fV WENST GEEN PAASFEEST Gigantische werk bij Gravestein c iïdy. J. 1 i :Pcir-£o 2ATERDAG 5 APRIL 1958 Erbij PAGINA DRIE Repertoire van Amsterdams Concertgebouw in het seizoen 1958-1959 - Illllllllllllllll V ttSJLOs 3)omwi 7WM C- dan tot het air van de wewillende toe hoorder, die voor het opgediste religieuze betoog wel wat belangstelling heeft. De bleke en zelfs de levendige interesse brengt geen ommekeer in een mens te weeg. De bekering heeft niet plaats, wanneer de ontmoeting met de levende God stel selmatig ontlopen wordt en wij met God een handig spel spelen. De bekering heeft plaats als wij op het „halt" van God werkelijk halt hóuden, als wij Hem onze persoonlijke God laten zijn en ons door Hem laten gezeggen. Dit is iets anders het coquetteren met het heilige, waar aan wij ons zo dikwijls schuldig maken. HET WOORD „opstanding" doet in Atene de deur dicht. Daar zou men nog wel bereid geweest zijn om van gedachten te wisselen over wedergeboorte of om een debat te openen over onsterfelijkheid, want deze begrippen waren hun uit be paalde godsdiensten en wijbegeerten niet onbekend. Maar het hanteren van het begrip „opstanding-uit-de-dood" kan alleen in het brein van een dwaas op komen en met een zwakzinnige wenst een antiek zowel als een modern mens niet serieus te converseren. VOOR DE APOSTEL zijn de resultaten pover. Een handjevol mensen komt tot ge loof. Men kan ternauwernood van een gemeente spreken. Athene wenst geen Paasfeest te vieren. „Aldus vertrok Paulus uit hun midden". Met deze bijna griezelige zin eindigt het bezoek aan Athene, zoals ons dit in het bijbelboek Handelingen der Aposte len" verteld wordt. Het leven gaat vport. De wijsgeren verlangen alweer naar nog nieuwer nieuws. Enkelen weten dat zij voor God staan. Zij trekken met een levende hoop de op gestane Heer tegemoet. Zij hebben het laatste nieuws gehoord en weten, dat in wezen alleen Christus nog terugkomen moet om alles nieuw te maken. In dat zelfde vertrouwen stromen morgen de kerken in alle landen vol met miljoenen feestgangers: een „bewijs" zo u wiit, dat, ondanks het verweer van de denkende mens van alle tijden, de Heer waarlijk is opgestaan. SANTPOORT s, fer Steele Hedenavond draagt het N.C.R.V.-televi- sieprogramma een gewijd karakter. Om streeks de helft van de zeventiende eeuw schreef de Duitse componist Heinrich Schütz zijn passiemuziek bij de zeven woorden, die Christus aan het kruis heeft gesproken. Deze compositie voor solo stemmen, vijfstemmig koor en instrumen ten wordt in de studio uitgevoerd door het N.C.R.V.-Vocaal Ensemble met bege leiding van een gamba-kwartet, basso continuo en portatief. Het geheel staat onder leiding van Marinus Voorberg. Vervolgens draagt Tob de Bordes de monoloog voor van de Romeinse hoofd man bij het kruis. Deze schets komt voor in de bundel „Weerzien van heiligen" van M. E. Ouwehand. Tenslotte een vertoning van een op film vastgelegd Engels pas siespel.. Onderstaande tekening van Tan Makkes geeft een indruk van de bouw van de grote schutsluis en een stuwcomplex in de Lek bij Hagestein, in de buurt van Vianen, waar men het diepste punt - ruim twintig meter beneden de kruin van de ringdijk - heeft bereikt. Men is reeds bij de uitvoering van dit geweldige werk van Rijkswaterstaat begonnen met de af werking van een betonnen vloer tussen damwandstaal voor de pijler tussen de twee stuwschulven. De vloerplaat voor het zuidelijke landhoofd van de stuw is ai gereed, met de bekisting voor het op gaande werk wordt goede voortgang ge maakt. Tussen pijlers en landhoofden