Ai de lasten van Italië discaucs Litteraire Kanttekeningen Erbij Mars voor Hilversum TWEE NIEUWE ENGELSE BOEKEN OVER HET IN 1957 GERUCHTMAKENDE PROCES WILMA MONTESI Romeinse sarcofaag ontdekt Boek der etiquette voortaan zonder mevrouw Erika Papritz Koninklijke Academie bestaat honderdvijftig jaar ZATERDAG 5 APRIL 1958 PAGINA V U i- Zeven verhalen van Ton van Oudwijk MET EEN bundel van zeven verhalen, ten dele tevoren in tijdschriften (onder andere in het voormalige maandblad Li- bertinage) verschenen, debuteerde onlangs bij de uilgever G. A. van Oorschot een schrijfster, oie kwaliteiten te over ver toont om met aandacht gelezen te worden. nMijn dochter doet het beter, mis schienzoals Ton van Oudwijk deze verzameling naar één van haar ver tellingen betitelde is zeker als „coup d'essay" geen „coup de maitre". Er valt van allerlei op af te dingen, waarover aan het slot van deze kroniek meer. Maar te genover haar tekorten staan verdiensten, die heel wat luidruchtiger eerstelingen om van gelauwerde werkjes der ijlings tot schrijvergepromoveerde aankomelingen maar te zwijgen in de schaduw stellen. Daar is allereerst haar natuurlijke toon, onmiskenbaar afgestemd op met Una- monu gesproken een tragisch levensge voel, dat des te indringender tot uitdruk king komt, omdat de trilling van die grondtoon een tweede toon doet mee klinken. In de welgemoede, triestheid (na vrante combinatie al!) hoort men name lijk bovendien een trieste welgemoedheid. En men weet niet wat kenmerkender is voor deze karakteristieke proeve van he dendaagse epiek: het eerste of het laatste, dan wel de mengeling van beide. VOORTS IS ER haar zinsbouw die, voor zover in haar macht, ongekunsteld haar „inhoud" registreert: traag, lusteloos, ver moeid, schuifelen de woorden achter elkaar aan, nauwelijks beklemtoond, nauwelijks gekleurd, als een motregen uit een ef fen-grauw, laaghangend wolkendek. En ten slotte dan de vorm: die van de episo dische „open" vertelling, welke begin noch einde heeft en typisch is voor het actuele besef, geplaatst te zijn voor problemen die de kern van het bestaan raken en als zo danig onoplosbaar, met andere woorden eindeloos zijn. Negentiende-eeuwse romans (en dat geldt tot op zekere hoogte ook voor „novellen") „stelden" een conflict, ontwik kelden het, voerden het op tot een hoogte punt en brachten het al dan niet met een „gelukkig slot" tot een oplossing. De hedendagse epiek opent met een vraag teken en besluit met een vraagteken: „vroe ger" is los komen te staan van „heden" en „vandaag" van „morgen". De continuïteit van gevoelens en gedachten, van levens wijzen en normen is vèrbroken, de schei dingslijn tussen zin en zinloosheid, goed en kwaad, vrijheid en noodwendigheid, is doorbroken en „romans" zowel als verha len, zoals Ton van Oudwijk ze schrijft, zijn als losgeslagen stukken levensland, drijven de eilandjes, overgeleverd aan een drei gende, onafzienbare zee van onzekerheid, ELK VAN DEZE zeven verhalen is op dit onheilspellende stramien geborduurd. „De genius van de achterdocht is op aarde gekomen", schreef Stendhal. Dat was een profetie. Nathalie Serraute, een voortref felijke Franse essayiste, noemde haar stu die over hedendaagse litteraire verschijn selen „Het tijdperk van het wantrouwen". De dichter W. H. Auden betitelde een van zijn verzenbundels met een veelzeggend „The age of anxiety". En Ton van Oudwijk had haar bundel zonder zich geweld aan te doen „de grote achterdocht" kunnen noe men achterdocht tegen de wereld, het verleden, de toekomst, de medemensen en (het fataalste van al) tegen zichzelf, zijn gevoelens, zijn bedoelingen, zijn levens zin en levenswil. Wie, wat zijn de personen, die de schrijfster, veelal in zelfgesprekken, introduceert, om ze in een nevelige troos teloosheid weer aan het oog te