„Ciecaad aan den 3Laut" met ondecyaag bedceigd De eeuwenoude Spanjaardslaan zou plaats moeten maken voor een kale snelverkeersweg apanse prenten In Australië spreekt men vele talen Erbij VAN ROEMRUCHT 1 SLACVELD TOT I IDYLLISCHE WANDELDREEF I Onze wegen met bomen verdwijnen in snel tempo ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1958 PAGINA V IJ F DE STATIGE LINDEN aan de Spanjaardslaan, zo zeggen de deskundigen, hebben bun tijd gehad. De bomen staan er nu al zon driehonderd jaar en hun machtige kruinen hebben ontelbare stormen doorstaan. Maar nu zijn ze dan toch stilaan aan het vermolmen. Enkele exemplaren zijn zelfs al volkomen uitgehold. Zuiver boskundig gezien hadden zij reeds gekapt moeten worden, maar omdat de Spanjaards laan nu eenmaal een streepje voor heeft probeert de dienst van Hout en Plantsoenen hen zo lang mogelijk te behouden. De holle bomen worden, net als slechte kiezen, geplombeerd: met stenen en cement. Desondanks zijn er in de afgelopen jaren diverse voor de bijl gegaan, omdat men niet het risico kan lopen, dat een onschuldige voorbijganger op een kwaad ogenblik zon vier ton neerstortend lindehout op zijn hoofd krijgt. De meeste bomen echter kunnen, naar de experts herhaaldelijk verzekerd hebben, wellicht nog een jaar of twintig mee. Dat betekende, dat althans de huidige generatie Haarlem mers nog ongestoord zou kunnen stoeien, wandelen en vrijen onder het hoge bladerdak van deze woudreuzen, zoals ook onze voorouders dat gedaan hebben. Inmiddels zou men de openvallende plaatsen kunnen vullen met nieuwe aanplant desnoods van snelgroeiende populieren die dan latei- eventueel weer vervangen kunnen worden door lindebomen, zodat er uiteindelijk weinig of niets aan het vertrouwde beeld van de statige laan zou hoeven te veranderen. NU DREIGT er evenwel een planolo gische kink in de kabel te komen, die dit alles op losse schroeven stelt. In het ont werp-streekplan voor Zuid-Kennem.erland wordt namelijk de aanleg bepleit van een nieuwe snelverkeersweg „langs de noord rand van het HFC-terrein", die de aan sluiting zou moeten vorm.en op het ge deelte van de Westelijke Randweg dat even ten zuiden van het Huis m.et, de Beel den op de Wagenweg uitmondt. De plaats aanduiding „noordrand HFC-terrein" kan niet misverstaan worden. Blijkbaar wil men de hele Spanfaardslaan radicaal op ruimen terwille van het snelverkeer. Als dit doorgaat maar het laatste woord, is daarover gelukkig nog niet gesproken! aan zal de mooiste laan van de Haarlem merhout misschien al op zeer korte tijd veranderen in een kale, zielloze beton- vlakte, vanwaar het m.otorische verkeer zijn lawaai en zijn benzinedampen ver over de aangrenzende boslanen en stille paden zal uitstrooien. Mét de wandelaars zullen dan stellig ook de duizenden zang vogels, die thans in dit gedeelte van de Hout nestelen, naar rustiger oorden weg- IEDEREEN is wel overtuigd van de grote schoonheid van Japanse schilderijen en prentkunst, al was het maar op gezag. Want niet een ieder zal een echt levend contact, met deze kunst hebben door de grote afstand tussen deze cultuuruitingen uit het Verre Oosten en de onze. Het is dan ook één van de grote verdiensten van de expositie „Japanse penseeltekeningen" die tot 12 oktober in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden gehouden wordt dat voor anderen dan kenners van de Japanse kunst een toenadering be vorderd kan worden. Het gaat hier name lijk om studies, schetsen, ontwerpen voor houtsneden en voor vervaardigers van lak werken, kledingstoffen, schabionen, pijpen, inktkokers, zwaardstootplaten, mesheften, gevestornamenten