Staaltjes van speculaties op de argeloosheid van toeristen Een dictionaire waar zestig jaar aan gewerkt is Ziekenfondsverzekering voor bejaarden Welgemeende waarschuwing, al zijn Italianen niet minder eerlijk dan Nederlanders Sangirees woordenboek op de pers 9 Meesterlijk spelletje Kerkelijk Nieuws Nederland heeft ruim 11 mil joen inwoners Veel repatriantenminder emigranten Boete voor overwegwachter die vergat spoorbomen neer te laten COURAN/fE ZAKEN De ijstijd is weer begonnen DONDERDAG 8 MEI 1958 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT (Van onze correspondent in Rome) In een van de minder elegante hotels in de buurt van het station in Rome zagen wij dezer dagen op een zeer opvallende plaats een waarschuwing in het Engels, in het Frans en in het Duits, om op straat geen geld te wisselen, niet in te gaan op voorstellen om vulpennen, gouden horloges, antieke munten of andere oudheden, lappen stof voor een kostuum en dergelijke, te kopen. Het leek ons een verstandig vermaan en wij vinden het jammer dat een soortgelijke waar schuwing niet ook in de dure, en door vreemdelingen meest bezochte, hotels gegeven wordt. Het toeristenseizoen is weer begonnen en wij menen er goed aan te doen er opnieuw op te wijzen dat men in Italië enkele voorzorgsmaatregelen in acht moet nemen. Let wel: men late zich niet afschrikken en denke vooral niet, dat dit een land van gangsters en oplichters zou zijn. Dat is beslist niet waar. De doorsnee Italiaan is even eerlijk en betrouwbaar als de doorsnee Nederlander, Maar, zoals overal, zijn ook hier misdadige elementen.... en er is veel werkloosheid en armoe. De toevloed van toeristen leidt er bijna vanzelf toe dat lieden, die het niet al te nauw nemen, zich eer tot de argeloze vreemdeling wenden dan tot de Italianen, die minder goed van vertrouwen zijn. Ook zakkenrollers hebben het vaak op de vreemdeling voorzien, omdat deze, afgeleid door al het vreemde en nieuwe dat hij om zich heen ziet, een gemakkelijke prooi is. Dat u op straat niet moet ingaan op een nog zo verleidelijk aanbod om waardevolle voorwerpen te kopen, is duidelijk. Al deze vulpennen, gouden horloges en antiquitei ten zijn prullen, al zien zij er echt uit. De derde man, die tussenbeide komt en een hoog bod doet, is de handlanger van de gene die de waar staat aan te prijzen. On langs hebben wij in Napels kennis gemaakt met een nieuwe truc en wij stellen voorop dat we een zekere bewondering voor het vernuft van de man, die zo iets uitdenkt, niet konden onderdrukken. We liepen gemoedelijk in de buurt van Castel Capuano, het Napolitaanse paleis van justitie, een gezellige pittoreske buurt. Ineens zagen wij twee passen voor ons een goedgeklede jongeman zich bukken en iets oprapen. Hij stond stil en bekeek zijn vondst, een gouden ring met briljant. „Zou die echt zijn?" vroeg hij aan de persoon, die het dichtst bij hem was, „toevallig" een vreemdeling. (In Rome ziet men in mij de vreemdeling niet meer, maar de Napolita- nen zijn iets gewiekster). Wij wonen lang genoeg in Italië om door te hebben, dat hij de ring niet echt gevonden had, hoe mees terlijk hij zijn rol ook speelde. Ons ant woord was dan ook: „Zeker, een echt stukje glas". De jongeman, innemend van voorkomen met een open eerlijk gezicht zei: „Ja, dat denk ik ook. Wie echte juwe len heeft, past wel op ze niet te verliezen. Het zou net moeten zijn, omdat hier de bank van lening is en iemand het ding mis schien ging verpanden of juist had terug gehaald Een verrukkelijke zin om bij de vreem- deling twijfel te wekken. De jongeman liep door, zijn vondst nog steeds met aandacht i bekijkend. Na een paar