DE MELAATSE BEELDHOUWER VAN DE 1 TWAALF LEVENSGROTE PROFETEN Geneeskundige hulp I in Oud-Holland AteiiadUtha volledig begrip van de situatie en van de oorzaak der ziekte NOODZAAK VOOR GENEZING VAN EEN ZENUWINSTORTING: ZATERDAG 2 6 APRIL 1958 Erbij PAGINA DRIE Met twee tekeningen van Auke A. Tadema Verlies van vertrouwen Geen gemakkelijke zaak De storm tegemoet i Eens was Ouro Preto de voornaamste stad van Brazilië, eens was het de rijke hoofd stad van de staat Minas Gerais: er werd toen go7td gevonden, veel goud, dat weelde en ongelooflijke rijkdom bracht. Uit de golvende heuvels om de stad. dolven avon turiers en goudzoekers het kwistig voor bande zijnde kostbare metaal en de don kere, vreemde kleur ervan gaf de stad haar naam: Ouro Preto, het zwarte goud. Wie nu in Ouro Preto komt vindt er de heuvels als aangetast, door gigantische in secten. Overal kronkelen zich de verlaten schachten en gangen door de duistere aar de. Maar rond het stadje liggen de resten van de oude tuinen, die Ouro Preto in haar bloeitijd maakten tot een lustoord. Nog steeds bloeien daar de rozen en de oranje boompjes, nog steeds overdekt de bougain- vülea met zijn purperen mantel de oude muren en nog steeds deinen er hibiskus- bloemen op de wind. In de stille straatjes staan nog de kostbare maar bouwvallige huizen en zestien kerken, reeds lang van hun kostbaarheden beroofd, getuigen er van de macht van de kerk. Slechts één ding is er uit Ouro Preto's rijk ver leden overgebleven, de werken van Bra- zilië's grootste kunstenaar, de kerken en de beelden van Aleijadinho de Melaatse. GENEES-, HEEL- EN VROEDMEESTER stond er in mijn kinderjaren op het naambord van onze dorpsdokter. Thans zijn deze drie functies verenigd in het woord: arts. Allengs splitst in onze specialiserende tijd deze eenheid zich weer in zijn onderdelen en men kan op het naambord van een arts bijvoorbeeld lezen de nadere aanduiding: chirurg. En de tijdgenoot vergeet, dat er aan dit proces van samengroeien en splitsen een periode vooraf is gegaan, waarin een dokter het een onvergeeflijke belediging zou vinden, wanneer men hem met een chirurg vereenzelvigde. De heelkunde is voor de geneeskundige pas aanvaardbaar geworden, nadat in de zestiende eeuw de anatomie haar intrede deed als wetenschappelijk vak aan de hogeschool. Maar voordien stond zij als een verachtelijk handwerk laag aangeschreven bij de deftige doktersstand. Terwijl de geneesheren tot de aanzienlijke ingezetenen behoorden, deelden de chirurgijns hun gilde met snijders en schoenlappers en met nederige ambachtsgezellen. Studenten in de geneeskunde moesten bij de intrede aan de hogeschool hier en daar zelfs een verklaring afleggen, dat zij zich niet met dit onwaardige bedrijf hadden bemoeid of zouden bemoeien. De kerk had op een van haar concilies de heel kunde verboden, omdat zij bloedstorting in strijd achtte met de christelijke praktijk. Niettemin bloeide het bedrijf van de breukmeesters, steensnijders, wondhelers en barbiers in de lagere regionen van de maatschappij lustig door. Er werden koppen gezet, aders gelaten, baarden geschoren, haren gemodel leerd en gesneden, pruiken gemaakt, armen en benen afgezaagd, zonder dat er tegen deze onchristelijke wandel werd opgetreden. Zelfs werd het chirur gijnsvak door de overheid erkend in het gildewezen en in het examen, dat de gegadigde moest afleggen aleer hij tot het gilde werd toegelaten. De proef bestond hoofdzakelijk in het slijpen en wetten van een goed lancet. IN HET JAAR 1730 schonk een zwarte slavin het leven aan een jongetje, dat bij de heilige doop de namen Antonio Francis co ontving. Bij zijn geboorte schonk de va der de vrijheid aan het kind en de mooie slavin die zijn