en nog andere produk- ten van toegepaste kunst. Van toepassing op het hiervertoonde is een regel van Jos. de Gruyter: „Zij (deze kunst) toont ons de maker meer of minder in een onbewaakt, ogenblik niet zoals hij zijn wil of zich voordoet te zijn, maar onherroepelijk zoals hij is." Wij vinden deze regel geciteerd in een boekje met een dertigtal afbeeldingen van Japanse penseeltekeningen, dat door genoemd museum werd uitgegeven. De ..makers" van het hier geëxposeerde beginnen door deze tentoonstelling mensen voor ons te worden. Het is of een scherm van een ons vreemd conformisme opzij werd gezet. Hoe modern blijkt nu ook weer voor ons deze kunst, die grotendeels uit de achttiende en negentiende eeuw stamt. Is niet. verrassend een tekening van Kawanabe Kyósai, 1831—1889, vermoede lijk voorstellende de toegang tot een douanekantoor te Yokohama, waar voor we Westerlingen in de kledij van de tijd van het ontstaan van deze tekening ontmoeten? Nu is Kyósai wel van de jongste hier ver tegenwoordigde tijd. Even „modern" naar onze smaak kan werk zijn van Katsushika Hokusai, 1760—1849, Utagawa Kumyoshi, 17981860, of Utagawa Hiroshige, 1797— 1858. Het gemakkelijkst ontmoeten we weel de dieren en dan verder taferelen uit. het. dagelijkse leven, zoals de even karikaturale tekeningen van beroepen door Kitao Ma- sayoshi, die het. verwondert toch even geleefd blijkt te hebben van 1761 tot. 1824. Welk een levendigheid in een straat scène van Nishimura Nantei (1775—1834). Hoe prachtig neergeschreven een schets voor een kakemonoprent van Utagawa Ku- niyoshi! Echte vertelkunst, is zo'n scène van Kyó sai, voorstellende een oponthoud van hem en zijn pleegmoeder aan een station, waar men enige versterkingen tot zich neemt. Het vervoermiddel was nog een draagstoel, maar verder is een oponthoud als dit ons niet vreemd. Een struikelende postbode van dezelfde kunstenaar is als latere teke ningen die Marquet en Matisse in de straten van Parijs maakten. Als hier blijkt dat deze kunst dan niet. zo bar ver van ons af altijd staat, wordt het misschien ook mogelijk dat men oog krijgt voor de meer abstracte waarden van de Japanse (en ook Chinese) penseelkunst., waarin schrijven en tekenen zo één zijn en een penseelstreek waarde in zichzelve heeft. Bob Buys vluchten, wao.rdoor Haarlem opnieuw een onvervangbaar stuk natuurschoon en re creatiegebied armer zal worden GELUKKIG schijnt er in de boezem der provinciale en plaatselijke bestuurscol lege^ nogal wat verzet gerezen te zijn tegen dit ongelukkige plan. Deze oppositie zal waarschijnlijk ook wel wijzen op de historische betekenis van de Spanjaards laan, die zoals men weet, haar naam te danken heeft aan een roemruchte episode tijdens het. beleg van Haarlem door de Spanjaarden in 1573. Op de vijfentwintig ste mei van dat. jaar, toen de honger de reeds volop in de benauwde veste rond waarde. deed een afdeling Waalse solde niers deel uitmakende van de huurlin gentroepen der Haarlemmers via de Zijlpoort een uitval uit de stad om met de vijand te „schermutselen". Zij slaagden er inderdaad in, een der Spaanse schansen te veroveren, doch „niet sterk genoeg zijnde om iets meer van aanbelang te onder nemen. togen zij terug, met verlies van twee man In de stad weergekeerd gaven zij aan burgemeesteren kennis, „hoe de zaken in den Hout geschapen stonden," waarop de stadsregering, in overleg met de Waalse, Engelse en Duitse hoplieden be sloten, „noch dien eigen achtermiddag den Voorhout met. negen of tien vendels te overrompelen en te overvallen", 's Middags om drie uur trokken dan ook