IN WIESBADEN vertoonden de Joegoslaven JANATSJEK een aangrijpende opera van Een monumentaal mozaïek van Levinus Tollenaar TWEE SOORTEN DISCRETIE Erbij KORT VEHAAL DOOR AAGE VHOVMAND „De getemde feeks" van Hermann Goetz ZATERDAG 21 JUNI 1958 PAGINA VI EK HET WAS NIET Levinus Tollenaars wens dat voor ijn monumentale mozaïek in de St. Lucia-Ulo-school te Haarlem- Noord dat veel te kokette lichtkroontje kwam te hangen. Liever had hij ook een rustiger vloer gezien, al is deze in werkelijkheid minder druk dan de foto doet vermoeden. Toen Tollenaar zijn mozaïek te ontwerpen kreeg, had hij alleen nog te maken met de vormen van het gebouw van de architecten, de gebroeders Kraayvanger, die de verzorging van het interieur voor een deel aan een ander moesten overlaten. Daar waar de hal overgaat in de hoger gelegen maar onder één plafond gehouden open aula een prachtige ruimte in een school, die toch niet zo'n grote oppervlakte beslaat wordt de glaswand onderbroken door de brede ommanteling van rookkanalen en dit brede piloonachtige element in de architectuur verlangde een schil dering of iets in die geest, dat de blik van de het gebouw bin nenkomenden tot zich mocht trekken maar daarentegen de aandacht van in de aula verkerenden niet mocht afleiden. Geen „poppen" vond Tollenaar, maar een abstracte compositie, waar in men zich kan denken wat men wil. Voor mij verkreeg zijn resultaat iets landschappelijks. Het is of wolkenslierten de ver binding vormen tussen de grote ramen. Het karakter van de muur bleef bewaard door omhooggaande lijnen, die lijken te wijzen naar een oog. een symbool dat meer gevoeld wordt en ook werd door Tollenaar dan uitdrukkelijk door de kun stenaar aan ons opgedrongen. Tollenaar dacht zijn werk in de niet zo kostbare Zolnkofener steen, die met zijn lichte gele, rose en grijze tinten, gescheiden door donkere en lichte mortellijnen, toch edel genoeg bleek. De op het gebied der monumentale kunsten werkzame schil der en beeldhouwer kan zich het best ontwikkelen met reële opgaven. De opdrachtgever dient dus iets te riskeren. Temeer waar ook de architectuur steeds nieuwe mogelijkheden schept. Nu heeft Tollenaar al enige ervaringen kunnen opdoen en in grote ruimten leren denken. Zijn resultaat lijkt mij hier een bewijs van. Hij ziet zijn functie als een dienende en zo zullen zijn ontwerpen bepaald worden door het architectonische ge geven en de functie van het gebouw. Bij de vervaardiging van zijn werkstuk werd Tollenaar ge assisteerd door een groep leerlingen van de Kennemer Streek school, die naast metselaar en voeger als apen in de steigers hingen toen de gezaagde brokken aan de muur gehecht konden worden. Bob Buys HET PUBLIEK van de meifeesten te Wiesbaden, die ieder jaar, als de Taunus- stad op haar mooist is, de reeks der Euro pese muziekfestivals openen, moest dit- keer allereerst een teleurstelling verwer ken". De Argentijnse Kameropera, die had beloofd ons een inzicht te zullen geven hoe het in een der belangrijkste muziekcen trums van Zuid-Amerika is gesteld en te gelijk doen kennismaken met enige wel verzorgde uitvoering van „Mathis der Ma ler" en daar voor alles heeft men voor het eerst aandacht gevraagd voor opera en ballet uit Belgrado, een der bes te ensembles van het continent, thans voor de vijfde keer in successie op bezoek. Behalve dat evenals in de beide vorige seizoenen wederom „Prins Igor" van Bo- rodine en het folkloristische dansspel „De duivel in het dorp" werden vertoond, kome theaterwerkjes van Telemann, Ci- bracht men „Katja Kabanova" van Leos marosa, Handel en Pergolesi, moest op het laatste ogenblik verstek laten gaan. Niet ongebruikelijke regeringsmoeilijkhe den in dat land veroorzaakten een stag natie in de voorbereiding der tournee, waardoor men nog wel de Expo dacht te kunnen halen, maar Wiesbaden moest Janatsjek tot vertoning. De herdenking van de sterfdag van deze grote musicus dertig