DE MELAATSE BEELDHOUWER VAN DE 1
TWAALF LEVENSGROTE PROFETEN
Geneeskundige hulp
I in Oud-Holland
AteiiadUtha
volledig begrip van de situatie
en van de oorzaak der ziekte
NOODZAAK VOOR GENEZING VAN EEN ZENUWINSTORTING:
ZATERDAG 2 6 APRIL 1958
Erbij
PAGINA DRIE
Met twee tekeningen van
Auke A. Tadema
Verlies van vertrouwen
Geen gemakkelijke zaak
De storm tegemoet
i
Eens was Ouro Preto de voornaamste stad
van Brazilië, eens was het de rijke hoofd
stad van de staat Minas Gerais: er werd
toen go7td gevonden, veel goud, dat weelde
en ongelooflijke rijkdom bracht. Uit de
golvende heuvels om de stad. dolven avon
turiers en goudzoekers het kwistig voor
bande zijnde kostbare metaal en de don
kere, vreemde kleur ervan gaf de stad
haar naam: Ouro Preto, het zwarte goud.
Wie nu in Ouro Preto komt vindt er de
heuvels als aangetast, door gigantische in
secten. Overal kronkelen zich de verlaten
schachten en gangen door de duistere aar
de. Maar rond het stadje liggen de resten
van de oude tuinen, die Ouro Preto in haar
bloeitijd maakten tot een lustoord. Nog
steeds bloeien daar de rozen en de oranje
boompjes, nog steeds overdekt de bougain-
vülea met zijn purperen mantel de oude
muren en nog steeds deinen er hibiskus-
bloemen op de wind. In de stille straatjes
staan nog de kostbare maar bouwvallige
huizen en zestien kerken, reeds lang van
hun kostbaarheden beroofd, getuigen er
van de macht van de kerk. Slechts één
ding is er uit Ouro Preto's rijk ver
leden overgebleven, de werken van Bra-
zilië's grootste kunstenaar, de kerken en
de beelden van Aleijadinho de Melaatse.
GENEES-, HEEL- EN VROEDMEESTER stond er in mijn kinderjaren op
het naambord van onze dorpsdokter. Thans zijn deze drie functies verenigd
in het woord: arts. Allengs splitst in onze specialiserende tijd deze eenheid
zich weer in zijn onderdelen en men kan op het naambord van een arts
bijvoorbeeld lezen de nadere aanduiding: chirurg. En de tijdgenoot vergeet,
dat er aan dit proces van samengroeien en splitsen een periode vooraf is
gegaan, waarin een dokter het een onvergeeflijke belediging zou vinden,
wanneer men hem met een chirurg vereenzelvigde.
De heelkunde is voor de geneeskundige pas aanvaardbaar geworden, nadat
in de zestiende eeuw de anatomie haar intrede deed als wetenschappelijk vak
aan de hogeschool. Maar voordien stond zij als een verachtelijk handwerk
laag aangeschreven bij de deftige doktersstand. Terwijl de geneesheren tot
de aanzienlijke ingezetenen behoorden, deelden de chirurgijns hun gilde met
snijders en schoenlappers en met nederige ambachtsgezellen. Studenten in de
geneeskunde moesten bij de intrede aan de hogeschool hier en daar zelfs een
verklaring afleggen, dat zij zich niet met dit onwaardige bedrijf hadden
bemoeid of zouden bemoeien. De kerk had op een van haar concilies de heel
kunde verboden, omdat zij bloedstorting in strijd achtte met de christelijke
praktijk. Niettemin bloeide het bedrijf van de breukmeesters, steensnijders,
wondhelers en barbiers in de lagere regionen van de maatschappij lustig door.
Er werden koppen gezet, aders gelaten, baarden geschoren, haren gemodel
leerd en gesneden, pruiken gemaakt, armen en benen afgezaagd, zonder dat
er tegen deze onchristelijke wandel werd opgetreden. Zelfs werd het chirur
gijnsvak door de overheid erkend in het gildewezen en in het examen, dat de
gegadigde moest afleggen aleer hij tot het gilde werd toegelaten. De proef
bestond hoofdzakelijk in het slijpen en wetten van een goed lancet.