twee- of drie honderd Engelse, Waalse en Schotse haak- schutters de Zijlpoort uit, langs het tegen woordige Geldeloze Pad, de vijandelijke regimenten tegemoet, en „toen zij dezen uit de Hout. naar die :ant gelokt hadden, vielen zes a zevenhonderd dubbele solde niers en schutters door de Leidse Water poort „bij de langhe brugge" naar buiten. Een ander gedeelte kwam door de „cleine Houtpoort." en het. Haarlemse jagt was met enige roeischuiten den boom uitgeroeid tot de brug in het Sparen (Spaarne), zodat het Duitsche leger (de huurlingen der Span jaarden in De Hout) aan vier kanten tege lijk werden aangetast." Daardoor in verwarring gebracht, sloe gen de vijanden, „veertien vaandels hoog- duitse knechten en 12 Waalsche, op de vlugt tot gansch achter in 't Bosch, waar zij trachtten, zich te herstellen. Maar zij konden geen stand grijpen door het ge weldige schieten, steken en slaan. Zodat er van hen wel vijf- of zeshonderd ge sneuveld zijn, waaronder vele hoplieden, luitenants, vaandrigs, groote monsieurs of hooge hansen, hetgeen uit hunne kostelijke kleederen en cieraden viel op te maken." „Zodra de Haarlemmers in de Hout ge komen waren", zo zegt Ekama in „Beleg en verdediging van Haarlem", „staken zij terstond de hutten en tenten van den vijand in brand. En welligt ware het beter geweest, zo zij hiermede nog wat gewacht hadden, want niet zodra hadden de Spaanse haakschutt.ers en ruiters de opgaande vlammen gezien, of zij kwamen uit alle oorden van Heemstede en elders opdagen en namen het Bosch weder in, zodat de belegerden naar de stad moesten keren met een verlies van tien of twaalf man, die gesneuveld, of door het, te lange pionderen in handen der Spanjolen ge vallen waren. Inmiddels hadden zij allen „een voortreffelijke Buit veroverd: al 't ligte Geschut, kopere Draaken, Falconet- ten en Dubbele Bassen (veldgeschut), als ook een groote quant.it.eit Boskruit, Wa pentuigen, Krijgskasakken, dertig Paarden en eene meenigte van Beesten, Koeijen en Kalveren. Hiernevens eene rijke Schat aan vergulde en Zilveren Schaalen, Ringen, Kroezen en nog vele andere zaaken, die te lang zouden wezen, te schrijven." Geen der uitvallers kwam in de stad terug of hij had zijn handen en zak ken vol kostbaarheden, ja zelfs de „dames" uit de tenten der belegeraars werden in triomf meegevoerd. N. van K(ooswijck) vertelt in zijn „Kort en waerachtig verhael" dat twee Walen zich meester hadden gemaakt van een beurs met 250 gouden dukaten, „met noch een schone vrouwe, waerom si ghespeelt hebben, wie die vrouwe ofte die Ducaten hebben sonde, waar van die gheene die de meeste oogen worp, die vrouwe ghenomen heeft, meer met haer verblijf sijnde dan den anderen met dat geit". De volgende morgen werden de negen veroverde vaandels na een triomftocht door de stad op het bolwerk gehesen, ter wijl men even buiten de Houtpoort ten aanschouwe van de knarsetandende Span jaarden ook een symbolisch graf dolf voor de „allegaar wel duizend Spanjolenknech- t.en" die bij deze uitval het leven gelaten hadden. De meesten van hen waren ge dood bij de hoofdaanval op hun kampe ment even ten zuiden van de Hout, dat van die dag af, als herinnering aan dit bloederige wapenfeit uit de vaderlandse historie, het „Spanjaardsveld" heette. DE NAAM SPANJAARDSLAAN kwam pas later in zwang, toen op deze plaats, bij het herstel van de Hout. een fraaie dreef met lindebomen werd aangelegd: de voorouders van de reuzen, die er thans prijken. Tijdens het beleg door de Span jaarden had het bos namelijk veel te lijden gehad. Gebrek aan brandstof en de noodzaak van een vrij schootsveld hadden