Exclusief interview met Galma Oelanova ROL ROOK GENIET halSzware Die Haerlemsche Musyckcamer „Ballet moet uitgaan van een gedachte, beweging een hartstocht uitdrukken" De „Top Naeffprijs" thans voor Ingeborg Elzevier MAANDAG 2 JUNI 1958 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 9 BIJ HET BOLSJOI BALLET IN PARIJS Tien woorden Duits Alleen realisme Alles toegestaan Geen doorbraak Oudheidkundige vereniging bezocht Franeker Eindexamen Toneelschool Werken van Bach, Vivaldi en Ricciotti Historische inleiding tot het Holland Festival Leerlingenuitvoering viool en piano Mr. H. Beernink voorzitter Christ. Hist. Unie Afscheidscollege prof. dr. P. C. A. Geyl Le Majeur overleden „Voila madame, exacte comme toujours!" zegt de tolk, even goedkeurend zijn intelligente ogen tot een slavische spleet vernauwend, als inderdaad precies om twee uur de prima ballerina assoluta Galina Oelanova de studio Andié Mes- zager op de tweede verdieping van de Parijse Opera binnen treedt. Het is misschien nauwelijks bedoeld als een compli ment: de Russen verwachten van hun dansers en danseressen niet- alleen een volmaakte precisie op het toneel, maar ook een stipte (men mag wel zeggen rigoureuze) gehoorzaamheid aan de regels van het maatschappelijk verkeer daarbuiten. Men onderwerpt zich aan de discipline, die trouwens tradi tioneel is, nog stammend uit de tijd dat de balletten van Moskou en vooral van het toenmalige Sint Petersburg tot de beurtroepen van de tsaar behoorden, met de inspirerende zekerheid, dat wetten er zijn om de vrijheid mogelijk te maken. Dat wij onder het begrip vrijheid iets anaers ver staan, behoeft geen afbreuk te doen aan de waarde van dit beginsel. Men bemerkt aan alles, vooral tijdens een repetitie, hoezeer de dansers (ook de meermalen gelauwerde en daar door tot multimiljonairen bevorderde solisten) zich beschou wen als dienaren van de kunst-aan-het-volk en zich dienover eenkomstig met opgewekte wilskracht en mets aan het toeval overlatende zorgvuldigheid daaraan wijden. Doch voor ons mijn collega C. Nicolai van Het Parool en mij klinkt de geciteerde opmerking als een bevestiging van de betekenis, die ook door de hoven al haar voorgangsters en'tijdgenoten verheven ster aan het firmament in het rijk van Terpsichore aan dit zo moeizaam verworven vraaggesprek wordt gehecht. Wij wisten het al van vier jaar geleden, toen wij als enigen van de tientallen uit alle delen van Europa en Amerika naar Parijs gekomen journalisten door haar gedurende bijna ander half uur werden ontvangen, hoezeer het getuigen haar een behoefte is, niet alleen door de dans maar ook in woord en geschrift. Want zij gelóóft in het psychologisch verantwoorde, romantische realisme van het Sovjctrussische ballet met een door geen teleurstellingen geschokte, haar een aureool van muzische heiligheid verlenende zekerheid, die het begrijpe lijk maakt dat zij zich altijd tol de rol van Jeanne dó Arc aan getrokken heeft gevoeld. Intussen en ondanks dit alles was het niet gemakkelijk geweest met haar in con tact te treden, ofschoon wij daartoe door de oppermachtige directeur van het Bol sjoi Ballet, professor Michael Tsjoelaki, de even geleerde als gesloten minister van schone kunsten, gemachtigd waren. Hij had ons zelfs haar Parijse adres gegeven, maar in het Grand Hotel bleek de telefoon een verbindingsmiddel te zijn, dat zijn doelmatigheid verliest als men niet over een gemeenschappelijke taal beschikt. In de Franse kranten lazen wij dagelijks ver ontschuldigingen aan de lezers over het uitblijven van interviews. Een verslagge ver van de „Figaro" verzuchtte in zijn kolommen: „De Russische danseressen hul len zich in onverstaanbaarheid, zij willen zelfs hun namen niet zeggen, noch pose ren voor de fotograaf!" Nu moet men niet denken dat de Franse journalisten door de bliksemsnelle opeenvolging van onbegrij pelijke politieke