IN HET JAAR 1730 schonk een zwarte
slavin het leven aan een jongetje, dat bij
de heilige doop de namen Antonio Francis
co ontving. Bij zijn geboorte schonk de va
der de vrijheid aan het kind en de mooie
slavin die zijn geliefde was. Zo kwam dan
de kleine Antonio als vrij mens ter wereld,
maar tot op het einde van zijn leven droeg
hij zijn stigmata: hij was en bleef een sla
venkind. Hij was een zeer donkere mulat
en afschuwelijk lelijk, klein en gedrongen,
met eer. donkere huid, wollig haar en een
veel te zware baard. Zijn voorhoofd was
gebombeerd en intelligent, maar ook weer
te breed, zijn neus was scherp en zijn stem
klonk grommend. Zijn lippen waren on
miskenbaar die van de neger, breed en
blauwpurper.
Antonio's jeugd was helemaal niet on
gelukkig. Hij groeide op in het huis van
zijn vader, een naar Brazilië geëmigreer
de Portugese timmerman, die het zeer
voor de wind ging, daar in het rijke Ouro
Preto ontzaglijk veel en duur gebouwd
werd. Lisboa, de timmerman, werd er de
voornaamste bouwmeester. In dat welge
stelde timmermansgezin groeide het klei
ne lelijke jongetje in het wilde weg op als
alle kleine mulatjes van zijn tijd. Toen hij
wat ouder werd, nam zijn vader hem on
der handen en leerde het intelligente kind
zijn eigen vak tot in de puntjes, niet alleen
het timmeren maar ook het bouwkundig
tekenen, beeldhouwen en schilderen, le
zen, schrijven en rekenen, benevens een
mondjevol Latijn.
En Antonio toonde zich een waardig op
volger voor zijn succesrijke vader. De
roem van de jonge timmerman verspreid
de zich wijd en zijd. Grote bewondering
oogstte vooral zijn beeldhouwwerken in
speksteen en hout, liefelijk en zacht zo
als de barok dat eiste. Geen hartver-
overender Madonna's dan die van Antonio,
geen roerender martelaren die toch niet
griezelig waren. En wie wist er zo de
festoenen van bloemen en kleine dikke en
geltjes langs de muren te doen buitelen?
ZO WERD ANTONIO zesenveertig jaar,
diep bewonderd als kunstenaar, gemeden
en gesmaad als mulat en slavenzoon.
Was het een wonder dat hij in die jaren de
onaangename en norse man werd die hij
was?
Toen overviel hem het noodlot. Antonio
merkte dat hij melaats was.. En hierme
de begon voor hem een afzichtelijk lijden
dat pas een einde nam toen hij overleed,
vierentachtig jaar oud. In die tijd moest
hij zien hoe de gruwelijke ziekte hem lang
zaam, o zo langzaam, maar genadeloos
sloopte. Hoe eerst zijn vingers en tenen af
vielen, hoe zijn gezicht verwerd tot
een masker, dat geen mens zonder hui
veren kon aanschouwen, hoe hij blind
werd en zijn stem verloor en tenslotte zijn
gehoor. Hij kon toen niet meer vooruitko
men op zijn beenstompen, zodat hij een
sterke jonge slaaf moest kopen om hem
van en naar zijn werk te dragen. En zo af
schuwelijk was dit werk dat de slaaf pro
beerde zelfmoord te plegen.
En toch heeft die vreselijke ziekte in An
tonio de grote kunstenaar doen ontwaken,
die diep in hem sluimerde. Niet de beeld
houwer van de lieflijke Madonna's en de
onschuldige engeltjes, maar wel de man
die twee sombere en starre gothische
heiligen voor een zijkapel van een blank
en vrolijk wit en rose barokkerkje in het
gouddelversstadje Sabara maakte. De
hele gevel is versierd met kleine beeldjes,
met guirlandes van bloemen en engeltjes.
Inwendig praalt het blanke gebouwtje
met marmer en goud en stralende kleur
tjes. Dit is de pralende blijmoedigheid
van Antonio de timmerman. Maar die
twee beelden, groots en sterk, zijn het
werk van Antonio de melaatse.
Als een bezetene is Antonio gaan werken
na de ziekte, die hem veranderde in een
volslagen vreemde. Als een bezetene, om
dat hij vreesde tijd te kort te zullen heb
ben. Toen vingers en handen afvielen liet
hij beitel en hamer met verbanden aan
zijn armstompen vastbinden. Toen hij zijn
voeten verloor kroop hij op zijn knieën
voort. Hij had een paard om naar het werk
te rijden en toen dat niet langer ging kocht
hij zijn slaaf. Zijn vervormd gezicht ver
borg hij in de hoge kraag van zijn zwarte
cape, de brede slappe rand van zijn zwar
te hoed verborg wat de kraag nog vrijliet.