vriend en vijand genoopt om. net als in onze hongerwinter, duizenden bomen te vellen. Alleen de zwaarste stammen en het lage onderhout waren de dodendans ontsprongen. In 1585 werd besloten de Hout opnieuw te beplanten, waartoe de grond van de oude struiken en wortels ontdaan en om gespit werd: een enorm werk, dat ten dele zonder betaling door vrijwilligers uit de burgerij verricht, werd. Jan van Schoter- bos, zoon van een der burgemeesteren, plantte de eerste boom. De zuidelijke be grenzing van de Hout vormde toen waar schijnlijk het Spanjaardsveld, dat pas een honderdtwintig jaar later, in de eerste jaren van de achttiende eeuw getransfor meerd zou worden tot een wandeldreef, die de afsluiting van de Oude Hout, en de verbinding met de toen geschapen Nieuwe Hout. (aan de kant van de huidige Middel laan) vormde. Een gravure uit die tijd vindt men hierbij afgebeeld. Zij toont aan, dat deze oorspronkelijke „lindenlaan" niet zo heel veel verschilde van de Span jaardslaan zoals wij die kennen. EEN DER ZWARE BOMEN, die deze laan omzoomden, heeft overigens lange tijd vermaardheid genoten als „de won derboom": een speling der natuur die minstens evenveel bekijks trok als de be faamde holle boom van Kraantjelek in onze dagen. Professor Pieter Harting, een der befaamdste natuurvorsers van de ne gentiende eeuw, heeft er zelfs een uit voerige verhandeling aan gewijd, waaraan wij het volgende hooggeleerde relaas ont lenen: „Wel kennen wij de knoestige uitwassen die zo vaak aan oude lindebomen voor komen, doch aan den stam van dezen boom nemen wij iets waar, dat geheel af wijkt. van alles wat ons op dit. gebied bij welke boomsoort ook bekend is. Het schijnt, alsof zijn stam niet bestaat uit één, maar uit drie stammen, die elkaar op zekere hoogte ontmoeten en nu, tezamen verenigd, slechts één enkelen stam vor men, waaruit dan de gebladerde takken hun oorsprong nemen. Bij eene nadere be schouwing blijkt deze opvatting echter on juist te zijn, want indien wij ons aan de andere zijde des booms begeven, ontwaren wij daar niets van een driedelige splitsing, maar de stam vertoont zich enkelvoudig, evenals de naburige boomen. Onderzoe ken wij dan wederom nauwkeuriger, hoe de eigenlijke vorm van dezen zonderlingen stam is, dan blijkt ons dat daarin aan een zijde eene opene holte is, welke zich van beneden af tot op 2,20 meter boven den grond voortzet. Binnen in die holte be vindt zich een andere schijnbare stam die het dikst in omtrek aan zijn bovenste ge deelte, benedenwaarts dunner wordt en zich op 0,4 a 0,5 meter afstand van den bodem in eenige takken verdeelt, waaruit op hunne beurt talrijke kleinere takken ontspringen, welke eindelijk onder den bodem hunnen weg vervolgen JAMMER GENOEG heeft deze wonder boom bij de beruchte Pinksterstorm van 1860 het loodje gelegd. Aan de populari teit van de laan heeft zijn verdwijnen echter geen afbreuk gedaan. Vele malen is de Hout in de loop der eeuwen van ge zicht veranderd, soms omdat oorlogen of natuurrampen het bos geteisterd hadden, soms omdat de aanleg of de beplanting niet meer strookten met de smaak van de tijd. Maar zelfs bij de grote reorganisaties zoals die van de befaamde tuinarchitect J. D. Zocher in 1827 heeft het parool al tijd geluid: Handen af van de Spanjaards laan. Pas in het begin van onze eeuw moest de toenmalige beheerder van de Hout, Leonard Springer, aan het stads bestuur rapporteren, dat „deze zeer popu laire laan in een toestand verkeert, die weinig overeenkomt met haren roem. De laan", aldus zijn verslag, „is voor het grootste deel van 't jaar onbruikbaar, zoo dat