IN WIESBADEN vertoonden de Joegoslaven
JANATSJEK
een aangrijpende opera van
Een monumentaal mozaïek
van Levinus Tollenaar
TWEE SOORTEN
DISCRETIE
Erbij
KORT VEHAAL DOOR
AAGE VHOVMAND
„De getemde feeks" van
Hermann Goetz
ZATERDAG 21 JUNI 1958
PAGINA VI EK
HET WAS NIET Levinus Tollenaars wens dat voor ijn
monumentale mozaïek in de St. Lucia-Ulo-school te Haarlem-
Noord dat veel te kokette lichtkroontje kwam te hangen. Liever
had hij ook een rustiger vloer gezien, al is deze in werkelijkheid
minder druk dan de foto doet vermoeden. Toen Tollenaar zijn
mozaïek te ontwerpen kreeg, had hij alleen nog te maken met
de vormen van het gebouw van de architecten, de gebroeders
Kraayvanger, die de verzorging van het interieur voor een deel
aan een ander moesten overlaten. Daar waar de hal overgaat
in de hoger gelegen maar onder één plafond gehouden open
aula een prachtige ruimte in een school, die toch niet zo'n
grote oppervlakte beslaat wordt de glaswand onderbroken
door de brede ommanteling van rookkanalen en dit brede
piloonachtige element in de architectuur verlangde een schil
dering of iets in die geest, dat de blik van de het gebouw bin
nenkomenden tot zich mocht trekken maar daarentegen de
aandacht van in de aula verkerenden niet mocht afleiden. Geen
„poppen" vond Tollenaar, maar een abstracte compositie, waar
in men zich kan denken wat men wil. Voor mij verkreeg zijn
resultaat iets landschappelijks. Het is of wolkenslierten de ver
binding vormen tussen de grote ramen. Het karakter van de
muur bleef bewaard door omhooggaande lijnen, die lijken te
wijzen naar een oog. een symbool dat meer gevoeld wordt
en ook werd door Tollenaar dan uitdrukkelijk door de kun
stenaar aan ons opgedrongen.
Tollenaar dacht zijn werk in de niet zo kostbare Zolnkofener
steen, die met zijn lichte gele, rose en grijze tinten, gescheiden
door donkere en lichte mortellijnen, toch edel genoeg bleek.
De op het gebied der monumentale kunsten werkzame schil
der en beeldhouwer kan zich het best ontwikkelen met reële
opgaven. De opdrachtgever dient dus iets te riskeren. Temeer
waar ook de architectuur steeds nieuwe mogelijkheden schept.
Nu heeft Tollenaar al enige ervaringen kunnen opdoen en in
grote ruimten leren denken. Zijn resultaat lijkt mij hier een
bewijs van. Hij ziet zijn functie als een dienende en zo zullen
zijn ontwerpen bepaald worden door het architectonische ge
geven en de functie van het gebouw.
Bij de vervaardiging van zijn werkstuk werd Tollenaar ge
assisteerd door een groep leerlingen van de Kennemer Streek
school, die naast metselaar en voeger als apen in de steigers
hingen toen de gezaagde brokken aan de muur gehecht konden
worden.
Bob Buys
HET PUBLIEK van de meifeesten te
Wiesbaden, die ieder jaar, als de Taunus-
stad op haar mooist is, de reeks der Euro
pese muziekfestivals openen, moest dit-
keer allereerst een teleurstelling verwer
ken". De Argentijnse Kameropera, die had
beloofd ons een inzicht te zullen geven hoe
het in een der belangrijkste muziekcen
trums van Zuid-Amerika is gesteld en te
gelijk doen kennismaken met enige wel
verzorgde uitvoering van „Mathis der Ma
ler" en daar voor alles heeft men
voor het eerst aandacht gevraagd voor
opera en ballet uit Belgrado, een der bes
te ensembles van het continent, thans voor
de vijfde keer in successie op bezoek.
