Vraag geen verfvraag RIP O LIN
Jean Vilar als „Hendrik de Vierde
Van alles teveel in „De Tien Geboden"
Nieuwe symfonie van Lex van Delden
De interkerkelijke
hulpverlening
Oorlogsmonument in
Keulen onthuld
Drie exposities in Haarlem
%aat~twda
ZATERDAG 21 JUNI 195
8
9
KERKELIJK LEVEN
Dodelijk verkeersongeluk
DE MILLE IS MATELOOS
Van Mari Andriessen
*5B
KUNSTMAAND AMSTERDAM
Vrijwilligersmedaille
Komische opera in
Boekenweek 1959
Balletmeester van opera
weigert contract
99
IIIIlL
S CHIE-BROEK
Ontvluchte arrestant
aangehouden
Het christelijk geloof omvat niet alleen
een aantal dogma's, maar heeft ook te
maken met een bepaalde manier van le
ven, waarbij in eerste instantie de mede
mens in het geding is vooral wanneer hij
door moeilijke omstandigheden behoefte
heeft aan daadwerkelijke steun. De We
reldraad van Kerken heeft dit goed be
grepen en is daarom niet alleen een tref
punt van meningen, maar ook een uit
gangspunt voor hulp. Met het oog op dit
laatste is onder meer opgericht de „Inter-
church Ajd" (de interkerkelijke hulpver
lening). Een onzer landgenoten, mevrouw
M. Hooykaas-Schiff, is van de oprichting
var. deze organisatie tol heden toe hierbij
a;s bestuurslid werkzaam.
In het juninummer van de „Gemeen
schap der kerker (het maandblad van de
Oecumenische Raad van Kerken in Ne
derland) heeft mevrouw Hooykaas een en
ander verteld over het ontstaan, de groei
en de werkzaamheden van de interkerke
lijke hulpverlening en hei is goed om uit
deze betrouwbare bron te vernemen hoe
zeer de Wereldraad van Kerken het gebod
van de naastenliefde 1er harte en ter hand
heeft genomen. Orr, hiervan een indruk te
geven laten wij haar vandaag in onze ru
briek aan het woord kornen.
Wanneer men de lange lijsten bekijkt,
die beginnen met: ploegen, zaden en fok-
vee, om dan via auto's, fietsen, kleding en
voed§ol te belanden bij- noodkeuken, to-
gastof, theologische litteratuur en de bij
bel, dan zullen degenen, die niet met deze
zeer uiteenlopende artikelen moeten wer
ken, zich wel eens afvragen, wat deze za
ken met elkaar te maken hebben. Toch
hoort dit alles bij elkaar: het zijn goede
ren, die het Oecumenisch Hulpwerk over
de hele wereld verzendt. Het is voor hen,
die als vertegenwoordigers van de diverse
kerken met elkaar dit werk verrichten
soms niet eenvoudig zich dè geestelijke
achtergronden bewust te blijven.
Waar is die geestelijke achtergrond,
vanneer men z.ch moet bezig houden met
de vraag, hoe men de aankoop van zestig
duizend eende-eieren moet financieren,
die voor de broedmachines van Korea be-
slemd zijn, of wanneer men overweegt
duizend kuikens voor Sardinië te kopen?
Zou de predikant, die onlangs van New
York naar Nepal vloog als verzorger van
zevenenvijftig schapen, twintig kalveren
en viif varkens zich nog erg van zijn pre-
dikanischap bewu=t zijn geweest?
Waarom leest men zo vaak met verba
zing de verslagen over het oecumenisch
hulpwerk? Waarom kijken de mensen zo
verwonderd, wanneer zij horen over het
werk, dat door het Wereldraadteam in
Griekenland wordt verricht? Is het zo
vreemd, dat een kippenfokker. een land
bouw- cn waterbouwkundige, een naaister
en ccn huisvrouw uit naam van de Ker
ken aan de Griekse bevolking leren een
menswaardig bestaan op te loouwen na
een wereld- en een burgeroorlog? Waar
schijnlijk komt de verwondering door het
feit, dat wij maar al te zeer vergeten zijn,
dat naastenliefde en barmhartigheid om
gezet moeten worden in zeer alledaagse
daden.