verwikkelingen niets an ders wilden om hun clientèle mee bezig houden, want niet slechts hadden zij door de ingrijpende censuur op de staatkundige berichtgeving ruimte genoeg ter beschik king, bovendien waren zij begerig naar wat rooskleurige afwisseling in het nieuws. Het bovengenoemde dagblad publiceerde bijvoorbeeld op de voorpagina van de edi tie met de zeskoloms kop „De Gaulle: Ik kom!" tevens de verluchte mededeling dat de badpakken deze zomer weer uit één stuk zullen bestaan, het liefst van gebloem de stof. Wat de Russische dansers betreft werd alleen geopenbaard, dat dezen van spersiebonen houden en mineraalwater (kinken. Tijdens de lunch, dinsdagmiddag, in een restaurant tegenover de bibliotheek van de Opera, zag ik plotseling Oelanova lo pen in een roodharige mantel en in gezel schap van een gesnorde, ietwat kaalhoof- lige heer. Onmiddellijk liet ik de niertjes net champignons in de steek, maakte een overhaaste omweg dwars door het snelver keer over de Place Garnier en door de Rue Scribe om haar kalm en als toevallig tegemoet te lopen en vlak bij een gebeeld houwde leeuw op een console met een af fiche, waarop haar optreden stond aange kondigd, aan te spreken met een mengel moes van uitheems? klanken, dat het meest geleek op de woordenschat van kinderen, die denken dat zij een nieuwe taal hebben lezer bij de Parijse radio stellig niet als een vreemdeling zou opvallenIn de tijd tussen beide gesprekken heeft Galina Oelanova, minder nerveus dan vier jaar ge leden, zich kennelijk meer op haar gemak voelend in een nieuwe omgeving nu zij reizend naar Engeland, Amerika en China heeft gemaakt, een album met foto's van Serge Lido gekocht. Zij heeft nroit een Galina Oelanova (hier met Alexandre Lapaoeri als Paris) 'in „Romeo en Ju lia" van Lavrovski en Prokovjev. balletvoorstelliing van een Europees ge zelschap gezien. Zij gelooft niet in de le vensvatbaarheid van wat men het „ab stracte" ballet noemt. Zij zegt: Onder- werploze balletten zijn in Rusland onbe staanbaar. De massa, tot wie wij ons rich ten, zou er niets van begrijpen. Wij ge- uitgevonden. Het zal vooral verbazing zijn geweest, die haar tot glimlachende aan dacht bewoog. Ik had mijn boek „Levend Ballet" bij me, schreef daaVin een Franse opdracht aan haar, wees haar achtereen volgens op haar foto en op de samenvat ting van mijn indrukken van onze ont moeting, speciaal op het jaartal 1954 en de naam van het Hotel Commodore, waar zij toen logeerde. Vriendelijk nam zij het ge schenk in ontvangst en maakte een voor stellend gebaar aan de man, die haar echt genoot bleek te zijn: Vadym Ryndin, eer ste decorontwerper van het Bolsjoi Theater in Moskou, die naar zijn zeggen tien woor den Duits tot zijn beschikking had, genoeg om tot een afspraak te komen: de volgende middag om half één bij de portier van de artiesteningang van de Opera. En zo zaten wij woensdag in de studio en requisietenkamer, die naar André Mes dager is genoemd, een in hetzelfde jaar als Serge de Diaghilev - 1929 - overleden com ponist van operettes en balletmuziek, te vens een internationaal vermaarde diri gent. Wij namen plaats op een paar stoelen tussen een vergulde harp en verzilverde vleugel onder het toeziend oog van de le vensgrote pop, waarin de vertolker van de rol van de Astroloog in „Coppélia" (twee de akte) zich bij de vertoningen van dit Franse paradestuk opstelt. De heer Ryn din bleek een welwillende bemiddelaar te zjjn, maar met zelfs het driedubbele van tien woorden Duits kwamen we niet ver. Wij vernamen met horten en stoten alleen dat Oelanova ideaal om een chereografie te maken voor een ballet over Jeanne d' Are niet in vervulling was gegaan. Wel was enkele maanden geleden het leven van de maagd van Orleans in balletvorm her schapen. doch had in een zetting van B. P. Boermeister naar een sterk van de' Franse geschiedenis afwijkend libretto