Staaltjes van speculaties op de
argeloosheid van toeristen
Een dictionaire waar zestig
jaar aan gewerkt is
Ziekenfondsverzekering
voor bejaarden
Welgemeende waarschuwing, al zijn Italianen
niet minder eerlijk dan Nederlanders
Sangirees woordenboek
op de pers
9
Meesterlijk spelletje
Kerkelijk Nieuws
Nederland heeft ruim
11 mil joen inwoners
Veel repatriantenminder
emigranten
Boete voor overwegwachter
die vergat spoorbomen
neer te laten
COURAN/fE ZAKEN
De ijstijd is weer begonnen
DONDERDAG 8 MEI 1958
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
(Van onze correspondent in Rome)
In een van de minder elegante hotels in de buurt van het station in Rome
zagen wij dezer dagen op een zeer opvallende plaats een waarschuwing in het
Engels, in het Frans en in het Duits, om op straat geen geld te wisselen, niet in
te gaan op voorstellen om vulpennen, gouden horloges, antieke munten of andere
oudheden, lappen stof voor een kostuum en dergelijke, te kopen. Het leek ons
een verstandig vermaan en wij vinden het jammer dat een soortgelijke waar
schuwing niet ook in de dure, en door vreemdelingen meest bezochte, hotels
gegeven wordt.
Het toeristenseizoen is weer begonnen en wij menen er goed aan te doen er
opnieuw op te wijzen dat men in Italië enkele voorzorgsmaatregelen in acht moet
nemen. Let wel: men late zich niet afschrikken en denke vooral niet, dat dit een
land van gangsters en oplichters zou zijn. Dat is beslist niet waar. De doorsnee
Italiaan is even eerlijk en betrouwbaar als de doorsnee Nederlander, Maar, zoals
overal, zijn ook hier misdadige elementen.... en er is veel werkloosheid en
armoe. De toevloed van toeristen leidt er bijna vanzelf toe dat lieden, die het
niet al te nauw nemen, zich eer tot de argeloze vreemdeling wenden dan tot de
Italianen, die minder goed van vertrouwen zijn. Ook zakkenrollers hebben het
vaak op de vreemdeling voorzien, omdat deze, afgeleid door al het vreemde en
nieuwe dat hij om zich heen ziet, een gemakkelijke prooi is.
Dat u op straat niet moet ingaan op een
nog zo verleidelijk aanbod om waardevolle
voorwerpen te kopen, is duidelijk. Al deze
vulpennen, gouden horloges en antiquitei
ten zijn prullen, al zien zij er echt uit. De
derde man, die tussenbeide komt en een
hoog bod doet, is de handlanger van de
gene die de waar staat aan te prijzen. On
langs hebben wij in Napels kennis gemaakt
met een nieuwe truc en wij stellen voorop
dat we een zekere bewondering voor het
vernuft van de man, die zo iets uitdenkt,
niet konden onderdrukken.
We liepen gemoedelijk in de buurt van
Castel Capuano, het Napolitaanse paleis
van justitie, een gezellige pittoreske buurt.
Ineens zagen wij twee passen voor ons een
goedgeklede jongeman zich bukken en iets
oprapen. Hij stond stil en bekeek zijn
vondst, een gouden ring met briljant. „Zou
die echt zijn?" vroeg hij aan de persoon,
die het dichtst bij hem was, „toevallig" een
vreemdeling. (In Rome ziet men in mij de
vreemdeling niet meer, maar de Napolita-
nen zijn iets gewiekster). Wij wonen lang
genoeg in Italië om door te hebben, dat hij
de ring niet echt gevonden had, hoe mees
terlijk hij zijn rol ook speelde. Ons ant
woord was dan ook: „Zeker, een echt
stukje glas". De jongeman, innemend van
voorkomen met een open eerlijk gezicht
zei: „Ja, dat denk ik ook. Wie echte juwe
len heeft, past wel op ze niet te verliezen.