Eerst wederopbouw
De oorspronkelijke opzet van het Oecu
menische Hulpwerk was overigens anders.
Toen zij in de oorlogsjaren met haar ar
beid begon lag de nadiuk sterk op de we
deropbouw. Men wilde de verwoeste ker
ken opbouwen en hel kerkelijk leven her
stellen. Men begreep wel, dat dit alleen
zin kon hebben, wanneer de leden van die
kerken in staat waren, geestelijk en ma
terieel, dit leven weer op te vangen en
voort te zeiten. Later ontstond heel dui
delijk een tweede taak: het gaat niet al
leen om op te bouwen wat verwoest werd,
maar wij moeten elkaar ook helpen en
bijstaan bij alles wat voor één te zwaar
is. Zo groeide een zeer materialistisch
werk tegen een sterk geestelijke achter
grond en het is duicelijk, dat men hier
vaak op voor de Kerk onverwachte paden
kwam.
In de eerste jaren na de oorlog was er
slechts een klein aantal „gevende" landen:
Amerika, Engeland. Zweden en Zwitser
land met name. Men meende, dat alleen
de grote en rijke kerken konden geven
en de arme kerken konden ontvangen.
Maar zeker in die tijd heeft men de waar
heid van het gezegde ervaren: het is scho
ner te geven dan te ontvangen, met hoe
grote liefde de gaven ook geschonken
werden.
Nederlandse bijdrage
In 1948 konden rie Nederlandse kerken
op hun wijze reeds bijdragen in de nood
door hongerige kinderen uit Oostenrijk,
Hongarije en Duitsland op te nemen. Wij
hadden in onze moeilijkste jaren voor
miljoenen guldens uit het buitenland ont
vangen, doch wanneer men de hulp aan
hongerige kinderen in geld mag uitdruk
ten, gaven ook wij door deze hulp een
paar miljoen gulden weer terug. Van dat
ogenblik af konden de Nederlandse kerken
gerekend worden onder de zich uitbrei
dende groep van „gevende" kerken. Dui
delijker werd echter de gedachte van in
terkerkelijke hulp tot uitdrukking ge
bracht na de watersnood, toen Nederland
opnieuwd „ontvangend" werd en giften
ontving tot een bedrag van tweeëneen
half miljoen gulden, geschonken door ker
ken uit de gehele wereld. Deze zelfde lijn
van wisselend „geven" en „ontvangen" is
ook zichtbaar in de kerken van vele an
dere landen.
Hoewel er reeds veel gedaan is, moet
men tegen de achtergrond van de vele en
grote noden in de wereld zeggen, dat de
interkerkelijke hulpverlening eigenlijk
oog maar pas begonnen is. De kerken en
haar leden hebben nog veel te leren. Maar
laten we blij zijn, dat het begin gemaakt
Is en hopen, dat op de ingeslagen weg met
steeds groter liefde voortgegaan wordt,
opdat wij aan deze vermaterialiseerde we
reld kunnen tonen, dat „materialisme" in
liefde tot de naaste de geestelijke band
kan versterken en tot een werkelijk sa
mengaan van de kerken kan uitgroeien.
Bij Bergum zijn een personenauto en
'sn zandauto met elkaar in botsing ge
komen. Door de grote snelheid van de
oersonenauto was de aanrijding zo hevig,
hat deze wagen geheel werd opengereten.
De bestuurder van de personenauto, de
t9-jarige J. Lijdens uit Groningen, kreeg
oen schedelbasisfractuur en werd naar
het diakonessenhuis te Leeuwarden ver
voerd, waar hij in de loop van de dag is
overleden. Een medepassagier werd licht
gewond.
TOEN CECIL B. DE MILLE in 1923
de film „De tien geboden" maakte, zorgde
hij voor een spektakelstuk als de wereld
nog niet had aanschouwd. De film was
toen nog in haar puberteit. Men ver
gaapte zich aan haar ongekende moge
lijkheden en wreef zich de ogen uit van
verbazing over Wat allemaal op het witte
doek kon worden gebracht. Cecil B. de
Mille was een slim man. Hij voorzag in
de behoefte naar verbazing en het uit
wrijven der ogen. Maar of hij heeft
voorzien dat wij na zijn tweede „Tien
geboden", thans in première voor Neder
land te Amsterdam, de ogen zouden uit
wrijven van de hoofdpijn, moet toch wel
worden betwijfeld. Wat bewoog de Mille
toch om een tweede versie uit te geven
van wat eertijds een evenement was op
het terrein van de cinematografie, maar
al lang is achterhaald door de filmkunst?