Want Antonio schaamde zich dodelijk voor
zijn kwaal. Niemand mocht er van weten
en hij wenste niemand meer te ontmoeten.
Zijn eenzelvigheid nam hand over hand
toe en zijn huis verliet hij slechts om naar
het werk te gaan. Niemand waagde het
hem bij zijn werk lastig te vallen. Moest
hij beeldhouwen in een kérk dan verbor
gen hoge houten schermen hem voor de
ogen van de nieuwsgierige kerkgangers,
die wonderlijk genoeg zijn totaal anders
geworden beelden evengoed accepteerden
en bewonderden als zijn vroegere liefelij
ke scheppingen. Het was alsof ze toch al
tijd zijn kunstenaarschap voelden.
Slechts de priester, die hem de biecht af
nam en die hem steunde waar en wanneer
hij maar kon, wist wat de gevierde kunste
naar mankeerde, want hem kon het toch
niet verborgen blijven. Hij bezorgde Anto
nio de opdrachten, die binnenstroomden
naarmate zijn naam naar buiten bekend
heid kreeg. Maar wie zou ooit werk willen
aanvaarden dat gemaakt was door de arm
stompen van een melaatse? Wie zou de
angst durven overwinnen, de angst voor
besmetting? En zo hielp de priester, een
stille held, de ongelukkige mulat zijn ge
heim te bewaren.
ANTONIO WERD BLIND en nog werkte
hij door als een razende, als een bezetene.
Met die wonderlijk gevoelig geworden
armstompen tastte hij de lijnen van zijn
beelden af. De slag van de hamer bleef
feilloos. Het was bijkans niet meer moge
lijk om zijn kwaal nog langer voor de bui
tenwereld verborgen te houden, maar hij
had het voordeel dat toendertijd bijna nie
mand in Brazilië de ziekte kende die toen
bij lange na niet zo verspreid was als van
daag de dag.
ANTONIO was zesenzeventig, toen hij
de mooiste en grootste opdracht van zijn
leven kreeg. Hij moest de buitentrap van
de kerk van Congonhas versieren met een
aantal levensgrote beelden van profeten.
En met al het vuur en al de macht van
zijn ijzeren wil ging Antonio aan het werk.
In die magei-e en strenge profetenfiguren
ligt al zijn kunnen en heel zijn sterke in
nerlijk. Hier zijn geen mensen afgebeeld
maar de vurige zielen die de bijbelse ge
stalten deden getuigen van Godsmacht.
Langs de trappen stijgen ze omhoog naai
de kleine witte kerk: Iiabakuk en Obad-
ja, Joël en Nahum, Jesaja en Hosea, Je-
remia en Daniël, Baruch en Jonas, Amos
en Ezechiël, twaalf sombere figuren, al
len bezeten door één begeerte, de aarde
te redden voor haar zonden.
In de bedevaartkerk zelf hangen de vo-
tiefoffers van hen die hier genezing von
den voor hun lijden, plaatjes met namen,
harten van was en de krukken van hen
die weer konden gaan waarheen het hen
inviel. Alleen voor Antonio met zijn wilde
werkkracht en zijn diepgeworteld godsge
loof, dat hem deze profeten deed zien zo
als ze geweest moeten zijn, voor hem was
geen genade weggelegd. Het was hem
slechts beschoren de kerk in al haar
schoonheid te scheppen. De schoonheid
van het leven ging aan hem voorbij. Zes
jaar lang werkte Antonio aan zijn profe
ten, toen gleden zijn ziende armstompen
langs lijnen en vlakken en hij wist dat het
goed was wat hij gemaakt had. Meer ver
mocht hij niet te doen. In die beelden lag
zijn ziel in al zijn lijden en al zijn wrok,
maar daarin lag ook heel zijn geloof dat
hem nooit verliet.
Hij wist dat hij nu rustig sterven kon.
Maar nóg was de dood hem niet genadig.