Het zou net moeten zijn, omdat hier de
bank van lening is en iemand het ding mis
schien ging verpanden of juist had terug
gehaald
Een verrukkelijke zin om bij de vreem-
deling twijfel te wekken. De jongeman liep
door, zijn vondst nog steeds met aandacht i
bekijkend. Na een paar passen stond hij
weer stil, klampte ons weer aan: „Het
goudmerk is echt, ziet u wel. Denkt u dat
ze wel eens echt goud gebruiken voor een
ring met een valse steen?" Hij wees op iets
dat. inderdaad bedriegelijk op een keur
leek. „Ik ga toch eens even in de bank van
lening vragen of het een echte is. Daar
hebben ze er wel verstand van. Is het erg
onbeleefd als ik u vraag even mee naar
binnen te gaan? U begrijpt als het ding
werkelijk kostbaar is en ik kom het daar
vragen dan zullen ze denken: Hoe komt die
jongen aan die dure ring en kunnen ze ver
moeden dat hij van diefstal afkomstig is.
Als u er bij is, kunt u zeggen dat ik hem
hier heb gevonden".
We hadden plezier in het geval en gingen
mee. In het pandjeshuis zat achter een
loket een bejaarde man, die de ring mee
nam om hem te laten onderzoeken. Na vijf
minuten kwam hij terug: „Een aardige
briljant, een kleine slijpfout, als u hem
wilt verpanden moet u de naam opgeven
van de juwelier waar hij gekocht is. Twee
de etage, loket achttien. U kunt er van
tweehonderd- tot tweehonderdvijftigdui
zend lire voor vragen."
Nu was het spelletje voor ons ver genoeg
gegaan. We wensten de jongeman geluk
met zijn vondst en zeiden: „Ik zou hem dan
maar verpanden of anders is het een aar
dig cadeautje voor uw verloofde".
„Maar ik weet niét bij welke juwelier
hij gekocht is en verloofd ben ik nog niet",
antwoordde hij. „Dan maar bewaren tot
het zover is," zeiden wij en gingen weg.
Tot nu toe had hij zijn rol prachtig ge
speeld. Nu pas en het was ons bijna een
teleurstelling kwam de vraag: „Zou u
er niet iets voor voelen?"
Het is waarschijnlijk verkeerd, omdat er
stellig later iemand ingetrapt is, maar wij
voelden voor een kunstenaar te staan en
stuurden hem weg met een „niet de minste
belangstelling voor juwelen". Met zeker
heid kunnen wij zeggen dat de jongen de
ring niet had gevonden, dat het mannetje
achter het loket een vrindje van hem was
en dat hij het niet zou hebben gewaagd het
ding werkelijk aan de taxateur voor edel
stenen voor te leggen. Zijn enige bedoeling
was het waardeloze ding van gedoubleerd
lood met een stukje glas aan iemand kwijt
te raken, die denken zou een koopje te
hebben.
Deze dingen kan de verstandige toerist
zelf omzeilen. Werkelijk gevaarlijk zijn de
„scippisti", jongelui gezeten op een motor
scooter of leunend uit het open venstertje
van een automobiel, die dames hun hand
tasje ontrukken. Dit is het ogenblik in Ita
lië, en vooral in Rome een van de meest
voorkomende soorten diefstal. Draag dus
in uw tasje nooit veel geld of voorwerpen
van waarde, ook geen documenten. Het
best late men zijn geld in het hotel en drage
nooit meer bij zich dan men op een bepaal
de dag nodig denkt te hebben.
Voor automobilisten blijft het raadzaam
bij het parkeren alles goed af te sluiten.
Verder dreigt er gevaar bij bandenpech.
Deze is al heel oud, maar er trappen nog
steeds mensen in. Op de weg voor u strooit
bijvoorbeeld een scooterrijder een paar
driehoekspijkers op het asfalt, of wel een
voorbijganger prikt een gaatje in een band
als u ergens stilstaat. Straks is uw band
slap en moet vervangen worden.
Dan dagen vriendelijke helpers op en pas
later bemerkt u dat zij uw portefeuille uit
uw zak hebben gehaald, omdat u, met de
bedoeling gemakkelijker te werken, uw
jasje had uitgetrokken. De oplossing is het
jasje in de auto te leggen en die daarna af
sluiten en verder alle, nog zo vriendelijk
aangeboden hulp, even vriendelijk afwij
zen. Vriendelijk, omdat de persoon die zijn
hulp komt aanbieden, wel degelijk een eex--
lijk behulpzaam man kan zijn. U kunt
van zijn diensten echter geen gebruik ma
ken, omdat er één keer op de honderd een
schux-k met een eerlijk gezicht komt op
dagen.
Met een beetje oplettendheid en voor
zichtigheid reist u in Italië even veilig als
in ons vadei'land. Laat u zich niet afschrik
ken door de verhalen, die u hoort, maar
houdt er wel rekening mee.
