Exclusief interview met Galma Oelanova
ROL
ROOK
GENIET
halSzware
Die Haerlemsche Musyckcamer
„Ballet moet uitgaan van een gedachte,
beweging een hartstocht uitdrukken"
De „Top Naeffprijs" thans
voor Ingeborg Elzevier
MAANDAG 2 JUNI 1958
HAARLEMS DAGBLAD
OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
9
BIJ HET BOLSJOI BALLET IN PARIJS
Tien woorden Duits
Alleen realisme
Alles toegestaan
Geen doorbraak
Oudheidkundige vereniging
bezocht Franeker
Eindexamen Toneelschool
Werken van Bach, Vivaldi en Ricciotti
Historische inleiding tot
het Holland Festival
Leerlingenuitvoering
viool en piano
Mr. H. Beernink voorzitter
Christ. Hist. Unie
Afscheidscollege prof. dr.
P. C. A. Geyl
Le Majeur overleden
„Voila madame, exacte comme toujours!" zegt de tolk, even
goedkeurend zijn intelligente ogen tot een slavische spleet
vernauwend, als inderdaad precies om twee uur de prima
ballerina assoluta Galina Oelanova de studio Andié Mes-
zager op de tweede verdieping van de Parijse Opera binnen
treedt. Het is misschien nauwelijks bedoeld als een compli
ment: de Russen verwachten van hun dansers en danseressen
niet- alleen een volmaakte precisie op het toneel, maar ook
een stipte (men mag wel zeggen rigoureuze) gehoorzaamheid
aan de regels van het maatschappelijk verkeer daarbuiten.
Men onderwerpt zich aan de discipline, die trouwens tradi
tioneel is, nog stammend uit de tijd dat de balletten van
Moskou en vooral van het toenmalige Sint Petersburg tot de
beurtroepen van de tsaar behoorden, met de inspirerende
zekerheid, dat wetten er zijn om de vrijheid mogelijk te
maken. Dat wij onder het begrip vrijheid iets anaers ver
staan, behoeft geen afbreuk te doen aan de waarde van dit
beginsel. Men bemerkt aan alles, vooral tijdens een repetitie,
hoezeer de dansers (ook de meermalen gelauwerde en daar
door tot multimiljonairen bevorderde solisten) zich beschou
wen als dienaren van de kunst-aan-het-volk en zich dienover
eenkomstig met opgewekte wilskracht en mets aan het toeval
overlatende zorgvuldigheid daaraan wijden. Doch voor ons
mijn collega C. Nicolai van Het Parool en mij klinkt de
geciteerde opmerking als een bevestiging van de betekenis,
die ook door de hoven al haar voorgangsters en'tijdgenoten
verheven ster aan het firmament in het rijk van Terpsichore
aan dit zo moeizaam verworven vraaggesprek wordt gehecht.
Wij wisten het al van vier jaar geleden, toen wij als enigen
van de tientallen uit alle delen van Europa en Amerika naar
Parijs gekomen journalisten door haar gedurende bijna ander
half uur werden ontvangen, hoezeer het getuigen haar een
behoefte is, niet alleen door de dans maar ook in woord en
geschrift. Want zij gelóóft in het psychologisch verantwoorde,
romantische realisme van het Sovjctrussische ballet met een
door geen teleurstellingen geschokte, haar een aureool van
muzische heiligheid verlenende zekerheid, die het begrijpe
lijk maakt dat zij zich altijd tol de rol van Jeanne dó Arc aan
getrokken heeft gevoeld.
