lezingen, die ik af en toe houd, onder an dere voor de Nederlandse Unie van Vrou welijke Bedrijfshoofden. Maar de avonden en week-ends probeer ik toch voor mezelf te houden. Alles interesseert me: muziek (ik speel zelf piano), concertbezoek en boe ken lezen. Ik ben altijd nogal bewegelijk geweest en sport had ik dus wel nodig als een soort uitlaatklep. En omdat ik van alles altijd het naadje van de kous heb willen weten, heb ik vroeger onder de bedrijven door de middelbare acte gym nastiek gehaald." Tineke Raat ONZE VADEREN waren verwoede; dichters. Te pas en te onpas grepen zij i naar de lier, dat blijkt uit duizenden! bewaard gebleven gelegenheidsverzen, j Zelfs kanonnen ontsnapten niet aan de i rijmwoede. Zo stond er op een in 1574 1 door Henrick van Trier voor de stad i Edam gegoten stuk geschut te lezen: „Den vierigen Draeck ben ick gchieten, stijf ende sterck kan ick schieten." Dei kanonnen hadden dus ook al namen. HUIZEN kregen eveneens berijmde I opschriften. Op de Bakcnessergrachl te i j Haarlem leest men op een uit 1632 da- j terende cartouche het fraaie dichtstuk: „Ingang vant gesticht van Dick van Baekenes, voor vrouwen acht en i tweemaal ses". Tot ver in de vorige eeuw leefden de dichters zich op uit-1 hangborden uit. Te Harderwijk getuigde i een schrijnwerker: „Aan de ccnc zij van i dees winkel verkoopt men kistemakers-1 werk, mijn vrouw verkoopt sajet en j gaat neerstig naar de kerk". Een Delftsc i j stovenmaker vroeg de aandacht door op i zijn luifel te schilderen: „Hier verkoopt j men stoven, de zonnen der vrouwen, schoon zij dien glans meest onder haar houwen". In dezelfde stad kwam een pottenbakker onverbloemd voor de waarheid uit met: „Hier bakt men pot- ten en petielen, en 'k prijs haar, die er veel vernielen". Een Haarlemse kruier was zich kennelijk van zijn onvolkn- menheden bewust toen hjj rijmde: „Ik kruy en bruy by dag en nacht, val ik eensjes om dan word ik uitgelacht". Te Den Briel las men zelfs: „Hier woont Jacobus Hoccius, Procureur en Notaris, van alle zaken, of 't leugen of waar is." MET DE uithangborden verdwenen de rijmen. Slechts waar de steenhou- wers aan het werk waren, bleven enkele dichtstukken bewaard. Uitvoerig is het opschrift op de gevel van de oude „Brouwerij van de klimmende leeuwen" aan het Spaarne: behalve de huisnaam „Int wapen van Geldcrlandt" bevat de cordonband de vrome wens: „Vrede geeft ons Godt, om tonderhouden syn f gebodt, in lande en stede, geef ons sy(n) I ewige vrede". Korter van stof was de rijmelaar, die op de gevelsteen van het perceel Groot Heiligland 21 onder een kwaad kijkende zon het opschrift „De son beqwaem ys myncn naem" aan- bracht. Aan dit huis dankt de bclenden- dende Zonnesteeg de naam. Ook lag het jj. voor de hand, dat de bewoner door zijn buurtgenoten Van der Zon of Zonneman genoemd werd. Vooral in de zestiende eeuw was het in de steden gebruikelijk j de burgers met de namen hunner hui- zen aan te duiden. Werden deze bena- mingen erfelijk, dan waren daarmee familienamen ontstaan. Niet altijd is deze gang van zaken duidelijk te zien. i Het eist waarlijk enig archief-onderzoek eer men weet dat de familie Vignon zo j heet naar het stamhuis op de Amster- damse Nieuwmarkt „daert wapen van Avignon in de gevel staet". NIET SLECHTS de zon prijkte op ge- j I velstenen en uitgangborden, dat kunnen j de namen De Maen. Van der Maan, Van i der Starre, Morgenster en Sevenster ge- tuigen. In 1646 stond in de Haarlemse Spaarnwouderstraat een huis „daer de Vergulde Halve Maen uythangt". In het i adresboek lezen we de naam Halve- maan.. Van de bloemen waren kennelijk de i roos en de lelie de meest geliefde. Ette- i lijke huizen werden er naar vernoemd j en hebben ons namen als De Roos, Wit- teroos, Meyroos, Lely, De Lelie en Van j der Lely bezorgd. Ook de namen Mis- j pelblom en Gelderblom herinneren aan j huizen. Want de mispelblom ook wel i Gelderse bloem genaamd was het oude j wapenteken der Gelderse graven en j kwam veelvuldig op uithangborden i voor. Een heraldische figuur was ook i vooral in Brabant het molenijzer, we j danken er de namen Molenyzer en Meulenyzer aan. Dat menig huis „De i Kroon" heette, wordt door de familie- i naam Kroon bewezen. Daar de vak- j lieden vaak hun gereedschap op de uit- hangborden plaatsten, kennen we de na- i men De Bijl, Van der Bijl, Kerfijzer, j Van der Schaaf, Van der Zaag, Vinger- j hoed, Van der Schaar en Knipscheer. i Ook Brouwhamer hoort in deze groep thuis: dit is een oude huisnaam uit Leeuwarden, waar men het breeuwen van een schip brouwen noemde. J. G. DE BOER VAN DER LEY "PASEM

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 18