EEN WERK VAN HOGE KWALITEIT GEDENKWAARDIGE GEBEURTENISSEN Litteraire Kanttekeningen STOKROZEN ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1958 Erbij Hoe reist men van en naar Schiphol Antiekbeurs in Delft wordt druk bezocht Dat. sluit in, dat Stroman geen verteller en dat zijn boek geen traditionele roman is. Hij verbeeldt zielstoestanden. En dat is nog te „reëel" en zeker te „statisch" uit gedrukt. Beter kan men zeggen dat hij als kataly sator fungeert van gevoelssferen, van het wonderbaarlijke samenstel van onbe paaldheden, dat het menselijke doen en latenbepaalt in dit raadselachtige op onthoud tussen het nog-niet en niet-meer bestaan, dat wij leven plegen te noemen. In dit geheimzinnige, veelal gehanteerde proces gaan herinneringen de plaats inne men van actualiteiten, terwijl actualitei ten soms weer vooruitlopen op wat nog geschieden moet een beklemmend spel van synchronisatie met de achtereenvol gens verlopende tijd, dat tot in de gering ste details ook in die, welke schijnbaar met het eigenlijke verhaal niets uitstaan de hebben volgehouden en verantwoord is. Wie destijds Stromans beste jeugdwerk „Bené Francois Aristide N.N." ver schenen, meen ik, in 1934 las, zal zich herinneren hoe suggestief deze auteur de dood van zijn hoofdfiguur in diens leven wist te betrekken: gezien van een zeker standpunt was deze N.N. al overleden ter wijl hij nog onder de levenden verkeerde een „kruising" van leven en dood, die karakteristiek is voor Stromans oeuvre. Langs een geheel andere weg heeft Stro man hetzelfde, de grondtoon van zijn le vensgevoel omspelende thema in zijn „Overspeligen" benaderd. Ook de schrij ver-zakenman Murk Pater, deze gespleten mens, sterft zijn dood, zonder daarmee echter op te houden te leven. Hij sterft in het boek dat Murk schrijft, sterft met de doodlopende projectie van zijn verlangens in de figuren, die zijn verbeelding heeft opgeroepen. En hij leeft voort als succes- Stokrozen zijn geen gewone rozen, ze hebben er zelfs niets mee te maken en be horen niet eens tot de familie van de roosachtigen, doch tot die van de mal- va-achtigen. Dat doet echter aan de schoonheid weinig af; de lange bloem stengels kunnen vol mooie bloemen zitten die in vorm en kleur aan rozen doen den ken. Er zijn soorten met enkele en met ge vulde bloemen; ze zijn allemaal satijn achtig glanzend en zullen in elke niet te kleine tuin voldoen. U moet hen als twee jarige planten beschouwen; ze moeten de ene zomer gezaaid worden en kunnen dan de volgende bloeien. Nu is het te laat om te zaaien, maar de bloemist heeft stevige planten in voorraad en die kunnen begin volgende maand op de voor hen bestemde plaats gepoot, worden. Zet ze maa. op de achtergrond in de border; daar zullen ze vol zakenman, als overbodige vader van twee in hun jeugdmodernisme van hem vervreemde kinderen, als nutteloos echt genoot in een innerlijk ontbonden huwe lijk. „Het „verhaal" voltrekt zich dus op tweeërlei plan en in twee verschillende tijdsorden: de reëlp kalendertijd en de ir reële gevoelstijd. Maar tussen beide plans en beide tijden, tussen de denkbeeldige gebeurtenissen (van Murks bij stukken en brokken geschreven „novelle") en de da gelijkse voorvallen uit zijn feitelijke le vensloop, brengt Stroman niet alleen zin rijke verbindingen tot stand, hij weet bei de sferen dusdanig met elkaar te vermen gen, dat hoewel ze elkaar slechts hier en daar rakelings naderen ze het onthut sende effect teweegbrengen van één sfeer met twee aspecten, één verhaal met twee perspectieven, één leven in twee