PASEN
DOOR KUNSTENAARS UITGEBEELD
OCOIM
DE COLEUS
Voor de
EN DE WEDEROPSTANDING
Luchtpost
ONZE NAMEN!
De dichtkunst was
oudtijds zeer
in trek
ZATERDAG 5 APRIL 1958
Erbij
PAGINA TWEE
Jezus9 versch ijtiingeti
inspireerde tot
vele meesterwerken
DE ENIGE VROUW IN
AMSTERDAMS DIAMANTHANDEL
W apen schilden]
Gereedschap
STEEDS WEER heeft het leven van
Christus grote kunstenaars geïnspireerd.
Veelvuldig zijn de geboorte, de jeugdge
beurtenissen en vooral de lijdensweg en
de opstanding uitgebeeld. Met Pasen her
denkt en viert de christelijke wereld de
opstanding. De evangelisten Lucas en Jo
hannes vertellen er het uitvoerigst over.
Zij delen mede, wat er vóór en er na ge
beurd is, doch over de herrijzenis zelf
zwijgen zij. v
Nadat Christus van het kruis was geno
men, had Jozef van Arimathea het lichaam
in een graf gelegd, dat pas in de rotsen
was uitgehouwen. Hij sloot dit met een
zware steen, die hij voor de ingang wen
telde. De joden zetten een wacht van sol
daten bij het graf, omdat zij zich herin
nerden, dat Jezus gezegd had de derde
dag weer te zullen opstaan en zij bang
waren, dat de discipelen het lichaam zou
den weghalen om die uitspraak waar te
maken. Niettegenstaande die maatrege
len vonden de vrouwen, die op paaszon
dag kwamen om het lichaam te zalven en
te balsemen, het graf leeg. Er lagen al
leen nog de windselen en de zweetdoek.
Een engel in stralend wit kwam tot haar
en zeide haar, dat Christus was opgestaan
en dat zij naar huis moesten gaan om dit
aan zijn leerlingen te melden. Bij de le
zing van Mattheus gaat de verschijning
van de engel gepaard met donder en aard
beving.
HOE HEEFT men zich in de loop der
tijden de opstanding voorgesteld? Hoe
hebben kunstenaars deze uitgebeeld? In
de eerste eeuwen na Christus had men de
gewoonte om op de sarcophagen (stenen
doodkisten) een kruis te beitelen met het
teken van Christus er boven en de sla
pende wachten er onder. Rc-eds in de vier
de eeuw echter wordt de voorstelling vol
lediger. Wij zien dan in ivoor gesneden
een gesloten graftombe met er naast
Christus, die een berg bestijgt, terwijl
God hem uit de hemel de hand reikt. In
andere voorstellingen is Christus al in de
hemel opgenomen, omgeven door een gro
te stralenkrans en omzweefd door enge
len. Op de aarde onder Hem staan de
apostelen, met in hun midden Maria, de
handen biddend ten hemel geheven. Bij
beide voorstellingen heeft Christus dus het
graf al verlaten. Het ogenblik van de her
rijzenis zelf wordt niet uitgebeeld.
In de vroege middeleeuwen, dus in de
negende en tiende eeuw, ja, ook later nog,
geschiedt zulks wel. Het in de rotsen uit
gehouwen graf, waarvan het Evangelie
spreekt, komt echter zelden tot uitbeel
ding. Geen wonder, want deze wijze van
begraven is oosters en was in het westen
in Italië, Frankrijk en Duitsland on
bekend. Het lichaam van Christus was in
de grafruimte op een stenen bank gelegd.
Deze stenen bank, die men kende uit af
beeldingen in oosterse handschriften, heb
ben de kunstenaars aangezien voor een
stenen doodkist, zoals d e in West-Europa
wel gebruikt werden. Tot de dertiende
eeuw gaf men Christus weer, staande in
zulk een kist. Pas daarna ziet men Hem
afgebeeld als een overwinnaar, die uit de
sarcofaag stijgt met het kruis als vaan
del in de hand. Zo zien wij Christus afge
beeld bij de vijftiende-eeuwse Italiaanse
schilder Piero della Francesca op diens
prachtige muurschildering in Borgo San
Sepolcro.