Behalve dat evenals in de beide vorige
seizoenen wederom „Prins Igor" van Bo-
rodine en het folkloristische dansspel „De
duivel in het dorp" werden vertoond,
kome theaterwerkjes van Telemann, Ci- bracht men „Katja Kabanova" van Leos
marosa, Handel en Pergolesi, moest op
het laatste ogenblik verstek laten gaan.
Niet ongebruikelijke regeringsmoeilijkhe
den in dat land veroorzaakten een stag
natie in de voorbereiding der tournee,
waardoor men nog wel de Expo dacht te
kunnen halen, maar Wiesbaden moest
Janatsjek tot vertoning. De herdenking
van de sterfdag van deze grote musicus
dertig jaar geleden, was hier de aanlei
ding toe. In zijn geboorteland worden te
Praag en Brno (Brünn) te zijner nage
dachtenis muziekfeesten gehouden. Maar
onmiddellijk daarna moet Wiesbaden wor-
overslaan. Intussen bleef "er nog genoeg den genoemd, waar men veel voor de stij-
over dat de reis kon lonen naar deze stad,
die dank zij de voortvarendheid van inten
dant Schramm, op het stuk van initiatie
ven nooit tekort is geschoten. Daar heeft
men de Grieken voor het eerst in het wes
ten van Europa kunnen horen, daar stond
vorig jaar nog Paul Hindemith per
soonlijk borg voor een tot in de puntjes
gende waardering van Janatsjek heeft bij
gedragen. Na „Uit een dodenhuis" en „Je-
nufa" kwam ook „Het slimme vosje" op
de programma's der meifeesten voor.
Hierbij moet worden opgemerkt, dat ook in
het Holland Festival de laatste jaren veel
plaats voor de werken van deze componist ning. Zij geeft het stramien van „Het On
naar blijdere sferen terug te halen. Men
had deze „Feeks" deswege overgebracht
van de Italiaanse renaissance naar de
Biedermeiertijd, waar op zichzelf niets op
tegen is. Indien tenminste decorateur Ru-
odi Barth, wiens veelzijdigheid men ove
rigens te Wiésbaden op een expositie van
zijn decorschetsen kon bewonderen, voor
een wat pittiger aankleding had gezorgd.
Het uittentreure herhaalde kruissteekmo-,
tief op een wit fond de obsessie van
een niet eindigende merklap, waarmede
gevel, interieuren en tuin het moesten
doen werkte echter al te naïef en har
monieerde derhalve slechts in zoverre
met de opera, dat het „wenn-schon-denn-
schon"-karakter zich ook in het uiterlijk
aspect herhaalde.
DAN IS DE BEURT aan de Joegosla
ven. De opera „Katja Kabanova" waar
van zij een bij momenten adembenemen
de voorstelling te beleven gaven is ge
bouwd op een typisch Russisch drama
van opstandigheid, schuld en boetedoe-
NETTO GEWICHT
HET HEEFT ONS echt goed gedaan,
merkte mijn vrouw op. We zaten in de
wachtkamer van het havenstation van Ka-
lundborg en waren op weg naar huis, na
een vakantie van veertien dagen aan zee.
Ja, zei ik. Jij vooral hebt je flink te
goed gedaan. Gisteren bijvoorbeeld., ik
geloof dat je drie keer carbonade met ap
pelmoes hebt genomen. Ik wil wedden, dat
je deze vakantie wel tien pond bent aan
gekomen
Onmogelijk! Je weet, hoe matig ik al
tijd ben.
Zullen we weden?
Ja, als jet het met alle geweld wilt.
Wie verliest, moet tante Priscilla een
doos bonbons gaan brengen.
Ik nam de weddenschap aan. Maar hoe
konden we nu gewaar worden w.ie van ons
beiden gelijk had?
Daar staat een weegschaall riep ik uit.
Dank je wel. Dacht je dat ik me met
kleren en al ging wegen?
Mijn vrouw weegt zich iedere week, wan
neer ze in het bad geweest is. De dag voor
we met vakantie gingen woog ze honderd
vijfenzestig pond. Dit is heus een familie
geheim. Het spijt me dat ik het aan de
openbaarheid moet prijsgeven, maar ik
troost me maar met de gedachte dat mijn
vrouw dit niet zal lezen.