Ned. Herv. Kerk
Beroepen te Nieuwe Tonge G. van
Estrik te Nieuwland.
Aangenomen naar Oude- en Nijehorne
J. Boekee te Nuis en Niebert (Gron.).
Bedankt voor Nieuw-Lekkerland (wijk
Kinderdijk) A. Klein Kranenburg te Hil
versum.
Geref. Kerken
Beroepen te Kampen (vac. J. L. Wielen-
ga) G. Brinkman te Schiedam; te Oenkerk
J. van den Berg te Ermelo; te Oost- en
West-Souburg P. A. Bohlmeijer te Wilnis
(2de pred.pl.); te Oud-Beijerland W. P. H.
Pouwels te Wommels (Fr.).
Chr. Geref. Kerken
Tweetal te Lisse W. van 't Spijker te
Drogeham en dr. W. H. Velema te Eind
hoven; te Nieuwpoort F. Bakker te Hui
zen (N.H.) en J. C. van Ravenswaaij te
Scheveningen.
Bei'oepen te Bunschoten M. W. Nieu-
wenhuijze te Amstredam-West; te Wer
kendam H. van Leeuwen te Arnhem.
Bedankt voor Aarlanderveen-Nieuw-
koop G. Blom te Meerkerk; voor Klundert
B. Bijleveld te Noordeloos.
De Nederlandse Organisatie voor Zuiver
Wetenschappelijk Onderzoek heeft het Ko
ninklijk Instituut voor Taal-, Land- en
Volkenkunde te 's-Gravenhage een subsidie
verleend voor de uitgave van een Sangi
rees woordenboek. Aan de totstandkoming
van dit lexicon is door verschillende per
sonen in een tijdvak van ruim zestig jaar
gewerkt. Het Sangirees-Nederlands woor
denboek bevat tevens een uitvoerig Neder-
lands-Sangirces register. Het werk is op
het ogenblik ter perSe en zal zeer vermoe
delijk in oktober verschijnen.
Volgens prof. dr. E. M. Uhlenbeck, hoog
leraar in de Javaanse taal- en letterkunde
aan de Rijksuniversiteit te Leiden, tevens
bestuurslid en redactiesecretaris van het
Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en
Volkenkunde, wordt met het verschijnen
van bedoeld woordenboek een studie van
ruim zestig jaar afgesloten. Het Sangirees
is de taal van de Sangihe Archipel, een
kleine eilandengroep tussen Celebes en de
Philippijnen. Reeds aan het einde van de
vorige eeuw begon de bekende zendeling
N. Adriani het eerste materiaal voor een
woordenboek te verzamelen, nadat hij in
1893 een Sangirese spraakkunst en een
ADVERTENTIE
Het aantal inwoners van Nedei'land be
droeg volgens opgave van het Centraal
Bureau voor de Statistiek op 1 maart
11.126.505. Het aantal huwelijken bedroeg
in de eerste twee maanden van dit jaar
10.781 (v.j. 11.378). Het aantal levend
geborenen bedroeg 38.418 (v.j. 36.983) en
het aantal overledenen 16.153 (v.j. 14.122).
Voorts bedroeg het aantal immigranten
in de eerste twee maanden van dit jaar
17.490 tegen 7.131 in de eerste twee maan
den van 1957. Deze aanzienlijke stijging
houdt vex-band met de sterk toegenomen
repatriëring van Nederlanders uit Indo
nesië. Anderzijds is het aantal emigranten
aanzienlijk gedaald, namelijk van 13.103
in de eerste 2 maanden van 1957 tot 8.455
in de eerste twee maanden van 1958.
aantal Sangirese teksten had gepubliceerd.
Adriani heeft zijn aantekeningen en gege
vens later in handen gesteld van mr. K. G.
F. Steller. De heer Steller, die het Sangi
rees als zijn moedertaal heeft gesproken,
heeft een belangrijk aandeel gehad in de
totstandkoming van dit lexicon. Na zijn
dood zijn de verzamelde gegevens terecht
gekomen bij de Zwitserse zendeling W.
Aebex'sold, die gedurende de ooxdogsjaren
het geleidelijk zeer omvangrijk geworden
woordenboek begon te krijgen. Ook ande
ren, onder wie de predikant Scherrex-, heb
ben materiaal geleverd. Het is Aebersold,
die het door hem bearbeide materiaal ter
publikatie heeft aangeboden aan het Ko
ninklijk Instituut voor Taal-, Land- en
Volkenkunde, waar het aan een zorgvul
dige revisie is onderworpen. Zo heeft men
een geheel nieuw systeem van afkortingen
ingevoerd, waardoor het mogelijk is ge
worden belangrijk op de drukkosten te be
zuinigen.