Intussen en ondanks dit alles was het
niet gemakkelijk geweest met haar in con
tact te treden, ofschoon wij daartoe door
de oppermachtige directeur van het Bol
sjoi Ballet, professor Michael Tsjoelaki, de
even geleerde als gesloten minister van
schone kunsten, gemachtigd waren. Hij
had ons zelfs haar Parijse adres gegeven,
maar in het Grand Hotel bleek de telefoon
een verbindingsmiddel te zijn, dat zijn
doelmatigheid verliest als men niet over
een gemeenschappelijke taal beschikt. In
de Franse kranten lazen wij dagelijks ver
ontschuldigingen aan de lezers over het
uitblijven van interviews. Een verslagge
ver van de „Figaro" verzuchtte in zijn
kolommen: „De Russische danseressen hul
len zich in onverstaanbaarheid, zij willen
zelfs hun namen niet zeggen, noch pose
ren voor de fotograaf!" Nu moet men niet
denken dat de Franse journalisten door de
bliksemsnelle opeenvolging van onbegrij
pelijke politieke verwikkelingen niets an
ders wilden om hun clientèle mee bezig
houden, want niet slechts hadden zij door
de ingrijpende censuur op de staatkundige
berichtgeving ruimte genoeg ter beschik
king, bovendien waren zij begerig naar
wat rooskleurige afwisseling in het nieuws.
Het bovengenoemde dagblad publiceerde
bijvoorbeeld op de voorpagina van de edi
tie met de zeskoloms kop „De Gaulle: Ik
kom!" tevens de verluchte mededeling dat
de badpakken deze zomer weer uit één
stuk zullen bestaan, het liefst van gebloem
de stof. Wat de Russische dansers betreft
werd alleen geopenbaard, dat dezen van
spersiebonen houden en mineraalwater
(kinken.
Tijdens de lunch, dinsdagmiddag, in een
restaurant tegenover de bibliotheek van
de Opera, zag ik plotseling Oelanova lo
pen in een roodharige mantel en in gezel
schap van een gesnorde, ietwat kaalhoof-
lige heer. Onmiddellijk liet ik de niertjes
net champignons in de steek, maakte een
overhaaste omweg dwars door het snelver
keer over de Place Garnier en door de
Rue Scribe om haar kalm en als toevallig
tegemoet te lopen en vlak bij een gebeeld
houwde leeuw op een console met een af
fiche, waarop haar optreden stond aange
kondigd, aan te spreken met een mengel
moes van uitheems? klanken, dat het meest
geleek op de woordenschat van kinderen,
die denken dat zij een nieuwe taal hebben
lezer bij de Parijse radio stellig niet als
een vreemdeling zou opvallenIn de
tijd tussen beide gesprekken heeft Galina
Oelanova, minder nerveus dan vier jaar ge
leden, zich kennelijk meer op haar gemak
voelend in een nieuwe omgeving nu zij
reizend naar Engeland, Amerika en China
heeft gemaakt, een album met foto's van
Serge Lido gekocht. Zij heeft nroit een
Galina Oelanova (hier met Alexandre
Lapaoeri als Paris) 'in „Romeo en Ju
lia" van Lavrovski en Prokovjev.
balletvoorstelliing van een Europees ge
zelschap gezien. Zij gelooft niet in de le
vensvatbaarheid van wat men het „ab
stracte" ballet noemt. Zij zegt: Onder-
werploze balletten zijn in Rusland onbe
staanbaar. De massa, tot wie wij ons rich
ten, zou er niets van begrijpen. Wij ge-
uitgevonden. Het zal vooral verbazing zijn
geweest, die haar tot glimlachende aan
dacht bewoog. Ik had mijn boek „Levend
Ballet" bij me, schreef daaVin een Franse
opdracht aan haar, wees haar achtereen
volgens op haar foto en op de samenvat
ting van mijn indrukken van onze ont
moeting, speciaal op het jaartal 1954 en de
naam van het Hotel Commodore, waar zij
toen logeerde. Vriendelijk nam zij het ge
schenk in ontvangst en maakte een voor
stellend gebaar aan de man, die haar echt
genoot bleek te zijn: Vadym Ryndin, eer
ste decorontwerper van het Bolsjoi Theater
in Moskou, die naar zijn zeggen tien woor
den Duits tot zijn beschikking had, genoeg
om tot een afspraak te komen: de volgende
middag om half één bij de portier van de
artiesteningang van de Opera.