passen stond hij weer stil, klampte ons weer aan: „Het goudmerk is echt, ziet u wel. Denkt u dat ze wel eens echt goud gebruiken voor een ring met een valse steen?" Hij wees op iets dat. inderdaad bedriegelijk op een keur leek. „Ik ga toch eens even in de bank van lening vragen of het een echte is. Daar hebben ze er wel verstand van. Is het erg onbeleefd als ik u vraag even mee naar binnen te gaan? U begrijpt als het ding werkelijk kostbaar is en ik kom het daar vragen dan zullen ze denken: Hoe komt die jongen aan die dure ring en kunnen ze ver moeden dat hij van diefstal afkomstig is. Als u er bij is, kunt u zeggen dat ik hem hier heb gevonden". We hadden plezier in het geval en gingen mee. In het pandjeshuis zat achter een loket een bejaarde man, die de ring mee nam om hem te laten onderzoeken. Na vijf minuten kwam hij terug: „Een aardige briljant, een kleine slijpfout, als u hem wilt verpanden moet u de naam opgeven van de juwelier waar hij gekocht is. Twee de etage, loket achttien. U kunt er van tweehonderd- tot tweehonderdvijftigdui zend lire voor vragen." Nu was het spelletje voor ons ver genoeg gegaan. We wensten de jongeman geluk met zijn vondst en zeiden: „Ik zou hem dan maar verpanden of anders is het een aar dig cadeautje voor uw verloofde". „Maar ik weet niét bij welke juwelier hij gekocht is en verloofd ben ik nog niet", antwoordde hij. „Dan maar bewaren tot het zover is," zeiden wij en gingen weg. Tot nu toe had hij zijn rol prachtig ge speeld. Nu pas en het was ons bijna een teleurstelling kwam de vraag: „Zou u er niet iets voor voelen?" Het is waarschijnlijk verkeerd, omdat er stellig later iemand ingetrapt is, maar wij voelden voor een kunstenaar te staan en stuurden hem weg met een „niet de minste belangstelling voor juwelen". Met zeker heid kunnen wij zeggen dat de jongen de ring niet had gevonden, dat het mannetje achter het loket een vrindje van hem was en dat hij het niet zou hebben gewaagd het ding werkelijk aan de taxateur voor edel stenen voor te leggen. Zijn enige bedoeling was het waardeloze ding van gedoubleerd lood met een stukje glas aan iemand kwijt te raken, die denken zou een koopje te hebben. Deze dingen kan de verstandige toerist zelf omzeilen. Werkelijk gevaarlijk zijn de „scippisti", jongelui gezeten op een motor scooter of leunend uit het open venstertje van een automobiel, die dames hun hand tasje ontrukken. Dit is het ogenblik in Ita lië, en vooral in Rome een van de meest voorkomende soorten diefstal. Draag dus in uw tasje nooit veel geld of voorwerpen van waarde, ook geen documenten. Het best late men zijn geld in het hotel en drage nooit meer bij zich dan men op een bepaal de dag nodig denkt te hebben. Voor automobilisten blijft het raadzaam bij het parkeren alles goed af te sluiten. Verder dreigt er gevaar bij bandenpech. Deze is al heel oud, maar er trappen nog steeds mensen in. Op de weg voor u strooit bijvoorbeeld een scooterrijder een paar driehoekspijkers op het asfalt, of wel een voorbijganger prikt een gaatje in een band als u ergens stilstaat. Straks is uw band slap en moet vervangen worden. Dan dagen vriendelijke helpers op en pas later bemerkt u dat zij uw portefeuille uit uw zak hebben gehaald, omdat u, met de bedoeling gemakkelijker te werken, uw jasje had uitgetrokken. De oplossing is het jasje in de auto te leggen en die daarna af sluiten en verder alle, nog zo vriendelijk aangeboden hulp, even vriendelijk afwij zen. Vriendelijk, omdat de persoon die zijn hulp komt aanbieden, wel degelijk een eex-- lijk behulpzaam man kan zijn. U kunt van zijn diensten echter geen gebruik ma ken, omdat er één