De tweespalt in de CPN-fractie
FILATELIE
Voor velen was de doorbraak
een kwestie van opportunisme
Z
Verklaring van Europese werkgevers
over het Vrijhandelsgebied
„Er kan een moment komen dat de
A.R.-partij in de oppositie moet gaan"
Bijbelverspreiding
in alle talen
Op en om het
Binnenhof
VOORZITTER A.R.-PARTIJ
KERKELIJK LEVEN
Uw haar verklapthoe jong U hent!
tintgevende haarwassing
Preadviezen voor conferen
tie over verkeersproblemen
Ds. Kuiper van Sassenheim
tweede scriba der synode
ZATERDAG 19 APRIL 1958
Op het vandaag in Utrecht gehouden
Anti-revolutionaire partijconvent heeft de
voorzitter van de A.R.-partij, dr. W. P.
Berghuis, onder meer gesproken over de
uitslag van de statenverkiezingen. Hij
noemde de teruggang van de Partij van
de Arbeid wel het meest opmerkelijke.
Twee elementen, aldus dr. Berghuis,
springen daarbij vooral in het oog, name
lijk het minimaliseren van de doorbraak
Er worden in de wereld ongeveer 2500
talen gesproken en in 1109 daarvan zijn tot
nu toe bijbels en bijbelgedeelten uitgege
ven, te weten in 210 talen een complete bij
bel, in 270 talen ten minste één testament
en in 629 talen één of meer bijbelboeken.
Hondervijftig jaar geleden, toen de eer
ste bijbelgenootschappen (er zijn er thans
23) werden opgericht, was de situatie ge
heel anders. Slechts in zeventig talen be
stond in het begin van de vorige eeuw een
gehele of gedeeltelijke bijbelvertaling en
slechts een zeer klein deel van de wereld
bevolking was toen de kunst van het lezen
machtig. Thans zijn er echter honderden
miljoenen mensen die kunnen lezen of dit
leren, wat voor een belangrijk deel te
danken is aan de zending en aan de strijd
tegen het analfabetisme. Op eenvoudige
wijze worden in onze dagen aan talloze
mensen de beginselen van het lezen bijge
bracht, onder meer onder het motto van
dr. Laubach, dat iedere nieuwe lezer op
zijn beurt anderen moet leren lezen:
„Each one teach one".
Volgens de doelstelling van de bijbelge
nootschappen moet voor al deze mensen,
voor wie de wereld van het boek is open
gegaan de bijbel verkrijgbaar zijn in hun
eigen taal. Maar vertalen is een langdu
rig, moeizaam en kostbaar werk. Honder
den vertalers en zendingen, verspreid
over de gehele wereld, werken hieraan.
Vaak moeten zij eerst door steeds maar te
vragen en te luisteren de woorden en taal
regels leren kennen. Van onmisbaar be
lang daarbij is, dat zij geassisteerd wor
den door mannen en vrouwen uit de vol
ken, voor wie vertaald wordt.
In ontelbare gevallen is er een om
schrijving nodig, omdat in de onderhan
den zijnde taal die woorden en begrippen
niet aanwezig zijn of een betekenis heb
ben, die niet te gebruiken is. Ter illustra
tie van deze moeilijkheden enkele voor
beelden. Hoe moet men bijvoorbeeld voor
de Timorees het woord „kameel" verta
len? Men kent dit dier niet en men heeft
;r geen woord voor. De vertaler loste dit
zo op: een paard noemde hij een uitheem
se buffel en een kameel vervolgens een uit
heemse buffel met lange benen. Als op
Zuid-Celebes het hoofdvoedsel rijst is, dan
zal in de bede „Geef ons heden ons dage
lijks brood" het brood vervangen worden
voor rijst. Maar dit kan dan weer niet als
er op een andere bijbelplaats staat: „In
dien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze
stenen broden worden". Een taal in de
Soedan kent voor verschillende klanken
vele betekenissen, al naar gelang de toon
hoogte, waarmee ze worden uitgesproken.
Wat een moeilijkheden om in een dergelij
ke taal de grammatica, die niet bestond en
toch vooraf moet gaan aan de vertaling,
samen te stellen! In de Bahasa Indonesia
zijn er vijf woorden voor vlees. Welk
woord nu telkens te gebruiken, opdat de
grondtekst zo duidelijk mogelijk wordt
doorgegeven?