En zo zaten wij woensdag in de studio
en requisietenkamer, die naar André Mes
dager is genoemd, een in hetzelfde jaar als
Serge de Diaghilev - 1929 - overleden com
ponist van operettes en balletmuziek, te
vens een internationaal vermaarde diri
gent. Wij namen plaats op een paar stoelen
tussen een vergulde harp en verzilverde
vleugel onder het toeziend oog van de le
vensgrote pop, waarin de vertolker van de
rol van de Astroloog in „Coppélia" (twee
de akte) zich bij de vertoningen van dit
Franse paradestuk opstelt. De heer Ryn
din bleek een welwillende bemiddelaar te
zjjn, maar met zelfs het driedubbele van
tien woorden Duits kwamen we niet ver.
Wij vernamen met horten en stoten alleen
dat Oelanova ideaal om een chereografie
te maken voor een ballet over Jeanne
d' Are niet in vervulling was gegaan. Wel
was enkele maanden geleden het leven van
de maagd van Orleans in balletvorm her
schapen. doch had in een zetting van B. P.
Boermeister naar een sterk van de' Franse
geschiedenis afwijkend libretto van Boris
Pletneva de veelbelovende Eleonora Vlas-
sova de titelrol toegewezen gekregen. Oela-
nova's aandeel - „choreografie is een vak
apart" - had zich beperkt tot het geven
van aanwijzingen op grond van de studies,
die zij over het heldhaftige meisje uit Do-
rdmy had gemaakt. Dat wisten wij al uit
een Frans tijdschrift, op het omslag waar
in zij onmiddelllijk Yvette Chauviré her
kende, die thans met het ballet van de
Parijse Opera in Moskou een tegenbezoek
brengt.
De onmogelijkheid van verdere, zinrijke
conversatie inziende was het mevrouw
°slanova, die een nieuwe afspraak voor
belde, waarbij zij zou zorgen voor een
ussenpersoon. Op dezelfde plaats, om
twee uur. En hier begint dit artikel op
nieuw. De tolk sprak de Franse taal zo-
danig zonder accent, dat hij als nieuws-
bruiken een conventionele techniek om er
een nieuwe zin aan te geven, om er de
waarden van het algemeen menselijke
mee uit te drukken. Realisme is voorwaar
de voor elke kunst, die immers op her
kenning moet berusten. Dat geldt ook voor
werken uit het repertoire van het ver
leden, zoals Giselle of Het Zwanehmeer".
Om niet direct in een theoretisch dis
puut verstrikt te raken vragen wij haar
mening over het optreden van het Bolsjoi
Ballet in 1956 te Londen, die ook in Ne
derland veel belangstelling heeft getrok
ken. Het antwoord: „Als men in aanmer
king neemt, dat deze film op één avond
werd gemaakt, na een gewone voorstelling,
loen dus iedereen doodmoe wqs, is het
resultaat uitstekend en zeker representa
tief voor het peil van het ballet in het
Rusland van nu". Bij wijze van welge
meend compliment verklaren wij, dat zij
alleen reeds door haar gefilmde Giselle
een vereerd begrip, een levend model van
superieure interpretatiekunst is geworden.
Zij vertelt hoeveel baat zij heeft gevonden
bij de bestudering van het „systeem" van
Konstantin Stanislavsky voor de toneel
speler om te voldoen aan de eis van het
Russische humanisme: alles door de mens,
alles voor de mens.