geliefde was. Zo kwam dan de kleine Antonio als vrij mens ter wereld, maar tot op het einde van zijn leven droeg hij zijn stigmata: hij was en bleef een sla venkind. Hij was een zeer donkere mulat en afschuwelijk lelijk, klein en gedrongen, met eer. donkere huid, wollig haar en een veel te zware baard. Zijn voorhoofd was gebombeerd en intelligent, maar ook weer te breed, zijn neus was scherp en zijn stem klonk grommend. Zijn lippen waren on miskenbaar die van de neger, breed en blauwpurper. Antonio's jeugd was helemaal niet on gelukkig. Hij groeide op in het huis van zijn vader, een naar Brazilië geëmigreer de Portugese timmerman, die het zeer voor de wind ging, daar in het rijke Ouro Preto ontzaglijk veel en duur gebouwd werd. Lisboa, de timmerman, werd er de voornaamste bouwmeester. In dat welge stelde timmermansgezin groeide het klei ne lelijke jongetje in het wilde weg op als alle kleine mulatjes van zijn tijd. Toen hij wat ouder werd, nam zijn vader hem on der handen en leerde het intelligente kind zijn eigen vak tot in de puntjes, niet alleen het timmeren maar ook het bouwkundig tekenen, beeldhouwen en schilderen, le zen, schrijven en rekenen, benevens een mondjevol Latijn. En Antonio toonde zich een waardig op volger voor zijn succesrijke vader. De roem van de jonge timmerman verspreid de zich wijd en zijd. Grote bewondering oogstte vooral zijn beeldhouwwerken in speksteen en hout, liefelijk en zacht zo als de barok dat eiste. Geen hartver- overender Madonna's dan die van Antonio, geen roerender martelaren die toch niet griezelig waren. En wie wist er zo de festoenen van bloemen en kleine dikke en geltjes langs de muren te doen buitelen? ZO WERD ANTONIO zesenveertig jaar, diep bewonderd als kunstenaar, gemeden en gesmaad als mulat en slavenzoon. Was het een wonder dat hij in die jaren de onaangename en norse man werd die hij was? Toen overviel hem het noodlot. Antonio merkte dat hij melaats was.. En hierme de begon voor hem een afzichtelijk lijden dat pas een einde nam toen hij overleed, vierentachtig jaar oud. In die tijd moest hij zien hoe de gruwelijke ziekte hem lang zaam, o zo langzaam, maar genadeloos sloopte. Hoe eerst zijn vingers en tenen af vielen, hoe zijn gezicht verwerd tot een masker, dat geen mens zonder hui veren kon aanschouwen, hoe hij blind werd en zijn stem verloor en tenslotte zijn gehoor. Hij kon toen niet meer vooruitko men op zijn beenstompen, zodat hij een sterke jonge slaaf moest kopen om hem van en naar zijn werk te dragen. En zo af schuwelijk was dit werk dat de slaaf pro beerde zelfmoord te plegen. En toch heeft die vreselijke ziekte in An tonio de grote kunstenaar doen ontwaken, die diep in hem sluimerde. Niet de beeld houwer van de lieflijke Madonna's en de onschuldige engeltjes, maar wel de man die twee sombere en starre gothische heiligen voor een zijkapel van een blank en vrolijk wit en rose barokkerkje in het gouddelversstadje Sabara maakte. De hele gevel is versierd met kleine beeldjes, met guirlandes van bloemen en engeltjes. Inwendig praalt het blanke gebouwtje met marmer en goud en stralende kleur tjes. Dit is de pralende blijmoedigheid van Antonio de timmerman. Maar die twee beelden, groots en sterk, zijn het werk van Antonio de melaatse. Als een bezetene is Antonio gaan werken na de ziekte, die hem veranderde in een volslagen vreemde. Als een bezetene, om dat hij vreesde tijd te kort te zullen heb ben. Toen vingers en handen afvielen liet hij beitel en hamer met verbanden aan zijn armstompen vastbinden. Toen hij zijn voeten verloor kroop hij op zijn knieën voort. Hij had een paard om naar het werk te rijden en toen dat niet langer ging kocht hij zijn slaaf. Zijn vervormd gezicht