Bovendien is er nog een andere moeilijk
heid. Vele talen veranderen zeer snel, zo
dat een vertaling, die vijftig jaar geleden
werd gemaakt, dikwijls al niet meer goed
te begrijpen is voor de tegenwoordige ge
neratie. Zo zullen al met al in de komende
vijfentwintig jaren meer vertalingen en
herzieningen tot stand moeten komen dan
in de afgelopen vijftig jaren en nog veel
meer dan in de gehele vorige eeuw. In
deze wereldarbeid verricht het Nederland
se Bijbelgenootschap werk in de Antillen,
Belgische Congo, Frans Kameroen, Indo
nesië, Nieuw Guinea en Suriname.
In Nederland is de vraag of er wel bij
bels genoeg zijn niet klemmend. Vele
boekhandelaren, ruim zevenhonderdvijf
tig afdelings-bibliothecarissen van het
bijbelgenootschap, colportagewagens, bij
belstands op congressen, handelsbeurzen
en grote samenkomsten en het Bijbelhuis
in Amsterdam stellen ieder in staat om
zonder veel moeite een bijbel tegen zeer
lage prijs te verkrijgen.
In grote delen van de wereld is het ech
ter heel anders gesteld. Daar zijn zo goed
als geen boekhandelaren; daar zijn de af
standen vaak enorm en de vervoersmidde
len beperkt, daar is dikwijls onbekend
heid met de bijbel of soms ook veel tegen
kanting tegen de verspreiding ervan. On
danks dat alles werken er over heel de we
reld duizenden colporteurs in vaste dienst
of vrijwillig. Vaak gaan zij te voet, soms
ook maken zij gebruik van sloepen of
auto's om zo ver mogelijk te kunnen door
dringen. Zo werden er per jaar gedurende
de laatste tijd drie miljoen bijbels, drie
miljoen testamenten en ongeveer twintig
miljoen bijbelgedeelten verspreid.
Bij die verspreiding duikt tegelijkertijd
nog een ander groot vraagstuk op, waar
van wij in het westen ons maar heel moei
lijk een voorstelling kunnen maken. Drie
vijfde deel van de wereldbevolking kent
niet de welvaart, waarin wij hier mogen
leven. Voor al die anderen is het veel moei
lijker een bijbel te kopen, ook al wordt de
ze tegen kostprijs aangeboden. Om enkele
voorbeelden te noemen: In Pakistan moet
de gemiddelde mens het loon van meer
dan twee maanden neertellen, wil hij een
bijbel kunnen kopen. In Korea bezitten de
boeren zo weinig geld, dat zij een bijbel
van de coloporteur slechts kunnen kopen
logen oen handjevol rijst of enige eieren.
In India zouden in 1956 ruim vijftien mil
joen bijbels en bijbelgedeelten hun weg
naar de mensen hebben gevonden, als de
bijbelgenootschappen er slechts de midde
len voor gehad hadden.
Het Nederlands Bijbelgenootschap, dat
ons in zijn laatste bulletin boevenstaande
gegevens verschafte, verdient dan ook
de daadwerkelijke steun van allen, aan
wie de bijbel en de verspreiding daarvan
ter harte gaan.
in r.k. gelederen en de sterke winst van
de V.V.D. die volgens hem in belangrijke
mate ten koste van de Partij van de Ar
beid werd geboekt. Thans is gebleken dat
de doorbraak niet een zaak was van in
nerlijke verandering in het geestelijk-po
litieke volksleven, maar voor velen een
kwestie van opportunistische keuze.
Dr. Berghuis toonde zich verheugd over
het terugdringen van de doorbraak in de
r.k. kring. Dit wilde hij niet zeggen van
de verschuiving van de P.v.d.A. naar de
V.V.D. Als blijk van het terugdringen van
de socialistische invloed kunnen wij ons
erover verheugen, aldus dr. Berghuis, een
teken van het zoeken naar hernieuwd
geestelijk fundament in de politiek is het
helaas niet.
Samenwerking met C.H.U.
Over een samenwerking tussen de Anti-
Revolutionaire Partij en de Christelijk-
Historische Unie zei dr. Berghuis, dat een
dergelijke samenwerking door het cen
traal comité der A.R.-partij is aanvaard.
In de hogere regionen der Christelijk-His-
torische Unie vindt men, volgens dr. Berg
huis, slechts weinig positieve reacties op
de plannen voor een nauwere samenwer
king. De Christelijk-Historischen hebben
het een en ander op de A.R. tegen: over
spanning van principes en organisatie,
eigengereidheid en het doortrekken van
de antithese van het beginsel naar de men
sen. Maar ook de A.R. heeft wel op de
C.H.U. iets tegen, aldus dr. Berghuis, dat
zij een zekere tweeslachtigheid, een zeke
re aarzeling vertoont in het zijn van chris
telijke politieke organisatie. Hij kon zich
bij het lezen van brochures van prof. Van
Niftrik niet aan de indruk onttrekken, dat
deze bezig is van binnen uit de mensen
van zijn christelijke organisatie rijp te
maken voor de doorbraak.