Men vraagt zich, dit alles lezende, mis
schien af .waarom wij zoveel prijs stelden
op een onderhoud met een danseres. Voor
velen immers is een danseres nog steeds
een even lichtzinnig als lichtvoetig vrouws
persoon, die naar het woord van Heine
alleen kan „denken met haar benen". Die
opvatting moet men maar afschrijven in
het vergeetboek der historie. Maar in dit
geval komt daar bij. dat Oelanova niet
alleen een fenomenale toneelpersoonlijk
heid is, vier keer met de Stalinprijs onder
scheiden, doch bovendien de auteur van
enkele autobiografische en theoretische
boeken, brochures en artikelen, die ons
een betere indruk geven van de stand van
artistieke zaken in de Sovjet-Unie dan de
publikaties van litteraire specialisten, die
doorgaans als bronnen van objectieve in
formatie weinig waarde hebben. Onze vol
gende vraag geldt de techniek. Verschilt
de Russische training van de Westeuro-
pese, bedient men zich van andere passen?
Oelanova is opgevoed volgens de ook hier
bekende methode van Agrippina Vaganova
en heeft veel te danken aan haar moeder,
Maria Romanova, een bekende lerares.
Haar vader was balletmeester. Zij heeft
de indruk, dat vooral in Amerika (de school
van haar gewezen landgenoot Balanchine)
de expressiviteit van de pure beweging
groter is. Maar zij stelt daar tegenover dat
in Rusland de danstaal is verrijkt met an
dere middelen, die onmiddellijk tot de ge
wone burger spreken.
Oelanova zegt: „In het ballet is alles
toegestaan. De kunst is zo breed, dat iedere
uitdrukkingsvorm erin opgenomen kan
worden. Elke beweging kan zinrijk zijn,
als die maar een inhoud heeft, als er een
gedachte achterstaat, als er een hartstocht
door wordt overgedragen, als er een begrip
door verheldert". Dat is voor ons een ou
derwetse, althans beperkte opvatting. Naar
mijn mening ontwikkelt het ballet zich uit
de afhankelijkheid van zusterkunsten als
muziek en litteratuur naar een zelfstan
dige organisatie met een scheppende in
plaats van een ontleende symboliek. Voor
haar ls dit „een spel van estheten" dat
„de massa niet ontroert". Goed, wij zullen
daar niet over twisten. Wij hebben bij de
Russische balletten nu eenmaal te doen
met een vertolkende kunst en Oelanova
vertelt ons hoeveel baat zij heeft gevon
den bij de bestudering van schilderijen en
van voortbrengselen van letterkunde,
waarbij zij Shakespeare en Poesjkin voor
opstelt. Door voortdurende studie heeft zij
steeds meer materiaal gevonden om zich
in de omstandigheden van haar rolfiguren
in te leven. Het komt bij de uitbeelding
niet alleen aan op invoelen in een zielstoe
stand, maar ook op een consequent dóór
denken van motieven en op een zich ver-
olaatsen in de sociale verhoudingen: „Als
ik voor de voorstelling het toneel betreed,
dan verschuif ik altijd een stoel en kijk in
de nagemaakte spiegel, al weet ik dat ik
daar niets zie. Ik moet mij er thuis voelen".
Geen wonder dat Oelanova een bij uit
stek lyrische danseres is, vermaard om
haar melodische lijnen en de subtiele plas
tiek. waarmee zij het gevoelsleven tot uit
drukking brengt.Oelanova danst de liefde,
heeft een Russische criticus eens over haar
geschreven - en dai is dan toch een ab
stractie. zij het dan dat zij het bijzondere
geval tot het algemene plan verheft.
VeeJ. van haar illusies zijn niet in ver
vulling gegaan. Het publiek groeit nog
steeds, maar jonge talenten zijn zeldzaam.
Talent, zegt zij, is niet alleen een aange
boren gave, maar ook de behoefte en de
volharding om te werken. Heeft de Sovjet-
Unie de danskunst een nieuw gezicht ge
geven? Vier jaar geleden verwachtte zij
een beslissende doorbraak. Nu verklaart
zij: „Het Bolsjoi Theater levert twee pro-
duktis per jaar. Er worden wel experi
menten ondernomen, maar de meeste van
deze proefnemingen komen niet tot ver
toning, omdat hun waarde nog niet ver
gelijkbaar is met die van de standaard
werken van het repertoire. Wij zijn be
scheiden mensen, die zeer hoge eisen stel
len". Zij vertelt tenslotte, dat men nu be
zig is „Othello" tot een ballet te bewerken
en dat zij hoopt op een uitwisseling van
leraren en choreografen. Alicia Alonso en
Beryl Grev hebben al in Rusland gewerkt.