keer op de honderd een schux-k met een eerlijk gezicht komt op dagen. Met een beetje oplettendheid en voor zichtigheid reist u in Italië even veilig als in ons vadei'land. Laat u zich niet afschrik ken door de verhalen, die u hoort, maar houdt er wel rekening mee. Ned. Herv. Kerk Beroepen te Nieuwe Tonge G. van Estrik te Nieuwland. Aangenomen naar Oude- en Nijehorne J. Boekee te Nuis en Niebert (Gron.). Bedankt voor Nieuw-Lekkerland (wijk Kinderdijk) A. Klein Kranenburg te Hil versum. Geref. Kerken Beroepen te Kampen (vac. J. L. Wielen- ga) G. Brinkman te Schiedam; te Oenkerk J. van den Berg te Ermelo; te Oost- en West-Souburg P. A. Bohlmeijer te Wilnis (2de pred.pl.); te Oud-Beijerland W. P. H. Pouwels te Wommels (Fr.). Chr. Geref. Kerken Tweetal te Lisse W. van 't Spijker te Drogeham en dr. W. H. Velema te Eind hoven; te Nieuwpoort F. Bakker te Hui zen (N.H.) en J. C. van Ravenswaaij te Scheveningen. Bei'oepen te Bunschoten M. W. Nieu- wenhuijze te Amstredam-West; te Wer kendam H. van Leeuwen te Arnhem. Bedankt voor Aarlanderveen-Nieuw- koop G. Blom te Meerkerk; voor Klundert B. Bijleveld te Noordeloos. De Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek heeft het Ko ninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te 's-Gravenhage een subsidie verleend voor de uitgave van een Sangi rees woordenboek. Aan de totstandkoming van dit lexicon is door verschillende per sonen in een tijdvak van ruim zestig jaar gewerkt. Het Sangirees-Nederlands woor denboek bevat tevens een uitvoerig Neder- lands-Sangirces register. Het werk is op het ogenblik ter perSe en zal zeer vermoe delijk in oktober verschijnen. Volgens prof. dr. E. M. Uhlenbeck, hoog leraar in de Javaanse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden, tevens bestuurslid en redactiesecretaris van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, wordt met het verschijnen van bedoeld woordenboek een studie van ruim zestig jaar afgesloten. Het Sangirees is de taal van de Sangihe Archipel, een kleine eilandengroep tussen Celebes en de Philippijnen. Reeds aan het einde van de vorige eeuw begon de bekende zendeling N. Adriani het eerste materiaal voor een woordenboek te verzamelen, nadat hij in 1893 een Sangirese spraakkunst en een ADVERTENTIE Het aantal inwoners van Nedei'land be droeg volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek op 1 maart 11.126.505. Het aantal huwelijken bedroeg in de eerste twee maanden van dit jaar 10.781 (v.j. 11.378). Het aantal levend geborenen bedroeg 38.418 (v.j. 36.983) en het aantal overledenen 16.153 (v.j. 14.122). Voorts bedroeg het aantal immigranten in de eerste twee maanden van dit jaar 17.490 tegen 7.131 in de eerste twee maan den van 1957. Deze aanzienlijke stijging houdt vex-band met de sterk toegenomen repatriëring van Nederlanders uit Indo nesië. Anderzijds is het aantal emigranten aanzienlijk gedaald, namelijk van 13.103 in de eerste 2 maanden van 1957 tot 8.455 in de eerste twee maanden van 1958. aantal Sangirese teksten had gepubliceerd. Adriani heeft zijn aantekeningen en gege vens later in handen gesteld van mr. K. G. F. Steller. De heer Steller, die het Sangi rees als zijn moedertaal heeft gesproken, heeft een belangrijk aandeel gehad in de totstandkoming van dit lexicon. Na zijn dood zijn de verzamelde gegevens terecht gekomen bij de Zwitserse zendeling W. Aebex'sold, die gedurende de ooxdogsjaren het geleidelijk zeer omvangrijk geworden woordenboek begon te krijgen. Ook ande ren, onder wie de predikant Scherrex-, heb ben materiaal geleverd. Het is Aebersold, die het door hem bearbeide materiaal ter publikatie heeft