van Boris Pletneva de veelbelovende Eleonora Vlas- sova de titelrol toegewezen gekregen. Oela- nova's aandeel - „choreografie is een vak apart" - had zich beperkt tot het geven van aanwijzingen op grond van de studies, die zij over het heldhaftige meisje uit Do- rdmy had gemaakt. Dat wisten wij al uit een Frans tijdschrift, op het omslag waar in zij onmiddelllijk Yvette Chauviré her kende, die thans met het ballet van de Parijse Opera in Moskou een tegenbezoek brengt. De onmogelijkheid van verdere, zinrijke conversatie inziende was het mevrouw °slanova, die een nieuwe afspraak voor belde, waarbij zij zou zorgen voor een ussenpersoon. Op dezelfde plaats, om twee uur. En hier begint dit artikel op nieuw. De tolk sprak de Franse taal zo- danig zonder accent, dat hij als nieuws- bruiken een conventionele techniek om er een nieuwe zin aan te geven, om er de waarden van het algemeen menselijke mee uit te drukken. Realisme is voorwaar de voor elke kunst, die immers op her kenning moet berusten. Dat geldt ook voor werken uit het repertoire van het ver leden, zoals Giselle of Het Zwanehmeer". Om niet direct in een theoretisch dis puut verstrikt te raken vragen wij haar mening over het optreden van het Bolsjoi Ballet in 1956 te Londen, die ook in Ne derland veel belangstelling heeft getrok ken. Het antwoord: „Als men in aanmer king neemt, dat deze film op één avond werd gemaakt, na een gewone voorstelling, loen dus iedereen doodmoe wqs, is het resultaat uitstekend en zeker representa tief voor het peil van het ballet in het Rusland van nu". Bij wijze van welge meend compliment verklaren wij, dat zij alleen reeds door haar gefilmde Giselle een vereerd begrip, een levend model van superieure interpretatiekunst is geworden. Zij vertelt hoeveel baat zij heeft gevonden bij de bestudering van het „systeem" van Konstantin Stanislavsky voor de toneel speler om te voldoen aan de eis van het Russische humanisme: alles door de mens, alles voor de mens. Men vraagt zich, dit alles lezende, mis schien af .waarom wij zoveel prijs stelden op een onderhoud met een danseres. Voor velen immers is een danseres nog steeds een even lichtzinnig als lichtvoetig vrouws persoon, die naar het woord van Heine alleen kan „denken met haar benen". Die opvatting moet men maar afschrijven in het vergeetboek der historie. Maar in dit geval komt daar bij. dat Oelanova niet alleen een fenomenale toneelpersoonlijk heid is, vier keer met de Stalinprijs onder scheiden, doch bovendien de auteur van enkele autobiografische en theoretische boeken, brochures en artikelen, die ons een betere indruk geven van de stand van artistieke zaken in de Sovjet-Unie dan de publikaties van litteraire specialisten, die doorgaans als bronnen van objectieve in formatie weinig waarde hebben. Onze vol gende vraag geldt de techniek. Verschilt de Russische training van de Westeuro- pese, bedient men zich van andere passen? Oelanova is opgevoed volgens de ook hier bekende methode van Agrippina Vaganova en heeft veel te danken aan haar moeder, Maria Romanova, een bekende lerares. Haar vader was balletmeester. Zij heeft de indruk, dat vooral in Amerika (de school van haar gewezen landgenoot Balanchine) de expressiviteit van de pure beweging groter is. Maar zij stelt daar tegenover dat in Rusland de danstaal is verrijkt met an dere middelen, die onmiddellijk tot de ge wone burger spreken. Oelanova zegt: „In het ballet is alles toegestaan. De kunst is zo breed, dat iedere uitdrukkingsvorm erin opgenomen kan worden. Elke beweging kan zinrijk zijn, als die maar een inhoud heeft, als er een gedachte achterstaat, als er een hartstocht door wordt overgedragen, als er een begrip door verheldert". Dat is voor ons een ou derwetse, althans beperkte opvatting. Naar mijn mening ontwikkelt het ballet zich uit de afhankelijkheid van zusterkunsten als muziek en litteratuur