Speciaal wat betreft de elegantie van op
treden kunnen de Russische dansers nog
veel leren, heeft Leonide Lavrovski ver
klaard. Maar geldt dat ook voor Oelanova?
Zij is nu achtenveertig, maar zij maakt
zelfs in een eenvoudig rrïantelpak de in-
indruk - hoewel zij allerminst mooi is in
de commerciële zin van dat woord - van
een superieure lieftalligheid.
David Koning
Advertentie
De oudheidkundige vereniging „Oud
Heemstede-Bennebroek" heeft zaterdag
middag een bezoek gebracht aan het Frie
se stadje Franeker. Voor deze excursie
boekte de vereniging een recordaantal
deelnemers; namelijk honderdtien, zodat
voor het eerst in de geschiedenis van „Oud
Heemstede-Bennebroek" drie autobussen
moesten worden gecharterd om alle lief
hebbers naar de plaats van bestemming te
kunnen vervoeren. Het bezoek had drie
doelen: het fraaie, reeds uit 1591 daterende
stadhuis dat ongetwijfeld tot de mooi
ste van ons land behoort het als mu
seum ingerichte „Coopmanshüs" en het
wereldberoemde planetarium van Eise
Eisinga.
Maar het meest opmerkelijke van deze
excursie was ongelv/ijfeld het bezoek aan
het reeds genoemde planetarium, waarbij
men nu nog van diep respect wordt ver
vuld. Voor de eenvoudige handswerkman
Eise Eisinga hij was wolkammer die
van 1774 tot 1781 een dergelijk vernuftige
nabootsing van het zonnestelsel wist te
construeren aan 't plafond van zijn huis
kamer. Hier bewegen zich aarde, maan
en planeten (voor zover in die dagen be
kend) om de zon, waarbij een ingewikkeld
radersysteem er voor zorgt, dat de om
looptijd der verschillende hemellichamen
tot de minuut gelijk is aan de werkelijke.
Dus één dag voor de aarde en de maan,
waarnaast er echter bijna dertig jaar moet
verlopen eer de imitatieplaneet Saturnus
haar baan door deze huiskamer heeft af
gelegd.
Na het bezoek aan Franeker volgde het
gebruikelijke recreatieuurtje, waarbij de
initiatiefnemer en organisator van deze
tocht,, de secretaris J. L. Veen, als een be-
wijsje van erkentelijkheid der vereniging
een grote Friese koek ten deel viel.
Zaterdagmiddag heeft in de goedgevulde Amsterdamse
Stadsschouwburg de traditionele manifestatie naar aanleiding
van het eindexamen van de Academie voor dramatische kunst
„De Toneelschool" plaatsgehad. Dat is altijd een feestelijke
gebeurtenis. Met enige spanning zien de getrouwe liefhebbers
van het theaterleven de kennismaking tegemoet met de zojuist
afgestudeerde krachten, die aan de grote gezelschappen zullen
worden toegevoegd. Ditkeer was van die plezierige anticipatie
wel wat weggenomen, doordat men het thans gediplomeerde
viertal kort tevoren al proeven van bekwaamheid voor de
televisie had zien geven. Het is te hopen, dat men het in de
toekomst zo zal kunnen regelen, dat deze volgorde wordt om
gedraaid. Maar goed, het toneel is de kunst van de levende
adem van mens tot mens, zoals directeur W. Ph. Pos het na
afloop ongeveer zei en daarom gaat het tenslotte. Ver
wacht mag worden, dat ook de herhaling op dinsdagavond in
de Haarlemse Schouwburg een zaal vol hartelijke belang
stellenden zal trekken.
Het is overigens bijzonder moeilijk om naar aanleiding van
een dergelijke demonstratie een critische bespreking te leveren.