wandelaars noordelijk ervan een voet pad gemaakt hebben en dit beloopen, om dat de overige lanen te mul of te drassig zijn. Voor rijtuigen zijn zij meestal totaal onbruikbaar". Springer stelde daarom voor, enkele der hoofdlanen te verharden „om wille van het zich gestaag uitbreidende rijverkeer", het geen dan ook geschiedde. Maar zelfs in het hoofd van deze realistische nieuwlich ter is nooit de gedachte gerezen, daarvoor een deel der beplanting, laat staan de prachtige lindebomen op te offeren. ZO KON de Spanjaardslaan blijven, wat zij van oudsher geweest was: de gelief koosde pantoffelparade voor alle rangen en standen rn voor jong en oud. Het zon dagse ommetje van de gewone man vond er zijn begin- of eindpunt, maar ook de wandelritten te paard of in het eigen rijtuig van de „betere standen". Ontel bare generaties Haarlemmers hebben er als kleuters verstoppertje gespeeld achter de dikke lindestammen of er hun eerste amoureuze afspraakjes gemaakt. Op het wandelpad pronkten de jonge moeders met hun fonkelnieuwe kinderwagens en op de bankjes langs de kant vond en vindt, men nog steeds de renteniers en de hoogbejaarden. En ook dat is een tra ditie, die tot ver in de vorige eeuw terug gaat, zoals het volgende citaat uit een oude beschrijving aantoont: ,,'t Is een op vallend verschijnsel dat de fraaije rust banken omtrent, den Lindenlaan zich voor al mogen verheugen in de gunst der oude liên, omreede men vandaar een goed uit- zigt heeft op het passeren van de koetsen der Aanzienlijken, zonder nochtans ge hinderd te worden door het. opgeworpen stof". ER IS WEL eens beweerd, dat de Span jaardslaan in vroeger tijden ook het to neel geweest zou zijn van enkele grote schutterswedstrijden en landjuwelen der roemruchte Rederijkerskamers; massale feesten, die met veel pronk en praal ge paard gingen en duizenden kijkers trok ken, wier geestdrift „het stille Bosch deed weergalmen van jubelkret Geen enkele serieuze kroniekschrijver maakt, hier ech ter melding van eh dus moet men aan nemen, dat dit een geromantiseerde le gende is. De Haarlemse Rederijkers Jcozen voor hun landjuwelen vrijwel altijd een terrein aan de Baan, even buiten de Grote Houtpoort, waar men de kunst maakt dorstig! in de onmiddellijke nabijheid was van enkele welvoorziene herbergen. Wel weergalmt de Spanjaardslaan in onze dagen nog wel eens van het gejuich der duizenden, namelijk als de thuisclub op het aangrenzende HFC-terrein weer eens (het schijnt ook nu nog voor te komen) een tend doelpunt scoort! MET bijzonder grote instemming citeren wij hieronder een kort doch kernachtig protest, in „De Kam- 3 E pioen" van enkele maanden geleden door de heer A. G. M. Boost, (direc- teur Wegen en Verkeer van de e E ANWB) geschreven, dat als het ware E pasklaar kan worden betrokken op j| de mooiste laan van Kennemerland E en wellicht van heel Nederland, de e E Haarlemse Spanjaardslaan, die be- E dreigd wordt door verkeersplannen- E makers en welhaast ten dode is op- E geschreven. De heer Boost schreef E E onder de titel.' E We m.oeten zó maar door gaan, wegen, die voor het huidige E en toekomstige verkeer ongeschikt e E zijn en doorvoor ook niet geschikt E H te maken zijn. met alle geweld voor g het doorgaande verkeer te bestem- men. Het procédé is nogal eenvou- E dig: de te smalle profielen worden e E kooi geslagen en omgezet in een E royale rijbaan met armetierige gras- bermpjes en wij zijn weer een fraaie E weg armer. E Op deze wijze zal Nederland eer- der dan wij het, beseffen een aantal e E wegen, die door hun laanbeplonting E E een gevoel van beslotenheid en be- E E