werel den van een dubbelverhaal, een dubbel zinnig verhaal dus, waarvan de éne zijde de getransformeerde weerspiegeling is van de andere. Murk Pater schrijft in de weinige ogen blikken die hem vergund zijn en die tel kens door de dagen van zakelijke en echte lijke beslommeringen worden doorbroken de geschiedenis van „Paula", samen gevat in enkele, beslissende, uren van haar leven. Schijnbaar is deze fictie ge weven om een willekeurige vrouwsper soon, die een tramrit-lang tegenover hem zat en op een onnaspeurlijke wijze de la tente creatiespanning tot ontlading bracht. Maar deze onbekende Paula ontpopt zich onder het schrijven als het zinnebeeld van Murks gemiste gelukskans, als datgene wat had kunnen zijn, als Murks echtgeno te Margot zich tot een „Paula" ontwik keld had. In zekere zin is Paula zijn ver ijdelde en verijlde droom, zijn gestorven jeugdverlangen. dat hij, als Orpheus zijn geliefde Euridice, uit de onderwereld van zijn herinneringen tracht terug te voeren tot het leven, vergeefs. Murk volgt in zijn schrijversverbeelding de weergevon den Paula op haar weg van de specialist, die haar de onherroepelijke dood van haar echtgenoot Evert heeft aangekondigd, naar haar huis. Hij begeleidt haar op haar ge heime gedachtengangen in het doolhof van gevoelens, die zich van een verleden jeugd naar het ogenblik van haar noodlot tige thuiskomst spinnen, dat wil zeggen: naar de dood van haar maii Evert, die zij niet meer levend zal aantreffen. Paula komt voor Evert te laat, zoals de jeugd herinnering voor Murk te laat komt, om een illusie te kunnen redden. In Evert vindt Murk op het imaginaire plan van het boek een troosteloos, eenzaam ein de, en als hij ten slotte ook Paula uit het oog verliest, als de „novelle" voltooid is, wordt daarmee Murks vonnis tot een voortbestaan in een ontdaan en zielloos le ven voltrokken (een parallellisme, met be hulp waarvan Stroman een „derde plan" aan zijn boek toevoegt:.dat van het kun stenaarschap als creatieve vlucht voor de dood). Murk heeft zich Paula en Evert, „Paul et Virginie" een idylle dus herinnerd en hen verbeeld. Daarin bestaat zijn overspel. Hij is als kunstenaar een aantal schri.jfuren-lang ontkomen aan zijn huwelijks- en zakenleven, is als slaapwan delaar door zijn „actuele" leven gegaan, heeft, zijn vergeefse droom radicaal ten einde gedroomd en gedood, door haar in zijn creatie tot leven te (her)wekken. Het leven, dit tijdelijk oponthoud tussen ge boorte en sterfte, gaat voort, macaber omspeeld door de dood. Stromans oneigenlijke, met toegewijde ernst geschreven en „veelvlakkige" roman is een tragisch boek het boek van de levenstragedie, zoals deze zich toespitst in de dubbelmens, die de moderne kun stenaar qua talis is. De finesse ervan ligt verborgen in de finesses, in de ogenschijn lijke bijkomstigheden, die in het conflict tussen de beide plans, in de wrijving tus sen de beide tijdsorden, tot hoofdzaak en hartszaak worden. Wie tot dit conflict in de sferische omhulling van de woorden weet door te dringen, zal velerlei onthul ling ervaren en de enkele passages, de wei nige verliteratuurde volzinnen, waarop Stromans creatief vermogen blijkbaar geen vat had, aanvaarden als de onver mijdelijke keerzijde van zijn onmiskenba re kwaliteiten. C. J. E. Dinaux Zaterdag 4 september 1948, twaalf uur Doodse stilte onder de duizenden op de Dam. De balkondeuren tan het paleis gaan open. De Koningin treedt naar voren, vergezeld door haar dochter en de Prins. Prinses Wilhelmina spreekt: „Ik stel er prijs op u zelf mede te delen, dat