Zoals ter inleiding wordt opgemerkt: „Het programma hiervan
wordt in de eerste plaats bepaald door de mate, waarin de te
spelen fragmenten geschikt bleken als studiestof voor een klas,
waarvan de mogelijkheden bepaald werden door de aanleg
van de „leerlingen en hun aantal". Men ziet bovendien deze
kandidaten geplaatst voor opgaven, ter voldoening waaraan zij
wellicht-pas na-jatfen rijpr züïlen zijn. Het kómt dus'neèr op
een „geestelijke en technische toetsing van hun mogelijkheden".
De consequentie daarvan is dat eventueel uit te brengen cri-
tiek over de hoofden van deze jonge mensen neerkomt op de
docenten, die hen in beide opzichten hebben gevormd. Aan een
dergelijke onoverzichtelijke zaak zal ik mij niet wagen, al moet
ik wel vaststellen dat er aan duidelijkheid van tekstvoordracht
en vooral in plastisch opzicht veel wensen onbevredigd bleven.
Opvallend is voorts bij de gedane keuze, dat van slechts enkelen
der spelleraren werkstukken voor het voetlicht zijn gekomen.
Van de vier debutanten moet in de eerste plaats Ingeborg
Elzevier worden genoemd, die met gevoelige intelligentie blij
ken van veelzijdige mogelijkheden gaf, waarvan de toneel
groep „Theater" gaat profiteren en waarvoor zij als tweede
(na Sigrid Koetse) met de Top Naeffprijs werd onderscheiden.
Bijzonder opvallend (ondanks een vaak ongelukkige mise-en-
scène en zeer ontoereikend tegenspel) was haar vertolking van
de titelrol in gedeelten uit drie bedrijven van „Yerma" van
Federico Garcia Lorca (waarom worden in de programma's van
De Toneelschool toch nooit de vervaardigers der gebruikte ver
talingen genoemd?) en aantrekkelijk als komisch contrast haar
werkster in „Alleen" van Henri Duvernois.
Wil van Seist zal zijn komisch natuurtalent, dat hij op doel
treffende wijze heeft leren beheersen, in dienst van „Puck"
gaan stellen. Al had de opvoering allerminst de wat men noemt
„gedistingeerde" lichte komediestijl, toch zorgde hij in de
tweede akte van „Intimiteiten" van Noel Coward voor fiks
amusement, tezamen met Ingeborg Elzevier aldus een vrolijk
sluitstuk leverend van een „voorstelling" in de dubbele zin van
het woord, die met scènes uit „Othello" begon. „Leonce en
De vier geslaagden van links naar rechts: Femke Boersma,
Wil van Seist, Ingeborg Elzevier en Louis Bongers in een
gelukkige stemming bij de eerste tempel van hun voorland, de
Stadsschouwburg te Amsterdam, waar zij zaterdagmiddag in
het openbaar hun proeven van thans gediplomeerde bekwaam
heid hebben afgelegd.
Lena" van Büchner bleek voor deze aankomende krachten vrij
wel onspeelbaar te zijn, maar niettemin kreeg men gelegenheid
de tot de Nederlandse Comedie toegetreden „Jeune amoureuze"
Femke Boersma (die men zich wellicht uit de Willem Parelfilm
herinnert) om haar heldere charme te waarderen. Louis Bon
gers die naar het zuiden gaat om bii „Ensemble" te spelen
werd door directeur Pos geprezen om de eerlijkheid, waarmee
hij te werk gaat bij het opbouwen van zijn rolfiguren uit zijn
persoonlijke ervaringen.
David Koning
Die Haerlemsche Musyckcamer concer
teerde zondagavond voor een talrijk pu
bliek in de Renaissancezaal van het Frans
Halsmuseum.