Oh, zo'n flodderig zomerjurkje maakt
geen verschil! volhardde ik.
Maar ik heb nog meer aan., en dan
m'n hoed., en m'n schoenen., en rh'n
kogels! Dat is het tweede familiegeheim:
m'n vrouw naait altijd kogels in de zoom
van haar jurk, omdat die anders niet recht
hangt.
Nou goed, zei ik, dan laat je je maar
wegen zonder kleren!
Zonder kleren? M'n vrouw keek me aan
met ogen als schoteltjes. Dacht jij, dat ik
daar op die weegschaal ging staan zonder
kleren aan?
Natuurlijk niet. Tenminste niet hele
maal zo. Maar met een beetje goede wil
krijgen we dat wel voor elkaar. Eerst laat
je je wegen met je kleren aan. Dan ga je
naar die telefooncel en kleed je je uit
Ik weeg je kleren en als we dat gewicht
nu aftrekken van het eerste gewicht, we
ten we hoeveel jij zonder kleren aan weegt.
Ja., maar., kan dat hier..?
Natuurlijk! Over een uur gaat onze
trein pas!
Ik vind het wel een beetje eng! Stel
je voor dat er iemand de telefooncel in
komt lopen en mij ziet?
Wat geeft dat nou? Bovendien, niemand
loopt een telefooncel binnen, wanneer hij
ziet dat er iemand aan het opbellen is.
Er zit matglas in en niemand ziet je wan
neer je niet tegen het glas leunt. Je kan
trouwens ook nog je hand op de deurknop
houden. Je bent toch niet bang?
Dat liet m'n vrouw niet op zich zitten en
bovendien wilde ze de weddenschap win
nen. Ze was er volkomen zeker van, dat
ik de volgende dag naar tante Priscilla
zou moeten gaan om haar een doos bon
bons te brengen en om haar klachten aan
te horen..
Even later stond mijn vrouw op de weeg
schaal. Ik zocht een geldstuk in m'n porte-
monnaie, stopte het in de gleuf en toen
wachtten we beiden gespannen het resul
taat af.
Honderdentachtig pond! Het werd bepaald
opwindend. Bevallig en opgewekt stapte
mijn vrouw van de weegschaal. Ze legde
haar tas en regenjas op een bank en ver
dween in de telefooncel.
Een minuut later werd de deur op een
kiertje geopend en een bundeltje kleren:
japon, ondergoed, kousen, schoenen enzo
voorts, die dagelijks dienen om het bekoor
lijke lichaam van mijn betere helft te be
schermen tegen de nieuwsgierige blikken
van de massa, werd me overhandigd.
Je hebt me de telefoongids er toch niet
bijgegeven? vroeg ik, terwijl ik het bun
deltje aannam. Hou je nou maar kalm
en doe net alsof je telefoneert.
Goed. Wat moet ik zeggen?
Wat je moet zeggen? Vraag je mij wat
je moet zeggen? En anders kan je je mond
twintig minuten lang niet meer dicht krij
gen, wanneer je telefoneert. Verbeeld je
maar, dat je mevrouw Hanson aan de lijn
hebt. Ik gooide weer een geldstuk in de
gleuf en ging op de weegschaal staan met
het bundeltje kleren onder de arm. Ik was
er van overtuigd, dat zo'n grote machine
vast en zeker niet zo'n klein bundeltje goed
zou kunnen wegen en waarom zou ik bo
vendien niet van de gelegenheid gebruik
maken me zelf te wegen voor het zelfde
geld?
De weegschaal wees honderdvijfenveer
tig pond aan. Ik gooide het bundeltje kle
ren op de grond en nu woog ik honderd
een enveertig pond! Ik heb altijd erg goed
kunnen rekenen en ik kwam dus al heel
gauw tot de ontdekking, dat de kleren van
mijn vrouw vier pond wogen.
Wat ik echter niet wist was.dat een gro
te, zwarte poedel evenveel interesse moest
hebben gehad voor de weegschaal als ik.