ik juist mijn troonsafstand heb getekend ten behoeve van mijn dochter, Koningin Juliana. Ik dank u voor al hei vertrouwen, dat. ge mij vijftig jaar lang hebt gegeven. Ik dank u voor de toegenegenheid, en de warmte, waarmede gij mij steeds hebt. omringd. Met. vertrouwen zie ik uw toekomst tegemoet onder de zorgende leiding van mijn innig geliefd kind. God zij met. u en de Koningin. Ik acht mij gelukkig met. u allen te kunnen uitroepen: Leve de Koningin!" Hand. in hand. staan dan Koningin en Prinses, luisterend naar het spontaan aangeheven Wilhelmus. Dit is nu bijna tien jaar geleden. Het tweede lustrum van de aanvaarding der regering door Koningin Juliana is voltooid. Op het verzoek der Koningin zal het met geen plechtige herdenking worden gevierd. Maar de foto, die wij van het gebeuren op de 4de september 1948 publiceren brengt het ons in herinnering zoals ook de herdenking van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina in 1898 luisterrijke dagen voor de geest brengt, waard om er hier nog even bij stil te staan. ZESTIG JAAR GELEDEN, op 31 augustus 1898. aanvaardde een 18-jarige koningin de regering over Nederland en zijn koloniën en een week later, op de 6de september van dat jaar, werd zij in de Nieuwe Kerk te Amsterdam beëdigd en ingehuldigd. Dat was een festijn dat geen enkele Nederlander onberoerd liet en waarover nu nog degenen, die de leeftijd der sterken en der zeer sterken hebben bereikt, urenlang kunnen vertellen. Iemand, die er niet bij geweest is, de bibliothecaris van het Instituut voor Perswetenschap aan de Amsterdamse universiteit, D. H. Couvee, heeft uit de omvangrijke hoeveel heid documentatiemateriaal waarover hij kon beschikken, een kostelijk boekte samengesteld, dat onder de titel „Leve de Willemien" een uitvoerig overzicht geeft van de inhuldigingsfeesten en van alles wat daarmee verband hield en dat tevens een karakterisering levert van allerlei aspecten van het maat schappelijke, politieke en culturele leven van die tijd. Over heel veel aangelegenheden, die toen voor grote groepen der bevolking levenskwesties waren, heeft de auteur bijzonderheden verzameld, waarvan men nu, na zestig jaren, met een glimlach kennis neemt. Zo werd reeds in 1895 het plan geopperd om ter gelegenheid van de inhuldiging een grote natio nale tentoonstelling te houden aan de overzijde van het IJ. Daarvoor zou een verbindingsweg gemaakt moeten worden „geheel van yzer en rustende op schroefpalen, die tot in den vasten bodem van het IJ reiken". Voor de scheep vaart achtte men toen een basculebrug in deze „yzeren weg" voldoende. De bekende socialist Frank van der Goes wilde een nieuw paleis laten bouwen, want „eenmaal zal het Raadhuis van 1648, de zetel der aristocraten, het Volks huis worden. Voor eene eeuwigheid gesticht, is zijne periode als paleis een onbeduidende interruptie in zijn geschiedenis". Er kwamen overal in het land commissies tot stand, die de feesten zouden gaan voorbereiden. Blijkbaar verliep dit niet altijd zonder wrijving, getuige een advertentie in de Nieuwe Bredasche Courant, waarin een „Feestcommissie op non-activiteit te Waalwijk" werd aangeboden. In Rotterdam schreef de brandweer van Feijenoord, niet aan de optocht te kunnen meedoen. „Het zou ons grootste pleizier geweest zijn onze vereeniging te vertegenwoordigen met het Banier, maar is geen denken aan. want voor elk persoon 10 Gulden voor een Costuum, dat kunnen wij volstrekt niet doen. want wij zijn maar minne werkmenschen". In Amsterdam was de „Hoofdcommissie" aanvankelijk beducht voor