lig gen doorstroomopeningen van achten veertig meter. De twee landhoofden zullen onder water met elkaar in verbinding staan door tunnels naar de middenpijler. De totale lengte van deze tunnels be draagt honderdveertig meter. De vloei van de sluis heeft een oppervlakte van tweehonderdtwintig bij achttien meter. In totaal is voor het gehele werk vijfenvijf tigduizend kubieke meter betonspecie nodig. Hier is de grootste bronbemaling in werking, die ooit in ons land werd toegepast. Per uur slaan vijfenveertig pompen ruim vijfduizend meter water, vijfendertig meter diep. Over anderhalf jaar zal het werk, dat dertig miljoen gul den kost, voltooid moeten zijn. Volgens het voorlopige prospectus zal het Con certgebouworkest in het komende seizoen onder meer door de dirigenten Eduard van Beinum, George Szell, Bernard Haitink, Eugen Jochum en Willem van Otterion ivorden geleid. Als solisten zullen optreden de pia nisten Theo Bruins, Ro bert Casadeus, Rudolf Fir- kiisny, Arthur Rubinstein, Igrid Haebler en Eugene Istomin, de violisten Ar thur Grumiaux, Nathan Milstcin, Isaac Stern. Bro- nislav Gimpel en Wolf gang Schneiderhan, bene vens de violoncellisten Tibor Demachula en En rico Mainardl. Op het repertoire staan werken van Josef Haydn, van wie in het biizonder wordt vermeld de uit voering van de Harmonie- mis met medewerking van bet Radiokoor, onder lei ding van Bernard Haitink, van George Friedrich Handel, Maurice Ravel (l'Enfant et les sortilèges) en voorts composities van Bruckner. Brahms, Beet hoven. Mahler. Reger, Stenhan en Schumann. Van het hedendaagse rencrtoire zullen compo sities worden uitgevoerd van Van Lier, Prokovjev, Von Einem en Walton. TEGEN VALSE f ROMANTIEK IN HET laatstverschenen nummer van „Mens en Melodie" werd onze aandacht getrokken door een artikel van E. Po-po, dat stelling neemt tegen- over de vrijpostigheden en verwarring stichtende praatjes, die de schrijver B Pierre la Mure zich veroorlooft, in z\jn roman ..Beyond, desire" (verleden jaar B in Nederlandse vertaling onder de titel De grote Passie" verschenen). Dit boek behandelt, de heropst.and.ing van Bachs Matt.heus Passie door Felix Mendelssohn Bartholdi, die zoals algemeen bekend mag worden veronder- B steld in 1829 te Berlijn in de Ei.ngakadem.ie plaats had. De schrijver van de roman laat dit feit. echter pas twintig jaar later en dan te Leipzig in de Thomaskerk gebeuren. Bovendien verzint hij er allerhande omstandigheden bij B om het geval sensationeel te maken: een ontstemde dominee, een vijandige gemeenteraad, een volksopstand en de moord op een der leden van het koor, dat uit bedelaars en landlieden zou hebben bestaan. Ik citeer deze dingen op 1 gezag van de medewerker van het genoemde tijdschrift, die terecht zegt: „van een kunstenaar is een bepaald oeuvre aan een bepaalde periode van zijn leven en aan een milieu gebonden" en die er verder op wijst wat het betekhide dat Mendelssohn, die reeds op zeventienjarige leeftijd zijn geniale ouverture voor „Een Midzomernachtdroom" gecomponeerd had, nu als twintigjarige de fa- B meuze daad verrichtte de Mattheus Passie uit haar slaap te wekken. En wat het milieu betreft, Mendelssohn was geen uitgestotene uit de hogere burgerij van zijn stad, zoals La Mure beweert, integendeel: in den huize Mendelssohn verbleven ten tijde van de voorbereiding der Mattheus Passie beroemdheden als Heine, Paganini, Hegel en Alexander von Humboldt, om alleen maar de voornaamsten te noemen. Ook is het uit de lucht gegrepen, dat Mendelssohn 1 vroegtijdig zou zijn gestorven