naar een zelfstan dige organisatie met een scheppende in plaats van een ontleende symboliek. Voor haar ls dit „een spel van estheten" dat „de massa niet ontroert". Goed, wij zullen daar niet over twisten. Wij hebben bij de Russische balletten nu eenmaal te doen met een vertolkende kunst en Oelanova vertelt ons hoeveel baat zij heeft gevon den bij de bestudering van schilderijen en van voortbrengselen van letterkunde, waarbij zij Shakespeare en Poesjkin voor opstelt. Door voortdurende studie heeft zij steeds meer materiaal gevonden om zich in de omstandigheden van haar rolfiguren in te leven. Het komt bij de uitbeelding niet alleen aan op invoelen in een zielstoe stand, maar ook op een consequent dóór denken van motieven en op een zich ver- olaatsen in de sociale verhoudingen: „Als ik voor de voorstelling het toneel betreed, dan verschuif ik altijd een stoel en kijk in de nagemaakte spiegel, al weet ik dat ik daar niets zie. Ik moet mij er thuis voelen". Geen wonder dat Oelanova een bij uit stek lyrische danseres is, vermaard om haar melodische lijnen en de subtiele plas tiek. waarmee zij het gevoelsleven tot uit drukking brengt.Oelanova danst de liefde, heeft een Russische criticus eens over haar geschreven - en dai is dan toch een ab stractie. zij het dan dat zij het bijzondere geval tot het algemene plan verheft. VeeJ. van haar illusies zijn niet in ver vulling gegaan. Het publiek groeit nog steeds, maar jonge talenten zijn zeldzaam. Talent, zegt zij, is niet alleen een aange boren gave, maar ook de behoefte en de volharding om te werken. Heeft de Sovjet- Unie de danskunst een nieuw gezicht ge geven? Vier jaar geleden verwachtte zij een beslissende doorbraak. Nu verklaart zij: „Het Bolsjoi Theater levert twee pro- duktis per jaar. Er worden wel experi menten ondernomen, maar de meeste van deze proefnemingen komen niet tot ver toning, omdat hun waarde nog niet ver gelijkbaar is met die van de standaard werken van het repertoire. Wij zijn be scheiden mensen, die zeer hoge eisen stel len". Zij vertelt tenslotte, dat men nu be zig is „Othello" tot een ballet te bewerken en dat zij hoopt op een uitwisseling van leraren en choreografen. Alicia Alonso en Beryl Grev hebben al in Rusland gewerkt. Speciaal wat betreft de elegantie van op treden kunnen de Russische dansers nog veel leren, heeft Leonide Lavrovski ver klaard. Maar geldt dat ook voor Oelanova? Zij is nu achtenveertig, maar zij maakt zelfs in een eenvoudig rrïantelpak de in- indruk - hoewel zij allerminst mooi is in de commerciële zin van dat woord - van een superieure lieftalligheid. David Koning Advertentie De oudheidkundige vereniging „Oud Heemstede-Bennebroek" heeft zaterdag middag een bezoek gebracht aan het Frie se stadje Franeker. Voor deze excursie boekte de vereniging een recordaantal deelnemers; namelijk honderdtien, zodat voor het eerst in de geschiedenis van „Oud Heemstede-Bennebroek" drie autobussen moesten worden gecharterd om alle lief hebbers naar de plaats van bestemming te kunnen vervoeren. Het bezoek had drie doelen: het fraaie, reeds uit 1591 daterende stadhuis dat ongetwijfeld tot de mooi ste van ons land behoort het als mu seum ingerichte „Coopmanshüs" en het wereldberoemde planetarium van Eise Eisinga. Maar het meest opmerkelijke van deze excursie was ongelv/ijfeld het bezoek aan het reeds genoemde planetarium, waarbij men nu nog van diep respect wordt ver vuld. Voor de eenvoudige handswerkman Eise Eisinga hij was wolkammer die van 1774 tot 1781 een dergelijk vernuftige nabootsing van het zonnestelsel wist te construeren aan 't plafond van zijn huis kamer. Hier bewegen zich aarde, maan en planeten (voor zover in die dagen be kend) om de zon, waarbij een ingewikkeld radersysteem er voor zorgt, dat de om looptijd der verschillende hemellichamen tot de minuut gelijk is aan de werkelijke. Dus één dag voor de aarde