ver borg hij in de hoge kraag van zijn zwarte cape, de brede slappe rand van zijn zwar te hoed verborg wat de kraag nog vrijliet. Want Antonio schaamde zich dodelijk voor zijn kwaal. Niemand mocht er van weten en hij wenste niemand meer te ontmoeten. Zijn eenzelvigheid nam hand over hand toe en zijn huis verliet hij slechts om naar het werk te gaan. Niemand waagde het hem bij zijn werk lastig te vallen. Moest hij beeldhouwen in een kérk dan verbor gen hoge houten schermen hem voor de ogen van de nieuwsgierige kerkgangers, die wonderlijk genoeg zijn totaal anders geworden beelden evengoed accepteerden en bewonderden als zijn vroegere liefelij ke scheppingen. Het was alsof ze toch al tijd zijn kunstenaarschap voelden. Slechts de priester, die hem de biecht af nam en die hem steunde waar en wanneer hij maar kon, wist wat de gevierde kunste naar mankeerde, want hem kon het toch niet verborgen blijven. Hij bezorgde Anto nio de opdrachten, die binnenstroomden naarmate zijn naam naar buiten bekend heid kreeg. Maar wie zou ooit werk willen aanvaarden dat gemaakt was door de arm stompen van een melaatse? Wie zou de angst durven overwinnen, de angst voor besmetting? En zo hielp de priester, een stille held, de ongelukkige mulat zijn ge heim te bewaren. ANTONIO WERD BLIND en nog werkte hij door als een razende, als een bezetene. Met die wonderlijk gevoelig geworden armstompen tastte hij de lijnen van zijn beelden af. De slag van de hamer bleef feilloos. Het was bijkans niet meer moge lijk om zijn kwaal nog langer voor de bui tenwereld verborgen te houden, maar hij had het voordeel dat toendertijd bijna nie mand in Brazilië de ziekte kende die toen bij lange na niet zo verspreid was als van daag de dag. ANTONIO was zesenzeventig, toen hij de mooiste en grootste opdracht van zijn leven kreeg. Hij moest de buitentrap van de kerk van Congonhas versieren met een aantal levensgrote beelden van profeten. En met al het vuur en al de macht van zijn ijzeren wil ging Antonio aan het werk. In die magei-e en strenge profetenfiguren ligt al zijn kunnen en heel zijn sterke in nerlijk. Hier zijn geen mensen afgebeeld maar de vurige zielen die de bijbelse ge stalten deden getuigen van Godsmacht. Langs de trappen stijgen ze omhoog naai de kleine witte kerk: Iiabakuk en Obad- ja, Joël en Nahum, Jesaja en Hosea, Je- remia en Daniël, Baruch en Jonas, Amos en Ezechiël, twaalf sombere figuren, al len bezeten door één begeerte, de aarde te redden voor haar zonden. In de bedevaartkerk zelf hangen de vo- tiefoffers van hen die hier genezing von den voor hun lijden, plaatjes met namen, harten van was en de krukken van hen die weer konden gaan waarheen het hen inviel. Alleen voor Antonio met zijn wilde werkkracht en zijn diepgeworteld godsge loof, dat hem deze profeten deed zien zo als ze geweest moeten zijn, voor hem was geen genade weggelegd. Het was hem slechts beschoren de kerk in al haar schoonheid te scheppen. De schoonheid van het leven ging aan hem voorbij. Zes jaar lang werkte Antonio aan zijn profe ten, toen gleden zijn ziende armstompen langs lijnen en vlakken en hij wist dat het goed was wat hij gemaakt had. Meer ver mocht hij niet te doen. In die beelden lag zijn ziel in al zijn lijden en al zijn wrok, maar daarin lag ook heel zijn geloof dat hem nooit verliet. Hij wist dat hij nu rustig sterven kon. Maar nóg was de dood hem niet genadig. Nóg twee jaar moest hij in alle foltering doorworstelen in een huisje waar een ar me vrouw hem verzorgde in blinde toe wijding. Naast de priester was zij de enige, die wist wie de levende dode op het hou ten bed was. Het Brazilië-van-nu heeft zijn melaatse beeldhouwer niet vergeten. In de harten van het volk leeft hij