onvol doende financiële middelen, maar toen de feesten voorbij waren, bleek men een overschot te hebben van ruim 47.000. Het. werd geschonken aan de Rembrandt Vereeniging, wier tentoonstelling tijdens de feesten een over weldigend succes was geweest. Alleen aan entrees werd ruim 80.000 ontvangen! KOSTELIJK zijn de in het boekje opgenomen originele advertenties van allerlei zaken, die hun artikelen op de wonderlijkste manieren met de „kro ning' 'in verband probeerden te brengen. Zo was er een firma, die Kroondassen. Kroonblouses en Kroonparasols aanbood „zijnde deze onmisbaar voor de feesten". „Onze Kroonartikelen zijn allen chique, zijn niets opzichtig en kan men gerust laten komen; niet goed terug te zenden". Een „feestmagazijn" in Den Haag bood „voor den spotprijs van 30 ct" de „echte Russische echt ge- emailleerde Kroningsbekers" aan, „versierd met het prachtige en nieuwste portret der Koningin". Deze bekers werden ten tijde van de Czaarfeesten in Rusland verkocht voor een Roebel". Die „Czaarfeesten" en vooral het jubleum van Koningin Victoria van Enge land hadden tienduizenden vreemdelingen naar Petersburg en Londen ge trokken. In Amsterdam nam men aan, dat de buitenlanders ook wel naar Nederland zouden komen, zodat propaganda in het buitenland overbodig werd geacht. Wel verzocht de „Vereeniging tot Bevordering van het. Vreemdelingen- Verkeer" een opgave van appartementen, die men zou willen huren als ver huren. „zoowel voor logies alsook voor het zien van den In- en Optocht". Achteraf bleek, dat er slechts heel weinig vreemdelingen naar de hoofdstad waren gekomen. De hotels hadden nog kamers over en van de kaarten voor de officiële tribunes bleef een kwart onverkocht. In het eindverslag van het comité werden als vermoedelijke oorzaken genoemd: de kort tevoren gehouden feesten in Engeland, een staking der limmerlieden. welke de vrees deed ont staan dat de feesten in Amsterdam in de war zouden lopen, geruchten over exhorbitante prijzen en over een typhusepidemle, waarvan echter geen sprake was. ER WAS nogal wat verzet tegen de feesten bil een groep onderwijzers, die van mening waren, dat „de openbare school, die zich neutraal heeft te houden, niet mocht worden ingeschakeld". De Bond van Nederlandsche Onderwijzers wekte zijn leden op, „geen uittartende houding aan te nemen". Als de ge meentebesturen meenden, de onderwijzers tot medewerking of deelneming te kunnen dwingen, „zou de Bond de krach) van Vereeniging toonen". Deze zaak liep nogal hoog en in de Eerste Kamer werd de regering gevraagd, wat zij van de „anti-monarchale" onderwijzers dacht. Het antwoord was. dat de regering geen aanleiding zag om „demonstratiën te vreezen" en dat de overheid „niet noodig heeft pressie op de onderwijzers te oefenen Een andere groep, die een grote activiteit, ontplooide, was die der geheel onthouders. Op 28 augustus werd in de Parkschouwburg te Amsterdam een „meeting" gehouden, waar onder anderen Domela Nieuwenhuis het woord voerde. Hij meende, dat drankgebruik en nationale feesten niet te scheiden zijn. „Als men de jenever wegsmeet voor het feest, dan zou het heele feest ineen zakken". Maar hij riep de arbeiders toe: ..Drink nooit een borrel, want met eiken borrel geeft gij de regeering geld. waarmee zij kogels kan koopen om de arbeiders zelf zt^o nodig voor den kop te schieten". IN HET BOEKJE zijn ook opgenomen enige „feestliederen", waarin gelegen heidsdichters in gezwollen taal hun vreugde over het feest probeerden te berijmen. Zelfs aan de tekst van het Wilhelmus werd