jaar geleden, was hier de aanlei ding toe. In zijn geboorteland worden te Praag en Brno (Brünn) te zijner nage dachtenis muziekfeesten gehouden. Maar onmiddellijk daarna moet Wiesbaden wor- overslaan. Intussen bleef "er nog genoeg den genoemd, waar men veel voor de stij- over dat de reis kon lonen naar deze stad, die dank zij de voortvarendheid van inten dant Schramm, op het stuk van initiatie ven nooit tekort is geschoten. Daar heeft men de Grieken voor het eerst in het wes ten van Europa kunnen horen, daar stond vorig jaar nog Paul Hindemith per soonlijk borg voor een tot in de puntjes gende waardering van Janatsjek heeft bij gedragen. Na „Uit een dodenhuis" en „Je- nufa" kwam ook „Het slimme vosje" op de programma's der meifeesten voor. Hierbij moet worden opgemerkt, dat ook in het Holland Festival de laatste jaren veel plaats voor de werken van deze componist ning. Zij geeft het stramien van „Het On naar blijdere sferen terug te halen. Men had deze „Feeks" deswege overgebracht van de Italiaanse renaissance naar de Biedermeiertijd, waar op zichzelf niets op tegen is. Indien tenminste decorateur Ru- odi Barth, wiens veelzijdigheid men ove rigens te Wiésbaden op een expositie van zijn decorschetsen kon bewonderen, voor een wat pittiger aankleding had gezorgd. Het uittentreure herhaalde kruissteekmo-, tief op een wit fond de obsessie van een niet eindigende merklap, waarmede gevel, interieuren en tuin het moesten doen werkte echter al te naïef en har monieerde derhalve slechts in zoverre met de opera, dat het „wenn-schon-denn- schon"-karakter zich ook in het uiterlijk aspect herhaalde. DAN IS DE BEURT aan de Joegosla ven. De opera „Katja Kabanova" waar van zij een bij momenten adembenemen de voorstelling te beleven gaven is ge bouwd op een typisch Russisch drama van opstandigheid, schuld en boetedoe- NETTO GEWICHT HET HEEFT ONS echt goed gedaan, merkte mijn vrouw op. We zaten in de wachtkamer van het havenstation van Ka- lundborg en waren op weg naar huis, na een vakantie van veertien dagen aan zee. Ja, zei ik. Jij vooral hebt je flink te goed gedaan. Gisteren bijvoorbeeld., ik geloof dat je drie keer carbonade met ap pelmoes hebt genomen. Ik wil wedden, dat je deze vakantie wel tien pond bent aan gekomen Onmogelijk! Je weet, hoe matig ik al tijd ben. Zullen we weden? Ja, als jet het met alle geweld wilt. Wie verliest, moet tante Priscilla een doos bonbons gaan brengen. Ik nam de weddenschap aan. Maar hoe konden we nu gewaar worden w.ie van ons beiden gelijk had? Daar staat een weegschaall riep ik uit. Dank je wel. Dacht je dat ik me met kleren en al ging wegen? Mijn vrouw weegt zich iedere week, wan neer ze in het bad geweest is. De dag voor we met vakantie gingen woog ze honderd vijfenzestig pond. Dit is heus een familie geheim. Het spijt me dat ik het aan de openbaarheid moet prijsgeven, maar ik troost me maar met de gedachte dat mijn vrouw dit niet zal lezen. Oh, zo'n flodderig zomerjurkje maakt geen verschil! volhardde ik. Maar ik heb nog meer aan., en dan m'n hoed., en m'n schoenen., en rh'n kogels! Dat is het tweede familiegeheim: m'n vrouw naait altijd kogels in de zoom van haar jurk, omdat die anders niet recht hangt. Nou goed, zei ik, dan laat je je maar wegen zonder kleren! Zonder kleren? M'n vrouw keek me aan met ogen als schoteltjes. Dacht jij, dat ik daar op die weegschaal ging staan zonder kleren aan? Natuurlijk niet. Tenminste niet hele maal zo. Maar met een beetje goede wil krijgen we dat wel voor elkaar. Eerst laat je je wegen met je kleren aan. Dan ga je naar die telefooncel en kleed je je uit Ik weeg je kleren en als we dat gewicht nu aftrekken van het eerste gewicht, we ten we hoeveel jij zonder kleren aan weegt. Ja., maar., kan dat hier..? Natuurlijk! Over een uur gaat onze trein pas! Ik vind het wel een beetje eng! Stel je voor dat er iemand de telefooncel in komt lopen en mij ziet? Wat geeft dat