Doox-dat nu naast de spraakkunst en de
teksten (waarvan er in de laatste jaren
door ds. Aebersold nog enige zijn gepubli
ceerd in de door het Instituut uitgegeven
„Bijdragen tot de taal-, land- en volken
kunde") dit woordenboek komt te staan,
gaat het Sangix-ees behoren tot de kleine
gx-oep van goed bekende Indonesische ta
len. Juist als ovex-gang tussen het gebied
der Celebes-talen en dat der Philippijnen-
talen is het Sangirees voor de vergelijken
de taalwetenschap van bijzondere bete
kenis.
„Ik zat in gedachten. Ik had erge hoofd
pijn. Éven tevoren had ik wat ingenomen
.Toen zat ik een beetje te suffen en te
piekeren over moeilijkheden thuis. Daar
door drong het niet tot me door dat de
signaalbel ging". Dat zei een 28-jarige
overwegwachter uit Leiden, die voor de
politierechter in Den Haag terechtstond
omdat hij op 28 oktober verzuimd had
de spoorbomen te sluiten van de overweg
in de Heei-eweg te Warmond.
Het verzuim had gelukkig geen gevolgen
gehad: een paar fietsers, die de overweg
naderden, bevonden zich nog op 20 meter
afstand daarvan, toen de trein voorbij reed
„Het had een enorm drama kunnen wor
den. Men huivert bij het idee wat er had
kunnen gebeuren", zei de officier van
justitie, die een boete van f 75 eiste. De
overwegwachter werd veroordeeld tot een
boete van f 40.
WIE BETAALT MIER.
EIGEWL'JK ïiE KRANT?
MOETJE DAAR NU
ZON VIEZE KRANT
VOOR NEMEN 7
"ER SR3NB VAN AVON 5
WEER NIETS IN DIE
KRANT"
WARME VRENbStUAD
TjDENS
DE EIFSTEDENTOCUT
EEN UITKOMST
ALS, u IEANAND 7JET DIE
U LIEVER NIET ZIET.'
•BESTËDlNRS
"E.ETERKINC
UW ENIOE VREND
DIE WERKELIJK
DE KACUEl Nffl
ZICH LAAT
AANMAKEN
De voortdurende stijging van de kosten
van het levensonderhoud maakt het
noodzakelijk de normen der sociale wet
geving steeds weer opnieuw te herzien. Zo
zijn er binnen de tijd van één jaar drie
Staatsbladen verschenen, welke wijzigin
gen brachten in de ziekenfondsverzekering
voor bejaarden. De wettelijke bepalingen
waarop deze verzekering berust, schijnen
steeds achter de feiten te moeten aanlopen.
De verzekering werd reeds sedert 1 ja
nuari 1957 officieus toegepast toen op 20
februari 1957 bij de Staatsdrukkerij een
Koninklijk Besluit verscheen, dat deze
praktijk achteraf wettelijk sanctioneerde.
Ingaande 1 augustus 1957 werden strikt
genomen in strijd met de bestaande wet
hogere inkbmëhsgfènzêri in acht geno
men. Het heeft bijna een half jaar ge
duurd, voordat deze' gedragslijn met te
rugwerkende kracht een wettelijke basis
verkreeg. Ook de normen, welke de rege
ring bij uitvoeringsbesluit moest regelen,
werden veelal achteraf met terugwerken
de kx-acht vastgesteld Een en ander maakt
het voor belanghebbenden niet gemakke
lijk precies te weten, waar zij aan toe zijn.
Te hunnen behoeve zullrn wij thans de be
tekenis en ontwikkel ine van deze verze
kering in grote lijnen weergeven.