Wilde hij het beter doen? Wilde hij het
mooier doen, grootser, indrukwekkender?
Wilde hij zichzelf overtreffen? Ik denk,
dat de beweegredenen van De Mille ge
zocht moeten worden in kortzichtigheid.
De film heeft een technische evolutie
doorgemaakt, die haar mogelijkheden nog
meer heeft verruimd. Wat in 1923 niet of
zeer gebrekkig gerealiseerd kon worden,
was nu binnen het bereik. Dat wil zeg
gende middelen waren geperfectio
neerd, waarmee de filmmaker te werk
kan gaan, maar de toepassing blijft af
hankelijk van het talent van de filmer.
En op dat stuk heeft de Mille gefaald. Hij
heeft met een overdadig gebruik van
trucages de toeschouwer met zijn tweede
versie van „De tien geboden" willen over
donderen. Hij begreep niet, dat de toe
schouwers die trucages als zodanig zou
den herkennen, omdat zij met zo weinig
begrip voor het mysterie waren toegepast.
Wanneer bijvoorbeeld op de berg Sinai een
vuurzuil de tien geboden in steen brandt,
terwijl Jahwe's stem ze bij het rommelen
van dg donder en het loeien van de wind
spreekt Mozes kromt zich sidderend
voor de 'aanblik zit de toeschouweb in
de bioscoop geïnteresseerd gade te slaan
hoe het technisch vernuft van de studio
vuurzuiltjes creëert, die letters in steen
branden, maar hij wordt niet in het minst
geïmponeerd door Jahwe's aanwezigheid.
Niet wat wij zien, maar wat wij niet zien,
omdat wij daartoe niet zijn uitverkoren,
bepaalt de mate waarin wij onder de in
druk komen van Jahwe's verschijning aan
Mozes op de berg Sinai. Maar zulke din
gen begrijpt De Mille niet. Voor hem
geldt: met onze technische middelen kun
nen we het nabootsen, dus laten we het
zien. Zo ziet men alles, behalve in zich-
Heden wordt te Keulen op de Hansa-
ring vlak bij de gevangenis een so
bere plechtigheid gehouden tijdens welke
een door Mari Andriessen vervaardigd
beeld wordt onthuld, dat ter gedachtenis
van de slachtoffers van het Nationaal So-
i Ö:C.|C;
i
cialisme daar is geplaatst. Het beeld is
een afgietsel van een der figuren uit het
oorlogsmonument te Enschedé, namelijk
„vrouw met bij bombardement getroffen
kind".
Carillon
Ook wordt vandaag te Keulen het nieu
we carillon voor de raadhuistoren plech
tig in gebruik genomen, dat is geleverd
door de klokkengieterij Eijsbouts uit As
ten. Het bestaat uit 48 klokken, waarvan
de zwaarste ongeveer 2500 kilogram weegt
en de kleinste 10 kilogram. Het totale ge
wicht van het carillon bedraagt 12.500 ki
logram. De inspeling van het klokkenspel
zal geschieden door de directeur van de
Nederlandse beiaardschool te Amersfoort
Leen 't Hart en zijn collega Ritter, stads-
beiaardier uit Delft.
zelf en dat is juist wat het kijkspel van
de filmkunst onderscheidt: de confrontatie
met een kunstwerk doet de mens in zich
zelf kijken.
DAT „ALLES WILLEN" heeft De Mille
tot de grote man van Hollywood gemaakt.