Nóg twee jaar moest hij in alle foltering
doorworstelen in een huisje waar een ar
me vrouw hem verzorgde in blinde toe
wijding. Naast de priester was zij de enige,
die wist wie de levende dode op het hou
ten bed was. Het Brazilië-van-nu heeft zijn
melaatse beeldhouwer niet vergeten. In de
harten van het volk leeft hij voort als
Aleijadinho, het kreupeltje. Een erenaam
vol liefkozing en bewondering van een
volk, dat geleerd heeft geen rassenonder
scheid meer te kennen. Vol bewondering
voor de grootste beeldhouwer van de beide
Amerika's.
Bob Tadema Sporry
Er hing om de chirurgijnswinkel een mystieke sfeer, gelijk trouwens overal
waar het genezen van ziekten aan de orde kwam. Ook de dokters en de
apothekers handhaafden in het interieur van hun werkplaats de schijn als
zou hun bedrijf iets met toverij hebben te maken. Ongeboren kinderen en
vreemde dieren op sterk water, doodshoofden en skeletten stoffeerden het
vertrek. Men speculeerde op de griezellust van het publiek om aan zijn
arbeid een occult gezag te verlenen.
Toen in later eeuwen de chirurgijns bedienden zich als barbiers zelfstandig
organiseerden, hebben zij een embleem meegenomen, dat aanvankelijk de
chirurgijnswinkel aanduidde, maar tot in onze dagen nog prijkt voor menig
kapperssalon. Het was de met rode, witte en blauwe strepen beschilderde
paal, met een gele of gouden knop. Zoals de scheerwinkel een afsplitsing is
van de heelmeesterij, zijn de kruideniersbedrijven, wijnzaken en banket
bakkerijen voortzettingen van de oude apotheek. Oudtijds heette de apotheker
ook wel „cruidenier" of cuisinier arabesque". Hij verkocht behalve genees
middelen specerijen, verfwaren, confituren, parfumerieën, bruiloftswijnen,
suikex-, gesuikerde erwten en banket. De „medicijnwinkel" was soms tevens
het „stadswijnhuis", waar de notabelen elkander onthaalden. Zo vertelt
dr. Schotel, aan wiens rijke bron wij een en ander ontleenden, dat de burge
meesters van Arnhem in de apotheek hun maaltijd hielden.
Maar vanwege zijn eigenlijke functie stond ook de apotheker als leverancier
van geneesmiddelen in de reuk van occultistische toverij. Geheimzinnige
dieren als de krokodil en de salamander, haaietanden en walviskaken, ge
raamten van apen en van kinderen doordrongen naast de retorten, smelt
kroezen, flessen met bloedzuigers, vijzels en weegschalen het publiek van
het gewicht van 's apothekers magische kunde. Mét angst en ontzag keken de
bezoekers toe, hoe hij bezig was met het koken van padden en salamanders,
waaruit hij het levenselixer distilleerde. Zoals men de chirurgijnswinkel her
kende aan de gestreepte staf, was de apotheek kenbaar aan de gaper.
De apotheker deelde zijn aanzien met de doktoren, met wie hij in het
kramersgilde verenigd was. Toch was er vaak ruzie tussen beide weldoeners
der lijdende mensheid; men beschuldigde elkaar van oneerlijke concurrentie
bij het genezen van patiënten. Het gros van de zieken moest het echter oud
tijds buiten de officiële geneesmeesters stellen. De massale praktijk lag in
handen van de wonderdokters en kwakzalvers, die vooral op het platteland
hier en daar vrijwel de enige geneeskundige hulp leverden. In de steden
mochten zij alleen op de markten hun arbeid uitoefenen, die hoofdzakelijk
bestond in kiezen trekken, likdoorns snijden, wonden zalven en in het aan
prijzen en verkopen van poeders, dranken en pillen voor allerlei kwalen.
Het geloof, dat dergelijke wonderdokters betere resultaten bereiken dan de
officiële geneeskunde, heeft zich tot op de huidige dag gehandhaafd. Al kent
men de rondreizende kwakzalvers niet meer, die nog in de vorige eeuw de
boer afliepen om aan de kost te komen. Waling Dijkstra vertelt in zijn werk
over „Frieslands Volksleven'" een typerend voorbeeld, dat een „oud-soldaat"
betreft, die omstreeks het jaar 1800 bij een boer kwam, wiens vrouw de
volgende dag een been zou worden geamputeerd. De soldaat gaf de boer een
raad, die deze opvolgde. Hij moest een drachtige koe opensnijden en het
ongeboren kalf eruit halen. Dit kalf werd ook openeesneden en met beide
heiften om het zieke been gelegd. De vrouw was de volgende dag zo ver
hersteld, dat de professoren, die haar zouden komen opereren, er verbaasd
van stonden en besloten, het been voorlopig ongemoeid te laten. Na enige tijd
liep de vrouw weer op dit been, alsof er niets aan de hand was geweest! En
nog steeds zijn er mensen, die aan zulke verhalen geloven.