En toen ik de kleren neergooide, was hij
buiten zich zelf van blijdschap, dat ik van
plan scheen met hem te gaan spelen. Hij
pakte de klerenen rende er mee de
wachtkamer door.
Ik schoot er als een snoek achteraan, naar
toen het dier dat merkte werd hethele
maal stapel. Het holde alè eën bezetene
langs de kade en werd hoe langer hoe .-.vro
lijker. De schoenen liet de poedel geluk
kig tamelijk gauw vallen en toen de hoed.
Maar het beest zelf kreeg ik niet te pak
ken. Telkens wanneer ik dacht dat ik hem
had, gleed hij me weer tussen de vingers
weg. De meer dan gekke vertoning ver
wekte nogal wat hilariteit onder het pu
bliek, vooral bij het jeugdige deel, dat de
poedel met vrolijke bijvalskreten aanvuur
de. En toen tenslotte een troep matrozen
van een schip, dat aan de kade gemeerd
lag, de hond begon te fluiten, beantwoord
de de poedel deze attentie door met een
flinke vaart de loopplank over te schie
ten. Helaas was een botsing tegen de
wand onvermijdelijk. De hond liet zijn
vrachtje vallen. En toen ik hijgend aan
kwam rennen, zag ik nog net hoe de zo
merjurk van mijn vrouw en al haar on
misbare kledingstukken naar de bodem
van de haven zonken, dank zij de loden
kogels in de zoom
Hoera! Ik heb gewonnen! schreeuwde
ik zo enthousiast mogelijk door de kier
van de telefoonceldeur. De kleren wogen
vier pond! Je bent dus precies elf pond
aangekomen! Je mag tante Priscilla met
een wel opbellen dat je komt. Je staat
nu toch in de cel.
Ja, maar eerst m'n kleren! viel m'n
vrouw me in de rede. Ik gaf haar hoed
en de schoenen.
Waar is de rest? vroeg m'n vrouw klap
pertandend. Zo vriendelijk mogelijk leg
de ik uit, dat het door ongelukkige om
standigheden momenteel erg moeilijk was
de klere, te overhandigen, omdat ze op
de bodem van de haven lagen.
Ik wil niet in details treden over de stroom
van woorden, die op dat moment over m'n
hoofd werd uitgestort. Haar woordkeus
was geladen met hartstocht, zoals de psy
chologen dat zo aardig zeggen en was, om
zo te zeggen, alleen voor mijn oren be
stemd. Maar omdat er nogal wat mensen
voor de telefooncel waren gaan staan, zat
er niets anders op dan dat ik ook maar de
cel binnenwipte om met m'n vrouw te con
fereren. De. hoofdpunten van de korte,
geanimeefdé bespreking dre volgde, wa
ren dat-over tien minuten-onze trein ver
trok, dat in die korte tijd de gezonken kle
dingstukken niet konden worden opgevist,
en dat onze financiële positie en het eind
van mijn vakantie niet toelieten, dat we
nog langer bleven.
Toen dit goed tot ons was doorgedrongen,
stelde mijn vrouw de vraag aan de orde of
ik een „heer" was of niet. Ik beaamde het
onmiddellijk. De consequenties van mijn
woorden bleken toen we enkele minuten
later de deur van de telefooncel openden,
om voor een stomverbaasd publiek naar
buiten te stappen, mijn vrouw gekleed in
mijn pak en ik in shirt en kort onderbroek
je. Als compensatie mocht ik de regenjas
van m'n vrouw aantrekken, die ergens op
een bank lag.
TOEN WE, zittend in de trein, bijna op de
plaats van bestemming waren aangeko
men, straalde mijn vrouw ineens van
vruegde en riep uit:
De regenjas... en de tas!
Wat bedoel je? vroeg ik.
Wel, die had ik in m'n hand toen ik
me ging wegen, de regenjas en de tas,
waar ook nog jouw kiektoestel in zit. We
hebben ze op een bank neergelegd en jij
De kroniek der En
gelse litteratuur is
ditkeer gewijd aan
„At Home" van Wil
liam Plomer en
Young People" van
William Cooper, res
pectievelijk bij Jona
than Cape en Mac-
millan in Londen
verschenen.