Hem is niets te veel, ook niet de moeite
en toewijding voor zijn werk. Maar
er zij mate in alle dingen. De Mille is
mateloos. Hij heeft zijn filmstof zoveel
mogelijk in overeenstemming gebracht
met de Schrift en de geschiedschrijvers,
maar hij moest en hij zou er de liefde
bijhalen en wat krijgen wij dus? Een
infantiele love-story, die zelfs nog wordt
volgehouden als Mozes al lang Egyptisch
prins af is en zich aan zijn volk der He
breeën heeft gewijd. Telkens weer wor
den wij deelgenoot gemaakt van de tedere
gevoelens, die de Egyptische prinses Ne-
phretite voor de helfdhaftige Mozes ge
voelt, ook nog wanneer zij tegen haar zin
met de nieuwe farao is gehuwd. De Mille
begrijpt niet dat 't ons niet interesseert of
de grote leidsman der Joden gehuwd was
of niet, liefhad of niet. Hij begrijpt niet,
dat alleen het leiderschap van zijn volk
onze verbeelding aan het werk zet. De
Mille verstrekt ons een aanvulling op de
Bijbel, die we gerust kunnen missen. De
Mozes, die hij ons voor ogen stelt, is het
produkt van het merkwaardig soort ro
mantiek, dat Hollywood er voor figuren
uit Schrift en Overlevering op nahoudt.
Kortzichtigheid, maar ook ijdelheid heb
ben hem op dit spoor gebracht
ENFIN, men kan er zich vier uur mee
bezighouden. Aan show, aan massascenes
en enorme decors geen gebrek. Een hele
tijd lang is het interessant. Maar wan
neer blijkt, dat het De Mille hierom alleen
is begonnen, gaat de aardigheid er gauw
af. Dan verbaast men zich alleen nog
over de naïeveteit, waarmee Cecil B. de
Mille te werk is gegaan. En denkt: mis
schien heeft hij het nog allemaal* goed
bedoeld ook! a
j P. \V. Franse
Adverten.tr-
'i--.
m
Het Kunstmaandorkest heeft vrijdag
avond onder leiding van zijn dirigent An
ton Kersjes het eerste van een tweetal
concerten in de Maranathakerk in Am
sterdam-Noord gegeven. Begonnen werd
met een werk voor twee hobo's en strijk
orkest van Vivaldi: de beide solisten Wirri
Knip en Han van Dalen vormden een
goed ingespeeld duo en openden de avond
in een sfeer van rustieke opgewektheid.
Een wel geheel ander geluid klonk ver
volgens in de vierde symfonie van Lex
van Delden, waarvan de eerste uitvoering
plaats had. De octotoniek, een specifieke
verdeling van de toonladder in acht af
standen, die twee aan twee gelijk zijn,
speelt in dit werk wederom een grote rol
als de bouwstof waaruit de harmonische
en melodische gegevens zijn samengesteld.
Mijn bezwaren tegen het consequent aan
wenden van deze toonreeks heb ik hier al
enige keren vermeld. Voorzover de vlak
heid, het gebrek aan differentiatie uit de
eigenschappen van deze reeks te verkla
ren zijn, zou dit een korte uiteenzetting
vergen die buiten het bestek van een be
spreking als deze valt. Men zou in ieder
geval kunnen zeggen, dat het muzikale
materiaal te veel zijn eigen emotionele
implicaties met zich meedraagt, als het
ware niet „neutraal" genoeg is en juist
daardoor een soort gelijkvormig waas
over de klank legt, een stemming die, als
ze geladen is met de wil tot expressie,
elegisch genoemd kan worden, doch an
ders gemakkelijk naar een gebied van
grauwe mistroostigheid afglijdt. Hetzelfde
hoort men wel bij Badings, die daarbij bo
vendien veel meer naar het pathetische
neigt dan Van Delden, wiens discretie hem
naar mijn mening meer kans geeft de mu
ziek en de luiteraar in het hart te raken.
Hij doet dit dan ook enige keren in dit
uitvoerige, vierdelige stuk. In het tweede
Ten einde bij voortduren blijk te geven
van waardering voor tienjarige vrijwilli
ge dienst bij bepaalde korpsen, organen
of verbanden, die in het belang van de
Nederlandse gemeenschap werkzaam
zijn, is bij Koninklijk Besluit onder de
naam „Vrijwilligersmedaille" een medail
le met bijbehorend lint ingesteld. Dit ere
teken zal worden toegekend aan hen, die
zonder wezenlijke onderbreking geduren
de tien jaren hebben voldaan aan de voor
hen uit verbintenis of verbintenissen voort
vloeiende verplichtingen als vrijwilliger
bij de nationale reserve, de reserve-grens
bewaking, de marechaussee-reserve, het
korps luchtwachtdienst, het korps rijks
politie, de gemeentepolitie, noodwacht of
een noodwaehtstaf.