onttrekken? Ze weten het zelf niet meer dat is het verschrikkelijke. Ze zijn, verdwaald in zichzelf, verdoold in de wereld, op zóék naar zichzelf, op zoek naar een medemens die hem verstaan kan, op zoek naar een wereld die ze kunnen omvatten en aan vaarden. En ze zoeken tevergeefs. De ar chitect Philip uit „De vlucht", de officier August uit „De onevenwichtige", de jonge vrouw Agnes uit „Jij en ik", de beide uit de oorlog teruggekeerde soldaten Peter en Stephen allen duiken ze één ogenblik als drenkelingen op uit de onverbiddelijke le vensstroom, vermoeid, gehavend, ver krampt, doelloos, apathisch, eindeloos ver laten en eindeloos triest. Het zal wel geen toeval zijn dat Ton van Oudwijk al haar verhalen zich binnens kamers laat afspelen. Er is iets hermetisch en iets onafwendbaars in die beslotenheid, iets dat onvermijdelijk moest leiden tot een bijna ziekelijke zelfobservatie en dode lijke zelfanalyse, sinds er in het menselijke isolement immers geen verstandhouding meer mogelijk is met wat dan ook in de ..buitenwereld". Wel is er in het eerste ver haal sprake van een vlucht, maar het is ei één, die geen ontkomen meer kan beteke nen. De heengaande Philip neemt zijn „bagage" mee en in een veertiental blad zijden hebben de traag voortsijpelende zinnen van Ton van Oudwijk de lezer me: hun monotonie ingehamerd, waaruit deze bestaat: uit wantrouwen, weerzin en ver slagenheid. Is dat zal men vragen het enige en laatste woord van deze schrijfster? Neen. dat is het zeer beslist niet. Men zou inder daad kunnen verwachten dat zoals in het geval-Hermans een dergelijke ge moedsgesteldheid een uitweg zoekt in boosaardigheid, gallig sarcasme en berser- kerachtige uitvallen van woede, verzet, hoon en verachting. Het levensgevoel van Ton von Oudwijk is anders geaard. Men moet slechte oren hebben om in al die triestheid niet de stem te horen van deer nis en beduchtheid, van liefde temidden van zoveel liefdeloosheid, van bezinning temidden van zoveel zinloosheid. IK MOET BEKENNEN dat ik aanvanke lijk met geweld de neiging heb moeten on derdrukken om dit boek dicht te doen en weg te leggen. Maar die toon weerhield me, die stem, die zo onnadrukkelijk zoveel nadrukkelijks, zoveel dringends zeggen wil en (wat onbeholpen misschien nog hier en daar) ook zégt. En ik bedacht me wat een eminent analyticus van de moderne roman kunst als Erich Kahler opmerkte: dat tegenwoordig meer en meer alleen nog dat litteratuur is, wat geen „litteratuur" meel is. Ik herinnerde me de uitspraak van een hyperintelligent muziektheoreticus als Adorno, die van Schönbergs „twaalftonige" composities zei, dat moderne muziek alles behalve amusant en ontspanning beteken de. Ik realiseerde mij de dringendheid van talrijke recente schrijversuitspraken, die. ingegeven door de nood van de tijd, pleiten voor een litteratuur welke in haar eerlijke onthulling kan bijdragen tot een verhelde rende en daardoor weerbare bewustwor ding van de kritieke situatie, waarin het nïensdom zich geestelijk bevindt. Ik las vérder en had er voldoening van, ondanks al die „triestheid". Want juist het geheel van deze bundel laat geen twijfel of de welgemeende troosteloosheid van Ton van Oud wij ks proza is door en door eerlijk, door en door innerlijk ervaren en voortge komen uit gevoelens yan verantwoorde lijkheid en beschroomde liefde voor men sen en mens-zijn. De „ik-vorm" en het „zelfgesprek" schijnbaar de makkelijkste, feitelijk de moeilijkste uitbeelding van menselijke binnengedachten spelen haar soms par ten, het detail onttrekt zich soms aan de greep van de integrerende suggestie en er zijn hier en daar passages, die verflauwen tot „litterair cliché". Dat men desondanks deze verhalen ondergaat als een obsede rende realiteit, dat men zich geraakt voelt in zijn geweten, in zijn zo gemakkelijk