omdat zijn landgenoten hem het leven ver- zuurden en zijn arbeid dwarsboomden. Ook prgert E. Popo zich terecht aan E enormiteiten, welke de argeloze lezer-muziekliefhebber, die de kunst, van Bacil E slechts oppervlakkig kent, een totaal verkeerd idee van deze muziek moeten 1 geven en daar La Mure deze onverantwoordelijke dingen door Mendelssohn 5 laat debiteren ook een zeer aanvechtbaar denkbeeld van deze fijnzinnige kunstenaar zullen wekken. Al deze romaneske vrijheden en onbeholpenheden E op gebied van het begrip der muziek en haar historische gebondenheid zijn, B waar het een zo belangrijk feit betreft als de algem.ene doorbraak van de Bach- cultuur door de daad die Mendelssohn stelde, zeer betreurenswaardig. HOE NU de juiste toedracht geweest is van het herstel der Mattheus Passie, daar over wordt doorgaans, zelfs door insiders, weinig of niet gepiekerd. De jonge Men delssohn, die van zijn grootmoeder een af schrift van Bach's partituur cadeau ge kregen had, heeft het werk met Zelters Singakademie uitgevoerd. Uit! En het feit, aldus herleid tot zijn eenvoudigste vorm, wekt bij velen dan ook de voorstelling, alsof de twintigjarige musicus op z'n eentje de Bach-renaissance op gang zou hebben gebracht. Zo simplistisch is het verloop echter niet geweest en het zou zelfs passend zijn be treffende deze kwestie naast Mendelssohns RELAAS VAN „AANDEELHOUDER" EDUARD DEVRIENT TER WEERLEGGING VAN SENSATIEROMANTIEK (Philipp) Eduard Devrient, in 1801 te Berlijn geboren. verdiensten ook die van zijn leraar Zeiter en die van zijn vriend de zanger, toneel speler en schrijver Eduard Devrient dank baar te herdenken. Want. de belangstelling voor Bach en zelfs voor diens Mattheus Passie had Mendelssohn buiten kijf te dan ken aan Goethe's oude vriend en muzikale i'aadgever Zeiter, die met zijn Singakade mie herhaaldelijk fragmenten van Bach's oeuvre, vooral koralen, tot uitvoering bracht, waaraan de jonge musicus prak tisch meewerkte, evenals zijn kameraad de zanger Eduard Devrient, die vaak solo partijen in Zelters koor vertolkte. Deze veelzijdige kunstenaar (hij heeft later als toneelspeler en regisseur een grote reputatie verworven en werd ook als librettist en schrijver over zijn kunstvak vermaard) publiceerde in 1869 een werk "Meine Erinnerungen an Felix Mendels- sohn-Bartholdi und seine Briefe an mich" waaruit heel wat bijzonderheden om- kent het herstel van de Mattheus Passie Ie putten zijn en waaruit tevens blijkt, dat bet aandeel van Devrient in deze belang rijke muziekhistorische daad niet gering is geweest. Wij vernemen aldus, dat. de jeug- Karl Friedrich Zeiler, componist en koor dirigent (1758-1832). dige Mendelssohn van tijd tot tijd een klein koor, gevormd uit. leden van de Sing akademie, bij zich thuis ontving, zich met dit ensemble oefende in de koordirectie en er vooral onbekende werken van oude meesters mee instudeerde. Tot deze zangers heeft ook de bas Eduard Devrient behoord. Het bezit, van de partituur van Bach's pas sie leidde ertoe om ook fragmenten hiervan in studie te nemen. De jeugdige geestdrift van het selecte koortje voor de verrassen de schoonheden, die men er in ontdekte, werd dan ook wel eens aanleiding tot het bespreken van eventuele mogelijkheden om het werk voor het publiek te brengen, hoewel men zich de veelvuldige bezwaren niet ontveinsde. Devrient vlaste erop de Jezus-partij te vertolken. In zijn „Erinnerungen" vertelt hij: „Toen wij in januari 1829 op een avond het eerste deel van het werk gezongen hadden, en overweldigd door de indruk naar huis