voort als Aleijadinho, het kreupeltje. Een erenaam vol liefkozing en bewondering van een volk, dat geleerd heeft geen rassenonder scheid meer te kennen. Vol bewondering voor de grootste beeldhouwer van de beide Amerika's. Bob Tadema Sporry Er hing om de chirurgijnswinkel een mystieke sfeer, gelijk trouwens overal waar het genezen van ziekten aan de orde kwam. Ook de dokters en de apothekers handhaafden in het interieur van hun werkplaats de schijn als zou hun bedrijf iets met toverij hebben te maken. Ongeboren kinderen en vreemde dieren op sterk water, doodshoofden en skeletten stoffeerden het vertrek. Men speculeerde op de griezellust van het publiek om aan zijn arbeid een occult gezag te verlenen. Toen in later eeuwen de chirurgijns bedienden zich als barbiers zelfstandig organiseerden, hebben zij een embleem meegenomen, dat aanvankelijk de chirurgijnswinkel aanduidde, maar tot in onze dagen nog prijkt voor menig kapperssalon. Het was de met rode, witte en blauwe strepen beschilderde paal, met een gele of gouden knop. Zoals de scheerwinkel een afsplitsing is van de heelmeesterij, zijn de kruideniersbedrijven, wijnzaken en banket bakkerijen voortzettingen van de oude apotheek. Oudtijds heette de apotheker ook wel „cruidenier" of cuisinier arabesque". Hij verkocht behalve genees middelen specerijen, verfwaren, confituren, parfumerieën, bruiloftswijnen, suikex-, gesuikerde erwten en banket. De „medicijnwinkel" was soms tevens het „stadswijnhuis", waar de notabelen elkander onthaalden. Zo vertelt dr. Schotel, aan wiens rijke bron wij een en ander ontleenden, dat de burge meesters van Arnhem in de apotheek hun maaltijd hielden. Maar vanwege zijn eigenlijke functie stond ook de apotheker als leverancier van geneesmiddelen in de reuk van occultistische toverij. Geheimzinnige dieren als de krokodil en de salamander, haaietanden en walviskaken, ge raamten van apen en van kinderen doordrongen naast de retorten, smelt kroezen, flessen met bloedzuigers, vijzels en weegschalen het publiek van het gewicht van 's apothekers magische kunde. Mét angst en ontzag keken de bezoekers toe, hoe hij bezig was met het koken van padden en salamanders, waaruit hij het levenselixer distilleerde. Zoals men de chirurgijnswinkel her kende aan de gestreepte staf, was de apotheek kenbaar aan de gaper. De apotheker deelde zijn aanzien met de doktoren, met wie hij in het kramersgilde verenigd was. Toch was er vaak ruzie tussen beide weldoeners der lijdende mensheid; men beschuldigde elkaar van oneerlijke concurrentie bij het genezen van patiënten. Het gros van de zieken moest het echter oud tijds buiten de officiële geneesmeesters stellen. De massale praktijk lag in handen van de wonderdokters en kwakzalvers, die vooral op het platteland hier en daar vrijwel de enige geneeskundige hulp leverden. In de steden mochten zij alleen op de markten hun arbeid uitoefenen, die hoofdzakelijk bestond in kiezen trekken, likdoorns snijden, wonden zalven en in het aan prijzen en verkopen van poeders, dranken en pillen voor allerlei kwalen. Het geloof, dat dergelijke wonderdokters betere resultaten bereiken dan de officiële geneeskunde, heeft zich tot op de huidige dag gehandhaafd. Al kent men de rondreizende kwakzalvers niet meer, die nog in de vorige eeuw de boer afliepen om aan de kost te komen. Waling Dijkstra vertelt in zijn werk over „Frieslands Volksleven'" een typerend voorbeeld, dat een „oud-soldaat" betreft, die omstreeks het jaar 1800 bij een boer kwam, wiens vrouw de volgende dag een been zou worden geamputeerd. De soldaat gaf de boer een raad, die deze opvolgde. Hij moest een drachtige koe opensnijden en het ongeboren kalf eruit halen. Dit kalf werd ook