AT HOME is het tweede autobiografische boek van Wil
liam Plomer, die in het eerste „Double Lives" zijn jeugd
in Zuid-Afrika en Engeland en zijn leven in Japan, waar hij
een baantje had aan de universiteit van Tokio, behandelde.
Het idee van het dubbele leven is op allerlei manieren toe
passelijk, zowel op hemzelf als op de andere mensen van wie
hij vertelt, maar in het bijzonder op twee van zijn eigen
levens: het leven dat hij geleid moet hebben en het leven
dat hij beschrijft. Discretie is een zo opvallende karakteristiek
van zijn atobiografie, dat men de indruk heeft nog minder
over zijn intieme ondervindingen te horen dan hij ervan ver
telt. Een vriend verbaasde zich erover lezen wij in „At
Home" dat hij ooit tijd vond voor litterair werk, zo opge
wonden als hij was. Daar zou de lezer niet aan gedacht
hebben. Wiliam Plomer schrijft alsof hij altijd zijn even
wicht bewaard heeft. En men heeft de hulp van de vriend
nodig om overtuigd te worden, dat hij inderdaad bijna alle
vertrouwelijkheden heeft weggelaten en niet in werkelijkheid
zo'n beheerst leven heeft geleid als zijn tekst vertoont. Later
wordt men ook geholpen door zijn woorden: „De nabijheid
van de laatste twintig jaar zou het ongepast maken om over
mijn eigen, meer intieme verantwoordelijkheden te spreken,
zelfs als ik daar de behoefte aan voelde
Hij voelt die behoefte dus waarschijnlijk niet. Zijn auto
biografie is minder een beschrijving van zijn leven, dan een
bloemlezing uit zijn levenservaring minder een poging om
uit te maken hoe hij was en hoe hij zich ontwikkeld heeft,
dan een uiteenzetting over de ideeën die hij heeft opgedaan,
geïllustreerd en verzacht met herinneringen. Als zodanig, ge
schreven in een stijl die even discreet is als de keuze van
het materiaal, kan zijn boek moeilijk verbeterd worden.
Het gaat in dit tweede deel, zoals de titel aanduidt, over zijn
leven in Engeland toen hij Japan verlaten had. Het was niet
precies een terugkeer, want hij had tevoren niet lang in En
geland gewoond. Hij voelde zich een beetje als een vreemde
ling en vermaakt zich nu nog met een fantasie waarin hij
een echte vreemdeling wil beoordelen. Hij draagt in die rol
de naam dr. Gruber, ontleend aan zijn ontmoeting in Londen,
kort voor de oorlog, met een Duitse vluchteling die „Ach,
sind Sie wirklich Dr. Gruber!" uitriep. De doctor keert bij
herhaling terug in het boek: „Wat zou ik gedacht hebben als
ik dr. Gruber geweest was?" Deze aardigheid is kenmerkend
voor de Plomeriaanse humor, met zo weinig ophef uitgewerkt
dat een onachtzame lezer zich wel zou kunnen afvragen wie
toch dit gediplomeerde personage was.
Gelukkig laat het werk van Wiliam Plomer zich niet on
achtzaam lezen. Het dwingt tot aandacht, niet door zijn com
plicaties, maar door zijn evenwichtige stemming. Als men
er die aandacht aan geeft, ziet men er de uitstekende eigen
schappen en de bekoringen van en ontmoet vele personen
(sommigen al vaak besproken, maar ook hier het ontmoeten
waard, zoals de schrijvers van de Bloomsbury Group) en een
mooie rijkdom aan denkbeelden. Het zal niet gauw gebeuren
dat een lezer door het werk van William Plomer in vervoe
ring gebracht wordt, maar ook niet dat hij er zelfs bij her
lezing genoeg van krijgt.