nou? Bovendien, niemand loopt een telefooncel binnen, wanneer hij ziet dat er iemand aan het opbellen is. Er zit matglas in en niemand ziet je wan neer je niet tegen het glas leunt. Je kan trouwens ook nog je hand op de deurknop houden. Je bent toch niet bang? Dat liet m'n vrouw niet op zich zitten en bovendien wilde ze de weddenschap win nen. Ze was er volkomen zeker van, dat ik de volgende dag naar tante Priscilla zou moeten gaan om haar een doos bon bons te brengen en om haar klachten aan te horen.. Even later stond mijn vrouw op de weeg schaal. Ik zocht een geldstuk in m'n porte- monnaie, stopte het in de gleuf en toen wachtten we beiden gespannen het resul taat af. Honderdentachtig pond! Het werd bepaald opwindend. Bevallig en opgewekt stapte mijn vrouw van de weegschaal. Ze legde haar tas en regenjas op een bank en ver dween in de telefooncel. Een minuut later werd de deur op een kiertje geopend en een bundeltje kleren: japon, ondergoed, kousen, schoenen enzo voorts, die dagelijks dienen om het bekoor lijke lichaam van mijn betere helft te be schermen tegen de nieuwsgierige blikken van de massa, werd me overhandigd. Je hebt me de telefoongids er toch niet bijgegeven? vroeg ik, terwijl ik het bun deltje aannam. Hou je nou maar kalm en doe net alsof je telefoneert. Goed. Wat moet ik zeggen? Wat je moet zeggen? Vraag je mij wat je moet zeggen? En anders kan je je mond twintig minuten lang niet meer dicht krij gen, wanneer je telefoneert. Verbeeld je maar, dat je mevrouw Hanson aan de lijn hebt. Ik gooide weer een geldstuk in de gleuf en ging op de weegschaal staan met het bundeltje kleren onder de arm. Ik was er van overtuigd, dat zo'n grote machine vast en zeker niet zo'n klein bundeltje goed zou kunnen wegen en waarom zou ik bo vendien niet van de gelegenheid gebruik maken me zelf te wegen voor het zelfde geld? De weegschaal wees honderdvijfenveer tig pond aan. Ik gooide het bundeltje kle ren op de grond en nu woog ik honderd een enveertig pond! Ik heb altijd erg goed kunnen rekenen en ik kwam dus al heel gauw tot de ontdekking, dat de kleren van mijn vrouw vier pond wogen. Wat ik echter niet wist was.dat een gro te, zwarte poedel evenveel interesse moest hebben gehad voor de weegschaal als ik. En toen ik de kleren neergooide, was hij buiten zich zelf van blijdschap, dat ik van plan scheen met hem te gaan spelen. Hij pakte de klerenen rende er mee de wachtkamer door. Ik schoot er als een snoek achteraan, naar toen het dier dat merkte werd hethele maal stapel. Het holde alè eën bezetene langs de kade en werd hoe langer hoe .-.vro lijker. De schoenen liet de poedel geluk kig tamelijk gauw vallen en toen de hoed. Maar het beest zelf kreeg ik niet te pak ken. Telkens wanneer ik dacht dat ik hem had, gleed hij me weer tussen de vingers weg. De meer dan gekke vertoning ver wekte nogal wat hilariteit onder het pu bliek, vooral bij het jeugdige deel, dat de poedel met vrolijke bijvalskreten aanvuur de. En toen tenslotte een troep matrozen van een schip, dat aan de kade gemeerd lag, de hond begon te fluiten, beantwoord de de poedel deze attentie door met een flinke vaart de loopplank over te schie ten. Helaas was een botsing tegen de wand onvermijdelijk. De hond liet zijn vrachtje vallen. En toen ik hijgend aan kwam rennen, zag ik nog net hoe de zo merjurk van mijn vrouw en al haar on misbare kledingstukken naar de bodem van de haven zonken, dank zij de loden kogels in de zoom Hoera! Ik heb gewonnen! schreeuwde ik zo enthousiast mogelijk door de kier van de telefoonceldeur. De kleren wogen vier pond! Je bent dus precies elf pond aangekomen! Je mag tante Priscilla met een wel opbellen dat je komt. Je staat nu toch in de cel. Ja, maar eerst m'n kleren! viel m'n vrouw me in de rede. Ik gaf haar hoed en de schoenen. Waar is de rest? vroeg m'n vrouw klap pertandend. Zo vriendelijk mogelijk leg de ik uit, dat het door ongelukkige om