tot zwijgen te brengen verantwoordelijkheids gevoel, dat is een bewijs temeer van Ton van Oudwijks schrijftalent. Men zal. mag ik hopen, nog wel meer van deze auteur horen. C. J. E. Dinaux De gemeente Hilversum zal binnenkori in het bezit komen van een eigen vlag. wat voor het gemeentebestuur aanleiding is geweest aan de componist Benedict Sil- berman een opdracht te verlenen tot het schrijven van een mars. Benedict Silber- man heeft burgemeester J. J. G. Boot een grammofoonplaat van deze mars ten ge schenke gegeven. De pijpleidingen voor het olietransport worden van een afdoende isolatie tegen mogelijke lekken en corrosie voorzien. De kroniek van de Angelsaksische littera tuur is dit keer gewijd aan „The Montesi Scandal" door Wayland Young en van „All Rome Trembled" door Melton S. Davis, res pectievelijk bij de uit gevers Faber en Barrie te Londen verschenen. Op een terrein in het havengebied van Stein is een Romeinse sarcofaag ontdekt op 2.60 meter onder de oppervlakte. De sarcofaag is van mergelsteen en 1.40 meter bij 96 bij 75 centimeter groot. De deksel heeft een dikte van 25 centimeter. De kist heeft van binnen rechthoekige en halfronde nissen. In sommige daarvan la gen voorwerpen, onder andere een bron zen vaasje en een bronzen spiegel. De kist was voor een derde gedeelte gevuld met zand. In 1920 zijn op hetzelfde ter rein dergelijke sarcofagen gevonden. DE Italiaanse justitie heeft, zoals men zich wellicht herinnert, nooit kun nen uitmaken of Wilma Montesi ver moord is of dat zij bij het baden in de zee, een paar kilometer ten zuiden van Rome verdronk. Het zou wel een won derlijk ongeluk geweest zijn. Het is ook nog mogelijk dat zij, buiten bewustzijn geraakt door verdovende middelen, door haar ontstelde gezelschap naar de zee vervoerd is, of zoiets. Een langdu rig proces in Venetië, in de eerste maanden van 1957, heeft alleen duide lijk gemaakt dat zij moeilijk vermoord kan zijn door Piero Piccioni, de zoon van een minister van buitenlandse za ken, die zich gedwongen voelde ontslag te nemen toen het schandaal steeds ru moeriger werd. Dat is tenminste het enige en weinige wat opgehelderd is van de zaak zelf. Als er mensen zijn. die weten hoe Wilma Montesi op 9 april 1953 aan het strand van Tor Vajanica terechtgekomen is, behouden zij hun geheim, maar intussen werd er wel allerlei openbaar over de zeden van een deel van de Romeinse bevolking en heeft de algemene ontevredenheid van de Italianen met hun bestuur een kans gekregen om zich op nog vrij ongevaar lijke manier te luchten. Wat betreft het schandaal in enge zin, de zeden van die Romeinen: wie er zich over zou willen beklagen dat zulke opwindingen het saaie openbare leven in Nederland nooit verstoren, zal zich bedenken als hij van de onthullingen in verband met de zaak Montesi ken nis neemt. Het is allemaal niet onder houdend genoeg, het leven van van de cocaïneconsumenten en de deelne mers aan „orgieën" in en bij de Ita liaanse hoofdstad. Misschien zou het in teressant zijn, als men in de gedachtn of de zielen van sommigen kon kijken, maar dat gaat zelfs bij een proces niet. En het is overigens te vrezen dat er dan nog niet veel te zien zou zijn. Er is geen vitaliteit en geen ambitie in dit soort leven achter de mondaine bars: het is een amateur-uitvoering van de renaissance door berooide bourgeois, op het peil van het geïllustreerde week blad. alleen van de soort die daaruit weggelaten moet worden. Het interessante van de zaak-Monte- si is, dat deze dingen voordien niet al leen uit de weekbladen wegbleven om te voorkomen dat de kinderen van de le- ideeën gebracht wer- zij in sommige ge- te nauwe relatie hadden met de staatszaken. Hoe nauw, dat is toch ook alweer niet precies gebleken; min der nauw dan sommigen hoopten in de tijd dat het schandaal