HET BOEK van William Plomer verwijst voor het grootste
deel naar gebeurtenissen in de dertiger jaren. Dat heeft het
gemeen met „Young People" van Wiliam Cooper, een roman
overigens, maar ook een werk in een stemming voor herinne
ringen. Een ander punt van overeenkomst is, dat beide boe
ken zich ingetogen voordoen, alleen is het bij Plomer een
zelfverzekerde ingetogenheid, bij Cooper een schuchtere. Het
is een beetje verbazend dat Wiliam Cooper, wiens vijfde ro
man dit is, in Engeland door verscheidene critici hoog ge
schat wordt. Niet dat zijn boek slecht is. Het gaat in het begin
over vier studenten aan een kleine universiteit, vervolgens
steeds meer over één van hen in het bijzonder, verder ook
over de ouders van een ander van de viér, vooral over de
moeder, die een dansschool leidt en in het algemeen graag
jonge mensen om zich heen heeft. De voornaamste van de vier
studenten blijkt zijn vrienden en kennissen voor de gek te
hebben gehouden over zijn familie, die van niet half zo
goede stand is als hij deed voorkomen. Dat wordt hem
eerst nogal kwalijk genomen door het meisje van de dans
school, waarmee hij onder valse vlag getrouwd is, maar later
verzoent zij er zich mee en staat hem terzijde in de moei
lijke jaren als hij pas afgestudeerd is en geen werk kan
vinden. Als hij tenslotte geschikt gebleken is voor de han
del en zich snel verrijkt, begint hij ook met andere vrouwen
te scharrelen en na een paar jaar scheidt het jonge echt
paar, aan het einde van het boek.
Dat is allemaal niet slecht geschreven. Het Engelse pro
vinciestadje is er wel echt in voorzover men het ziet,
want er ontbreekt nogal wat aan dat men er graag bij gehad
willen hebben. Het is zelfs wel onderhoudend. En de ge
sprekken van de vier jonge intellectuelen zijn soms inderdaad
puntig. Maar daarmee zijn de schuwheid en de onhandigheid
in het karakter van de roman nog niet overwonnen. In het
begin, als de vier studenten gelijkwaardig in het verhaal
optreden, zijn zij soms moeilijk uit elkaar te houden. Later,
is ingeruimd. Ditkeer kan men bij voor
beeld met „De zaak Makropoulos" ken
nismaken, waarmee de Duitse Opera aan
de Rijn begin juli naar Amsterdam en
's Gravenhage komt.
De bijdrage van Wiesbaden zelf aan de
afdeling muziekdramatische kunst be
weer" van Ostrowski, waarin een tweede
„Madame Bovary" optreedt als hoofdfi
guur. Ook deze Katja staat op tegen de
conventie of wat men er voor namen aan
wil geven: de burgerlijkheid, de kleine
zielen, het „ancien regime" of kortweg de
sleur. Al deze begrippen, die feitelijk
stond ditkeer uit de montering van „Der toch weer een en dezelfde zijn, vinden di-
Widerspenstigen Zahmung" van Herman
Goetz, die dit werk op een tekst van Wid-
mann naar „De getemde feeks" van
Shakespeare componeerde, Goetz, een
vroegrijpe geest, maar reeds op zesender-
tigjarige leeftijd in 1876 gestorven aan de
gevolgen van tuberculose, ging (afgezien
van ook al niet erg bekend symfonisch
werk en kamermuziek) met deze enige
opera de muziekgeschiedenis in. Een re
pertoirestuk is het allerminst geworden.
Beziet men in vergelijking de andere „een
lingen" in het genre der Duitse of Oosten
rijkse zangspelen, dan moet zij het reeds
tegen „De Barbier van Bagdad" van Cor
nelius of „Corregidor'-' van Wolf en zeker
tegen „De vrolijke vrouwtjes van Wind
sor" van Nicolai afleggen. Laatstgenoem
de componist was evenals Goetz uit Ko
ningsbergen afkomstig.