H. G. Cannegieter
Wat is een zenuwinstorting? Het ant
woord is niet altijd gemakkelijk te ge
ven. Er is waarschijnlijk geen enkele
andere ziekte die zo vaak verkeerd
wordt begrepen. Jammer genoeg is er
in de tegenwoordige tijd nog geen we
tenschappelijk middel ontdekt, dat het
bestaan van zo'n ziekte overtuigend kan
bewijzen. Ondanks alles bestaat dit lij
den beslist, niet enkel voor de patiënt
zelf, maar ook voor zijn vrienden. En er
bestaan weinig ziekten die zulke onbe
haaglijke en ongelukkige gevoelens ver
oorzaken als een zenuwinstorting. En
wordt deze ziekte eerst nog ondeskundig
behandeld, dan is er kans op dat de
ziekte jaren duurt zonder verbetering.
De betekenis van deze kwestie is niet
zo eenvoudig. In de hospitalen zijn meer
bedden bezet met patiënten, die aan
zenuwziekten lijden, dan aan alle an
dere ziekten tezamen. Daarbij zijn ech
ter nog niet diegenen inbegrepen, die
als patiënten thuis worden behandeld.
Als we ook nog de miljoenen daarbij
moeten tellen, die slachtoffers zijn van
alcohol en andere verdovende middelen,
kunnen we ons nauwelijks nog een goe
de voorstelling maken van het grote
aantal zorgbehoevenden op dit gebied.
De zenuwziekten vormen een van de
or.-..'sfe problemen voor de volksge-
7. ..meid. Men leze daarover het neven
staande artikel.
ZEER VERSCHILLENDE toestanden worden onder de
algemene betiteling van „zenuwinstorting" gerangschikt.
We kunnen alleen enkele van de belangrijkste hier be
spreken. Daarbij komt nog, dat géén twee mensen precies
hetzelfde zijn in hun reacties. Ieder geval moet apart
worden behandeld. De hulp, die in het ene geval ver
betering biedt, faalt bij een ander, zelfs wanneer de twee
gevallen precies op elkaar lijken. Problemen uit de om
geving, gezinsverhoudingen, afkomst, huwelijk, lichame
lijke gebreken en verschillende levensgewoonten moeten
altijd in aanmerking worden genomen. Komt het voor,
dat mensen met deze kwaal worden geboren? Misschien.
In elk geval is het wel zeker, dat het in de ene familie
meer voorkomt, dan in de andere. Maar dit kan vaak
teruggebracht worden op gezinsmoeilijkheden, waarbij
kinderen in problemen worden gewikkeld, die veel te
moeilijk te verwerken zijn. Zulke situaties kunnen de
persoonlijkheid van ieder normaal kind ruïneren. In
enkele gevallen is het mogelijk dat de zenuwziekte een
erfelijkheidskwestie is. Maar met zekerheid kunnen we
het niet zeggen. Toch zijn invloeden van de omgeving
waarschijnlijk belangrijker dan al de andere factoren,
vooral wanneer het de vorming van de persoonlijkheid
van het kind betreft. Als we de vele ellendige toestanden
in de wereld beschouwen, is het eigenlijk nog verrassend
dat er toch niet veel meer'mensen met zenuwinstortin
gen zijn.
Niemand, kan gevoelloos zijn voor deze ellende. Ieder
van ons kan een zenuwinstorting ondergaan, wanneer er
een zware druk op hem uitgeoefend wordt. In de meeste
gevallen is de patiënt niet voor zijn daad verantwoorde
lijk. Het is goed mogelijk, dat hij gedurende zijn tot nu
toe geleide leven door zwakheid werd gekweld. Mis
schien heeft het hem sinds zijn geboorte reeds achter
volgd. Bij menigeen is de oorzaak hiervan reeds terug
te brengen op zijn jeugd. Wat er nu nog by moet komen,
is alleen overbelasting. Wij zijn allemaal een combinatie
van gevoelens en driften. Enkele daarvan zijn goed,
andere minder goed. Wordt de toestand te gespannen,
dan bestaat de mogelijkheid, dat we verkeerd reageren
en zéér tot ons nadeel.