Wie dit meesterwerk van Piero della
Francesca wil zien en geen auto ter be-
PASEN
schikking heeft, moet drie uur met een
boemeltreintje (van Arezzo af) door het
Toscaanse land rijden. Heeft men dit er
voor over, dan zal men zijn moeite ook
rijk beloond zien, want deze „Opstanding"
behoort tot de monumentaalste scheppin
gen der kunst. Piero della Francesca beeldt
de wachten slapende af, zoals meestal ge
schiedt. Anders echter is dit bij een werk
van de Duitse zestiende-eeuwse schilder
Albrecht Altdorfer: op dit werk (aanwezig
in Bazel) ziet men een der soldaten te-
neergeworpen door de kracht van het
bliksemende licht, dat uitgaat van de en
gel in het geopende graf
In later tijd komt de voorstelling van de
open sarcofaag veel minder voor, omdat
de katholieke kerk voorschieef, dat Chris
tus moest worden uitgebeeld stijgende uit
een gesloten graf. Niet alle kunstenaars
hielden zich hieraan, doch een der beste
voorbeelden van een artiest, die het voor
schrift opvolgde, was de Italiaan Anniba-
le Carracci: om goed duidelijk te maken,
dat het graf gesloten is gebleven, schil
dert hij een der soldaten slapende op de
stenen kist.
Alle tot nu toe vermelde voorstellingen
hebben de opstanding zelf tot onderwerp,
doch ook de gebeurtenissen na de herrijze
nis zijn vele keren in beeld gebracht. Dat
zijn dus de verschijningen van de vrou
wen aan het graf en die aan de leerlingen,
waarvan de Evangeliën vertellen. Dan is
er nóg een handeling van Christus na zijn
dood, die vaak is uitgebeeld. Wij bedoe
len: de verlossing van Adam en Eva uit
de hel.
TWEE DODEN, die op de dag van
Christus' herrijzenis zijn opgestaan, ver
telden het verhaal. Plotseling brak in de
duisternis van de dood aldus vertelden
zij een gouden licht, waarop Adam on
middellijk zeide: dit is van Hem., die ons
komt verlossen en ons het Eeuwige Licht
beloofde. Toen Satan dit hoorde, werd hij
zeer ongerust, want hij had immers juist
tevoren Lazarus reeds verloren. Er volg
de een gedonder als van een orkaan en
daarna weerklonk een stem, die beval:
„Open de poorten en de Koning in de glo
rie zal binnentreden!". De duivel echter
liet de deuren grendelen en spoorde zijn
helpers aan om zo lang mogelijk stand
te houden. Edoch, er viel een tweede don
derslag... en de poorten van de hel roeken,
terwijl Christus zijn voet zette op de dood
en de duivel greep. Hij nam Adam aan de
hand naar buiten. Eva, de profeten en al
le heiligen volgden. Het was de aartsengel
Michaël, die deze schare het paradijs bin
nenleidde. Toen de twee doden dit ver
haal geboekstaafd hadden, werden zij
met schitterend wit bekleed en zag men
hen niet weder.
Deze gebeurtenis spreekt zeer tot de
verbeelding. Gaarne werd zij derhalve in
de middeleeuwen uitgebeeld. De kerk
keurde dergelijke, later aan het bijbelver
haal toegevoegde vertellingen niet goed,
doch al te sterk deed zi] van haar afkeu
ring niet blijken. Zo ziet men op een der-
tiende-eeuws miniatuur Christus als
volgt: de Heiland heeft het krtiis op de
overwonnen duivel geplaatst en trekt
Adam bij de pols uit de hel. Een duvel
tje tracht nog om Eva bij het been te vat
ten en tegen te houden, terwijl een an
der satanisch gedrocht haar nog iets in
het oor sist. Doch Eva is zich ervan be
wust, dat dit gedoe haar niet meer kan
deren. Opmerkelijk is, dat zowel Adam als
Eva onbedekt is. De kunstenaar be
kleedde hen als het ware met nieuwe of
herwonnen onschuld.