aangeboden aan het Ko ninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, waar het aan een zorgvul dige revisie is onderworpen. Zo heeft men een geheel nieuw systeem van afkortingen ingevoerd, waardoor het mogelijk is ge worden belangrijk op de drukkosten te be zuinigen. Doox-dat nu naast de spraakkunst en de teksten (waarvan er in de laatste jaren door ds. Aebersold nog enige zijn gepubli ceerd in de door het Instituut uitgegeven „Bijdragen tot de taal-, land- en volken kunde") dit woordenboek komt te staan, gaat het Sangix-ees behoren tot de kleine gx-oep van goed bekende Indonesische ta len. Juist als ovex-gang tussen het gebied der Celebes-talen en dat der Philippijnen- talen is het Sangirees voor de vergelijken de taalwetenschap van bijzondere bete kenis. „Ik zat in gedachten. Ik had erge hoofd pijn. Éven tevoren had ik wat ingenomen .Toen zat ik een beetje te suffen en te piekeren over moeilijkheden thuis. Daar door drong het niet tot me door dat de signaalbel ging". Dat zei een 28-jarige overwegwachter uit Leiden, die voor de politierechter in Den Haag terechtstond omdat hij op 28 oktober verzuimd had de spoorbomen te sluiten van de overweg in de Heei-eweg te Warmond. Het verzuim had gelukkig geen gevolgen gehad: een paar fietsers, die de overweg naderden, bevonden zich nog op 20 meter afstand daarvan, toen de trein voorbij reed „Het had een enorm drama kunnen wor den. Men huivert bij het idee wat er had kunnen gebeuren", zei de officier van justitie, die een boete van f 75 eiste. De overwegwachter werd veroordeeld tot een boete van f 40. WIE BETAALT MIER. EIGEWL'JK ïiE KRANT? MOETJE DAAR NU ZON VIEZE KRANT VOOR NEMEN 7 "ER SR3NB VAN AVON 5 WEER NIETS IN DIE KRANT" WARME VRENbStUAD TjDENS DE EIFSTEDENTOCUT EEN UITKOMST ALS, u IEANAND 7JET DIE U LIEVER NIET ZIET.' •BESTËDlNRS "E.ETERKINC UW ENIOE VREND DIE WERKELIJK DE KACUEl Nffl ZICH LAAT AANMAKEN De voortdurende stijging van de kosten van het levensonderhoud maakt het noodzakelijk de normen der sociale wet geving steeds weer opnieuw te herzien. Zo zijn er binnen de tijd van één jaar drie Staatsbladen verschenen, welke wijzigin gen brachten in de ziekenfondsverzekering voor bejaarden. De wettelijke bepalingen waarop deze verzekering berust, schijnen steeds achter de feiten te moeten aanlopen. De verzekering werd reeds sedert 1 ja nuari 1957 officieus toegepast toen op 20 februari 1957 bij de Staatsdrukkerij een Koninklijk Besluit verscheen, dat deze praktijk achteraf wettelijk sanctioneerde. Ingaande 1 augustus 1957 werden strikt genomen in strijd met de bestaande wet hogere inkbmëhsgfènzêri in acht geno men. Het heeft bijna een half jaar ge duurd, voordat deze' gedragslijn met te rugwerkende kracht een wettelijke basis verkreeg. Ook de normen, welke de rege ring bij uitvoeringsbesluit moest regelen, werden veelal achteraf met terugwerken de kx-acht vastgesteld Een en ander maakt het voor belanghebbenden niet gemakke lijk precies te weten, waar zij aan toe zijn. Te hunnen behoeve zullrn wij thans de be tekenis en ontwikkel ine van deze verze kering in grote lijnen weergeven. Het doel De „Wet op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden" beoogt aan bejaarden, wier financiële draagkracht gering is, een goedkoop recht op ziekenfondsverzekering te geven. Wij onderstrepen hier het woord HET IS onder zekere omstandigheden lofwaardig, wanneer de mens energie genoeg kan opbrengen om voor een bepaald doel warm te lopen. Adolph Pricken, een tachtigjarige Amerikaan in Tampa, doet dat sinds 1921 van nature. Het is eveneens nuttig wanneer men er zo af en toe in slaagt het hoofd koel te houden