geknoeid! Vele kranten kwamen met speciale edities uit, waarin, meestal eveneens in dichtvorm hulde werd gebracht aan de jonge koningin. In Haarlem verscheen op 1 september 1898 zo'n speciale uitgave van „De Spaarne-Bode", met op de voorpagina een heilwens van Haarlems Stedemaagd aan de jonge vorstin van J. J. van Maas. Ook de achterpagina van dit blaadje is in het boekje gereproduceerd; men vindt er advertenties op van nu nog bestaande bekende Haarlemse firma's. Tal van andere foto's, waarvan een aantal onder meer door het Koninklijk Huisarchief beschikbaar werd gesteld, illustreren dit bijna 300 bladzijden tellende relaas van de historische gebeurtenissen in 1898, dat werd uitgegeven in de Ooievaar-reeks van de uitgeverij Bert Bakker-Daamen n.v„ Den Haag, die op de achteromslag laat zien, hoe zij zestig Jaar geleden haar „zeldzaam schoone, afwaschbare bloemkaarten" adverteerde. het best groeien. Ze voldoen ook uitste kend bij een regenton of bij een regenput; vooral als ze met de lange bloemstengels op de achtergrond gepoot worden. Stok rozen kweekt men tegenwoordig ook al eenjarig. Dan dient men ze volgend voor jaar in een broeibakje te zaaien. Als de planten begin mei op een beschutte plaats worden gepoot, zal men nog de zelfde zomer volop bloemen hebben. G. Kromdijk TIENTALLEN JAREN hadden de Portugezen een ver woede strijd moeten voeren tegen de Moren, als hoe danig zij de mohammedanen bestempelden. Zij hadden de Moren verdreven van de oevers van de Taag en hen tot in Marokko achtervolgd. Tijdens die strijd tegen de Moren was in Portugal een groep ontstaan van mannen, die bij uitstek geschikt waren om Portugals macht en invloed in verre landen te vestigen. Gehard in de strijd, blakend van geloofsijver, blakend van haat tegen de Islam, overtuigd van eigen goed recht en superioriteit, vormden zij mensenmateriaal, waarmede onder doel treffende leiding grootse dingen verricht konden wor den. Welnu, de Portugezen verrichten grootse dingen! Dit leert ons Portugals koloniale geschiedenis. Stellig kan men de ontdekkingsreizen en handelstochten der Portugezen ook beschrijven als „kruistochten". De wa penspreuk „Tegen de Moren, voor Portugals grootheid" zou zeer wel gepast hebben bij menige Portugese ver overaar uit de zestiende eeuw. Haat tegen tie moham medanen en christelijke geloofsijver lagen mede ten grondslag aan Portugals successen overzee. De gehate Moren hadden de oosterse handel in handen. Om hun die handel te ontnemen, waagden de Portugese edelen, soldaten, zeelui en handelaren gaarne hun leven. Dat de geestelijkheid de Portugese activiteit in Azië steunde, behoeft na het voorgaande wel geen betoog. De geloofsijver verhinderde echter niet, dat de Por tugezen lang niet altijd in den vreemde een stichtelijk leven leidden. Wie er, bij voorbeeld, het relaas van Jan Huygen van Linschoten op naslaat, zal spoedig tot het inzicht komen, dat menige Portugees door het voorbeeld van zijn levenswandel weinig bekeerlingen zal hebben gemaakt. Luisterrijke feesten, die soms veel weg had den van bacchanalen, werden gevierd. „Gij hebt als christen overwonnen, doch als heiden getriomfeerd" zei een Portugese prinses eens tegen een vooraanstaand man, die haar het een en ander vertelde over het op treden der Portugezen buiten Europa. GOA, MALAKKA, ORMOESD. MACAO en andere plaatsen werden bezet, maar territoriaal bezit van enige omvang streefden de Portugezen niet of zelden na. Een ogenblik leek het. dat. Lissabon in het begin der zestien de eeuw, toen de hertog van Albuquerque landvoogd