Het lichtvoetige genre der - komische
opera had in de romantische periode en
het wagneriaanse tijdperk, waarin pathos
en problematiek de toon aangaven, zeker
een slechte kans. Ook het werk van Goetz
beeft, ondanks aanvankelijke successen on
der die stromingen sterk geleden. Toch
kan men na een herhaalde kennismaking
daarmee, waar Wiesbaden globaal gespro
ken eer mee heeft ingelegd, de nog altijd
heersende terughoudendheid wel enigs
zins begrijpen. Wij geloven niet, dat de
Kennismaking met
hebt ze niet meegenomen toen je mijn
kleren ging wegen. Ik weeg dus veel min
der.
Bij het station namen we een taxi naar
huis. Ik gaf de chauffeur opdracht onder
weg bij de bakker te stoppen. Zijn winkel
zou nog wel open zijn. De kwestie van de
weddenschap moest enkel even worden
opgelost.
De winkeljuffrouw keek wel een beetje
verbaasd toen ze mij zag binnenkomen in
regenjas en kort broekje, met aan mijn
hand een damestas. Ik ontdeed me van
de regenjas en zei dat ze me zeer zou
verplichten, wanneer zij deze met de tas
wilde wegen. Klaarblijkelijk vond ze het
maar het beste een gek zijn zin te ge
ven en dus voldeed ze onmiddellijk aan
mijn verzoek.
De tas en regenjas wogen drie-en-een-half
pond. Dus mijn vrouw woog geen honderd
zesenzeventig pond, maar hondertweeën
zeventig en een half pond en ze was dus
maar zeven-en-een-half pond aangeko
men! Ik ging naar tante Priscilla en ver
telde haar hoe we het in onze vakantie
gehad hadden. Het relaas van de terugreis
heb ik haar bespaard. Tante zou zich maar
geschokt gevoeld hebben en ik had geen
zin onterfd te worden. De weddenschap
had me al genoeg aan zenuwen gekost!
schuld daaraan op rekening van librettist
Widmann moet worden geschreven. Inte
gendeel, de scènes die zijn terug te bren
gen tot zijn initiatief behoren tot de meest-
geslaagde: de serenades bij voorbeeld on
der het venster van Bianca, de uitwerking
der kwasi-muzieklessen door de huwelijks
kandidaten, het tumult in het huis van
heer Baptista en dergelijke tafrelen meer.
Waar het aan schort is geest, humor, een
zekere luchtigheid, in welke opzichten een
„Barbier van Bagdad" het ruimschoots
wint. Het werk is soms bijna topzwaar
van lyriek en ware de instrumentale kleur
niet vrijwel overal geslaagd het zou om
die eenzijdige instelling bij delen schier
onverteerbaar zijn geworden. Is Goetz'
Noorduitse afkomst met zijn svmpathie
voor Brahms misschien er de oorzaak
van, dat deze opera nu en dan op loden
schoenen gaat en dat de Italiaanse geba
ren van de zangers zo weinig steun krij
gen van de muziek? Waar bleef in deze
zoetgevooisde Katharina de felheid, die
Shakespeare aan zijn hoofdrol gaf? Het de streven naar beperking hier altijd ar-
verse vertegenwoordigers in het werk,
van wie Maria Kabanova, Katja's schoon
moeder en tegenpool, de machtigste en de
aangenomen dochter Barbara de natuur
lijkste is. Katja tekent geen openlijk ver
zet aan, doch haar gehele levenshouding
is een stil protest. Wanneer zij met haar
liefde botst tegen de leugen, bekent zij
zo maar, in het wilde weg, om daarna ook
de laatste consequentie te aanvaarden. In
dit libretto schuilt een natuurkracht, die
zich ook naar buiten toe manifesteert. De
Wolga waarin Katja zich verdrinkt, is van
deze kracht het altijd aanwezige symbool.
Het gegeven brengt een geladen span
ning mee en heeft tegelijk een innerlijke
uitstraling, die nog verhevigd wordt door
Janatsjeks schokkende muziek. Men kan
ook zeggen, dat diens aforistische uitdruk
kingswijze zich bijzonder leent voor de
korte golfslag van het drama, waaruit hij
voor de opera enige pakkende scènes
heeft bijeengevoegd. Ook hier vindt men
in de vorm geen symmetrische perioden.