deel, largissimo, trof mij een breed uitge
sponnen frase van de solofluit tegen een
lenteregen van zacht getremoleerde ak
koorden in de strijkers. Het derde deel is
opmerkelijk: een scherzo, op een spaans
ritme in driedelige maatsoort gebaseerd,
wordt tweemaal door een „trio" onder
broken, het eerste alleen „pizzicato" ge
speeld door de strijkers, het tweede door
de houdtblazers. Een defintief oordeel (voor
zover mogelijk) zou is echter pas willen
geven na een hernieuwde auditie. De uit
voering door het Kunstmaandorkest ge
tuigde weliswaar van consciëntieuze voor
bereiding, maar was niet pregnant genoeg.
Solistische medewerking aan deze avond
verleende voorts de Haarlemse trompet-
tiste Nellie Boerée in het trompetconcert
van Haydn: haar spel in het weinig „idio
matisch" geschreven stuk (hoe zou het
geklonken hebben op de natuurtrompetten
uit Haydn's tijd?) onderscheidde zich door
dezelfde voortvarende aanpak en open
klank die de bezoekers van het Noordhol
lands Philharmonisch Orkest wel van haar
■cennen.
Sas Bange
Ter gelegenheid van de opening van de
Boekenweek 1959 op 27 februari van dat
jaar in de Stadsschouwburg in Amsterdam
zullen de samenwerkende instituten voor
kunstopleiding in Amsterdam (SIKA) een
parodistische opera, getiteld „De zwarte
bruid" opvoeren. De muziek is van Geza
Frid, de tekst van C. J. Kelk.
Medewerking wordt verleend door leer
lingen v~n het Conservatorium en Muziek-
lyceum, door leerlingen van de toneel
school en het Instituut voor Kunstnijver
heid, welke laatste de decors en kostuums
zullen ontwerpen. De regie berust bij Jo-
han Greter.
Roland Casenave, de Franse balletmees
ter van de Nederlandse Opera heeft een
voorstel tot contract voor het volgende
seizoen ontvangen van de nieuwe directie
van het ballet. De heer Casenave deelt
mee, dat hij dit voorstel niet accepteert.
In de kunstzaal „Ten Bruggen-Cate" te
Haarlem exposeert tot 7 juli Henk van Es
zijn surrealistische schilderijen. Nog zeer
kort geleden mocht ik zijn expositie te
Amsterdam bespreken. Ik zou dus kunnen
volstaan met de vermelding van de moge
lijkheid voor onze lezers voorbeelden van
het tegenwoordig schaars optredende sur
realisme in hun naaste omgeving te ont
moeten. Echter werden direct na Van Es'
eerste tentoonstelling ook surrealistische
schilderijen van Johfra te Amsterdam ge-
exposeerd. Het zou nu onjuist zijn het bij
de kennismaking met surrealistisch werk
als dat van Johfra te laten, indien men dit
toevallig alleen gezien mocht hebben. Want
Johfra's naar mijn mening zo bedachte
griezeligheden zijn niet te vergelijken met
de toch veel dichterlijker kunst van Henk
van Es in wiens werk sprake kan zijn van
een waarlijk kunstzinnige verbeelding,
waarin vorm, kleur en lijn hun eigen rol
spelen. En voor wie voor Van Es' werk
mocht voelen: aan de collectie, vertoond in
Amsterdam, werd voor de expositie in
Haarlem nog iets toegevoegd.
Kunstzaal „De Ark" exposeert zeldzame
litho's uit vroeger bezit van Koning Leo
pold I van België, tot 29 juni. Uit een
eveneens getoonde sierlijke opdracht be
grijpen we dat de auteur Louis Haghe
heette. Naar mij verteld werd, was hij hof-
lithograaf van verscheidene vorstenhuizen.
De prenten vertonen grotendeels kerkinte
rieurs, we] gestoffeerd met figuren in het
kostuum van nog vroeger tijden dan de
vorige eeuw, waarin dit werk ontstond. Het
is alles knap gedaan, maar meer 'curieus
dan artistiek belangrijk. Het past wel bij
het wonderlijke en toch charmerende mi
lieu, dat de heer De Boer (eigenaar van
„De Ark") heeft geschapen.