in Indië was, een waarlijk imperiale politiek inluidde, maar onder diens opvolgers verkreeg de maritiem-commer- ciële richting weer de boventoon. Het doel der Portu gezen was niel de verovering van Indië, maar het mo nopolie van de Indische handel. De peper van de Mala- harkust, de kancel van Ceylon. de kruidnagelen en mus kaatnoten der Molukken bepaalden Portugals expansie. De vermaarde Portugese koloniën in de zestiende eeuw bestonden, kort gezegd, uit een reeks handelsstations en ravitailleringspunten, verdedigd door een aantal forten en oorlogsschepen. Scherp on hard waakten de Portu gezen over hun monopolie. Waar concurrenten zich ver toonden, kwam het tot strijd en zelden werd kwartier gegeven. Zó meedogenloos traden zij soms op, dat de Moren eens door tussenkomst van de sultan van Egypte bij de Paus protesteeerden tegen het optreden der Por tugezen in Azië en Oost-Afrika, echter zonder succes. PORTUGAL ONDERSCHEIDDE ZICH zowel van Foenicië en Carthago als van de Italiaanse steden, door dat. het geen industrie tot ontwikkeling bracht. Hierin schuilt een der norzaken van Portugals vrij snelle on dergang als „moederland". Bovendien werkte de grote weelde, die de oosterse handel in Portugal bracht, ver slappend. Bij dit alles kwamen de ondergang van Portu gal als onafhankelijke staat in 1580, een aantal koloniale schandalen, tegenwerking van door het optreden der Portugezen verbitterde inheemse bevolkingsgroepen en. vooral, het. optreden van stoere concurrenten in de Azia tische landen. Naarmate de Nederlanders en later ook de Engelsen zich meer en meer in de oosterse landen be gonnen te vertonen, ging het bergafwaarts met Portu gals macht, aldaar. De voornaamste oorzaak van Portu gals koloniale achteruitgang was echter gelegen in de zwakte van het moederland. Deze zwakte beheerst het beeld van Portugals koloniale en overzeese geschiede- .nis Hij manifesteeerde zich het eerst, toen sterke rivalen uit Noordwest-Europa naar Azië trokken. Hij manifes teerde zich opnieuw, toen Brazilië zich losmaakte van Portugal in de vorige eeuw. Hij trad ten derden en ten vierden male aan de dag, toen kort vóór het uitbreken van de eerste en de tweede wereldoorlog de grote mo gendheden verdelingstractaten gereed hadden liggen be treffende de Portugese bezittingen in Afrika. Brazilië, eigenlijk toevallig door Cabral ontdekt, is Portugals waarlijk grootse en blijvende koloniale pres tatie. Daar, in het Zuidamerikaanse land hebben dp Por tugezen getoond, waartoe zij in staat zijn. Brazilië is thans een onafhankelijk land, maar het heeft nog steeds een Portugees stempel. Wordt volgende week vervolgd Gedurende drie dagen hebben werkstu denten ten behoeve van de directie van de luchthaven Schiphol een uitgebreide en quête gehouden teneinde gegevens te ver zamelen over het vervoer van de bezoe kers aan het hoofdstedelijk vliegveld, dat het vorig jaar meer dan een miljoen per sonen heeft getrokken, onder wie zeer ve le buitenlanders. Uit de aard der zaak zijn gegevens over het vervoer naar en van Schiphol van de genen, die er hun dagelijkse arbeid ver richten, bekend, evenals van de passa giers, die Amsterdam per vliegtuig verla ten of op de luchthaven arriveren. Maar belangwekkende .gegevens over de dagjes mensen, de wegbrengers, de schoolkinde ren, de leden van clubs of andere organi saties en de afhalers van luchtreizigers ontbreken. Ook de Nederlandse Spoorwe gen hebben belangstelling voor deze en quête in verband met een mogelijke trein verbinding, die in de toekomst wellicht via