schutting geven en waaraan het e spel van zon en schaduw een. bij- E E zondere bekoring geeft, moeten missen. E E Wegbeplantingen vormen een on- E E misbaar element, zowel in het land- E schap waaraan zij geleding geven, E als voor de structuur van de weg: E zij verzachten de harde lijnen van E het technische object en maskeren e vaak de weinig aantrekkelijke be- e geleiding van de weg, zoals lintbe- E E bouwing, opslagplaatsen, fabrieks- E complexen, telegraaf- en telefoon- palen en dergelijke Het niegennet vervult een belang- E rijke toeristische en recreatieve 5 functie. Indien bestaande landschap- E pelijk fraaie wegen ongeschikt wor- E den bevonden om. het steeds toe- e nemende motorisch verkeer te ver- E werken, dient tijdig zorg te worden E gedragen voor aanleg inn een ver- vangende autoweg, opdat de be- E staande weg als streekverbindings- E en toeristisch aantrekkelijke weg be- houden kan blijven". VOORAL de laatste alinea slaat navrant op de situatie met betrek king tot de Spanjaardslaan, die ge doemd is te gaan dienen als ver lengstuk van de westelijke rand weg terwijl aan de zuidkant van die prachtige laan zich een afschu welijk lelijk stuk weiland bevindt, dat. bovendien recht tegenover de uit monding van de randweg gelegen is. Wij geven hierbij in een ge ïllustreerd artikel een overzicht van de geschiedenis der eeuwenoude Spanjaardslaan, zonder (voorlopig) diep op de verkeerskwestie in te gaan. Illlll De foto's laten de Spanjaardslaan zien in voorjaarsstemming, hij herfstlichtbij windstilte en tijdens een bijltjesdag Italiaanse invloed groter dan de Nederlandse (Van onze correspondent in Sydney) SYDNEY Australië, zo wordt u in Nederland geleerd, is een eentalig land en wie wil emigreren naar liet andere einde van de wereld, doet er goed aan Engels te leren. In de afgelopen jaren is er echter iets veranderd. Er zijn hier op z'n minst veertig nationaliteiten elk met hun eigen taal. Onder hen zijn vele Ita lianen en ik zou daarom iedereen, die naar Australië gaat, willen raden ook Italiaans te leren. Het zal hem bijna elke dag van pas komen. Onlangs verdwaalde ik in Redfern, de Jordaan van Sydney, een netwerk van brede en van nauwe straten, een oneindig doolhof van asfalt met. groezelige huizen, die tachtig jaar geleden welvarende bur gers tot. woning dienden. Redfern is thans een arbeidersbuurt, dichter bevolkt dan de randstad Holland. Hier wonen Italianen in groepen bijeen. De huizen zijn donker, maar van steen en in elk geval beter dan de woningen, waarin deze Italianen in eigen land huisden en de huren zijn laag. Wie door Redfern wandelt, hoort altijd die vreemde tongval van het Italiaans, waar aan de Australiërs zich meestal ergeren, want als zij een vreemde taal horen, die zij niet verstaan, worden zij achterdochtig. Gelukkig zijn er tegenwoordig vele Austra liërs, die Italiaans leren, zowel op avond school als op de universiteit. Toen ik de weg kwijt was, had ik grote moeite uit het. doolhof te komen. Voorbij gangers, die ik aansprak, verstonden me niet of antwoordden in een brabbeltaaltje van gebroken Engels en Italiaans. Italianen houden hun moedertaai vast, wat voor hen niet moeilijk is, want zij blijven in groepen wonen en werken. Zij hangen aan elkaar als een klit. De Australische regering, die tegen groepsvorming is, zag dit met lede ogen aan. maar ze heeft al lang een oogje dicht gedaan, want de Italiaanse immigran ten vormen een aanzienlijke bijdrage tot de Australische welvaart. In de grote steden, zoals Sydney en Mel bourne, worden vele groentewinkels ge dreven door Italianen. Zij zijn