ge gaan waren, kwam bij mij in een slapeloze nacht de vraag op, hoe het mogelijk zou zijn de uitvoering door te zetten. Onge duldig verbeidde ik de laat aanbrekende wintei'dag. Ik ging naar Felix toe.... Ik verklaarde hem dat. ik deze nacht besloten had, dat de Mattheus Passie de volgende maand, nog vóór zijn voorgenomen reis naar Engeland, in de Singakademie moest, worden uitgevoerd. Hij lachtte. „Wie diri geert ze dan?" vroeg hij. „Jij!" En ik ont vouwde mijn plan: wij hadden de Mattheus Passie als het grootste en gewichtigste muziekwerk erkend, derhalve mochten wij niet rusten voor en aleer het weer in ere hersteld zou zijn. Dat kon Felix mij niet weerleggen. Waarop ik hem toevoegde: „De uitvoering kan in deze tijd niemand anders dan jij met succes ondernemen, dus moet jij het doen." „Wanneer ik het kan doorzetten, ja!!" En nu vertelde ik hem dat ik, wanneer hij zelf de organisatie niet op zich zou kunnen Gelithografeerd portret van Felix Men delssohn Bartholdy (1809-1847). nemen, het volgende had uitgedacht: daar de Singakademie en Zeiter enige verplich ting tegenover mij hadden wegens mijn tienjarige welwillende medewerking aan al hun concerten, zou ik ,als wederdienst, om het vrije gebruik van de zaal en de prak tische medewerking van het hele koor ver zoeken.... ,Ik bied je dus hiermee dit fatsoenlijk compagnonschap aan. Ik neem daarbij alle financiële zorgen voor mijn rekening en zing de Jezus-partij, jij brengt het vergeten wonderwerk in de wereld terug." „Maar wij zullen dadelijk schipbreuk lijden op Zelters tegenwerpingen. Hij houdt de uitvoering voor onmogelijk, omdat hij, noch iemand anders, tot dusverre in staat was haar te ondernemen." Ik had echter een betere dunk van Zelters degelijkheid en van de gemoedelijke zijde van zijn schijnbaar hardvochtig karakter. En zo voorbereid gingen wij de oude Zeiter op zoeken. Voor de deur zei Felix nog: „Hoor eens, als hij grof wordt, ga ik weg. Ik wil niet met hem twisten." „Grof wordt hij zeker!" antwoordde ik. „Maar het twisten neem ik over." Wij klopten aan. De ruwe stem van de meester klonk luid: „binnen". Wij troffen de oude reus aan in een dichte tabakswalm met een lange pijp in de mond, gezeten voor zijn oude vleugel met dubbel klavier. De zwaneveer, waarmee hij gewoon was te schrijven, had hij in de hand. Toen hij, over zijn bril heenkijkend, ons had her kend, riep hij vriendelijk op zijn gewone luidruchtige manier: „Ik zie daar reeds zo vroeg twee jongelieden! Wat verschaft mij de eer? Kom hier, ga zitten." Nadat Zeiter het doel van ons bezoek vernomen had. zei hij, de kin gerekt in de hoogte stekend, zoals hij-placht te doen, wanneer hij met bijzondere nadruk iets te zeggen had: „Alsof dat zo maar te doen was! Daartoe behoort echter meer dan datgene, dan waarover wij heden ten dage te beschikken hebben." Nu begon hij hoog op te geven van de eisen en moeilijkheden van het werk en te betogen, dat men voor deze koren een opleiding in een Thomas- schule moest hebben en een Johann Se- bastiaan Bach om ze te leiden. Hij meende bovendien dat de tegenwoordige violisten deze muziek niet meer konden spelen. Dat alles was reeds dikwijls overwogen en in dien de bezwaren zo spoedig uit de weg waren te ruimen geweest, zouden Bach's Passies al lang weer zijn uitgevoerd. Hij had zich druk gemaakt, stond op en liep door de kamer. Felix trok mij aan mijn jas. Hij waande de zaak reeds verloren. Ik antwoordde nu, dat wij al deze be zwaren niet onderschatten, maar dat wij ze niet voor onoverkomelijk hielden. Het koor van de