in volle bloei stond. Er is de figuur van Ugo Montag- na, zich noemende Markies van San Bartolomeo, een Siciliaan die on der verdenking van samenwerking met Piccioni bij de zaak betrokken werd. Het is van belang dat hij Siciliaan is, zoals Melton Davis uitlegt in zijn boek: de Italianen van het noorden gaan in zaken, maar die van het verarmde zuiden maken graag gebruik van de va catures in de ambtenary. Daardoor heeft een jongeman met aanleg voor intrigeren de beste kansen in Rome als hij Siciliaan is, en weet hoe hij moet om gaan met de zuiderlingen, die boven dien voor een deel oude kennissen van hem zijn. Montagna's aanleg was zo goed, dat hij talloze invloedrijke vrien den en een groot fortuin gemaakt had zonder ooit een benoembare werkzaam heid te vervullen, alleen door scharre len en organiseren. Dit is het eind van de wereld, zei hij toen hij in staat van beschuldiging gesteld werd. En Way land Young geeft toe, dat hij een beetje gelijk had kunnen krijgen: vele open bare personages zouden in zijn val be trokken zijn en de democratische rege ring had makkelijk in de kloof tussen communisten en neo-fascisten kunnen verdwijnen. Tenslotte viel hij niet, al werd zijn le ven door het proces moeilijker. Noch viel de christelijk-democratische par ty, die in zekere zin zyn activiteit had toegelaten door haar weinig onderne mende beheer aan de hand van een wet geving, die voor een deel nog uit de fascistische tijd stamde en voor een an der deel uit noodmaatregelen be stond. Het wantrouwen van het publiek te gen de regering was van een paar so- Iiede argumenten voorzien, maar werd daarna gekalmeerd door enkele belang rijke verbeteringen in de wetgeving en haar toepassing. De communistische partij, die de meest geschikte organi satie zou zijn geweest om van de wan orde te profiteren, had een klap terug gekregen toen een communistische ad- vokaat die in de zaak optrad zelf aan geklaagd werd wegens zedenmisdrij ven, wat ook weer voor een deel gemo tiveerd en voor een deel overdreven bleek te zijn. Er is tenslotte na de be roering van de zaak Montesi niets fun damenteels veranderd. Men zou dat misschien ook niet verwachten, als men in aanmerking neemt dat in de Latijn- se landen de noordelijke eisen van |j openbaar fatsoen nooit vervulbaar zyn. Niettemin is het waar dat ook daar e grenzen erkend worden en dat een cor- E ruptie, die niet door welvaart en triom- fen vergoelijkt kan worden, iedereen gaat ergeren, behalve dan de weinigen, e die er hun voordeel mee doen. Melton S. Davis in zijn boek, dat de ondertitel voert „The Montesi Case e and Post-war Italy" besteedt veel minder aandacht dan Wayland Young aan het proces zelf en veel meer aan e de sociale verhoudingen in het land en e aan de biografie van de voornaamste j| beklaagden en getuigen. Dat is heel in- e teressant, vooral voorzover het alge- e meen is. In zijn personalia is Melton e Davis af en toe geneigd tot kwebbelen 5 en hij behandelt die af en toe zelfs in e een derderangs romanvorm. Zijn boek e is niet helemaal goed, maar het is toch e het lezen waard voor wie benieuwd is naar Italië. e Wayland Young, die jarenlang Ita- e liaans correspondent geweest is van The Observer, heeft het hele proces bij- e gewoond en concentreert zich daarop. e Hij biedt een groot aantal uittreksels uit de verslagen van de zittingen een e iets te groot aantal, in verhouding tot e het belang dat zij vertegenwoordigen. e Hij geeft minder toelichtingen en min- der „achtergronden". Maar waar hij ze geeft, zijn ze beter dan die van Mei- e ton Davis, zowel van inhoud als van e stijl. Hij onderscheidt zich bijzonder in e een gloeiend nawoord over het Italiaan- se volkskarakter. Daarbij heeft hij een e vijftigtal foto's opgenomen, die het ge- e brek aan gedachten en zielen vergoe- den. De