openeesneden en met beide heiften om het zieke been gelegd. De vrouw was de volgende dag zo ver hersteld, dat de professoren, die haar zouden komen opereren, er verbaasd van stonden en besloten, het been voorlopig ongemoeid te laten. Na enige tijd liep de vrouw weer op dit been, alsof er niets aan de hand was geweest! En nog steeds zijn er mensen, die aan zulke verhalen geloven. H. G. Cannegieter Wat is een zenuwinstorting? Het ant woord is niet altijd gemakkelijk te ge ven. Er is waarschijnlijk geen enkele andere ziekte die zo vaak verkeerd wordt begrepen. Jammer genoeg is er in de tegenwoordige tijd nog geen we tenschappelijk middel ontdekt, dat het bestaan van zo'n ziekte overtuigend kan bewijzen. Ondanks alles bestaat dit lij den beslist, niet enkel voor de patiënt zelf, maar ook voor zijn vrienden. En er bestaan weinig ziekten die zulke onbe haaglijke en ongelukkige gevoelens ver oorzaken als een zenuwinstorting. En wordt deze ziekte eerst nog ondeskundig behandeld, dan is er kans op dat de ziekte jaren duurt zonder verbetering. De betekenis van deze kwestie is niet zo eenvoudig. In de hospitalen zijn meer bedden bezet met patiënten, die aan zenuwziekten lijden, dan aan alle an dere ziekten tezamen. Daarbij zijn ech ter nog niet diegenen inbegrepen, die als patiënten thuis worden behandeld. Als we ook nog de miljoenen daarbij moeten tellen, die slachtoffers zijn van alcohol en andere verdovende middelen, kunnen we ons nauwelijks nog een goe de voorstelling maken van het grote aantal zorgbehoevenden op dit gebied. De zenuwziekten vormen een van de or.-..'sfe problemen voor de volksge- 7. ..meid. Men leze daarover het neven staande artikel. ZEER VERSCHILLENDE toestanden worden onder de algemene betiteling van „zenuwinstorting" gerangschikt. We kunnen alleen enkele van de belangrijkste hier be spreken. Daarbij komt nog, dat géén twee mensen precies hetzelfde zijn in hun reacties. Ieder geval moet apart worden behandeld. De hulp, die in het ene geval ver betering biedt, faalt bij een ander, zelfs wanneer de twee gevallen precies op elkaar lijken. Problemen uit de om geving, gezinsverhoudingen, afkomst, huwelijk, lichame lijke gebreken en verschillende levensgewoonten moeten altijd in aanmerking worden genomen. Komt het voor, dat mensen met deze kwaal worden geboren? Misschien. In elk geval is het wel zeker, dat het in de ene familie meer voorkomt, dan in de andere. Maar dit kan vaak teruggebracht worden op gezinsmoeilijkheden, waarbij kinderen in problemen worden gewikkeld, die veel te moeilijk te verwerken zijn. Zulke situaties kunnen de persoonlijkheid van ieder normaal kind ruïneren. In enkele gevallen is het mogelijk dat de zenuwziekte een erfelijkheidskwestie is. Maar met zekerheid kunnen we het niet zeggen. Toch zijn invloeden van de omgeving waarschijnlijk belangrijker dan al de andere factoren, vooral wanneer het de vorming van de persoonlijkheid van het kind betreft. Als we de vele ellendige toestanden in de wereld beschouwen, is het eigenlijk nog verrassend dat er toch niet veel meer'mensen met zenuwinstortin gen zijn. Niemand, kan gevoelloos zijn voor deze ellende. Ieder van ons kan een zenuwinstorting ondergaan, wanneer er een zware druk op hem uitgeoefend wordt. In de meeste gevallen is de patiënt niet voor zijn daad verantwoorde lijk. Het is goed mogelijk, dat hij gedurende zijn tot nu toe geleide leven door zwakheid werd gekweld. Mis schien heeft het hem sinds zijn geboorte reeds achter volgd. Bij menigeen is de oorzaak hiervan reeds terug te brengen op zijn jeugd. Wat er nu nog by moet komen, is alleen overbelasting. Wij zijn allemaal een combinatie van gevoelens en driften. Enkele daarvan zijn goed, andere minder