Adolph Pricken kan dat. sinds 1921 niet meer. Hij is een menselijk hittegolf, een levend fornuis eneen medisch raadsel. Reed: zevenendertig jaren lang zoekt hij op alle mogelijke manierei. naar afkoeling, omdat hij een van die zeldzame mensen is die zijr eigen lichaamstemperatuur niet meer kan regelen. Adolph was een van de pioniers in de citrusindustrie van Florida. Hij was een der eersten die er toe overging de smakelijke vruchten in U blikken. Door hard werken verzamelde hij een aardig kapito.al dat hij voorzichtig in effecten belegde. Met genoegen zag hij hoe zijn investeringen rente opbrachten, totdat in 1921 de beurs mei een klap iv elkaar zakte. Tienduizenden beleggers werden me' een slag oeruïneerd en ook Adolph Pricken werd door het lo getroffen. Hij verloor al zijn geld. De shock, die dit verlies hen gaf, was zó groot, dat zijn zweetklieren ophielden te functionerei. Nu is een mens zonder deugdelijk werkende zweetklieren er naa aan toe. Wanneer de in het lichaam opgehoopte warmte niet mee langs de natuurlijke weg kan afvloeien, kunnen zich fatale con plicaties voordoen. Voor ^Adolph Pricken begon in 1921 een nieui leven. Een leven onder het motto: Hoe raak ik mijn warmte kwijt Adolph zocht werk in de nachtelijke uren, want overdag wo het in het zonnige Florida voor hem veel te gevaarlijk. Hij vov emplooi in ijsfabrieken en koelhuizen, waar hij in zijn dunv sporthemd vreemd afstak bij de in poolkledim gehulde arbeider Maar die voorzorgsmaatregel was nog niet voldoende. Zelfs koude in de ijsfabrieken ivas niet genoeg om zijn onvermogen t< transpireren te compenseren. Direct na zijn thuiskomst sprov Adolph in een ijskoud bad, waarin hij minstens een half ui moest blijven liggen. Nauwgezet moest hij de thermometer het oog houden. Steeds als het kwik de tachtig graden naderd. moest hij zich opnieuw in een ijsbad onderdompelen. Zelden z< iemand daarom de komst van de „air-conditioning" zo enthov siast begroet hebben als Adolph Pricken: nu hij de temperatuv in zijn woning kunstmatig kan verlagen, heeft hij aan drie ijs baden per dag genoeg. Daarvóór moest hij tenminste tienmaa per dag in zijn ijzige kuip plaats nemen. Pricken eet en drinkt bijzonder matig, want hij weet uit ervarint dat de lichaamstemperatuur na een overvloedig diner angstwek kend snel kan stijgen. „Ik besteed bijna evenveel geld aan ijs ah aan eten en drinken!" verklaart hij opgewekt. „Mijn ijsrekenini is voor een normaal mens gewoon fantastisch. Per dag heb ik zc ongeveer vijfentwintig pond nodig. Dat is echter nog niets ver geleken met de tijd, toen ik nog geen airconditioning had. Toen bracht de ijsleverancier iedere dag wel vijfenzeventig pond". Hei werken in ijskelders en koelhuizen heeft zijn gezondheid overigens niet geschaad. De nu tachtigjarige Pricken beroemt zich er op, dat hij enkele jaren geleden handstandjes kon maken die een gezond mens zouden beschamen. „Je moet je nu eenmaal aanpassen. Je moet met je kwaal kunnen leven en ik mag gerust zeggen, dat ik het er niet slecht heb afgebracht"Hij zegt het in alle eenvoud. Op zijn tachtigste verjaardag ontving hij de persfotograven, terwijl hij juist zijn ijsbad nam. „Dat doen jullie me niet na, hè?" riep hij vrolijk uit. „Weet je wat je in de krant moest zetten? Uzige tachtigjarige zit er nog altijd warmpjes bij!" „recht" om daarmede aan te geven, dat de bejaarden niet verplicht zijn, zich voor deze verzekering aan te melden. Wel zijn de ziekenfondsen van hun kant verplicht de bejaarden, wier inkomens beneden be paalde normen liggen, op hun verzoek in de verzekering op te nemen. De wet bevat twee inkomensgrenzen. Ligt het inkomen van een bejaarde bene den de eerste grens, dan betaalt hij een premie, die de helft van de gemiddelde kosten dekt. De bejaarden wier inkomen beneden de tweede (lagere) grens ligt, betalen slechts het vierde deel van de kostprijs der verzekering Bedoelde inkomensgrenzen bedroegen oorspronkelijk f 3.410.