en de maan, waarnaast er echter bijna dertig jaar moet verlopen eer de imitatieplaneet Saturnus haar baan door deze huiskamer heeft af gelegd. Na het bezoek aan Franeker volgde het gebruikelijke recreatieuurtje, waarbij de initiatiefnemer en organisator van deze tocht,, de secretaris J. L. Veen, als een be- wijsje van erkentelijkheid der vereniging een grote Friese koek ten deel viel. Zaterdagmiddag heeft in de goedgevulde Amsterdamse Stadsschouwburg de traditionele manifestatie naar aanleiding van het eindexamen van de Academie voor dramatische kunst „De Toneelschool" plaatsgehad. Dat is altijd een feestelijke gebeurtenis. Met enige spanning zien de getrouwe liefhebbers van het theaterleven de kennismaking tegemoet met de zojuist afgestudeerde krachten, die aan de grote gezelschappen zullen worden toegevoegd. Ditkeer was van die plezierige anticipatie wel wat weggenomen, doordat men het thans gediplomeerde viertal kort tevoren al proeven van bekwaamheid voor de televisie had zien geven. Het is te hopen, dat men het in de toekomst zo zal kunnen regelen, dat deze volgorde wordt om gedraaid. Maar goed, het toneel is de kunst van de levende adem van mens tot mens, zoals directeur W. Ph. Pos het na afloop ongeveer zei en daarom gaat het tenslotte. Ver wacht mag worden, dat ook de herhaling op dinsdagavond in de Haarlemse Schouwburg een zaal vol hartelijke belang stellenden zal trekken. Het is overigens bijzonder moeilijk om naar aanleiding van een dergelijke demonstratie een critische bespreking te leveren. Zoals ter inleiding wordt opgemerkt: „Het programma hiervan wordt in de eerste plaats bepaald door de mate, waarin de te spelen fragmenten geschikt bleken als studiestof voor een klas, waarvan de mogelijkheden bepaald werden door de aanleg van de „leerlingen en hun aantal". Men ziet bovendien deze kandidaten geplaatst voor opgaven, ter voldoening waaraan zij wellicht-pas na-jatfen rijpr züïlen zijn. Het kómt dus'neèr op een „geestelijke en technische toetsing van hun mogelijkheden". De consequentie daarvan is dat eventueel uit te brengen cri- tiek over de hoofden van deze jonge mensen neerkomt op de docenten, die hen in beide opzichten hebben gevormd. Aan een dergelijke onoverzichtelijke zaak zal ik mij niet wagen, al moet ik wel vaststellen dat er aan duidelijkheid van tekstvoordracht en vooral in plastisch opzicht veel wensen onbevredigd bleven. Opvallend is voorts bij de gedane keuze, dat van slechts enkelen der spelleraren werkstukken voor het voetlicht zijn gekomen. Van de vier debutanten moet in de eerste plaats Ingeborg Elzevier worden genoemd, die met gevoelige intelligentie blij ken van veelzijdige mogelijkheden gaf, waarvan de toneel groep „Theater" gaat profiteren en waarvoor zij als tweede (na Sigrid Koetse) met de Top Naeffprijs werd onderscheiden. Bijzonder opvallend (ondanks een vaak ongelukkige mise-en- scène en zeer ontoereikend tegenspel) was haar vertolking van de titelrol in gedeelten uit drie bedrijven van „Yerma" van Federico Garcia Lorca (waarom worden in de programma's van De Toneelschool toch nooit de vervaardigers der gebruikte ver talingen genoemd?) en aantrekkelijk als komisch contrast haar werkster in „Alleen" van Henri Duvernois. Wil van Seist zal zijn komisch natuurtalent, dat hij op doel treffende wijze heeft leren beheersen, in dienst van „Puck" gaan stellen. Al had de opvoering allerminst de wat men noemt „gedistingeerde" lichte komediestijl, toch zorgde hij in de tweede akte van „Intimiteiten" van Noel Coward voor fiks amusement, tezamen met Ingeborg Elzevier aldus een vrolijk sluitstuk leverend van een „voorstelling" in de dubbele zin van het woord, die met scènes uit „Othello" begon. „Leonce en De vier geslaagden van links naar rechts: Femke Boersma, Wil van Seist, Ingeborg Elzevier en Louis Bongers in een gelukkige stemming bij de eerste tempel van