Geen anti-papisme
Van r.k. zijde, aldus dr. Berghuis, is
naar aanleiding van de indiening van één
protestants-christelijke kandatenlijst, be
duchtheid uitgesproken over een daar
door toenemend anti-papisme in de pro
testantse kring. Volgens dr. Berghuis gaat
het bepaald niet om anti-papisme maar
om het versterken van de protestants-
christelijke positie, als krachtiger tegen
wicht stellig ook tegen de groeiende rooms
katholieke invloed. Maar, zo zei hij, dat
is geen anti-papisme.
De relatie tussen de Anti-Revolutionai
re Partij en de K.V.P. zou, naar de me
ning van dr. Berghuis, juist vergemakke
lijkt worden indien naar de grote katho
lieke partij een sterke, niet veel kleinere
protestantse formatie zou staan
Tot de reformatorische christenen, die
een anti-papistische instelling hebben, zei
dr. Berghuis: „Gij zijt bezig, als ge meent
in Rome uw grootste vijand te moeten
zien, nog steeds alleen naar de kant van
de 16de en 17de eeuw te kijken. Gij ver
geet, dat wij inmiddels op wezenlijke pun
ten met de rooms-katholieken op een ge
meenschappelijk front zijn terechtgeko
men in een steeds feller wordende strijd
tegen groeiende anti-christelijke machten
in deze wereld."
Sprekende over de binnenlandse situa
tie zei dr. Berghuis, dat de positie van
het kabinet als regeringsorgaan er in het
afgelopen jaar niet zwakker op is gewor
den. De omstandigheid, dat in moeilijke
omstandigheden geregeerd moest wor
den, bracht dit, volgens hem, ook mee.
Juist daarom heeft het kabinet, naar zijn
ADVERTENTIE
'o'n enkel voortijdig grijs haartje
verdwijnt bfj toverslag als U thuis zelf Uw haar wast met
POLYCOLOR Kleursliampoo
Dit is de fameuze, tintgevende haarwassing,
die Uw haar glans geeft en fleur en charme. Bijgetint
(niet geverfd!) in Uw eigen natuurlijke kleur of in een
modieuze schakering. Doe het thuis, doe het vandaag!
U voelt zich anders, U voelt zich echt jong!
POLYCOLOR Kleurshampoo
handige, voordelige tube voor 2 wassingen f. 1.95
O
'f POLY
COLOR,
bij alle drogisten en parfumerie-zaken
mening, zichzelf niet steeds een dienst be
wezen, door bij met het stellen der porte
feuillekwestie op minder belangrijke pun
ten te forse middelen ter zelfhandhaving te
hanteren.
Politieke spanningen
De politieke spanningen duren echter
onverminderd voort tussen groeperingen
wier geestverwanten samen aan de rege
ring deelnemen. Dat is, aldus dr. Berg
huis, niet normaal en gezond. De politie
ke verhoudingen zijn sinds de oorlog nog
steeds niet behoorlijk uitgebalanceerd.
Het is, aldus dr. Berghuis, moeilijk te
ontkennen dat de gehele regeringsbasis
van de laatste tijd in een soort dwangpo
sitie is geraakt. De A.R.-partij, zo zei hij,
is zeker niet van nature geneigd om in de
oppositie te zijn. Zij heeft er ook niet bij
voorbaat behoefte aan om geïsoleerd of
samen met de V.V.D. in de oppositie te
zijn. Maar er kan een moment komen, dat
de A,R,rpartij - er. terwiile van haar eigen
gezondheid en die van het nationale' poli
tieke leven niet voor weg kan.
Staatsbemoeiing
„Steeds meer breekt het besef door dat
een grens bereikt is wat de toenemende
staatsbemoeiing betreft. Een 'periode
waarin als gevolg van de omstandigheden
die voor een deel misschien nog gelden en
wellicht blijvend zijn, aan de staat nogal
ruim baan moest worden gegeven, is nu
een stadium bereikt, waarin het accent
in onze Nederlandse politiek bewust moet
worden gelegd op de vrijmaking van het
leven van de staat, waar dit maar even
mogelijk en verantwoord is," aldus dr.