WAT DE OORZAAK IS van een zenuwinstorting?
Dit is vaak moeilijk te zeggen. In enkele gevallen kan
de kwaal het gevolg zijn van een lichamelijke ziekte, bij
vooi-beeld influenza, of een virusinfectie. In andere ge
vallen kan ze terug te brengen zijn op een zware operatie
of een ernstig ongeluk. Maar een enkele factor kan
hiervan niet alleen de oorzaak zijn. Misschien is het
slechte voeding of een storing van de klieren, zoals dit in
verschillende perioden van 't even vaak kan voorkomen.
Wat ook de directe oorzaak kan zijn, één ding is zeker:
mensen, die een zenuwziekte hebben, verergeren hun
toestand steeds meer door nutteloze zorgen en angst.
Als algemene regel geldt: hoe eerder men in het leven
een zenuwinstorting krijgt, des te langer duurt de uit
werking. Maar door een deskundige behandeling kan
haast elk geval worden genezen, of althans veel worden
verlicht. Daar is echter tijd voor nodig. Het kan niet
vlug gebeuren. Misschien is een jonge man van plan
zijn leven tot een succes te makeh. Hij wordt echter zo
vaak teleurgesteld, dat hij op het laatst zijn hele zelf
vertrouwen en het geloof in alles wat zich om hem
heen bevindt, verliest. Misschien verbergt hij het ook
achter een masker van onverschilligheid. Of hij vervalt
in het andere uiterste en wordt agressief en woedend,
waardoor hij zelf datgene stuk maakt, wat hij eerst door
zo veel moeite heeft getracht op te bouwen. Raakt hij in
die tijd aan de alcohol of andere verdovende middelen
verslaafd, dan is de schade voor hem zelf en misschien
ook voor zijn omgeving ontstellend.
Iedere misdadiger is iemand, die ergens een verborgen
complex heeft. Doordat hij niet bij machte is zijn ziels--
problemen meester te worden, zoekt hij vaak zijn
toevlucht in misdaden of geweld.
ER ZIJN OOK MENSEN, die weer geheel anders rea
geren. Er zijn typen, die het overdreven gevoel hebben
volslagen mislukkelingen te zijn. Door deze ontdekking
ontwikkelt zich het gevoel volkomen waardeloos te zijn.
Een dergelijk mens vraagt zich zelfs af, waarom hij
eigenlijk geboren is. Hoe meer hij vecht, hoe verwarder
hij wordt.. Vrienden dwingen hem zulke gedachten ach
terwege te laten. Maar hij kan zoveel proberen als hij
wil, een echte oplossing voor zijn problemen vindt hij
niet. De ontmoediging groeit steeds meer en meer. Op
zekere dag doet hij zelfs een poging om aan zijn lijden
voor altijd een eind te maken. Géén ziekte is moeilijker
te begrijpen dan een zenuwinstorting. Het is veel een
voudiger een gebroken been te hebben, of een operatie
te moeten ondergaan. Aan deze ziekte kan men eigenlijk
zo weinig doen. En toch komt ze zeer veel voor. Medi
cijnen kunnen hem er misschien gedeeltelijk overheen
helpen, maar niet voor lange tijd. Iedere keer staat hij
weer tegenover dezelfde problemen, wanneer de medi
cijnen uitgewerkt zijn. Het is tragisch, dat zij, die erg
weinig van zo'n ziekte begrijpen, vaak in hun opmer
kingen zeer critisch en erg onvriendelijk zijn.
Gelukkig zijn er tegenwoordig methoden, waardoor
men deze mensen kan helpen. Veel mensen, die men
eerst naar een inrichting voor chronische gevallen
stuurde, kunnen tegenwoordig naar huis terug, velen
onder hen zijn in staat om weer te gaan werken. Dit
bevrijdt de familie en ook de staat van een zware finan
ciële last. Veel van deze patiënten hebben zich in hun
leven nooit voor een hobby, of voor iets anders geïnte
resseerd als voor hun eigen kleine beperkte omgeving.