NADAT HIJ de doden had verlost, ver
scheen Christus aan de levenden. Het
eerst aan de drie vrouwen, die zijn lichaam
wilden verzorgen. De Vlaamse schilder
Hubert van Eyck beeldde dit drietal af in
het begin der vijftiende eeuw, terwijl zij
aankomen bij het graf en daar een engel
gezeten vinden op het deksel van de sar
cofaag. De vrouwen luisteren even ver
baasd als aandachtig naar de woorden van
de engel. Zij hebben potten met zalf en
kruiden in de handen, meegebracht om
het lichaam van Christus te balsemen.
Andere kunstwerken vertonen de vrou
wen, terwijl zij met een parfumhandelaar
onderhandelen over de kruiden. Soms ook
hebben zij wierookvaten instede van zalf
potten in de hand. Soms zelfs wringen zij
zich de handen om haar wanhoop tot uit
drukking te brengen. Deze en dergelijke
trekjes zijn waarschijnlijk in de voorstel
ling geslopen onder de invloed van de
godsdienstige spelen, die men in de mid
deleeuwen omstreeks Pasen in de kerken
opvoerde.
DE EVANGELIST Johannes vertelt niets
over de verschijning aan de drie vrou
wen, maar wel rept hij van die aan Ma
ria van Magdala, die immers buiten het
graf twee engelen zag. Toen zij zich om
draaide, heeft zij Christus gezien. Zij hield
Hem eerst voor een tuinman, doch her
kende Hem, toen Hij haar naam noemde.
Zij knielde en wilde Hem aanraken. Chris
tus evenwel ontweek haar, zeggende:
„Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet
tot het Huis Mijns Vaders opgegaan".
Vooral in de vroege renaissancetijd heb
ben Italiaanse kunstenaars deze groep
dus de knielende Maria Magdalena en de
■••■•■■■■■■■a
De Coleus of siernetel is een kleurige
kamerplant; een echte bladplant, waar
voor veel belangstelling bestaat, omdat ze
zo gemakkelijk te kweken is. De bloemist
heeft nu jonge planten in voorraad. U
kunt ze later zelf voortkweken door mid
del van stekken. Jonge scheutjes ter leng
te van ongeveer zeven centimeter kun
nen uitstekend voor dit doel gebruikt wor
den.
In een potje met zanderige grond of in
een flesje water zullen ze vrij gemakke
lijk wortels vormen. De kleurige blad
plant verlangt volle zon Zoek dus een
plekje in de vensterbank op het zuiden. Op
het oosten zal het ook nog wel gaan. Als
de plant wat hoog opgroeit kan er regel
matig getopt worden, neem de jonge
scheutjes er maar uit. De plant zal zich
dan veel beter vertakken. Door regelma
tig te nijpen voorkomt men weliswaar de
bloei, maar de lange aarvcrmige, lilakleu-
rige bloemaartjes zijn eigenlijk bij deze
plant van ondergeschikt belang. Op zo'n
zonnige standplaats heeft de Coleus be
hoefte aan vrij veel water, 's Zomers moet
ze ook beslist elke week een weinig opge
loste kamerplanten-kunstmest hebben.
G. Kromdijk
Amsterdam is sinds eeuwen een cen
trum van de diamantindustrie geweest.
In dé Diamantbeurs vindt ge dan ook
vele gewichtige kantoren, waar heel wat
belangrijke zaken worden afgehandeld.
Een van die kantoren wijkt af van het
puur mannelijk-zakelijke daar staan
bloemen en planten in de vensterbank
en getuigt een fraaie Chinese kom van
vrouwelijke smaak. Hier vormt inder
daad een vrouw het middelpunt: de
enige vrouw in de Amsterdamse diamant
business.