Het doel
De „Wet op de ziekenfondsverzekering
voor bejaarden" beoogt aan bejaarden,
wier financiële draagkracht gering is, een
goedkoop recht op ziekenfondsverzekering
te geven. Wij onderstrepen hier het woord
HET IS onder zekere omstandigheden lofwaardig, wanneer de
mens energie genoeg kan opbrengen om voor een bepaald doel
warm te lopen. Adolph Pricken, een tachtigjarige Amerikaan in
Tampa, doet dat sinds 1921 van nature. Het is eveneens nuttig
wanneer men er zo af en toe in slaagt het hoofd koel te houden
Adolph Pricken kan dat. sinds 1921 niet meer. Hij is een menselijk
hittegolf, een levend fornuis eneen medisch raadsel. Reed:
zevenendertig jaren lang zoekt hij op alle mogelijke manierei.
naar afkoeling, omdat hij een van die zeldzame mensen is die zijr
eigen lichaamstemperatuur niet meer kan regelen. Adolph was
een van de pioniers in de citrusindustrie van Florida. Hij was een
der eersten die er toe overging de smakelijke vruchten in U
blikken. Door hard werken verzamelde hij een aardig kapito.al
dat hij voorzichtig in effecten belegde. Met genoegen zag hij hoe
zijn investeringen rente opbrachten, totdat in 1921 de beurs mei
een klap iv elkaar zakte. Tienduizenden beleggers werden me'
een slag oeruïneerd en ook Adolph Pricken werd door het lo
getroffen. Hij verloor al zijn geld. De shock, die dit verlies hen
gaf, was zó groot, dat zijn zweetklieren ophielden te functionerei.
Nu is een mens zonder deugdelijk werkende zweetklieren er naa
aan toe. Wanneer de in het lichaam opgehoopte warmte niet mee
langs de natuurlijke weg kan afvloeien, kunnen zich fatale con
plicaties voordoen. Voor ^Adolph Pricken begon in 1921 een nieui
leven. Een leven onder het motto: Hoe raak ik mijn warmte kwijt
Adolph zocht werk in de nachtelijke uren, want overdag wo
het in het zonnige Florida voor hem veel te gevaarlijk. Hij vov
emplooi in ijsfabrieken en koelhuizen, waar hij in zijn dunv
sporthemd vreemd afstak bij de in poolkledim gehulde arbeider
Maar die voorzorgsmaatregel was nog niet voldoende. Zelfs
koude in de ijsfabrieken ivas niet genoeg om zijn onvermogen t<
transpireren te compenseren. Direct na zijn thuiskomst sprov
Adolph in een ijskoud bad, waarin hij minstens een half ui
moest blijven liggen. Nauwgezet moest hij de thermometer
het oog houden. Steeds als het kwik de tachtig graden naderd.
moest hij zich opnieuw in een ijsbad onderdompelen. Zelden z<
iemand daarom de komst van de „air-conditioning" zo enthov
siast begroet hebben als Adolph Pricken: nu hij de temperatuv
in zijn woning kunstmatig kan verlagen, heeft hij aan drie ijs
baden per dag genoeg. Daarvóór moest hij tenminste tienmaa
per dag in zijn ijzige kuip plaats nemen.
Pricken eet en drinkt bijzonder matig, want hij weet uit ervarint
dat de lichaamstemperatuur na een overvloedig diner angstwek
kend snel kan stijgen. „Ik besteed bijna evenveel geld aan ijs ah
aan eten en drinken!" verklaart hij opgewekt. „Mijn ijsrekenini
is voor een normaal mens gewoon fantastisch. Per dag heb ik zc
ongeveer vijfentwintig pond nodig. Dat is echter nog niets ver
geleken met de tijd, toen ik nog geen airconditioning had. Toen
bracht de ijsleverancier iedere dag wel vijfenzeventig pond". Hei
werken in ijskelders en koelhuizen heeft zijn gezondheid overigens
niet geschaad. De nu tachtigjarige Pricken beroemt zich er op, dat
hij enkele jaren geleden handstandjes kon maken die een gezond
mens zouden beschamen. „Je moet je nu eenmaal aanpassen. Je
moet met je kwaal kunnen leven en ik mag gerust zeggen, dat
ik het er niet slecht heb afgebracht"Hij zegt het in alle eenvoud.
Op zijn tachtigste verjaardag ontving hij de persfotograven,
terwijl hij juist zijn ijsbad nam. „Dat doen jullie me niet na, hè?"
riep hij vrolijk uit. „Weet je wat je in de krant moest zetten?
Uzige tachtigjarige zit er nog altijd warmpjes bij!"
„recht" om daarmede aan te geven, dat
de bejaarden niet verplicht zijn, zich voor
deze verzekering aan te melden. Wel zijn
de ziekenfondsen van hun kant verplicht
de bejaarden, wier inkomens beneden be
paalde normen liggen, op hun verzoek in
de verzekering op te nemen.