„Kunst zij ons Doel" richtte in „De Waag"
een niet onbelangrijke tentoonstelling in
van werken van de Vlissingse schilder
Bram Pihl, die tot 7 juli geopend blijft.
Pihl dankt zijn naam aan zijn Noorse vader
die met een Zeeuwse gehuwd was. Hij is
begonnen met varen, vond later werk aan
de wal als kraandrijver. De bedoeling
schilder te worden heeft hem altijd voor
gezeten, maar zijn levensomstandigheden
dwongen hem tot ander werk. Ondanks
zijn handicap bewijst hij een echte schilder
te zijn, die naar men mij vertelde
wel heeft weten te profiteren van de raad
van collega's. Intelligent bouwt Pihl zijn
composities op. Zijn ernstig doorwrochte
werk, dat grotendeels 's avonds moest ont
staan, is donker van kleur. Die kleur is
met grote stelligheid neergezet. Het knap
ste vond ik wel een landschap met veel
bomen en enige bloesemende takken (no. 6).
Een wat driftiger geschilderd landschap
„De lange weg" genoemd durf ik zonder
aarzelen een belangrijk schilderij te noe
men. En al mag Pihl's kleurgevoel me dan
niet helemaal liggen, ik moet toch zijn
wijze van aanpak en zijn gevoel voor com
positie waarderen. Gezien ook enkele an
dere schilderijen als „Vissersscheepjes" en
„Jachthaven met kranen" wens ik Pihl toe,
dat hem eens wat meer tijd nog wordt
geschonken, daar nog veel belangrijks van
hem te verwachten is.
Bob Buys
Als tweede bijdrage aan het Holland
Festival 1958 vertoont het Théatre Natio
nal Populaire van Jean Vilar uit Parijs in
vier steden donderdag in Den Haag,
vanavond in Amsterdam de beklem
mende tragedie „Hendrik de Vierde" van
Luigi Pirandello, de Italiaanse schrijver
en Nobelprijswinnaar, die in 1936 over
leed. Het stuk (daterend uit 1922) is voor
mij een der hoogtepunten uit de dramati
sche litteratuur, meer nog dan zijn „Zes
personen op zoek naar een auteur". Eigen
lijk is „dramatische litteratuur" een ge
vaarlijke uitdrukking, want men heeft
weliswaar met een ook letterkundig bij
zonder sterke gedachtenconstructie te
doen, deze heeft alleen
geldigheid in de geconcen- Hoildlld
treerde werkelijkheid van
het theater.. Het is ondanks
het cerebrale karakter wat
men noemt „echt toneel"
En Pirandello Heeft zelfs aan
Shakespeare ontleende hulp
middelen gebruikt om het
tweevoudige van die reali
teit te accentueren: de titel- FCStiVdl
held is een man, die voor
gek speelt op een zodanige
manier, dat een waarnemer zegt het ge
voel te hebben een vertoning in een
schouwburg bij te wonen. Al dergelijke en
andere theatrale elementen passen logisch
in de handeling.
Hoezeer ik de monteringen van Jean
Vilar op een helder belicht, de ouderwetse
omlijsting doorbrekend, slechts met zwar
te gordijnen gestoffeerd, enigszins naar
achteren oplopend plankier ook bewonder
en tot dusver steeds als bevrijdende daden
uit de enge sfeer van het naturalisme
heb toegejuicht, in dit geval is het decor
een essentiële factor, die men bleef mis
sen. Toch behoeft men het niet zo te stel
len, dat hier tot iedere prijs een speel
stijl als manier van doen werd doorge
dreven, alleen terwille van een systeem.
Dat de noorzakelijke suggestie van gevan
genschap, van opgeslotenheid, niet vol
doende werd bereikt, kan men tot op
zekere hoogte ook op rekening boeken
van Jean Vilar als acteur. Als regisseur
speelde hij het overtuigend klaar de ver
schillende lagen van werkelijkheid door
elkaar te schuiven, zodanig dat het voor
naamste thema volledig tot openbaring
komt: de voortdurende relativeringsprak
tijk van het leven, waarbij de mogelijk
heid ontbreekt zich iedere keer te ver
nieuwen als de aangenomen houding een
pose wordt en men zich dus nood
gedwongen moet onderwerpen aan zinloos
geworden conventies, tot de ontmaskering
volgt en men ontdekt niets en niemand te
zijn in de gedaante van een ledepop. Hier
en in tal van andere stukken van Piran
dello heeft men te doen met een harts
tochtelijk pleidooi voor een bewegelijke
bestaansvorm, waarin behoud van de
spontane vitaliteit ondanks alles moge
lijk is.