hun voorland, de Stadsschouwburg te Amsterdam, waar zij zaterdagmiddag in het openbaar hun proeven van thans gediplomeerde bekwaam heid hebben afgelegd. Lena" van Büchner bleek voor deze aankomende krachten vrij wel onspeelbaar te zijn, maar niettemin kreeg men gelegenheid de tot de Nederlandse Comedie toegetreden „Jeune amoureuze" Femke Boersma (die men zich wellicht uit de Willem Parelfilm herinnert) om haar heldere charme te waarderen. Louis Bon gers die naar het zuiden gaat om bii „Ensemble" te spelen werd door directeur Pos geprezen om de eerlijkheid, waarmee hij te werk gaat bij het opbouwen van zijn rolfiguren uit zijn persoonlijke ervaringen. David Koning Die Haerlemsche Musyckcamer concer teerde zondagavond voor een talrijk pu bliek in de Renaissancezaal van het Frans Halsmuseum. De dirigent van dit gezelschap voortref felijke amateurs, de heer André Kaart, had zoals gewoonlijk een programma voorbe reid van muziek uit de baroktijd. De be kende en graag gehoorde Suite in b kleine terts voor strijkers en obligaat-fluit van Bach was van dat alles de magistrale in leiding, de erepoort als het ware. Er bleek veel zorg aan besteed en wat men van amateurs in het gunstigste geval verwach ten kan, was daarvan het resultaat. In de niet al te hoog opgevoerde tempo's wist de fluitist E. W. Versprille zijn solopassa ges duidelijk te laten klinken. Men ging verder met Bach, namelijk met diens be werking voor clavecimbel, fluiten en strij kers van zijn eigen vierde Brandenburgs Concert, welk arrangement behalve een transpositie van G naar F een omwerking van de originele vioolsolopartij voor clave cimbel betreft. In beide gevallen is het een geduchte partij. De soliste, mevrouw Ger trude Maclaine, kon er op dankbare wijze haar vingervaardigheid mee demonstreren. Het was echter jammer, dat bij koppeling van de klavieren een hinderlijk zwevende stemming ontstond. Overigens gaf de ver tolking van het fraaie stuk, dus ook het duospel van de fluitisten Versprille en Fer- werda en het begeleidend strijkersensemble viel te genieten. Het volgend nummer was een heerlijk verfrissende pauze in de bui tenlucht, waar de meeste bezoekers van gingen profiteren in de stemmige besloten heid van de museumtuin. De tweede helft van het programma be gon met een Concert voor twee hobo's van Vivaldi, waarin de concertante partijen be hoorlijk door Ton van den Berg en Eugène Kruyt werden verklankt. Het werd ge volgd door een Sinfonia voor strijkers van Sammartini, een stuk dat bloeiender bleek te zijn dan het vorige. Dit werd echter nog overtroffen door het werk waarmee de avond besloten werd, namelijk een Con certino voor strijkorkest van Carlo Ric ciotti, waarin de aanvoerders(sters) der partijen een fraaie beurt maakten. De knappe contrapuntische structuur van deze compositie was een van de verrassingen van de avond. Graag werd dan ook door het publiek een herhaling van het slotdeel van Ricciotti's Concertino gehoord. Men leerde een zeer te waarderen vergeten com ponist kennen. Of zou deze muziek aan Pergolesi moeten worden toegeschreven, zoals sommigen menen? Wat er van zij, André Kaart heeft er met zijn ensemble aan velen zeker een genoegen mee ver schaft. Jos. de Klerk Als inleiding tot het Holland Festival zal zaterdag 14 juni in de oude Rolzaal van het Binnenhof te Den Haag een kamermu ziekavond in oude stijl gegeven worden. In historische kostuums van twee eeuwen geleden zullen optreden de sopraan Mea Naberman, de fluitiste Ellen MacGillavry en de clavecinist Jaap Spigt, geassisteerd door twee figuranten, die ook het publiek zullen ontvangen. Het geheel wordt zo geënscèneerd, dat men de indruk krijgt van musiceren in de huiselijke kring, zoals dat in de achttiende eeuw gebruikelijk was. De verbindende tekst voor dit historisch muziekavondje dat het motto heeft „waer liefde blij eken sal met sangh en soet