Berghuis. „Dit betekent niet, dat de steeds
oplopende curve der staatszorg abrupt
kan of mag worden afgebroken, ook niet
dat zij ineens naar beneden kan worden
gericht, en zelfs niet dat die lijn in één
keer horizontaal moet worden gemaakt,
maar wel, dat er bewust naar gestreefd
moet worden om die lijn om te buigen,
niet als partij-politieke doch als duidelij
ke nationaal-politieke doelstelling."
Wanneer men in Nederland inderdaad
de richting uit wil van een vrijmaking van
de staat, waar deze mogelijk en verant
woord is, dan zou meer dan tot nu toe de
bewijslast voor de noodzakelijkheid van
nieuwe overheids-bemoeiing moeten be
rusten bij degenen die haar bepleiten, zo
zei dr. Berghuis. Bij een vrijmaking zal
ook de maatschappij dat moeten willen en
de consequenties daarvan aanvaarden.
Men wil vaak wel af van de staatsbemoei
ingen die hinderen, maar niet van die wel
ke voordeel brengen. Wat dit betreft, zo
zei hij, is er in alle kringen een geleide
lijke verslapping van het eigen verant
woordelijkheidsbesef ontstaan. De ont
wikkeling der laatste jaren heeft ons men
taal niet onberoerd gelaten en daarom zul
len wij bij het pleiten voor een politieke
ombuiging daartoe ook geestelijk bereid
moeten zijn, zo besloot dr. Berghuis.
Te Londen is een gemeenschappelijke
verklaring over het Vrijhandelsgebied in
West-Europa gepubliceerd door industriële
federaties en werkgeversgroeperingen in
Engeland, Oostenrijk, Denemarken, Noor
wegen, Zweden en Zwitserland. Het doel
van deze verklaring is de onderhandelin
gen over een volledig Vrijhandelsgebied te
vergemakkelijken. Zij zal worden toege
zonden aan Reginald Maudling, de voor
zitter van de intergouvernementele com-
De Dr. Wiardi Beckmanstichting houdt
op 26 april een conferentie over „Wegge-
gebruiker en openbaar vervoer". Op de
bijeenkomst zullen vijf preadviezen in
discussie worden gebracht. De directeur
van het Nederlands Verkeersinstituut, d r.
J. G. Ramaker, zegt in zijn preadvies
dat op een aanmerkelijke verdere stijging
van het aantal motorvoertuigen in de
komende jaren zal moeten worden ge
rekend, met als dreigende consequentie
een toeneming in ernst en omvang van de
verkeerscongesties. Toch zal er naar moe
ten worden gestreefd de standcentra voor
het gemotoriseerd verkeer open te houden,
onder meer door vermindering van de
vervoersbehoefte in de binnenstad door
verplaatsing naar buitenwijken van be
drijven, wier vestiging in de binnenstad
geen betekenis meer heeft.
De directeur van het gemeentevervoer
bedrijf te Amsterdam, i r. W. Y b e m a,
belicht in het bijzonder de door de ver
keerscongesties veroorzaakte onregel
matige uitvoering van het openbaar ver
voer. Ingrijpende maatregelen zijn nodig
om een redelijk werkend vervoersapparaat
in stand te houden. Ir. Ybema meent, dat
beperkende maatregelen voor het auto
verkeer in de stad onvermijdelijk zullen
blijken.
D r s. C. G. van Leeuwen, chef van de
afdeling vervoerscoördinatie. van de Ne
derlandse Spoorwegen, zegt in zijn pre
advies, dat het openbare intei'lokale ver
voer (trein en bus) voor gelijke vervoers-
prestatie aanzienlijk minder ruimte en tijd
nodig heeft dan de personenauto. Bevor
dering daarvan kan dus bijdragen tot be
strijding van de verkeerscongesties. Trein
interlokale bus dienen door te dringen
tot in het stadscentrum, waar de lokaie
busdiensten hun eindpunt nabij het station
zouden moeten hebben. Woonwijkstations
kunnen omvangrijke vervoersstromen
buiten het stadscentrum houden.
Prof. H. W. O u w e 1 e e n, hoogleraar
in de bedrijfspsychologie aan de Econo
mische Hogeschool te Rotterdam, gaat de
beweegredenen na van het publiek om de
auto te verkiezen boven tram of bus. Prof.
Ouweleen verwacht dat nog veel meer
auto's de binnenstad zullen binnenkomen
totdat de situatie zo wordt, dat men meer
tijd nodig heeft om per auto zijn bestem
ming te bereiken dan per tram of bus.