„Hendrik de Vierde" is het treurspel
van het slachtoffer van een idéé fixe, dat
.scènes maakt" met wezens en requisieten,
die alleen in zijn verbeelding waarachtig
zijn. Daarom is een naturalistische entou
rage niet noodzakelijk, wanneer inderdaad
de vertolkers over zoveel creatief talent
beschikken dat zij ook een omgeving kun
nen oeroepen, die zich in verschillende
hoedanigheden voordoet. Tot goed begrip
van wie dit werk (het werd zes jaar ge
leden door het Rotterdams Toneel opge
voerd) niet kennen, is een korte samen
vatting van de inhoud noodzakelijk. Een
edelman is tijdens een maskerade, toen hij
dus een rol speelde, van zijn paard ge
stort en werd daardoor zodanig geestelijk
geschokt, dat hij ging geloven werkelijk
Hendrik de Vierde van Duitsland te zijn.
Vrienden laten een villa als paleis voor
hem inrichten en verschaffen hem vier in
kostuums uit de elfde eeuw gestoken
„raadslieden". Zo leeft hij verder in de
twintig jaar durende vooravond van de
tocht naar Canossa: de tijd is voor hem
blijven stilstaan (dit gegeven is door Mau
rice Jarre knap verwerkt in de illustra
tieve muziek ter inleiding van de bedrij
ven). Op deze symbolische wijze krijgt hij
een telkens geprolongeerd uitstel voor de
vernedering, waaraan hij in het leven, dat
hij oorspronkelijk leidde, niet ontkomen
zou zijn.
In de tweede akte bereidt de zenuwarts
dr. Genoni een poging voor om hem met
een shock-therapie te genezen door hem
te confronteren met zijn gewezen geliefde
Mathilda, die naast hem reed toen het
ongeluk gebeurde. De denkbeeldige kei
zer onthult zijn vertrouwelingen, dat hij
reeds lang niet meer krankzinnig is, maar
de schijn daarvan heeft voortgezet omdat
hij de terugkeer naar een genormaliseerde
maatschappij niet aandruft. In het laatste
deel doodt hij zi.in vroegere rivaal Bel-
credi, die zijn opvolger in de gunsten van
de bovengenoemde markiezin werd en de
oorzaak van zijn val is geweest. Hij trekt
zich daarop voorgoed terug in de waan
zin, opineuw vluchtend, maar nu bewust,
voor de actualiteit in de versteende ge-
schiedenis, zichzelf verliezend in de zelf
geschapen illusie, het isolement verkiezend
om trouw te kunnen blijven aan de on
aantastbare waarheden van het irratio
nele. Het is de tragedie van een in zijn
overgevoelige kunstenaarsnatuur gekwetst
en beledigd mens, die zich poogt te reha
biliteren door de fixatie in een autonome
fantasie.
Men heeft in dit verbijsterende drama
der fataliteit een protest gezien tegen de
psychoanalyse, die immers de laatste
wijkplaatsen der zelfstandigheden open
breekt, waarbij het zinrijk is te bedenken
dan Pirandello, toen hij „Hendrik de
Vierde" schreef, sinds 1904 de beproeving
had moeten doorstaan aan de zijde van
een ongeneeslijk zwakzinnige echtgenote
te leven, zodat hij de toegepaste kunst
van het uitvieren der inspiratie in een be
schermd domein van nabij kon waar
nemen. Een dergelijke toestand biedt im
mers de kans om zich te gedragen volgens
eigen inzicht, zonder de tirannie van rede
en zeden, overeenkomstig de voorstelling
die men zich van zichzelf maakt en waarin
„de anderen" wel moeten geloven. En
daarmee is tevens de positieve uitkomst
aangegeven, want door het vrijwillig kie
zen van een rol (die van de historische
monarch) toont hij zich superieur boven
zijn medemensen, die zich door de om
standigheden tot allerlei vermommingen
laten dwingen, hoe uitzichtloos zijn ego
centrische vrijheid ook mag zijn. Hij
schikt zich in zijn ongeluk door zich als
moordenaar te veroordelen tot de fictie
van een eeuwige jeugd, een eigenmachtige
interpretatie van de waarheid, een para
doxale schepping. De deserteur, die het
toneel van de strijd in de samenleving de
rug toekeert, behoudt zijn zelfrespect als
Jjllll
GEOGRAFIE
Het Vaderland vertelt iets over
jf „Russische manoeuvres in de Ba-
rentsz-Zee en de Karibische Zee ter
weerszijden van Nova Zembla".