Ze hebben niet echt geleerd te leven. Het is dus van het
grootste belang dat ze op het idee worden gebracht om
zich voor iets nieuws te gaan interesseren, wat hen kan
helpen de moeilijkheden te vergeten. Zulke liefhebbe
rijen zijn tuinwerk, schilderen, naaien, weven, boetseren
en andere scheppende werkzaamheden. Dit zijn uit
stekende hulpmiddelen. Nerveuze mensen kunnen hier
door hun gezondheid terugkrijgen. Het is ook zeer be
langrijk voor de familie van de patiënt, dat zij zijn
problemen begrijpen. Evenzeer is het voor de patiënt
van groot belang. Zo iemand heeft veel behoefte aan
liefde en het gevoel dat men op hem is gesteld. Het kan
zijn genezing bevorderen, wanneer hij in een omgeving
verkeert, die hem begrijpt en hem goedgezind is en hem
de weg helpt vinden naar een betere gezondheid. Deze
patiënten mogen niet worden beschouwd als simulanten.
Misschien zijn ze soms wat opvliegend en voorbarig in
hun woorden en daden. De oorzaak daarvan is, dat ze,
vaak zowel lichamelijk als geestelijk ziek zijn. Zulke
mensen worden als patiënt beschouwd, totdat de onder
zoekingen hebben uitgewezen, dat alles „normaal" is.
We hopen, dat de dag eens aanbreekt, dat er nog betere
methoden worden gevonden om nog meer te onthullen
omtrent zenuwzieke mensen dan tegenwoordig 't geval is.
IEDEREEN, die lijdt aan zenuwziekte, heeft recht op
de best mogelijke behandeling. Het is aan te bevelen,
dat hij een bepaalde tijd doorbrengt in een zenuw
inrichting, waar zijn geval zorgvuldig kan worden be
studeerd. In ieder geval behoort hij onder toezicht van
een kundige arts te staan. Behandelt de huisarts het
geval, dan zal hij waarschijnlijk advies inwinnen bij de
zenuwarts. Hecht geen waarde aan het oordeel van
leken. Kletspraatjes of raadgevingen van vrienden en
bekenden, die het misschien wel goed menen, kunnen
een verkeerde uitwerking hebben.
Iedere zenuwinstorting moet als een individueel geval
worden behandeld. De behandeling, die bij de ene patiënt
helpt, kan bij de ander geheel zonder resultaat en dus
beter achterwege blijven. Er is veel wijsheid en jaren
lange ervaring voor nodig om deze gevallen op de beste
manier te behandelen. Laten we ook niet vergeten, dat
er géén wondermiddelen zijn, die een zenuwinzinking
kunnen genezen. Alleen een volledig begrip van de
situatie en de oorzaak van de ziekte kan een patiënt
naar het normale leven terug brengen. Voor de genezing
is veel tijd nodig.
EEN ZENUWINSTORTING lijkt in een zeker opzicht
veel op een storm op zee. Als een zeekapitein een zware
storm voelt opkomen, weet hij, dat het nutteloos is te
denken deze vóór te kunnen zijn. De storm gaat veel
sneller dan het schip. En wat doet hij? Hij geeft het
bevel alle deuren en luiken te sluiten. De luiken worden
allemaal vastgespijkerd, van het dek wordt alles weg
genomen, dat eventueel over boord zou kunnen spoelen.
Zijn deze voorbereidingen volbracht, dan geeft de kapi
tein het bevel, het schip te keren en direct tegen de
storm in te gaan varen. Het water kan woest zijn, de
golven kunnen verschrikkelijk hoog worden en de pas
sagiers kunnen wensen dat ze maar weer op het land
waren, ongeacht hun gevoelens is het de beste manier
om aan het gevaar te ontkomen door tegen de storm in
te varen. En zo is het ook met een zenuwinstorting. Er
is geen andere manier om het probleem op te lossen,
dan het dapper tegemoet te treden en er doorheen te
varen.
Een zenuwinstorting kan vaak goed zijn. Menige
patiënt heeft nooit zich zelf leren kennen, totdat hij een
zw are zenuwziekte doormaakte. Misschien krijgt hij dan
de gelegenheid, om al die problemen te overdenken, die
hem in deze toestand hebben gebracht. Heeft hij een
maal de oorzaak ontdekt, dan kan hij zich voornemen
om die te veranderen, zodat hij weer in het reine komt
met zichzelf, zijn familie, met God en schepping.