zaak Montessi was een beetje e vervelend, maar Italië is dat niet en e het heeft bij deze gelegenheid een kant s van zichzelf vertoond, die zelden goed e aan het licht komt en dan voor de e meeste lezers nog aan de andere kant van een taalbarrière. Daarom verdie- e nen deze twee boeken enige aandacht. e S. M. I VAN EEN der meest bekende symfo nieën van Mozart, een werk dat met ?nige wijzigingen gelijk is aan de tweede serenade die de componist schreef in opdracht van de Salzburgse burgemees tersfamilie Haffner, zijn gelijktijdig twee opnamen verschenen. De Philips-opname is een „overdruk" in een serie goedkope dertig-centimeter-platen en dus niet nieuw.Op de andere plaatzijde vindt men de Parijse symfonie in drie delen uit 1778. Nieuw is wél de opname, die Decca naakte van het werk met op de tweede :ant de Jupiter-svmfonie. Het is steeds weer belangwekkend om e constateren voor hoeveel interpreta- ies Mozarts muziek vatbaar is. De oor aak hiervan zal wel zijn dat hij nooit pzettelijk vereenvoudigde, maar het eheim bezat, van dat subtiele even- zicht waarbinnen uiterst gecompliceer- !e krachten tijdelijk in een (voortdurend iedreigde) rusttoestand verkeren. Die ust is echter schijnbaar, omdat zij lechts bestaat bij de gratie van een nophoudelijk samenspel van bewegin- en die elkaar opheffen. Zij krijgt dan 'at aspect van intrigerende eenvoud en pent, in haar besloten, overzichtelijke wendigheid, de mogelijkheid van rijke eleving. Deze beleving is in de muziek chouden aan de duiding die interpre- itie genoemd wordt. En deze inter- iretatie die nodig is voor de werkelijke ïerschepping, komt op haar beurt lechts tot stand door een keuze, een ijdelijke accentuatie binnen het werk lat aldus in beweging gebracht wordt >m opnieuw in evenwicht hersteld te ;unnen worden tijdens de uitvoering. En het meemaken van deze „weg terug" vanuit de visie (van de uitvoerende kun stenaar) naar het werk (dat, als wij het liefhebben, door ons steeds weer uit het bedreigde evenwicht gehaald en „her steld" moet worden) is het fascinerende element van iedere oprechte interpre tatie. Ditkeer in de grammofoonplaten twee keer de ..Haffner' -symfonie (K.V. 385) van Mozart: op Philips G 05610 R, gespeeld door The Royal Philharmonic Orchestra onder leiding van Sir Thomas Beecham (andere zijde: Parijse sym fonie K.V. 297) en op Decca LXT 5414, gespeeld door The Israel Philharmonic Orchestra onder leiding van Josef Krips (andere zijde: Jupiter- symfonie K.V. 551). Sir Thomas Beecham accentueert de serenade-afkomst van deze symfonie, waarvan hij een markante en sanguini sche vertolking geeft. Hij maakt er een glanzende feestmuziek van, die zelfs in een langzaam deel de vreugde gedempt laat doorklinken in een nachtelijk park vol lampionnen. Mozart ontmoeten wij hier als een bijzonder soort kunstenaar, namelijk een ievenskunstenaar (die hij vermoedelijk ook wel geweest is). Wij zijn hier wel ver verwijderd van de „goddelijke" Mozart, dat wil zeggen de levenloze saletjonker die vorige genera ties zich geschapen hadden als tegen wicht tot de „menselijke" Beethoven (wiens menselijkheid men dus ethisch gesproken voor zichzelf blijkbaar toch niet als hoogste waarde wou laten gel den, al verheerlijkte men haar jaarlijks in een cyclische eredienst). Sir Thomas' orkest, The Royal Philharmonic, heeft inderdaad een „koninklijke" klank, open en direct. Van een intiemere, meer vertederende kant, treedt de componist ons tegemoet in de uitvoering, die Josef Krips van dezelfde symfonie geeft. Hij benadert de muziek wat omzichtig en misschien wel eens wat precieus, hetgeen niet weg neemt dat wij onder zijn handen prach tig de stilte tussen de noten te horen krijgen die de klank pas spanning en betekenis geeft. Het Israel Philharmonic Orchestra is een eersterangs