standigheden momenteel erg moeilijk was de klere, te overhandigen, omdat ze op de bodem van de haven lagen. Ik wil niet in details treden over de stroom van woorden, die op dat moment over m'n hoofd werd uitgestort. Haar woordkeus was geladen met hartstocht, zoals de psy chologen dat zo aardig zeggen en was, om zo te zeggen, alleen voor mijn oren be stemd. Maar omdat er nogal wat mensen voor de telefooncel waren gaan staan, zat er niets anders op dan dat ik ook maar de cel binnenwipte om met m'n vrouw te con fereren. De. hoofdpunten van de korte, geanimeefdé bespreking dre volgde, wa ren dat-over tien minuten-onze trein ver trok, dat in die korte tijd de gezonken kle dingstukken niet konden worden opgevist, en dat onze financiële positie en het eind van mijn vakantie niet toelieten, dat we nog langer bleven. Toen dit goed tot ons was doorgedrongen, stelde mijn vrouw de vraag aan de orde of ik een „heer" was of niet. Ik beaamde het onmiddellijk. De consequenties van mijn woorden bleken toen we enkele minuten later de deur van de telefooncel openden, om voor een stomverbaasd publiek naar buiten te stappen, mijn vrouw gekleed in mijn pak en ik in shirt en kort onderbroek je. Als compensatie mocht ik de regenjas van m'n vrouw aantrekken, die ergens op een bank lag. TOEN WE, zittend in de trein, bijna op de plaats van bestemming waren aangeko men, straalde mijn vrouw ineens van vruegde en riep uit: De regenjas... en de tas! Wat bedoel je? vroeg ik. Wel, die had ik in m'n hand toen ik me ging wegen, de regenjas en de tas, waar ook nog jouw kiektoestel in zit. We hebben ze op een bank neergelegd en jij De kroniek der En gelse litteratuur is ditkeer gewijd aan „At Home" van Wil liam Plomer en Young People" van William Cooper, res pectievelijk bij Jona than Cape en Mac- millan in Londen verschenen. AT HOME is het tweede autobiografische boek van Wil liam Plomer, die in het eerste „Double Lives" zijn jeugd in Zuid-Afrika en Engeland en zijn leven in Japan, waar hij een baantje had aan de universiteit van Tokio, behandelde. Het idee van het dubbele leven is op allerlei manieren toe passelijk, zowel op hemzelf als op de andere mensen van wie hij vertelt, maar in het bijzonder op twee van zijn eigen levens: het leven dat hij geleid moet hebben en het leven dat hij beschrijft. Discretie is een zo opvallende karakteristiek van zijn atobiografie, dat men de indruk heeft nog minder over zijn intieme ondervindingen te horen dan hij ervan ver telt. Een vriend verbaasde zich erover lezen wij in „At Home" dat hij ooit tijd vond voor litterair werk, zo opge wonden als hij was. Daar zou de lezer niet aan gedacht hebben. Wiliam Plomer schrijft alsof hij altijd zijn even wicht bewaard heeft. En men heeft de hulp van de vriend nodig om overtuigd te worden, dat hij inderdaad bijna alle vertrouwelijkheden heeft weggelaten en niet in werkelijkheid zo'n beheerst leven heeft geleid als zijn tekst vertoont. Later wordt men ook geholpen door zijn woorden: „De nabijheid van de laatste twintig jaar zou het ongepast maken om over mijn eigen, meer intieme verantwoordelijkheden te spreken, zelfs als ik daar de behoefte aan voelde Hij voelt die behoefte dus waarschijnlijk niet. Zijn auto biografie is minder een beschrijving van zijn leven, dan een bloemlezing uit zijn levenservaring minder een poging om uit te maken hoe hij was en hoe hij zich ontwikkeld heeft, dan een uiteenzetting over de ideeën die hij heeft opgedaan, geïllustreerd en verzacht met herinneringen. Als zodanig, ge schreven in een stijl die even discreet is als de keuze van het materiaal, kan zijn boek moeilijk verbeterd worden. Het gaat in dit tweede deel, zoals de titel aanduidt, over zijn leven in Engeland toen hij Japan verlaten had. Het was niet precies een terugkeer, want hij had tevoren niet lang in En geland gewoond. Hij voelde zich een beetje als een vreemde ling en vermaakt zich nu nog met een