Ook hier de primitieve melodiek, kort ei)
in menigvuldige herhalingen, die wij van
elders zo goed kennen de oneindig ge
varieerde ritmische fantasie en een har
moniek, even sterk als subtiel in de nu
ance. De b-mol-akkoorden van de inleiding
beheersen het gehele werk. Er is een
chromatisch leidmotief, dat wel symbo
lisch is genoemd voor het lot van men
sen, die genoodzaakt zijn, te dicht opeen
te leven en dat in talrijke varianten, on
der telkens wisselende gemoedsstemmin
gen terugkeert. Overeenkomstig het on
derscheid in karakter opent de melodiek
voor Katja wijdere perspectieven dan die
voor Barbara, welke het volkslied meer
nabij komt. Een diepe ontroering schenkt
het uitklinken in de slotscène wanneer een
ver vocaliserend koor zich in de harmo
niek komt mengen. Hier, waar smart
wordt gelouterd, raakt Janatsjek aan de
hoogste toppen der muziek.
Belgrado heeft het werk reeds enkele
jaren op het repertoire. Van de bezetting,
welke Wiesbaden kreeg voorgezet gaf Va-
lerya Heybalova als Katja misschien wel
de onvergetelijkste creatie. Men weet niet
wat het meest te roemen: haar zangkunst
of haar gelaatsexpressie, die elke mense
lijke aandoening feilloos registreerde.
Maar door haar eerst te noemen doet men
dan feitelijk het ensemble weer te kort,
dat zonder uitzondering typeringen gaf
van de eerste rang. En in deze lofprijzing
is dan ook begrepen dirigent Baranovic,
die de voorstelling bovendien regisseerde
en de assistentie had van een al even be
kwaam ontwerper van decors en kos
tuums. Een visionair toneelbeeld, exact
belicht en met behulp van slechts een en
kel naturalistisch requisiet, vervolmaak
te de illusie. Ook op dit punt der aankle
ding, waar het op vele plaatsen gehuldig-
blijkt al weer, dat ook Goetz uiteindelijk
Wagner, de Almachtige, niet op een af
stand heeft kunnen houden, zodat bij wij
len eerder een gepantserde Brünnhilde
dan een huwbare zij het wat scrupuleuze
signorina over de planken gaat.
Intendant Schramm heeft met een zeer
elastische regie de rijzende bezwaren
blijkbaar enigszins willen ondervangen.
Ook het decor en de in lichte pasteltinten
gehouden kostumering poogden het werk
tistiek verantwoord is, werkt dit Joegosla-
visch instituut voorbeeldig. En het is zeer
te betreuren, dat Holland in zijn Festival
van deze zomer, om financiële redenen,
behalve het ballet niet ook de Opera van
Belgrado krijgt te beleven.
M. v. D.
Een scène uit „Katja Kabanova" van
Janatsjek met de solisten van de opera
van Belgrado.
als de hoofdpersoon zich losgemaakt heeft uit het peloton,
wacht men tevergeefs op de wending die al deze eenvoudige
menselijke situaties in een licht zal zetten, waarin zij niet zo
alledaags meer lijken. Dat zijn nog geen redenen om verwij
ten te maken aan zo'n proper en naar levenswaarheid ge
schreven verhaal, maar wat er tegenover staat is niet genoeg
om een bijzondere aanbeveling te rechtvaardigen. Wat doen
al die mensen daar in dat boek, als het niet is ons bevestigen
wat wij zo ongeveer al wisten? Het ontbreekt aan die wen
ding, die het uitzicht zou veranderen of op een andere
manier opgevat aan eigenaardigheid en inspiratie aan de
auteur. Alleen in een bescheiden zin is het een heel behoor
lijk boek. Misschien was het vorige boek van William Cooper
„Disquiet and Peace"
veel beter. Er wordt
in ieder geval een in
drukwekkende reeks
loftuitingen voor ge
citeerd op de omslag
van „Young People'
en wie deze auteur
wil leren kennen zou
beter dat eens kun
nen proberen.
S. M.