Wat de individueel-psychologische drijf
veer betreft noemt hij het comfort, de
activiteit, het eigene, de vrijheid, het
avontuur en het element van het sociaal
prestige.
De laatste preadvis.eur, i r. S A. Pos-
t h u m u s, lid van de Tweede Kamer,
komt. tot de conclusie, dot wanneer het
openbaar vervoer als gevolg van de drei
gende verkeerscongesties bevorderd dient
te worden, dit in principe aanvaardbaar is.
Voorzover de betrokken bedrijven extra
kosten worden opgelegd om de betref
fende maatregelen te kunnen effectueren
dienen deze door de overheden te worden
gehonoreerd.
Ofschoon er tot nu toe in 's lands ver
gaderzaal nog niet bepaald te bespeuren
valt, dat de op 26 maart j.l. plaats gevon
den hebbende verkiezing voor de Provin
ciale Staten, met haar niet te loochenen
tegenslag voor de Partij van de Arbeid,
wijziging heeft veroorzaakt in de relaties
tussen de groepen, die min of meer achter
het kabinet-Drees staan, zijn er wel dege
lijk tekenen, die op een veranderde stem
ming bij de P. v. d. A. zelf na de stemming
van de 26ste maart schijnen te wijzen. Zo
is bepaald opvallend, dat, naar inmiddels
is gebleken, de minister-president dr. Drees
in een besloten bijeenkomst van leden van
zijn partij verklaard heeft, dat het uit een
propagandistisch oogpunt aan de P. v. d. A.
ten goede zou komen, als zij buiten de
regering zou komen te staan. Tegelijker
tijd maakte hij echter kenbaar, dat hij
allerminst, het standpunt inneemt, dat nu
het ogenblik voor hem en zijn politieke
vrienden in het kabinet is aangebroken,
om er de brui aan te geven. Neen, dit
laatste dient alleen te geschieden, wanneer
anderen lees de Katholieke Volkspartij
en eventueel overige groepen de socia
listen hiertoe dwingen. Op rustige, tevens
tactvolle, wijze maakte dr. Drees aan die
anderen nog duidelijk, dat zij van hun
kant niet moeten menen, dat zij, met een
beroep op de uitslag van de verkiezing
voor de Provinciale Staten, voortaan de
P. v. d. A. zullen kunnen dwingen om alles
en nog wat te slikken, Immers, indien door
een dergelijk optreden de tegenstellingen te
groot zouden worden, dan zouden zij on
dervinden, dat de Partij van de Arbeid dat
niet. zou nemen en dat de socialistische
minister-president met de verdere socialis
tische ministers wel degelijk er toe zouden
overgaan hun ministerszetels vaarwel te
zeggen. Intussen, gelijk al opgemerkt, tot
nu toe. viel er in de Kamer geen toespit
sing van verschillen en tegenstellingen
waar te nemen.
De enige tegenstelling, die daar wel dui
delijk op de voorgrond kwam, was het op
treden van twee communistische fracties.
Op de eerste dag van het bijeenkomen
der Tweede Kamer na het Paasreces heeft
men dat schouwspel kunnen gade slaan.
Nu, degenen, die er zich op gevlast hadden,
dat het er wellicht heftig zou toegaan,
kwamen van een koude kermis thuis. Ja,
het was niet eens een kermis, doch een
uitermate rustige saaie bedoening. Men
begrijpe mij wel: ik klaag daarover hele
maal niet. Doch ik wijs er alleen op, ten
einde hieraan de opmerking vast te kno
pen, dat de Tweede Kamer ook weer bij
deze gelegenheid getoond heeft een goede
volksvertegenwoordiging te zijn. De wijze
toch, waarop door de woordvoerders van
de twee communistische fracties uiting is
gegeven aan de tussen de vroegere poli
tieke vrienden ontstane tweespalt, getuigde
van een bedaagdheid, die volmaakt in
overeenstemming te noemen valt met de
bedaagdheid, die in het algemeen aan het
Nederlandse volk eigen pleegt te zijn. Be
halve dan misschien bij een voetbalwed
strijd tussen de Rode Duivels en de
Oranje-jongens!
In verband met die splitsing nog een op
merking. De heer Gortzak verklaarde, dat
hij en zijn naaste geestverwanten bereid
zijn zich aan de uitspraak van het congres
van de Communistische Partij Nederland
te onderwerpen, mits daar gelegenheid be
staat tot een open, tot een (dus democra
tische) gedachtenwisseling. Mocht zich die
voordoen wat overigens nog wel eniger
mate te betwijfelen valt dan zullen de
G'ortzakkianen, indien het Congres zulks
verlangt, van hun Kamerzetels opstaan.