Mevrouw Roselaar heeft een boeiend, be
weeglijk gezicht. Zij is onze gastvrouw en
met haar gaan we een praatje maken over
diamant. Onwillekeurig zou men verwach
ten, dat iemand, die in het vak zit, zelf
wel veel diamant zal dragen, maar we zien
bij mevrouw Roselaar slechts een een
voudige, met diamantjes bezette ring. „Ik
ïoud niet van overdrijving," zegt zij ons.
.Een enkele broche of clip komt altijd het
mooist tot zijn recht, als het oog niet door
mdere sieraden wordt afgeleid. Overigens,"
vervolgt zij, „vraag ik me weieens af hoe
iet toch komt, dat vrouwen, die werkelijk
kostbaar gekleed gaan, geen of weinig
juwelen dragen. Diamant vindt men in
Tederland over het algemeen een te grote
uxe, maar vrouwen durven hun sieraden
vel te tonen, wanneer ze in het buitenland
verblijven waar men inderdaad ook meer
»ewend is met kostbaarheden voor de dag
e komen. Misschien ligt het aan de Cal
vinistische inslag in het Nederlandse volk,
die min of meer in alle groeperingen door
werkt. En." voegt ze er glimlachend aan
toe, „ik moet u bekennen zelf die eigen
schap ook enigszins te hebben. Ik vind het
heerlijk om naar mijn sieraden te kijken,
naar ik draag ze sporadisch."
„In vorige eeuwen waren de vrouwen
och wel wat anders," vervolgt ze. „Toen
droegen welgestelden wèl hun kleinodieën,
dat kan men zien wanneer men antieke
schilderijen bekijkt. Het zou wel aardig
zijn, wanneer de Nederlandse jongelui de
gewoonte uit Engels sprekende landen
overnamen. Een Amerikaanse jongen, die
zich gaat verloven, schenkt zijn meisje een
speciale ring met een steen, die in kost
baarheid overeenkomt met zijn financiële
draagkracht of die soms wel te boven gaat.
In dat geval koopt hij de ring op afbe
taling. Zij draagt deze haar hele leven en
tevens is het een erfstuk met een senti
mentele waarde voor het nageslacht. Ik
moet zeggen," valt ze zichzelf in de rede,
„alliance-(trouw)ringen, rondom bezet met
kleine diamantjes, komen nu in ons land
ook wat meer in zwang."
De vrouw heeft de aangeboren hang zich
op te sieren :een klein meisje rijgt kraal
tjes, niet om het rijgen, maar om ze als
ketting te dragen. En men koopt in het
algemeen de sieraden, die men betalen kan.
Niet elke vrouw kan zich natuurlijk meten
met de echtgenote van de Griekse reder
Onassis. Hij heeft haar de Hope-diamant
geschonken, een wereldberoemde steen,
die, naar men zegt, de eigenaar ongeluk
aanbrengt.
Er komt een vraag in ons op. „Laat men
een kostbaar sieraad, in casu een ring, niet
dikwijls in het doosje liggen, omdat men
bang is het bij het handen wassen te zul
len verliezen?"
Daarop weet mevrouw Roselaar een af
doend antwoord. Wij waren nooit op deze
eenvoudige oplossing gekomen en mis
schien bent u wel net als wij, zodat we u
de tip graag doorgeven. „Neem de ring bij
het handen wassen zolang in de mond
hap er dus als het ware in, met de steen
naar buiten natuurlijk."
„Waaruit bestaan nu eigenlijk uw werk
zaamheden?"
„Ik importeer ruwe diamant en handel
in ruwe en geslepen stenen. Ook laat ik
ruwe diamant bewerken, exporteer dan de
geslepen produkten of verkoop ze op de
plaatselijke markt ,al naar er vraag is."