goed. Wordt de toestand te gespannen, dan bestaat de mogelijkheid, dat we verkeerd reageren en zéér tot ons nadeel. WAT DE OORZAAK IS van een zenuwinstorting? Dit is vaak moeilijk te zeggen. In enkele gevallen kan de kwaal het gevolg zijn van een lichamelijke ziekte, bij vooi-beeld influenza, of een virusinfectie. In andere ge vallen kan ze terug te brengen zijn op een zware operatie of een ernstig ongeluk. Maar een enkele factor kan hiervan niet alleen de oorzaak zijn. Misschien is het slechte voeding of een storing van de klieren, zoals dit in verschillende perioden van 't even vaak kan voorkomen. Wat ook de directe oorzaak kan zijn, één ding is zeker: mensen, die een zenuwziekte hebben, verergeren hun toestand steeds meer door nutteloze zorgen en angst. Als algemene regel geldt: hoe eerder men in het leven een zenuwinstorting krijgt, des te langer duurt de uit werking. Maar door een deskundige behandeling kan haast elk geval worden genezen, of althans veel worden verlicht. Daar is echter tijd voor nodig. Het kan niet vlug gebeuren. Misschien is een jonge man van plan zijn leven tot een succes te makeh. Hij wordt echter zo vaak teleurgesteld, dat hij op het laatst zijn hele zelf vertrouwen en het geloof in alles wat zich om hem heen bevindt, verliest. Misschien verbergt hij het ook achter een masker van onverschilligheid. Of hij vervalt in het andere uiterste en wordt agressief en woedend, waardoor hij zelf datgene stuk maakt, wat hij eerst door zo veel moeite heeft getracht op te bouwen. Raakt hij in die tijd aan de alcohol of andere verdovende middelen verslaafd, dan is de schade voor hem zelf en misschien ook voor zijn omgeving ontstellend. Iedere misdadiger is iemand, die ergens een verborgen complex heeft. Doordat hij niet bij machte is zijn ziels-- problemen meester te worden, zoekt hij vaak zijn toevlucht in misdaden of geweld. ER ZIJN OOK MENSEN, die weer geheel anders rea geren. Er zijn typen, die het overdreven gevoel hebben volslagen mislukkelingen te zijn. Door deze ontdekking ontwikkelt zich het gevoel volkomen waardeloos te zijn. Een dergelijk mens vraagt zich zelfs af, waarom hij eigenlijk geboren is. Hoe meer hij vecht, hoe verwarder hij wordt.. Vrienden dwingen hem zulke gedachten ach terwege te laten. Maar hij kan zoveel proberen als hij wil, een echte oplossing voor zijn problemen vindt hij niet. De ontmoediging groeit steeds meer en meer. Op zekere dag doet hij zelfs een poging om aan zijn lijden voor altijd een eind te maken. Géén ziekte is moeilijker te begrijpen dan een zenuwinstorting. Het is veel een voudiger een gebroken been te hebben, of een operatie te moeten ondergaan. Aan deze ziekte kan men eigenlijk zo weinig doen. En toch komt ze zeer veel voor. Medi cijnen kunnen hem er misschien gedeeltelijk overheen helpen, maar niet voor lange tijd. Iedere keer staat hij weer tegenover dezelfde problemen, wanneer de medi cijnen uitgewerkt zijn. Het is tragisch, dat zij, die erg weinig van zo'n ziekte begrijpen, vaak in hun opmer kingen zeer critisch en erg onvriendelijk zijn. Gelukkig zijn er tegenwoordig methoden, waardoor men deze mensen kan helpen. Veel mensen, die men eerst naar een inrichting voor chronische gevallen stuurde, kunnen tegenwoordig naar huis terug, velen onder hen zijn in staat om weer te gaan werken. Dit bevrijdt de familie en ook de staat van een zware finan ciële last. Veel van deze patiënten hebben zich in hun leven nooit voor een hobby, of voor iets anders geïnte resseerd als voor hun eigen kleine beperkte omgeving. Ze hebben niet echt geleerd te leven. Het is dus van het grootste belang dat ze op het idee worden gebracht om zich voor iets nieuws te gaan interesseren, wat hen kan