Reeds drong tot mij de stem door van
een belangstellende op het gebied van
staatsrechtelijke en staatkundige vraag
stukken, die van mening was, dat het rech
tens en principieel onjuist is, indien Kamer
leden zich met betrekking tot hun al dan
niet bedanken voor hun lidmaatschap van
de Kamer zouden gedragen naar de wensen
van een partij-congres. Grondwettelijk
zijn zij immers vertegenwoordigers van het
gehele Nederlandse volk en hebben zij in
's lands vergaderzaal dan ook zonder last
of ruggespraak op te treden. Ja, zo is het
in theorie gesteld. Maar tussen de grauwe
theorie en de levende praktijk, ook van
het staatsrecht, doet er zich nu eenmaal
en dat waarlijk niet alleen op dit punt
dikwerf een groot verschil voor. Het is
waar, de afgevaardigden danken hun zetels
uiteindelijk aan een kiezersuitspraak, aan
de stembusuitslag en op zijn hoogst maakt
slechts een tiende gedeelte van degenen,
welke in 1956 op de lijst van de commu
nistische kandidaten gestemd hebben, deel
van de partij-organisatie uit. Daarom gaat
het niet aan, dat de gekozenen zich later,
wat het eventueel neerleggen van de hun
toevertrouwde mandaten aangaat, zouden
richten naar wat de partij-organisatie ver
langt. Aldus een redenering, gelijk ik te
horen kreeg, en die wellicht op het eerste
gehoor heel wat redelijks schijnt in te
houden. Bij nadere overweging zal men m.i.
echter moeten concluderen, dat zij geen
steek houdt. Want gesteld nu eens, dat
iemand, die als aanhanger van een bepaal
de politieke partij, dank zij de organisatie
dier partij op haar kandidatenlijst geplaatst
was en vervolgens als resultaat van de
aan die lijst ten deel gevallen stemmen, de
Kamer binnen kon treden, enige tijd na de
stembusbeslissing, geheel en al van politiek
inzicht verandert, ja lid van een andere
partij wordt. Dan ware het toch wel hoogst
onzedelijk, indien hij toch leukweg bleef
zitten op de zetel, die hij alleen kon in
nemen doordat de lijst, waarop hij onder
meer als kandidaat voorkwam, het voor
toekenning van de zetel in kwestie ver
eiste stemmental had verworven. In een
geval, gelijk hier geschetst, zou het op ende
op strijdig met de uitspraak van de kiezers
zelf zijn, als de „ontrouwe" dan toch bleef
zitten.
Zo zijn er allerlei andere gevallen denk
baar, waarin het evenzeer zo klaar als een
klontje is, dat een dergelijke houding vol
slagen onbehoorlijk ware en dat dan inder
daad een zich voegen naar het desbetref
fende partij-orgaan het enige juiste zou
zijn. Ideaal is dit natuurlijk niet. Want
ideaal ware, als zich de mogelijkheid zou
voordoen de beslissing in handen van de
kiezers te leggen, hetgeen onder het vroe
gere districtenstelsel en dat nog maar
tot zekere hoogte wel, doch onder ons
huidige stelsel niet mogelijk is. Welnu,
waar het onmogelijke niet kan worden
verlangd en dus het volmaakte onbereik
baar is, zal men zich dienen te troosten
met de overweging dat de boven geschetste
methode als de, in de gegeven omstandig
heden, best mogelijke te beschouwen valt.
En ook, dat het bovendien van wijs inzicht
getuigt, wanneer men in zulk een geval nu
eens niet de nationale ondeugd van te
streven naar het volmaakte, de vrije teugels
laat!
Majoor K.
En thans van het Binnenhof naar het
Plein, met name naar het gebouw van de
Hoge Raad dat is dus slechts een korte
afstand waar in de indrukwekkende,
stampvolle, rechtszaal deze week de open
bare behandeling plaats vond van de zaak
tegen majoor K. voor het Hoog militair
gerechtshof.