Dit alles eist een enorme vakkennis,
maar die is haar in haar jeugd behoorlijk
bijgebracht. Ze is in het vak opgegroeid en
heeft een bijzonder gedegen opleiding ge
noten in de tijd, toen het nog een uitge
sproken handwerk was. Momenteel komen
er meer geperfectioneerde machines aan te
pas. Zelf kent ze alle onderdelen van dit
veelomvattend vak (waarvan ieder onder
deel weer een vak op zichzelf is, bijvoor
beeld het sorteren op kleur en kwaliteit
van volkomen zuiver via bijna onzichtbaar
onzuiver gezien door een sterke loupe
tot onzuiver met het blote oog). „Vroeger
heb ik zelf ook wel diamant bewerkt."
Na de bevrijding heeft ze de zaak van
haar echtgenoot voortgezet. De mannelijke
collega's accepteren haar voor honderd
percent. Zij motiveert dit met: „Er heerst
een bijzonder prettige geest. Weet u, dat
er in deze branche volkomen eigen gebrui
ken bestaan? Alles is gebaseerd op ver
trouwen, de verkoop gaat zonder contrac
ten, alleen op woord en meestal door mid
del van commissionairs. Kleine menings
verschillen komen voor de Commissie van
Geschillen, maar de rechter komt vrijwel
nooit in het stuk voor. Gedraagt iemand
zich tegen de gebruiken, of is oneerlijk,
dan zou hij worden uitgeschakeld en ook
in andere centra niet meer worden geac
cepteerd. Ook de diamantbewerker kent de
erecode van het vak.
Wij praten vervolgens wat over techni
sche bijzonderheden. Diamant heeft struc
tuur, net als hout of vlees bijvoorbeeld. Een
wijkende Christus gaarne geschilderd!
Zij bood immers een gezochte gelegenheid
om een gesloten, harmonisch geheel te
maken, dat paste bij de smaak van die
tijd. De monnik Fra Angelieo, beroemd om
de liefelijke wandschilderingen, waarme
de hij in het midden der vijftiende eeuw
vele vertrekken en cellen van zijn kloos
ter (San Marco in Florence) versierde,
schilderde op een van die celwanden ook
deze voorstelling. Hij laat de ontmoeting
plaats hebben in een vredige, bloeiende
tuin, waarin geheel onverwacht de rots
van het graf (bij uitzondering wèl een rots
graf!) oprijst. Dat Maria van Magdala
Christus voor een hovenier hield, is aan
geduid door het feit, dot Hij instede van
het kruis een schoffel over de schouder
draagt. Een andere grootmeester der
schilderkunst, Dürer, heeft het tuin
manzijn nog meer uitgebeeld, door Chris
tus' stralenkrans te vervangen door een
breedgerande strooi- en tuinmanshoed.
NA DE VERSCHIJNINGEN aan de
vrouwen verhalen de Evangeliën nog van
vier ontmoetingen en wel met de leerlin
gen. Met twee hunner op weg naar Em-
maus, met' een aantal hunner in Jeruza
lem, met de Ongelovige Thomas en met
de leerlingen bij het meer van Galilea.
De Emmaüsgangers hebben zich de
laatste jaren zeer verheugd in de alge
mene belangstelling, daar zij onderwerp
zijn van een schilderij, omtrent de echt
heid waarvan nog steeds een verwoede
strijd gaande is. Het Museum Boymans
te Rotterdam kocht dit stuk als echt aan,
als een werk van de beroemde zeventien-
de-eeuwse Delft se meester Johannes Ver
meer, maar enige jaren later kwam. de
Amsterdamse schilder Van Meegeren met
de geruchtmakende mededeling, dat hij
(en niet Vermeer) dat schilderij had ge
maakt. Dit bracht veel beroering teweeg
in de kringen van kunstminnaars, kunst
kenners en verzamelaars Een proces
volgde. Bij het oordeel van de rechter
wensen sommigen zich niet neer te leg
gen. Zij roeren verder in de zaak en hei
is voor velen een vraag, wie nu werkelijk
de schepper van „De Emmaüsgangers''
is. Intussen is het publiek de dupe. Het
werk is namelijk zonder twijfel een prach
tig doek, ongeacht wie het gewrocht heeft.