Singakademie was door Zeiter zelf volkomen met Bach's muziek ver trouwd geworden en was bovendien opge wassen tegen elke moeilijkheid. En wat Felix betreft, deze leerde door hem het werk kennen en dankte aan zijn aanwij- zigingen het inzicht hoe het moet worden gedirigeerd. En wat mijzelf aangaat, ik brand van verlangen om de Jezus-partij in het openbaar voor te dragen. Zeiter was steeds wreveliger geworden. Hij had nu en dan uitingen van twijfel en van minachting tussen mijn pleidooi laten horen. Nu barstte de oude heer los: „Dat moet men nu geduldig aanhoren. Kunste naars van ervaring hebben het voor on mogelijk gehouden en nu komen daar een paar onrijpe mensen, die menen dat het allemaal slechts kinderspel is!" Ik keek naar Felix om, die aan de deur stond, de kruk in de hand houdend. Hij wenkte mij met een bleek en beledigd gezicht om te gaan. Ik gaf hem een teken, dat wij moes ten blijven en begon zo kalm mogelijk uit een te zetten dat, al waren wij nog jong, wij toch zo onrijp niet waren, daar onze meester reeds menige lastige opgave van ons gevergd had. Ik betoogde verder, dat het wagen van stoute ondernemingen een privilege van de jeugd was en dat het hem tenslotte goed moest doen te ervaren, dat twee van zijn leerlingen in praktijk zouden brengen wat zij van hem geleerd hadden. Zelters weerstand begon zichtbaar te wankelen. Ik ging voort: „Wij wilden u nu vragen, of wij op uw toestemming en steun zouden mogen rekenen...." „Hoe willen jullie dat dan doen?" vroeg hij stilstaande. „Jullie denken nergens aan. Je hebt ten eerste het bestuur dat zijn toe stemming moet geven. Dat bestaan uit veel hoofden en veel zinnen en vrouwenhoof den zijn er ook bij, die brengen jullie niet zo gemakkelijk onder één hoed.En dan de leden, de leden!" riep Zeiter uit. „Daar begint de ramp pas. Vandaag komen er tien op de repetitie en morgen blijven er twintig weg. Felix ontvouwde nu de oude heer zijn plannen betreffende de repetities en de samenstelling van het orkest, dat hij door Eduard Rietz zou doen voorbereiden. Ten slotte zei Zeiter: „Nu, ik zal je niet tegen werken ik zal voor je pleiten waar het nodig is. Waag het dan maar in 's hemels naam. Wij zullen zien wat er van komt." Zo scheidden wij dankbaar en als goede vrienden van onze oude, wakkere brom beer. Al het andere was nu gemakkelijk. De moeilijkheden verdwenen als spoken die men te lijf wil. Het bestuur willigde zonder bedenking alle wensen in. De eerste koorrepetitie had reeds tweemaal zoveel deelnemers als het groepje dat bij de Mendelssohns aan huis gestudeerd had en steeds werd het aantal groter. Weldra kon de uitvoering gegeven wor den. Zij slaagde volkomen en bracht in Berlijn een buitengewone sensatie teweeg. Men begreep algemeen de portee van dit eerherstel van een vrijwel vergeten genie.' TOT ZOVER Eduard Devrient, die blijk baar met dit verhaal een deel der ver dienste van de herleving van de Mattheu Passie voor zich opeist, Zijn relaas ma misschien een beetje litterair aangedik zijn, overigens is er geen reden om aan d waarheid van de kern ervan te twijfelen Zodat aan deze belangrijke mijlpaal in d' muziekgeschiedenis drie figuren staan Mendelssohn, Devrient en ook Zeiter. J; ook deze laatste, want het is nog zo ge lopen, dat. hij, na twee succesrijke uitvoe ringen onder leiding van zijn geniale leei ling, een derde vertolking van de Mattheu Passie leidde en wel op Goede Vrijda toen Mendelssohn ondertussen zijn vooi genomen reis naar Engeland aanvaard hac De rest weet men: de Mattheus Passie werd gemeengoed van het