De dirigent van dit gezelschap voortref
felijke amateurs, de heer André Kaart, had
zoals gewoonlijk een programma voorbe
reid van muziek uit de baroktijd. De be
kende en graag gehoorde Suite in b kleine
terts voor strijkers en obligaat-fluit van
Bach was van dat alles de magistrale in
leiding, de erepoort als het ware. Er bleek
veel zorg aan besteed en wat men van
amateurs in het gunstigste geval verwach
ten kan, was daarvan het resultaat. In de
niet al te hoog opgevoerde tempo's wist
de fluitist E. W. Versprille zijn solopassa
ges duidelijk te laten klinken. Men ging
verder met Bach, namelijk met diens be
werking voor clavecimbel, fluiten en strij
kers van zijn eigen vierde Brandenburgs
Concert, welk arrangement behalve een
transpositie van G naar F een omwerking
van de originele vioolsolopartij voor clave
cimbel betreft. In beide gevallen is het een
geduchte partij. De soliste, mevrouw Ger
trude Maclaine, kon er op dankbare wijze
haar vingervaardigheid mee demonstreren.
Het was echter jammer, dat bij koppeling
van de klavieren een hinderlijk zwevende
stemming ontstond. Overigens gaf de ver
tolking van het fraaie stuk, dus ook het
duospel van de fluitisten Versprille en Fer-
werda en het begeleidend strijkersensemble
viel te genieten. Het volgend nummer was
een heerlijk verfrissende pauze in de bui
tenlucht, waar de meeste bezoekers van
gingen profiteren in de stemmige besloten
heid van de museumtuin.
De tweede helft van het programma be
gon met een Concert voor twee hobo's van
Vivaldi, waarin de concertante partijen be
hoorlijk door Ton van den Berg en Eugène
Kruyt werden verklankt. Het werd ge
volgd door een Sinfonia voor strijkers van
Sammartini, een stuk dat bloeiender bleek
te zijn dan het vorige. Dit werd echter nog
overtroffen door het werk waarmee de
avond besloten werd, namelijk een Con
certino voor strijkorkest van Carlo Ric
ciotti, waarin de aanvoerders(sters) der
partijen een fraaie beurt maakten. De
knappe contrapuntische structuur van deze
compositie was een van de verrassingen
van de avond. Graag werd dan ook door
het publiek een herhaling van het slotdeel
van Ricciotti's Concertino gehoord. Men
leerde een zeer te waarderen vergeten com
ponist kennen. Of zou deze muziek aan
Pergolesi moeten worden toegeschreven,
zoals sommigen menen? Wat er van zij,
André Kaart heeft er met zijn ensemble
aan velen zeker een genoegen mee ver
schaft.
Jos. de Klerk
Als inleiding tot het Holland Festival zal
zaterdag 14 juni in de oude Rolzaal van
het Binnenhof te Den Haag een kamermu
ziekavond in oude stijl gegeven worden.
In historische kostuums van twee eeuwen
geleden zullen optreden de sopraan Mea
Naberman, de fluitiste Ellen MacGillavry
en de clavecinist Jaap Spigt, geassisteerd
door twee figuranten, die ook het publiek
zullen ontvangen.
Het geheel wordt zo geënscèneerd, dat
men de indruk krijgt van musiceren in de
huiselijke kring, zoals dat in de achttiende
eeuw gebruikelijk was. De verbindende
tekst voor dit historisch muziekavondje
dat het motto heeft „waer liefde blij eken
sal met sangh en soet gespeel" wordt
verzorgd door de kunstcriticus Corn. Ba-
soski. Uitgevoerd worden cantates van
Scarlatti en Telemann, oude Italiaanse
aria's, fluitsonates van Willem de Fesch
en Leonardo da Vinei en clavecimbelmu-
ziek van Sybrandus van Noordt en Fran
cois Couperin.