Doch hangende de strijd is het niet meer
te bezichtigen voor het publiek.
VOLGENS HET bijbelverhaal schaarde
Christus zich bij twee van Zijn jongeren,
die op weg waren naar Emma us, een dorp
niet ver van Jeruzalem gelegen. Zijn leer
lingen herkenden Hem niet Wel verwon
derden zij er zich zeer over, dat Hij niet
zou weten, wat er op Goede Vrijdag in
Jeruzalem gebeurd was Daar zij diep on
der de indruk van het gebeurde waren,
maakte Christus hun een verwijt van hun
kleinmoedigheid en legde Hij hun de
Schrift uit. Nog herkenden zij Hem niet
Pas 's avonds, toen Hij het brood voor
hen brak, aan tafel in de herberg, begre
pen zij Wie hun verschenen was. De kun
stenaars der zestiende en zeventiende
eeuw hebben dit samenzijn gaarne uitge
beeld, mede omdat de maaltijd de moge
lijkheid bood tot rijke stoffering. Rubens,
Titiaan en Veronese hebben het samen
zijn in de herberg weergegeven, aan een
welvoorziene tafel, terwijl ook de waard
en een of meer bedienden aanwezig zijn.
Onze beroemdste nationale schilder, Rem
brandt slaagde er in aan het geheel een
veel intiemere sfeer te geven. Hij putte
zich niet uit in fraai bijwerk.
MET MOEITE slechts zal men een af
beelding van de verschijning aan de dis
cipelen in Jeruzalem vinden. In het Bij
belverhaal wordt ons duidelijk gemaakt,
dat Christus over een hogere macht be
schikte, daar Hij binnenkwam, hoewel de
„De opstanding van Christus'' gravure
van Julius Schnorr von Carolsfeld.
deuren (uit vrees voor de joden) door de
discipelen zwaar waren gegrendeld. Dit
was wel de reden, dat Thomas, die niet
aanwezig was. toen Christus verscheen,
Zijn binnenkomst niet wilde geloven. Om
Thomas te overtuigen, kwam Jezus nog
eens terug en liet hem de vinger leggen
in de wonde in Zijn ziide De grote ver
nieuwer der beeldhouwkunst in de vijf
tiende eeuw, de Italiaan Donatello, heeft
dit gebeuren het meesterlijkst uitgebeeld
en wel in de prachtige groep van Or San
Michele in Florence.
De laatste verschijning, dus die aan het
meer van Galilea. valt eigenlijk in twee
taferelen: de wonderbare visvangst en de
machtsoverdracht aan Simon Petrus, uit
een. Terwijl Christus aan de oever van
het meer stond, kregen de leerlingen, die
hun oude beroep van visser weer hadden
opgevat, de netten tot berstens toe vol met
vis. Simon Petrus, die Hem herkende,
sprong over boord en zwom naar de kant.
De anderen brachten de vangst aan de
wal. Van deze eerste gebeurtenis bevindt
zich een groot schilderij in Bazel, ge
maakt door de Zuidduitse schilder Kon
rad Witz, die schilderde in de eerste helft
der vijftiende eeuw en zijn tijd ver voor
uit was m de weergave van landschap
pen. Dit blijkt ook uit zijn doek over de
verschijning aan het meer van Galilea.
Het bevel „Wijd Mijn Lammeren" aan
Simon Petrus en als zichtbaar teken hier
van de overdracht van de sleutel, vond zijn
monumentaalste uitbeelding in een van
de uitgewerkte grote schetsen, die de Ita
liaanse grootmeester R .faël maakte voor
een serie wandtapijten, voor het Vaticaan
bestemd. Tapijt en schets bestaan beide
nog, maar de schets geeft het beste
weer, wat Rafaël tot uitdrukking wilde
brengen. Geen wonder, want Rafaël zelf
maakte de schets, anderen het tapijt.