fantasie waarin hij een echte vreemdeling wil beoordelen. Hij draagt in die rol de naam dr. Gruber, ontleend aan zijn ontmoeting in Londen, kort voor de oorlog, met een Duitse vluchteling die „Ach, sind Sie wirklich Dr. Gruber!" uitriep. De doctor keert bij herhaling terug in het boek: „Wat zou ik gedacht hebben als ik dr. Gruber geweest was?" Deze aardigheid is kenmerkend voor de Plomeriaanse humor, met zo weinig ophef uitgewerkt dat een onachtzame lezer zich wel zou kunnen afvragen wie toch dit gediplomeerde personage was. Gelukkig laat het werk van Wiliam Plomer zich niet on achtzaam lezen. Het dwingt tot aandacht, niet door zijn com plicaties, maar door zijn evenwichtige stemming. Als men er die aandacht aan geeft, ziet men er de uitstekende eigen schappen en de bekoringen van en ontmoet vele personen (sommigen al vaak besproken, maar ook hier het ontmoeten waard, zoals de schrijvers van de Bloomsbury Group) en een mooie rijkdom aan denkbeelden. Het zal niet gauw gebeuren dat een lezer door het werk van William Plomer in vervoe ring gebracht wordt, maar ook niet dat hij er zelfs bij her lezing genoeg van krijgt. HET BOEK van William Plomer verwijst voor het grootste deel naar gebeurtenissen in de dertiger jaren. Dat heeft het gemeen met „Young People" van Wiliam Cooper, een roman overigens, maar ook een werk in een stemming voor herinne ringen. Een ander punt van overeenkomst is, dat beide boe ken zich ingetogen voordoen, alleen is het bij Plomer een zelfverzekerde ingetogenheid, bij Cooper een schuchtere. Het is een beetje verbazend dat Wiliam Cooper, wiens vijfde ro man dit is, in Engeland door verscheidene critici hoog ge schat wordt. Niet dat zijn boek slecht is. Het gaat in het begin over vier studenten aan een kleine universiteit, vervolgens steeds meer over één van hen in het bijzonder, verder ook over de ouders van een ander van de viér, vooral over de moeder, die een dansschool leidt en in het algemeen graag jonge mensen om zich heen heeft. De voornaamste van de vier studenten blijkt zijn vrienden en kennissen voor de gek te hebben gehouden over zijn familie, die van niet half zo goede stand is als hij deed voorkomen. Dat wordt hem eerst nogal kwalijk genomen door het meisje van de dans school, waarmee hij onder valse vlag getrouwd is, maar later verzoent zij er zich mee en staat hem terzijde in de moei lijke jaren als hij pas afgestudeerd is en geen werk kan vinden. Als hij tenslotte geschikt gebleken is voor de han del en zich snel verrijkt, begint hij ook met andere vrouwen te scharrelen en na een paar jaar scheidt het jonge echt paar, aan het einde van het boek. Dat is allemaal niet slecht geschreven. Het Engelse pro vinciestadje is er wel echt in voorzover men het ziet, want er ontbreekt nogal wat aan dat men er graag bij gehad willen hebben. Het is zelfs wel onderhoudend. En de ge sprekken van de vier jonge intellectuelen zijn soms inderdaad puntig. Maar daarmee zijn de schuwheid en de onhandigheid in het karakter van de roman nog niet overwonnen. In het begin, als de vier studenten gelijkwaardig in het verhaal optreden, zijn zij soms moeilijk uit elkaar te houden. Later, is ingeruimd. Ditkeer kan men bij voor beeld met „De zaak Makropoulos" ken nismaken, waarmee de Duitse Opera aan de Rijn begin juli naar Amsterdam en 's Gravenhage komt. De bijdrage van Wiesbaden zelf aan de afdeling muziekdramatische kunst be weer" van Ostrowski, waarin een tweede „Madame Bovary" optreedt als hoofdfi guur. Ook deze Katja staat op tegen de conventie of wat men er voor namen aan wil geven: de burgerlijkheid, de kleine zielen, het „ancien regime" of kortweg de sleur. Al deze begrippen, die feitelijk stond ditkeer uit de montering van „Der toch weer een en dezelfde zijn, vinden di- Widerspenstigen Zahmung" van Herman Goetz, die dit werk op een tekst van Wid- mann naar „De getemde feeks" van Shakespeare componeerde, Goetz, een