De wet bevat twee inkomensgrenzen.
Ligt het inkomen van een bejaarde bene
den de eerste grens, dan betaalt hij een
premie, die de helft van de gemiddelde
kosten dekt. De bejaarden wier inkomen
beneden de tweede (lagere) grens ligt,
betalen slechts het vierde deel van de
kostprijs der verzekering
Bedoelde inkomensgrenzen bedroegen
oorspronkelijk f 3.410.- en 2.400 per jaar.
Op 11 januai-i 1958 trad een wijzigings
wet in werking, waarbij de inkomensgren
zen met terugwerkende kracht tot 1
augstus 1957 werden gesteld op 3.530.-
en f 2.520.- per jaar. Deze verhogingen
zijn een indirect gevolg van de op 1
augustus 1957 ingegane huurverhoging. In
verband met deze huurverhoging werd
het jaarlijkse pensioen van de Algemene
Ouderdomswet voor gehuwden met 120.-
verhoogd. Dit maakte het noodzakelijk ook
de inkomensgrenzen yler bejaardenverze
kering met 120.- te verhogen ten einde
te bereiken, dat degenen die vóór 1 augus
tus 1957 recht op toetreding tot deze ver
zekering hadden, die bevoegdheid niet zou
den verliezen.
De wet heeft het vaststellen van de zie
kenfondspremie overgelaten aan de
Kroon. Deze heeft de premie voor het
jaar 1957 vastgesteld op 110 of 55 cent per
week, al naar gelang bet inkomen bene
den de eerste of de tweede grens ligt. Op
4 februari 1958 werd een koninklijk Be
sluit uitgegeven, waarbij de premie voor
de beide groepen met terugwerkende
kracht voor het jaar 1958 werd vastge
steld op resp. 134 en 67 cent per week.
Rechthebbenden
Recht op het sluiten ?an de verzekering
hebben personen van 65 jaar en ouder en
mannen, ongehuwde vrouwen en gehuw
de vrouwen, wier echtgenoo4 de leeftijd
van 65 jaar nog niet heeft bereikt, indien
zij kostwinster zijn.
De verzekering van de bejaarde strekt
zich ook uit tot diens e» htgpnote Het in
komen van de echtgenote wordt echter
medegeteld bij het inkomen van de be
jaarde ter beoordeling van de vraag, of
de inkomensgrenzen worder, overschreden.
De overige gezinsleden zijn slechts mede
verzekerd voor zover het eigen inkomen
een bepaald bedrag niet te boven gaat.
De vaststelling van dit bediag geschiedt
door de Kroon. Deze heeft het maximum
inkomen, dat een gezinslid mag hebben
zonder buiten de verzekering te vallen,
oorspronkelijk vastgesteld op I 13.90 per
week. Op 10 september 1957 werd een
Koninklijk Besluit uitgegeven, waarbij
het maximum-weekinkomen voor gezins
leden werd bepaald op i 15.45, zulks met
terugwerkende kracht tol l augustus 1957.
Voor elk kind, dat aan de voorwaarden
voor medeverzekering voldoet, wordt bij
de bepaling van het jaarlijks inkomen van
de bejaarde een aftrek toegepast van
f 175.-.
Ruim 475.000 personen zijn tot de be
iaardenverzekering toegetreden 165 000
personen zijn medeverzekerd Deze aan
tallen zijn aanmerkelijk hoger dan de ge
raamde aantallen, waarvan bij de tot
standkoming van de wet is uitgegaan. Hoe-
velen van de mogelijkheid tot toetreding
geen gebruik maakten, hoewel zij, wat hun
inkomen betreft, zouden hebben kunnen
toetreden, is niet bekend Hun aantal zal
echter vermoedelijk niet groot zijn.
De minister heeft hierop geantwoord,
dat degenen, die krachtens de Invalidi
teitswet een rente ontvanger, van ten
minste 125.- per jaar reeds verplicht
verzekerd zijn ingevolge de Wet tot uit
breiding van de toepassing van het Zie-
kenfondsenbesluit. Voor de invaliden be
neden 65 jaar, die geen zodanige rente
genieten, wordt opneming in de bejaar
denverzekering thans nog niet overwogen,
aangezien dit vraagstuk in behandeling
komt bij de gehele herziening van de zie
kenfondswetgeving, welke in een gevor
derd stadium van voorbereiding is.
Mr. C. A. baron Bentinck