SCWOOW MAAKTJ D
steen moet met de structuur mee gespleten
worden. Diamant wordt met diamant be
werkt' geen andere stof is hard genoeg.
En dan komen de schatten te voorschijn:
uit zogenaamde partijbrieven (een embal
lage, die doet denken aan de papiertjes, die
de apotheker om onze poedertjes vouwt)
verschijnen voorraden flonkerende stenen,
variërend van grotere tot heel kleine soor
ten. „Kijk, er zijn achtenvijftig facetjes op
geslepen," toont onze gastvrouw, „zelfs de
kleinste, die ongeveer het formaat hebben
van een flinke speldeknop." Ze prikt een
flonkerende steen aan een tangetje met
drie haakjes en laat het ons door een loupe
bekijken. We worden er even stil van, zo'n
wonder van glans en vorm is dit kleinood.
„Het is een natuurprodukt," aldus mevrouw
Roselaar, „en er zijn geen twee stenen aan
elkaar gelijk."
Natuurlijk kent zij ook de kwaal van
deze dagen: de tijdnood. In een „een-
Een Italiaans schooljongetje vond kort
geleden op weg naar school in het Ita
liaanse stadje Rovigo een ballonnetje,
dat zijn hemelse bestemming op andere
wijze zou bereiken dan door de afzen
der ivas bedoeld.
Op het dunne gespannen rubber stond
te lezen: „Kleine blauioe ballon, vlieg
naar het kindeke Jezus en zeg hem dat
ik heel gauw een broertje krijg, maar
dat wij geen kleertjes voor hem heb
ben." Daaronder naam en adres van de
afzender.
Het jongetje gaf de ballon met de on
gewone boodschap aan zijn onderwijzer,
die het verzoek in de klas voorlas. Spon
taan verzamelden de kinderen hun
snoepcenten. Toen dat bij lange na niet
voldoende bleek, hielden ze een inzame
ling op de hele school. Het geld stuur
den ze naar het opgegeven adres. Daar
werd het als uit de hemel gevallen ont
vangen.
vrouwszaak" valt er vanzelfsprekend veel
te doen en bovendien moet ze regelmatig
reizen. „En dan praat ik nog maar niet van
lezingen, die ik af en toe houd, onder an
dere voor de Nederlandse Unie van Vrou
welijke Bedrijfshoofden. Maar de avonden
en week-ends probeer ik toch voor mezelf
te houden. Alles interesseert me: muziek
(ik speel zelf piano), concertbezoek en boe
ken lezen. Ik ben altijd nogal bewegelijk
geweest en sport had ik dus wel nodig als
een soort uitlaatklep. En omdat ik van
alles altijd het naadje van de kous heb
willen weten, heb ik vroeger onder de
bedrijven door de middelbare acte gym
nastiek gehaald."
Tineke Raat
ONZE VADEREN waren verwoede;
dichters. Te pas en te onpas grepen zij i
naar de lier, dat blijkt uit duizenden!
bewaard gebleven gelegenheidsverzen, j
Zelfs kanonnen ontsnapten niet aan de i
rijmwoede. Zo stond er op een in 1574 1
door Henrick van Trier voor de stad i
Edam gegoten stuk geschut te lezen:
„Den vierigen Draeck ben ick gchieten,
stijf ende sterck kan ick schieten." Dei
kanonnen hadden dus ook al namen.