vroegrijpe geest, maar reeds op zesender- tigjarige leeftijd in 1876 gestorven aan de gevolgen van tuberculose, ging (afgezien van ook al niet erg bekend symfonisch werk en kamermuziek) met deze enige opera de muziekgeschiedenis in. Een re pertoirestuk is het allerminst geworden. Beziet men in vergelijking de andere „een lingen" in het genre der Duitse of Oosten rijkse zangspelen, dan moet zij het reeds tegen „De Barbier van Bagdad" van Cor nelius of „Corregidor'-' van Wolf en zeker tegen „De vrolijke vrouwtjes van Wind sor" van Nicolai afleggen. Laatstgenoem de componist was evenals Goetz uit Ko ningsbergen afkomstig. Het lichtvoetige genre der - komische opera had in de romantische periode en het wagneriaanse tijdperk, waarin pathos en problematiek de toon aangaven, zeker een slechte kans. Ook het werk van Goetz beeft, ondanks aanvankelijke successen on der die stromingen sterk geleden. Toch kan men na een herhaalde kennismaking daarmee, waar Wiesbaden globaal gespro ken eer mee heeft ingelegd, de nog altijd heersende terughoudendheid wel enigs zins begrijpen. Wij geloven niet, dat de Kennismaking met hebt ze niet meegenomen toen je mijn kleren ging wegen. Ik weeg dus veel min der. Bij het station namen we een taxi naar huis. Ik gaf de chauffeur opdracht onder weg bij de bakker te stoppen. Zijn winkel zou nog wel open zijn. De kwestie van de weddenschap moest enkel even worden opgelost. De winkeljuffrouw keek wel een beetje verbaasd toen ze mij zag binnenkomen in regenjas en kort broekje, met aan mijn hand een damestas. Ik ontdeed me van de regenjas en zei dat ze me zeer zou verplichten, wanneer zij deze met de tas wilde wegen. Klaarblijkelijk vond ze het maar het beste een gek zijn zin te ge ven en dus voldeed ze onmiddellijk aan mijn verzoek. De tas en regenjas wogen drie-en-een-half pond. Dus mijn vrouw woog geen honderd zesenzeventig pond, maar hondertweeën zeventig en een half pond en ze was dus maar zeven-en-een-half pond aangeko men! Ik ging naar tante Priscilla en ver telde haar hoe we het in onze vakantie gehad hadden. Het relaas van de terugreis heb ik haar bespaard. Tante zou zich maar geschokt gevoeld hebben en ik had geen zin onterfd te worden. De weddenschap had me al genoeg aan zenuwen gekost! schuld daaraan op rekening van librettist Widmann moet worden geschreven. Inte gendeel, de scènes die zijn terug te bren gen tot zijn initiatief behoren tot de meest- geslaagde: de serenades bij voorbeeld on der het venster van Bianca, de uitwerking der kwasi-muzieklessen door de huwelijks kandidaten, het tumult in het huis van heer Baptista en dergelijke tafrelen meer. Waar het aan schort is geest, humor, een zekere luchtigheid, in welke opzichten een „Barbier van Bagdad" het ruimschoots wint. Het werk is soms bijna topzwaar van lyriek en ware de instrumentale kleur niet vrijwel overal geslaagd het zou om die eenzijdige instelling bij delen schier onverteerbaar zijn geworden. Is Goetz' Noorduitse afkomst met zijn svmpathie voor Brahms misschien er de oorzaak van, dat deze opera nu en dan op loden schoenen gaat en dat de Italiaanse geba ren van de zangers zo weinig steun krij gen van de muziek? Waar bleef in deze zoetgevooisde Katharina de felheid, die Shakespeare aan zijn hoofdrol gaf? Het de streven naar beperking hier altijd ar- verse vertegenwoordigers in het werk, van wie Maria Kabanova, Katja's schoon moeder en tegenpool, de machtigste en de aangenomen dochter Barbara de natuur lijkste is. Katja tekent geen openlijk ver zet aan, doch haar gehele levenshouding is een stil protest. Wanneer zij met haar liefde botst tegen de leugen, bekent zij zo maar, in het wilde weg, om daarna ook de laatste consequentie te aanvaarden. In dit libretto schuilt een natuurkracht, die zich ook naar buiten toe manifesteert. De Wolga waarin Katja zich verdrinkt, is van deze kracht het altijd aanwezige symbool. Het gegeven brengt