De door mij vermelde korte afstand is
slechts kort, wat de tijdsduur aangaat om
zich lichamelijk te verplaatsen van onze
volksvertegenwoordiging naar genoemd
rechtscollege, dat deze keer vanwege de,
begrijpelijke, grote publieke belangstelling,
in het gebouw van de Hoge Raad zitting
hield. In geestelijke zin is die afstand wel
groot. Want het is iets geheel anders zich
met politieke aangelegenheden en met
kwesties inzake de wetgeving dan met
berechting bezig te houden. Toch zij vast
meteen opgemerkt, dat een enkele keer en
in sommige opzichten, berechting aanlei
ding tol bemoeienissen van het parlement
kan opleveren. Zo bijvoorbeeld, indien er
bij al datgene wat met de berechting sa
menhang! een of ander mocht voorvallen,
dat dermate in strijd met juiste toepassing
van wet en grondwet zou zijn, dat de volks
vertegenwoordiging daaraan, in een of an
dere vorm, aandacht heeft te wijden.
Wat nu de zaak tegen majoor K. aangaat,
deze is bij de rechter nog niet beëindigd,
zodat ik mij er op dit ogenblik wel voor
zal wachten in dat verband voorbarige op
merken te maken. Op het ogenblik is alleen
bekend, dat de advocaat-fiscaal (in gewone
burgerlijke termen, het openbaar ministe
rie) vrijspraak wegens gebrek aan vol
doende bewijzen heeft geëist. Ofschoon dan
gemeenlijk wel vrijspraak pleegt te volgen,
is dat toch nooit geheel en al zeker. Denk
baar blijft immers, dat de met de berech
ting belaste leden van het Hof er uiteinde
lijk anders over zouden denken en wel tot
een veroordeling zouden komen. Nogmaals,
bij kansberekening zal men begrijpelijker
wijze geneigd zijn het op vrijspraak te
houden, maar zover is het nog niet. Daar
om alleen reeds is het te vroeg, nu ook al
meteen uit te maken of en wat er aan de
behandeling in eerste aanleg zou hebben
geschort In dit stadium is het juister zich
te bepalen tot de vaststelling, dat gelukkig,
dank zij de desbetreffende wetsbepalingen,
de mogelijkheid bestaat om in hoger beroep
een door de lagere instantie eventueel ten
onrechte geveld vonnis ongedaan te maken
en tot de vaststelling, dat ter jongste te
rechtzitting zeker duidelijk gebleken is,
dat er alles is gedaan om die op vlekkeloze
wijze te leiden en op vlekkeloze wijze haar
loop te doen hebben in het belang van.
het recht. Zelf heb ik een deel dier zitting
bijgewoond en ik kan nu tot mijn vreugde
verklaren, dat de president van het Hoog
militair gerechtshof niets dan lof verdient
voor de wijze, waarop hij deze openbare
behandeling heeft, geleid. Na de uitspraak
zal onder meer de volksvertegenwoordiging
goed doen. aan de hand van alle dan ter
beschikking staande gegevens, onder meer
na te gaan, of er wellicht i-eden bestaat om
met nog meer klem dan tot dusverre is
geschied, op het aanbrengen van bepaalde
verbeteringen in het militair strafproces
recht aan te dringen. Doch reeds nu meen
ik aanleiding te zien voor de Kamerleden
om te overwegen, of zij niet iets zullen
moeten doen in verband met wat er bij de
jongste getuigen-verhoren aan het licht is
gekomen omtrent uitermate bedenkelijke
toestanden bij het onder het ministerie van
Oorlog ressorterende Direktoraat Materieel
Landmacht, afgekort D.M.L. Ter vermij
ding van misverstanden: ik heb hier niet
op het oog knoeierijen, maar op een triest
gebrek aan behoorlijke zakelijke opzet en
leiding. Werkelijk, in dat opzicht loopt het
de spuigaten uit. En vandaar, dat men op
het Binnenhof goed zal doen door zich
naarstiglijk te gaan bezig houden met de
vraag, of het niet hoog tijd wordt, in een
of andere vorm de leiding van genoemd
departement wegens de zoeven zeer in het
kort samengevatte euvelen aan de tand te
voelen Dit dan waarlijk niet alleen om
afbrekende, maar juist om opbouwende
critiek uit te oefenen, om namelijk te be
vorderen, dat er ten spoedigste een radi-
kaal eind zal komen aan het op volslagen
onverantwoorde wijze omspringen met
's lands gelden, dus onder meer met onze
belastingpenningen. Wat te dien opzichte
j.l. woensdag in de grote rechtszaal op het
Plein aan het licht kwam, moet toch zeker
meer dan ooit ook tot onze volksvertegen
woordigers spreken. Aan hen de taak door
nuttige daden te tonen, dat zij niet ziende
blind en niet horende doof zijn.
Dr. E. van Raalte
missie voor het Europese Vrijhandelsge
bied. In de verklaring worden vele aspec
ten van het vrijhandelsgebied besproken
en een aantal aanbevelingen gedaan.