HUIZEN kregen eveneens berijmde I
opschriften. Op de Bakcnessergrachl te i
j Haarlem leest men op een uit 1632 da- j
terende cartouche het fraaie dichtstuk:
„Ingang vant gesticht van Dick van
Baekenes, voor vrouwen acht en i
tweemaal ses". Tot ver in de vorige
eeuw leefden de dichters zich op uit-1
hangborden uit. Te Harderwijk getuigde i
een schrijnwerker: „Aan de ccnc zij van i
dees winkel verkoopt men kistemakers-1
werk, mijn vrouw verkoopt sajet en j
gaat neerstig naar de kerk". Een Delftsc i
j stovenmaker vroeg de aandacht door op i
zijn luifel te schilderen: „Hier verkoopt j
men stoven, de zonnen der vrouwen,
schoon zij dien glans meest onder haar
houwen". In dezelfde stad kwam een
pottenbakker onverbloemd voor de
waarheid uit met: „Hier bakt men pot-
ten en petielen, en 'k prijs haar, die er
veel vernielen". Een Haarlemse kruier
was zich kennelijk van zijn onvolkn-
menheden bewust toen hjj rijmde: „Ik
kruy en bruy by dag en nacht, val ik
eensjes om dan word ik uitgelacht". Te
Den Briel las men zelfs: „Hier woont
Jacobus Hoccius, Procureur en Notaris,
van alle zaken, of 't leugen of waar is."
MET DE uithangborden verdwenen
de rijmen. Slechts waar de steenhou-
wers aan het werk waren, bleven enkele
dichtstukken bewaard. Uitvoerig is het
opschrift op de gevel van de oude
„Brouwerij van de klimmende leeuwen"
aan het Spaarne: behalve de huisnaam
„Int wapen van Geldcrlandt" bevat de
cordonband de vrome wens: „Vrede
geeft ons Godt, om tonderhouden syn
f gebodt, in lande en stede, geef ons sy(n)
I ewige vrede". Korter van stof was de
rijmelaar, die op de gevelsteen van het
perceel Groot Heiligland 21 onder een
kwaad kijkende zon het opschrift „De
son beqwaem ys myncn naem" aan-
bracht. Aan dit huis dankt de bclenden-
dende Zonnesteeg de naam. Ook lag het
jj. voor de hand, dat de bewoner door zijn
buurtgenoten Van der Zon of Zonneman
genoemd werd. Vooral in de zestiende
eeuw was het in de steden gebruikelijk
j de burgers met de namen hunner hui-
zen aan te duiden. Werden deze bena-
mingen erfelijk, dan waren daarmee
familienamen ontstaan. Niet altijd is
deze gang van zaken duidelijk te zien.
i Het eist waarlijk enig archief-onderzoek
eer men weet dat de familie Vignon zo
j heet naar het stamhuis op de Amster-
damse Nieuwmarkt „daert wapen van
Avignon in de gevel staet".
NIET SLECHTS de zon prijkte op ge- j
I velstenen en uitgangborden, dat kunnen j
de namen De Maen. Van der Maan, Van i
der Starre, Morgenster en Sevenster ge-
tuigen. In 1646 stond in de Haarlemse
Spaarnwouderstraat een huis „daer de
Vergulde Halve Maen uythangt". In het i
adresboek lezen we de naam Halve-
maan..
Van de bloemen waren kennelijk de i
roos en de lelie de meest geliefde. Ette- i
lijke huizen werden er naar vernoemd j
en hebben ons namen als De Roos, Wit-
teroos, Meyroos, Lely, De Lelie en Van j
der Lely bezorgd. Ook de namen Mis- j
pelblom en Gelderblom herinneren aan j
huizen. Want de mispelblom ook wel i
Gelderse bloem genaamd was het oude j
wapenteken der Gelderse graven en j
kwam veelvuldig op uithangborden i
voor. Een heraldische figuur was ook i
vooral in Brabant het molenijzer, we j
danken er de namen Molenyzer en
Meulenyzer aan. Dat menig huis „De i
Kroon" heette, wordt door de familie- i
naam Kroon bewezen. Daar de vak- j
lieden vaak hun gereedschap op de uit-
hangborden plaatsten, kennen we de na- i
men De Bijl, Van der Bijl, Kerfijzer, j
Van der Schaaf, Van der Zaag, Vinger- j
hoed, Van der Schaar en Knipscheer. i
Ook Brouwhamer hoort in deze groep
thuis: dit is een oude huisnaam uit
Leeuwarden, waar men het breeuwen
van een schip brouwen noemde.
J. G. DE BOER VAN DER LEY
"PASEM