de geld makers. In Sydney zijn bijna vierhonderd voorsteden en in elk winkelcentrum is altijd wel een Italiaanse groentezaak of melksalon. In de binnenstad zijn de Italia nen met hun espresso-bars in de meerder heid onder de koffiehuizen. Deze espresso bars zijn in het thee-drinkende Australië ongelooflijk snel en verrassend uit de grond gerezen en hebben de Australiër geleid op het pad der koffiedrinkers. Wie zondags naar de Domain van Sydney gaat, een groot park, dat men de Austra lische tuin der Tuilerieën kan noemen, waar grote volksvergaderingen worden ge houden,. kan er wel tien volksredenaars in de open lucht horen. Tien jaar geleden werd er alleen Engels gesproken. Tegen woordig kunt u er niet alleen gebroken Engels of Engels met een vreemde tongval beluisteren, maar ook gloedvolle toespra ken in het Italiaans, waarbij honderden zwartharige Europese zuiderlingen met hun fijn besneden gezichten aandachtig staan te luisteren. De Italianen hebben ook hun „kolonies' in Queensland, waar zij in de suikerriet- cultuur werken, en in het achterland van Nieuw Zuid Wales, waar zij op de fruit- kwekerijen arbeid vinden. Velen hebben zich opgewerkt en zijn eigenaars van groente- en fruitkwekerijen. Er bestaat grote saamhorigheid en gevoel van ver bondenheid tussen de Italianen, van wie er velen welvarend zijn. Onlangs bezocht ik een Nederlandse boer, die een bedrijf van veertig hectaren pacht van een Italiaan, die zelf als immigrant zonder geld begon nen was en nu miljonair is, eigenaar van enige boerderijen en directeur van een scheepvaartmaatschappij met 42 schepen. U heeft al dikwijls verhalen gehoord over geslaagde Nederlandse immigranten. Aan hun doorzetting en initiatief wil nie mand twijfelen, maar als voorbeeld van de geslaagde immigrant, moet in de eerste plaats de hardwerkende, zwoegende en zuinige Italiaan worden genoemd. Er zijn er zo'n 120.000 in Australië. Men vindt hen overal, in de grote steden, zowel als op het platteland, in land- en tuinbouw, in industrie en handel, bij het grote ont ginningswerk ter verlegging van de loop der Sneeuwrivier in de Australische Alpen en bij de bouw van waterkeringen en hydro-elektrische installaties. Invloed op de pers Hoewel de Italiaan moeite heeft het En gels meester te worden, is zijn economische welvaart, als groep, onbetwist groot. Zij is groter dan die der Nederlanders, die met honderdduizend immigranten als groep weinig kleiner zijn dan die der Italianen. De invloed der Italianen is ook te bemer ken in de pers. Deze invloed gaat dieper dan die der Nederlanders. Er zijn niét al leen vakbladen, die speciale rubrieken in het Italiaans bevatten wat met één uit zondering nooit het geval is geweest voor de Nederlanders („die spreken toch wel Engels") maar een Australische auteur heeft over een Italiaanse immigrant een pakkend boek geschreven, waarvan binnen enkele maanden veertigduizend exemplaren waren verkocht. Bovendien werd dit boek als feuilleton gepubliceerd in landelijke dagbladen. Dat heeft aanzienlijk bijgedra gen tot. een beter begrip bij de Australiërs voor de Italiaanse immigranten. Ondanks hun grote welvaart en belang rijke bijdrage tot de economie van Austra lië zijn de Italianen, in tegenstelling tot de Nederlanders, bij een deel der Australiërs weinig geliefd. Toch hebben zij door hun prestaties het respect van de Australische bevolking afgedwongen, een begin van populariteit. Daartoe draagt mede bij de gestadige stroom van Italiaanse artiesten, die hun landgenoten en de Australiërs komen vermaken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 17