Schiphol zal leiden. De vragen hadden voor een belangrijk deel betrekking op ver voersproblemen. Aan de bezoekers werd gevraagd hoe en waarom zij naar Schip hol waren gekomen. De werkstudenten hebben elke dag vier percent van de bezoekers ondervraagd. Elk gesprek duurde drie tot vier minuten. Op deze wijze werden vele honderden vra genlijsten ingevuld. De conclusies, uit de ze enquête zullen in een rapport worden vastgelegd en te zijner tijd gepubliceerd. Het bezoek aan Schiphol is ook dit jaar weer bijzonder groot. Waarschijnlijk zal ongeveer half september het miljoen be zoekers zijn bereikt. De Oude Kunst- en Antiekbeurs in stedelijk museum „Het Prinsenhof" Delft, welke donderdag een week is opend, heeft tot nog toe reeds achtduizend bezoekers getrokken. het in ge- MISSCHIEN moet men het vroegere werk van Ben Strom/in - te beginnen met zijn in 1332 verschenen kaleidoscopische „Stad" en te eindigen met de van 1950 da terende historisrh-actualistische roman Het huis Carbentus- onderkend hebben als een zeer persoonlijke vorm van surrea lisme, om. bedacht te zijn op de wijze waarop men zijn jongste roman „Over- speligen" (N.V. Em. Querido) moet be naderen, wil men althans de weg vinden tot de kern ervanStromans werk eist de volle aandacht op, vergt van de lezer de zelfde nauwgezette toewijding, dezelfde bedachtzame luciditeit als waarmee het geschreven isHet dwingt tot een haarfijne bepaling van de plaats, van waaraf de schrijver zijn personages en hun lotgeval len, hun verhouding ten opzichte van ge mis en geluk, van leven en dood, heeft waargenomen. Die plaatskeuze is, zou men kunnen zeggenhet werk-zelf, de essentie ervan: de onwerkelijkheid, in het reële, het reële in 't onwerkelijke. Tussen hetgeen „ge beurt" en de schijn heeft van te gebeuren, tussen wat in menselijke daden en woorden aan den dag treedt en hetgeen innerlijk wordt ervaren, kan in Stromans levens gevoel 'geen scheidingslijn worden getrok ken. En daar hij zich als schrijver juist óp die scheidingslijn bevindt (of, juister: be weegt), is zijn „visie" op de mensen en ge beurtenissen, die hij in het leven roept, een steeds wisselende: ze verspringt, tus- sen de regels en de woorden in, haast on gemerkt van de innerlijke werkelijkheid naar de uiterlijke, en omgekeerd.. DE MOTIEVEN, die ten grondslag lagen aan Portu- gals kolonisatorische activiteit, verschilden in wezen niet van die, welke, in vroeger tijden voor andere volken had den gegolden. Er was echter een, tot dusver niet door ons genoemde, factor, die ook veel gewicht in de schaal leg de. Hij was godsdienstig bepaald. Tegen het einde der vijftiende eeuw waren de godsdienstige overtuiging en haat tegen het mohammedanisme, in Portugal levendig. Hoe kwam dit en wat waren de gevolgen? NAIJVER OP DE ITALIAANSE koopsteden was wij zagen het reeds een der factoren, die Portugal bracht tot een „koloniale loopbaan". Lissabon wgrd, als erfgenaam van Venetië en Genua, de stapelplaats voor de handel in specerijen, oosterse stoffen en andere Azia tische waren. De Portugese koning ging zich noemen „Heer van de Indische en Ethiopische handel". Ook in ander opzicht trad Portugal in het voetspoor der Italia nen, te weten, wat betreft de methode der kolonisatie. Zomin als de Italianen stichtten de Portugezen een kolo niaal rijk. Hun koloniën waren in de eerste plaats han delsposten. wier voornaamste taak was Portugal in staat te. stellen, handel te drijven. Anders gezegd: Ook Portu gal koloniseerde punstgewijs.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 15