een geladen span ning mee en heeft tegelijk een innerlijke uitstraling, die nog verhevigd wordt door Janatsjeks schokkende muziek. Men kan ook zeggen, dat diens aforistische uitdruk kingswijze zich bijzonder leent voor de korte golfslag van het drama, waaruit hij voor de opera enige pakkende scènes heeft bijeengevoegd. Ook hier vindt men in de vorm geen symmetrische perioden. Ook hier de primitieve melodiek, kort ei) in menigvuldige herhalingen, die wij van elders zo goed kennen de oneindig ge varieerde ritmische fantasie en een har moniek, even sterk als subtiel in de nu ance. De b-mol-akkoorden van de inleiding beheersen het gehele werk. Er is een chromatisch leidmotief, dat wel symbo lisch is genoemd voor het lot van men sen, die genoodzaakt zijn, te dicht opeen te leven en dat in talrijke varianten, on der telkens wisselende gemoedsstemmin gen terugkeert. Overeenkomstig het on derscheid in karakter opent de melodiek voor Katja wijdere perspectieven dan die voor Barbara, welke het volkslied meer nabij komt. Een diepe ontroering schenkt het uitklinken in de slotscène wanneer een ver vocaliserend koor zich in de harmo niek komt mengen. Hier, waar smart wordt gelouterd, raakt Janatsjek aan de hoogste toppen der muziek. Belgrado heeft het werk reeds enkele jaren op het repertoire. Van de bezetting, welke Wiesbaden kreeg voorgezet gaf Va- lerya Heybalova als Katja misschien wel de onvergetelijkste creatie. Men weet niet wat het meest te roemen: haar zangkunst of haar gelaatsexpressie, die elke mense lijke aandoening feilloos registreerde. Maar door haar eerst te noemen doet men dan feitelijk het ensemble weer te kort, dat zonder uitzondering typeringen gaf van de eerste rang. En in deze lofprijzing is dan ook begrepen dirigent Baranovic, die de voorstelling bovendien regisseerde en de assistentie had van een al even be kwaam ontwerper van decors en kos tuums. Een visionair toneelbeeld, exact belicht en met behulp van slechts een en kel naturalistisch requisiet, vervolmaak te de illusie. Ook op dit punt der aankle ding, waar het op vele plaatsen gehuldig- blijkt al weer, dat ook Goetz uiteindelijk Wagner, de Almachtige, niet op een af stand heeft kunnen houden, zodat bij wij len eerder een gepantserde Brünnhilde dan een huwbare zij het wat scrupuleuze signorina over de planken gaat. Intendant Schramm heeft met een zeer elastische regie de rijzende bezwaren blijkbaar enigszins willen ondervangen. Ook het decor en de in lichte pasteltinten gehouden kostumering poogden het werk tistiek verantwoord is, werkt dit Joegosla- visch instituut voorbeeldig. En het is zeer te betreuren, dat Holland in zijn Festival van deze zomer, om financiële redenen, behalve het ballet niet ook de Opera van Belgrado krijgt te beleven. M. v. D. Een scène uit „Katja Kabanova" van Janatsjek met de solisten van de opera van Belgrado. als de hoofdpersoon zich losgemaakt heeft uit het peloton, wacht men tevergeefs op de wending die al deze eenvoudige menselijke situaties in een licht zal zetten, waarin zij niet zo alledaags meer lijken. Dat zijn nog geen redenen om verwij ten te maken aan zo'n proper en naar levenswaarheid ge schreven verhaal, maar wat er tegenover staat is niet genoeg om een bijzondere aanbeveling te rechtvaardigen. Wat doen al die mensen daar in dat boek, als het niet is ons bevestigen wat wij zo ongeveer al wisten? Het ontbreekt aan die wen ding, die het uitzicht zou veranderen of op een andere manier opgevat aan eigenaardigheid en inspiratie aan de auteur. Alleen in een bescheiden zin is het een heel behoor lijk boek. Misschien was het vorige boek van William Cooper „Disquiet and Peace" veel beter. Er wordt in ieder geval een in drukwekkende reeks loftuitingen voor ge citeerd op de omslag van „Young People' en wie deze auteur wil leren kennen zou beter dat eens kun nen proberen. S. M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 20