gespeel" wordt verzorgd door de kunstcriticus Corn. Ba- soski. Uitgevoerd worden cantates van Scarlatti en Telemann, oude Italiaanse aria's, fluitsonates van Willem de Fesch en Leonardo da Vinei en clavecimbelmu- ziek van Sybrandus van Noordt en Fran cois Couperin. Met ongestoorde regelmaat komt elk jaar de voordrachtoefening door leer lingen van het echtpaar Van der Glas te rug. Het Jeugdhuis aan de Donkerelaan te Bloemendaal was zaterdagavond de plaats waar tal van piano-leerlingen van Rie van der Glas-Boosman en vioolleerlingen "an Chris van der Glas bijeen waren voor het uitvoeren van een zeer omvangrijk pro gramma En met deze leerlingen waren tal rijke ouders, familieleden, vrienden en be kenden aanwezig, die met begrijpelijke be langstelling naar de prestaties van deze aankomende, gevorderde en zeer gevor derde instrumentalisten luisterden. De opeenvolging van de vele programma nummers gaf als het ware een reflex van dede methodiek en van de pedagogische be ginselen, die het echtpaar Van der Glas bij de opleiding volgt. Eerst kwamen eenvou dige stukjes van Zilchen, Parlow en an dere componisten van instructieve muziek. Allengs voegden zich meer eisen stellende werkjes en werken daarbij en eindelijk kwamen fragmenten uit vioolconcerten en uit sonaten, zelfs de Romanze in F van L. van Beethoven en de Ballade en Polonaise opus 38 van Henri Vieuxtemps, muziek waarvoor een flinke dosis virtuositeit bij een uitvoering nodig is. Ook belangrijke pianowerken als „Sacromonte" van Turina. een Nocturne en een Polonaise van Chopin Spaanse en Noorse dansen en „Frühlings- rauschen" van Sindring werden ten gehore gebracht op een wijze, die muzikaliteit in allerlei graden liet ontdekken, maar die eveneens en dit gold ook voor de ver tolkingen der beginners de degelijke technische grondslag liet horen. P. Zwaanswijk Tijdens de te Utrecht gehouden unie raadsvergadering der Christelijk Histo rische Unie is tot nieuwe voorzitter, als op volger van de heer H. W. Tilanus, gekozen mr. H. K. J. Beernink te Rijswijk (Z.H.). Prof. dr. P. C. A. Geyl, hoogleraar in de algemene en vaderlandse geschiedenis van de nieuwere tijd aan de Rijksuniver siteit te Utrecht, heeft zijn afscheidscol lege gehouden over „De vitaliteit der Westerse beschaving". Prof. Geyl analy seerde de campagne van pessimisme en zelfkritiek, waarmee men het „op ons zelf vertrouwen lijkt te willen toeleggen". Hij onderscheidde drie bronnen: ten eerste de bezorgdheid van gelovigen over de ont kerstening, die echter, naar zijn mening, uitgaat van een geïdealiseerde voorstel ling van het geestelijk leven in de eeuwen van het geloof. Ten tweede het gevoel van onzekerheid van de vroegere rustig haar priviliges genietende aristocratie of wel gestelde burgerij. Met betrekking tot de derde bron: het verlies van de koloniale posities en var. de wereldmacht, betoogde prof. Geyl, dat deze de fundamentele waarden van de westerse cultuur niet heb ben geschapen en dat hun verlies deze dan ook niet aanpast. Hij merkte op, dat de pessimistische be schouwing soms het mom van optimisme draagt. De universalistische geschied beschouwing (Barracllough, Toynbee, Ro- mijn) scheen hem onwezenlijk en prak tisch onbruikbaar. De ene wereld blijft, volgens hem, nog een droombeeld. De Belgische schilder Jean le Majeur is zaterdag te Brussel overleden. Le Ma jeur had zcih in 1932 op Bali gevestigd, waar hij met een bekende danseres in het huwelijk trad. Zijn woning te Saner was een kunstcentrum, waar mannelijke en vrouwelijke beoefenaars van de Balinese danskunst elkander ontmoetten. Le Majeur had bepaald, dat deze woning na zijn dood een nationaal Indonesisch museum op Ba- li zou worden. Hij kreeg niettemin aanzeg ging van de Indonesische autoriteiten om Bali te verlaten. Twee weken geleden kwa hij in Brussel aan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 7