De zes landen, die niet tot de Europese
Economische Gemeenschap behoren, wijzen
op het belang voor fabrikanten in een Vrij
handelsgebied van vrije toegang tot grond
stoffen tegen behoorlijke concurrerende
prijzen. Zij wijzen ook op het gevaar van
het nemen van maatregelen, die tot ver
hoging van produktiekosten binnen het
gebied kunnen leiden.
Omtrent landbouw en visserij wordt in
de verklaring gezegd, dat „ten aanzien van
een groot aantal industrieel bewerkte pro-
dukten van landbouw en visserij, vooral
wanneer door de bewerking de eerste kos
ten der grondstoffen belangrijk verhoogd
worden, gestreefd moet worden naar libe
ralisatie volgens ongeveer dezelfde richt
lijnen als gelden voor industrieprodukten
in het algemeen".
In de verklaring wordt verder betwijfeld
of de Europese Investeringsbank in de be
hoeften aan steunkapitaal zal kunnen voor
zien, of de problemen der in economisch
opzicht minder ontwikkelde landen zal
kunnen oplossen.
De organisaties delen verder mede, dat
zij gekant zijn tegen elke poging om alle
zaken, die door vrije onderhandelingen tus
sen werkgevers en werknemers geregeld
kunnen worden, langs wetgevende weg te
regelen.
Erkend wordt, dat instelling van nieuwe
bureaus voor samenwerking noodzakelijk
zal zijn en er wordt aanbevolen, dat daar
bij meerderheid van stemmen beslist zal
worden.
De Generale Synode der Gereformeer
de Kerken heeft te Assen in de vacature
van dr. L. Praamsma te Groningen tot
tweede scriba gekozen ds. P. D. Kuiper te
Sassenheim.
BELGIë. Ter gelegenheid van de we
reldtentoonstelling te Brussel hebben de
Belgische posterijen een serie van zes
postzegels het licht doen zien. De reeks,
die gewijd is aan de Belgische en Con
golese paviljoens, is als volgt samenge
steld: 30 c. 20 c. Beneluxpoort, 1 jr.
50 c. paviljoen van de burgerlijke bouwr
kunde, 1.50 50 c. paviljoen van de
Belgische Congo en Ruanda Urundi,
2.50 jr. 1 jr. België 1900, 3 jr. 1.50
jr. het atomium en 5 jr. 3 jr. pavil
joen telexpo (posterijen en telecommu
nicatieDe ontwerpen zijn van J. van
Noten uit Brussel.
CANADA. Het eeuwfeest van de pro
vincie Brits-Columbia zal o.m. worden
gevierd met een postzegel van 5 c.
(groen). De zegel geeft de afbeelding
van een goudzoeker aan de oever van
een bergstroom, bezig goud te zeven.
De eerste dag van uitgifte is 8 mei.
VERENIGDE ARABISCHE REP. Naar
aanleiding van de internationale jaar
beurs voor katoen, die van 5 tot 25 april
in Cairo wordt gehouden, heejt de
Egyptische postadministratie een zegel
van 10 mills (blauwgroen) in Circulatie
gebracht, die katoenbladeren vertoont.
WEST-DUITSLAND. De Zoölogische
Garten te Frankfort aan de Main is de
oudste diergaarde van West-Duitsland.
Zij werd in 1858 gesticht. Naar aanlei
ding van dit eeuwfeest verschijnt op
7 mei een postzegel van 10 pf. (groen en
zwart), waarop een leeuw en een giraffe
zijn afgebeeld. De zegel heeft een op
lage van 20 miljoen stuks.
BRITS WEST INDIë. Op 22 april zal
prinses Margaret van Engeland de fe
derale wetgevende macht van Brits
West Indië installerenTer gelegenheid
hiervan zullen de Brits-Westindische
eilanden die deel xdtmaken van de fe
deratie elk een serie van drie postzegels
uitgeven. De postzegels van Antigua,
Dominica, Jamaica, Montserrat, St.
Kitts, St. Lucia, St. Vincent en Trinidad
zullen op 22 april en die van Barbados
op 23 april verschijnen. In totaal zijn er
dus dertig zegels die alle een kaart van
Brits-West-Indië en het portret van
koningin Elizabeth vertonen. De zegels
met het inschrift Jamaica bestaan uit
een 2 d., 5 d. en 6 d., die van Trinidad
uit een 5 c., 6 c. en 12 c. en de overige
uit een 3 c., 6 c. en 12 c.