groepering van musici, die in de fijnste schakerin gen exact en soepel blijven spelen. Een keus is dus wel moeilijk, maar zou voor mij toch op de Philips-plaat vallen, niet alleen omdat ze goedkoper is, maar om de opnamekwaliteit die veel beter is dan op de Decca-uitgave, waar de violen wat scherp klinken. Sas Bun ge Vele diplomaten in Bonn hebben deze maand moeten denken aan die zin uit het „Buch der „Etiquette": „Elegante heren mogen geen lange onderbroek dragen". Het rijk van mevrouw Erika Papritz, mede werkster aan dat boek, is uit. Zij heeft de buitenlandse dienst per 31 maart verlaten wegens het bereiken van de pensioenge rechtigde leeftijd. Het boek van de etiquet te, dat niet zo lang geleden verscheen, heeft zowel lachlust als edele verontwaardiging opgewekt. In haar functie van plaatsvervangend leidster van de protocol-afdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken, wist zij het naadje van de kous van de diploma tieke etiquette. Het elegante dametje altijd onberispelijk in het zwart gekleed heeft de diplomatieke geschiedenis van Duitsland van 1919 tot heden, van de Wei- mar-republiek en Hitler tot Adenauer, van nabij gevolgd. Zij gold als een moeder van jonge attachés en gaat door voor een ken- ster van elk geheim op het diplomatieke protocolaire terrein. Zij was een dergenen, die omzichtig, maar vasthoudend in de provinciestad Bonn een diplomatieke eti quette invoerden, die klinkt als een klok. Haar naam werd op slag beroemd door het boek der etiquette. Mevrouw Papritz ruimt het veld voor Sigismund von Braun, een broer van de rakettenspecialist Werner von Braun. Di plomaten treuren niet ten onrechte over het heengaan van het kordate dametje, dat een vraagbaak was in het doolhof der etiquette, waarin zij even feilloos de weg wist als in de diplomatieke kring van Bonn, waarover zij een boekje zou kunnen open doen. Haar gevoel voor etiquette zal me vrouw Papritz er evenwel voor hoeden die geheimen bekend te maken. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, voortgekomen uit het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten, bij de creet van 4 mei 1808 dooi koning Lode- wijk Napoleon gesticht gaat in mei haar honderdvijftigjarig bestaan vieren. De Akademie, die van 1812 af gevestigd is in het Trippenhuis, het in de zeventien de eeuw gebouwde dubbele patriciërshuis aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam, zal dit feest niet binnen de juist gerestau reerde muren van haar eigen gebouw kun nen vieren, aangezien dit daartoe onvol doende ruimte biedt. Daarom zal het ju bileum, dat onder andere door ongeveer vijftig buitenlandse academici uit de ge hele wereld zal worden bijgewoond voor een groot deel in het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam gevierd worden. De voorzitter, professor dr. B. A. van Groningen, zal hier op dinsdagmid dag 6 mei in een welkomstiede een histo risch overzicht van de akademie geven. Andere belangrijke onderdelen van het uitgebreide programma zijn: op woens dagochtend 7 mei een rede van professor H. Dooyeweerd, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam over „Maat staven ter onderkenning van progressie ve en reactionaire bewegingen in de his torische ontwikkeling" de uitreiking van de Lorentz-medaille van de afdeling na tuurkunde der akademie aan de uit Noor wegen afkomstige Amerikaanse fysicus Las Onsager, hoogleraar aan de Yale Universiteit in New Haven (Connecticut) met een redevoering van de nobelprijswin- naar professor F. Zernike. Zelfs in de Haagse villawijken verrijzen de boortorens. Overigens had deze explo ratie bij Marlot geen succes. ^i iiiiscli uaac.izoet: :.t ive.«.-iveaeriana: de resultaten van het schot zijn op een seismogram vastgelegd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 23