mensdom. Kon het mooier? En is deze waarachtige histo rie niet belangwekkend genoeg, dat ze ter wille van een ongezonde sensatie met fan tastische verzinsels en onbeholpen com mentaren moest worden scheef getrokken? WANNEER de apostel Paulus op zijn rei zen in Athene komt, krijgt hij de eervoile uitnodiging voor het genootschap der wijs geren een lezing te houden. Hij ziet het belang van deze invitatie in en terdege voorbereid verschijnt hij in de kring der geleerden. Hij is een uitstekende ver tegenwoordiger van de zaken, die hij voorstaat. De filosofen horen iemand aan, die niet verlegen of onbeholpen is. De vreemdeling blijkt vormen en beschaving meegebracht te hebben. Verlangend naar ilies wat nieuw is, beluisteren zij hem net interesse. Bij de voorbereiding heeft Paulus zich Toed ingeleefd in de wereld van zijn toe hoorder. Hij overrompeld hen niet met gedachten en termen, die voor hen on verstaanbaar en onverteerbaar zijn, doch hij gaat eerst vlak naast zijn gehoor staan. Hij is zich bewust niet met joden te maken te hebben met wie hij bij het Oude Testament kan aanknopen. Hij houdt ook niet een zendingsrede in de gebrui kelijke zin van het woord: hij v/ijst zijn critisch gehoor op hun eigen cultuur en kiest een citaat uit de hun bekende litte ratuur, uit een lied, dat driehonderd jaren tevoren gedicht werd en gewijd was aan de oppergod Zeus. Door deze wijze van aanpak weet hij zijn gehoor te boeien. Tevens geeft hij hierbij aan de kerk een voorbeeld van een verantwoorde en juiste gespreks- lactiek. Wij mogen bij de verkondiging van net evangelie niet on menselijk te werk ïVïedïtati© gaan. De kerk moet de mens éérst daar ontmoeten, waar deze zich in letterlijke zin bevindt. In onze tijd vinden we dit terug, wanneer er kerkelijke samenkomsten worden belegd in het Am sterdamse Carré of hier en daar in een bio scoop en wanneer er naar predikanten wordt gezocht, die bijzondere gaven hebben om jarige mensen of arbeiders of intellectuelen te bereiken. Zo loopt Paulus als het ware een eind met de mensen mee, maar dan opeens stoot hij door tot zijn eigenlijke bedoeling. Hij spreekt over God en bekering en opstanding. TEGENOVER de levende, scheppende, machtige en rechtvaardige God stelt hij de afgoden. Hij heeft daarbij het woord „demonen" gebruikt, duistere machten, waartegen men zich moeizaam kan ver dedigen. Met één forse veeg wijst Paulus tempels en demonen af en verkon digt hij de ene God. Als wij onze eigen tijd kennen, weten wij dat er ook in dit opzicht geen nieuws onder de zon is. Elke tijd kent zijn God heden en demonen. Wij behoeven, wat ons betreft, alleen maar te wijzen op de techniek, die ons niet alleen met ver wondering maar ook met verbijstering ver vult. En in deze wereld te verkondigen, dat God er is in wie wij leven en ons bewegen, dat roept aan alle kanten reacties op, gelijkluidend aan het af wijzende gebaar in Athene. VAN BEKERING SPREEKT Paulus: dit woord slaat bij zijn gehoor nog minder aan dan de prediking aangaande de ene God, maar dit woord slaat dan ook nóóit aan, zolang een mens zich niet tegenóver die God geplaatst weet. Niemand komt aan de bekering toe, wanneer hij, zoals de Atheense geleerden, niet verder komt Titelpagina van de partituur van de „Mattliaus Passion" van Johann Sebas tian Bach, waaruit boven dit artikel twee complete bladzijden zijn gerepro duceerd. namelijk het begin van het tweede deel en het slot Al/L per' JJp/niitlUK i/ditj fftoLtule*'. MciuJf - - :dA Jos. de Klerk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 21