Met ongestoorde regelmaat komt elk
jaar de voordrachtoefening door leer
lingen van het echtpaar Van der Glas te
rug. Het Jeugdhuis aan de Donkerelaan te
Bloemendaal was zaterdagavond de plaats
waar tal van piano-leerlingen van Rie van
der Glas-Boosman en vioolleerlingen "an
Chris van der Glas bijeen waren voor het
uitvoeren van een zeer omvangrijk pro
gramma En met deze leerlingen waren tal
rijke ouders, familieleden, vrienden en be
kenden aanwezig, die met begrijpelijke be
langstelling naar de prestaties van deze
aankomende, gevorderde en zeer gevor
derde instrumentalisten luisterden.
De opeenvolging van de vele programma
nummers gaf als het ware een reflex van
dede methodiek en van de pedagogische be
ginselen, die het echtpaar Van der Glas bij
de opleiding volgt. Eerst kwamen eenvou
dige stukjes van Zilchen, Parlow en an
dere componisten van instructieve muziek.
Allengs voegden zich meer eisen stellende
werkjes en werken daarbij en eindelijk
kwamen fragmenten uit vioolconcerten en
uit sonaten, zelfs de Romanze in F van L.
van Beethoven en de Ballade en Polonaise
opus 38 van Henri Vieuxtemps, muziek
waarvoor een flinke dosis virtuositeit bij
een uitvoering nodig is. Ook belangrijke
pianowerken als „Sacromonte" van Turina.
een Nocturne en een Polonaise van Chopin
Spaanse en Noorse dansen en „Frühlings-
rauschen" van Sindring werden ten gehore
gebracht op een wijze, die muzikaliteit in
allerlei graden liet ontdekken, maar die
eveneens en dit gold ook voor de ver
tolkingen der beginners de degelijke
technische grondslag liet horen.
P. Zwaanswijk
Tijdens de te Utrecht gehouden unie
raadsvergadering der Christelijk Histo
rische Unie is tot nieuwe voorzitter, als op
volger van de heer H. W. Tilanus, gekozen
mr. H. K. J. Beernink te Rijswijk (Z.H.).
Prof. dr. P. C. A. Geyl, hoogleraar in
de algemene en vaderlandse geschiedenis
van de nieuwere tijd aan de Rijksuniver
siteit te Utrecht, heeft zijn afscheidscol
lege gehouden over „De vitaliteit der
Westerse beschaving". Prof. Geyl analy
seerde de campagne van pessimisme en
zelfkritiek, waarmee men het „op ons zelf
vertrouwen lijkt te willen toeleggen". Hij
onderscheidde drie bronnen: ten eerste de
bezorgdheid van gelovigen over de ont
kerstening, die echter, naar zijn mening,
uitgaat van een geïdealiseerde voorstel
ling van het geestelijk leven in de eeuwen
van het geloof. Ten tweede het gevoel van
onzekerheid van de vroegere rustig haar
priviliges genietende aristocratie of wel
gestelde burgerij. Met betrekking tot de
derde bron: het verlies van de koloniale
posities en var. de wereldmacht, betoogde
prof. Geyl, dat deze de fundamentele
waarden van de westerse cultuur niet heb
ben geschapen en dat hun verlies deze dan
ook niet aanpast.
Hij merkte op, dat de pessimistische be
schouwing soms het mom van optimisme
draagt. De universalistische geschied
beschouwing (Barracllough, Toynbee, Ro-
mijn) scheen hem onwezenlijk en prak
tisch onbruikbaar. De ene wereld blijft,
volgens hem, nog een droombeeld.
De Belgische schilder Jean le Majeur
is zaterdag te Brussel overleden. Le Ma
jeur had zcih in 1932 op Bali gevestigd,
waar hij met een bekende danseres in het
huwelijk trad. Zijn woning te Saner was
een kunstcentrum, waar mannelijke en
vrouwelijke beoefenaars van de Balinese
danskunst elkander ontmoetten. Le Majeur
had bepaald, dat deze woning na zijn dood
een nationaal Indonesisch museum op Ba-
li zou worden. Hij kreeg niettemin aanzeg
ging van de Indonesische autoriteiten om
Bali te verlaten. Twee weken geleden kwa
hij in Brussel aan.