helpen de moeilijkheden te vergeten. Zulke liefhebbe rijen zijn tuinwerk, schilderen, naaien, weven, boetseren en andere scheppende werkzaamheden. Dit zijn uit stekende hulpmiddelen. Nerveuze mensen kunnen hier door hun gezondheid terugkrijgen. Het is ook zeer be langrijk voor de familie van de patiënt, dat zij zijn problemen begrijpen. Evenzeer is het voor de patiënt van groot belang. Zo iemand heeft veel behoefte aan liefde en het gevoel dat men op hem is gesteld. Het kan zijn genezing bevorderen, wanneer hij in een omgeving verkeert, die hem begrijpt en hem goedgezind is en hem de weg helpt vinden naar een betere gezondheid. Deze patiënten mogen niet worden beschouwd als simulanten. Misschien zijn ze soms wat opvliegend en voorbarig in hun woorden en daden. De oorzaak daarvan is, dat ze, vaak zowel lichamelijk als geestelijk ziek zijn. Zulke mensen worden als patiënt beschouwd, totdat de onder zoekingen hebben uitgewezen, dat alles „normaal" is. We hopen, dat de dag eens aanbreekt, dat er nog betere methoden worden gevonden om nog meer te onthullen omtrent zenuwzieke mensen dan tegenwoordig 't geval is. IEDEREEN, die lijdt aan zenuwziekte, heeft recht op de best mogelijke behandeling. Het is aan te bevelen, dat hij een bepaalde tijd doorbrengt in een zenuw inrichting, waar zijn geval zorgvuldig kan worden be studeerd. In ieder geval behoort hij onder toezicht van een kundige arts te staan. Behandelt de huisarts het geval, dan zal hij waarschijnlijk advies inwinnen bij de zenuwarts. Hecht geen waarde aan het oordeel van leken. Kletspraatjes of raadgevingen van vrienden en bekenden, die het misschien wel goed menen, kunnen een verkeerde uitwerking hebben. Iedere zenuwinstorting moet als een individueel geval worden behandeld. De behandeling, die bij de ene patiënt helpt, kan bij de ander geheel zonder resultaat en dus beter achterwege blijven. Er is veel wijsheid en jaren lange ervaring voor nodig om deze gevallen op de beste manier te behandelen. Laten we ook niet vergeten, dat er géén wondermiddelen zijn, die een zenuwinzinking kunnen genezen. Alleen een volledig begrip van de situatie en de oorzaak van de ziekte kan een patiënt naar het normale leven terug brengen. Voor de genezing is veel tijd nodig. EEN ZENUWINSTORTING lijkt in een zeker opzicht veel op een storm op zee. Als een zeekapitein een zware storm voelt opkomen, weet hij, dat het nutteloos is te denken deze vóór te kunnen zijn. De storm gaat veel sneller dan het schip. En wat doet hij? Hij geeft het bevel alle deuren en luiken te sluiten. De luiken worden allemaal vastgespijkerd, van het dek wordt alles weg genomen, dat eventueel over boord zou kunnen spoelen. Zijn deze voorbereidingen volbracht, dan geeft de kapi tein het bevel, het schip te keren en direct tegen de storm in te gaan varen. Het water kan woest zijn, de golven kunnen verschrikkelijk hoog worden en de pas sagiers kunnen wensen dat ze maar weer op het land waren, ongeacht hun gevoelens is het de beste manier om aan het gevaar te ontkomen door tegen de storm in te varen. En zo is het ook met een zenuwinstorting. Er is geen andere manier om het probleem op te lossen, dan het dapper tegemoet te treden en er doorheen te varen. Een zenuwinstorting kan vaak goed zijn. Menige patiënt heeft nooit zich zelf leren kennen, totdat hij een zw are zenuwziekte doormaakte. Misschien krijgt hij dan de gelegenheid, om al die problemen te overdenken, die hem in deze toestand hebben gebracht. Heeft hij een maal de oorzaak ontdekt, dan kan hij zich voornemen om die te veranderen, zodat hij weer in het reine komt met zichzelf, zijn familie, met God en schepping.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 21