Mijn atlas is fout.
VANDAAR
„Zomer 1956 kon het eerste appa-
raat op het publiek worden uitge-
probeerd: op de Rotterdamse ten-
toonstelling E f~", schrijft de
Haagse Post.
s Vandaar de naam E 55.
Om over „uitproberen op" dan nog
maar niets te zeggen.
HEIN
De Gemeente Utrecht plaatste in
de Utrechtse bladen een oproep voor
Grafdelver, goed met de zeis kun-
nende maaien.
Maar er staat ni'* bij dat hij
mager moet zijn en Hein moet heten.
PAPABEHA
In Het Klaverblad (Vught) stond
deze:
EEN GOED FIG R krygt men
door een goede voorlichting bij
het kopen van uw Corset en B.H
Voor nuttige vaderdag-geschen
ken Het Witte Huis, St. Mi-
chiels-Gestel.
Misschien dat Sint Michiels gestel
tegen een corset kon, dat van de
hudige vaders zeker niet.
Van gebroeders Verstrenge, kleer
makers te Schiebroek, op een kaart,
deze vreemde aanbieding:
Doorgesleten zoom van pantalon
met stootband in de rondte en
model geperst 3,25.
Doorgesleten kanten aan mouwen
maken 1,50.
Doe ik zelf gratis.
Talarius
Jean Vilar
de gevangene van een artistiek geweten.
Er zijn uiteraard van een dergelijk stuk
talloze elkaar aanvullende opvattingen
denkbaar, mede door de stelselmatige ver
dubbeling van alle motieven en handelende
personen. Ook Mathilde de vrouw, meer
vertrouwend op het instinct, leeft dichter
bij de natuur treedt tweevoudig op:
haar dochter Frida zet haar vroegere
verschijning voort, waardoor in de titel-
heid het oorspronkelijke conflict zich
weer doet gelden. Het is dus allerminst
merkwaardig, dat Vilar een heel andere
indruk maakt als Ko van Dijk destijds.
De Nederlandse komediant verviel van
het ene stadium in het andere, de Franse
acteur heeft de stoutmoedige ambitie po
gen te realiseren de beide kanten van het
dualisme in één greep te vatten. Waan en
werkelijkheid lopen dooreen, in droom en
denken evenzeer. Dat Vilar deze grandioze
opzet niet geheel doet gelukken, komt
door een beperkt nuanceringsvermogen in
zijn sonore stemgeluid. Prachtig is zijn
plastiek. Van de andere medewerkenden
moeten vooral worden genoemd Jean
Topart als de niets au serieux nemende
provocateur Belcredi en Lucienne Le
Marchand als de in haar mondaine functie
glanzend verkilde markiezin, benevens
Jean-Paul Moulinot als pedante (beheerst
uit de klucht overgestapte) geneesheer,
de belichaming van de nieuwsgierigheid
naar de feiten.
David Koning
De politie te Enschede heeft de 25-jarige
Rotterdamse student J. J. L. gearresteerd,
die op 2 mei uit het Huis van Bewaring te
Den Ha g is ontvlucht. L. was in het ge
zelschap van de 19-jarige B. van D. uit
Enschede. Vermoedelijk bevonden zij zich
op het inbrekerspad. Zij werden staande
gehouden en naar het bureau van politie
gebracht, waar bleek dat zij zich aan ver
schillende inbraken in Enschede en om
geving hebben schuldig gemaakt. L. wordt
door verschillende politiekorpsen in den
lande ezocht.