- en 2.400 per jaar. Op 11 januai-i 1958 trad een wijzigings wet in werking, waarbij de inkomensgren zen met terugwerkende kracht tot 1 augstus 1957 werden gesteld op 3.530.- en f 2.520.- per jaar. Deze verhogingen zijn een indirect gevolg van de op 1 augustus 1957 ingegane huurverhoging. In verband met deze huurverhoging werd het jaarlijkse pensioen van de Algemene Ouderdomswet voor gehuwden met 120.- verhoogd. Dit maakte het noodzakelijk ook de inkomensgrenzen yler bejaardenverze kering met 120.- te verhogen ten einde te bereiken, dat degenen die vóór 1 augus tus 1957 recht op toetreding tot deze ver zekering hadden, die bevoegdheid niet zou den verliezen. De wet heeft het vaststellen van de zie kenfondspremie overgelaten aan de Kroon. Deze heeft de premie voor het jaar 1957 vastgesteld op 110 of 55 cent per week, al naar gelang bet inkomen bene den de eerste of de tweede grens ligt. Op 4 februari 1958 werd een koninklijk Be sluit uitgegeven, waarbij de premie voor de beide groepen met terugwerkende kracht voor het jaar 1958 werd vastge steld op resp. 134 en 67 cent per week. Rechthebbenden Recht op het sluiten ?an de verzekering hebben personen van 65 jaar en ouder en mannen, ongehuwde vrouwen en gehuw de vrouwen, wier echtgenoo4 de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, indien zij kostwinster zijn. De verzekering van de bejaarde strekt zich ook uit tot diens e» htgpnote Het in komen van de echtgenote wordt echter medegeteld bij het inkomen van de be jaarde ter beoordeling van de vraag, of de inkomensgrenzen worder, overschreden. De overige gezinsleden zijn slechts mede verzekerd voor zover het eigen inkomen een bepaald bedrag niet te boven gaat. De vaststelling van dit bediag geschiedt door de Kroon. Deze heeft het maximum inkomen, dat een gezinslid mag hebben zonder buiten de verzekering te vallen, oorspronkelijk vastgesteld op I 13.90 per week. Op 10 september 1957 werd een Koninklijk Besluit uitgegeven, waarbij het maximum-weekinkomen voor gezins leden werd bepaald op i 15.45, zulks met terugwerkende kracht tol l augustus 1957. Voor elk kind, dat aan de voorwaarden voor medeverzekering voldoet, wordt bij de bepaling van het jaarlijks inkomen van de bejaarde een aftrek toegepast van f 175.-. Ruim 475.000 personen zijn tot de be iaardenverzekering toegetreden 165 000 personen zijn medeverzekerd Deze aan tallen zijn aanmerkelijk hoger dan de ge raamde aantallen, waarvan bij de tot standkoming van de wet is uitgegaan. Hoe- velen van de mogelijkheid tot toetreding geen gebruik maakten, hoewel zij, wat hun inkomen betreft, zouden hebben kunnen toetreden, is niet bekend Hun aantal zal echter vermoedelijk niet groot zijn. De minister heeft hierop geantwoord, dat degenen, die krachtens de Invalidi teitswet een rente ontvanger, van ten minste 125.- per jaar reeds verplicht verzekerd zijn ingevolge de Wet tot uit breiding van de toepassing van het Zie- kenfondsenbesluit. Voor de invaliden be neden 65 jaar, die geen zodanige rente genieten, wordt opneming in de bejaar denverzekering thans nog niet overwogen, aangezien dit vraagstuk in behandeling komt bij de gehele herziening van de zie kenfondswetgeving, welke in een gevor derd stadium van voorbereiding is. Mr. C. A. baron Bentinck

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 7