VOOR JULLIE HET AFSCHEID Het lot van een weeskind in de achttiende eeuw UtOUUJ RMAN De appeltjes Voor de KLEUR PLAATJE Laatste model t. ZATERDAG 3 0 AUGUSTUS 19 58 'Erbij -k „Tjiep... tjiep... tjiep", ging het on der de boom van de duif Koekeroe, „tjiep... tjiep... tjiep... een verhaal tje! Een verhaaltje alstublieft!" „Waar blijft ze nou?", riepen de klei ne vogeltjes, „waar blijft de duif Koe keroe? Tjiep... tjiep..." deden ze nog eens. Maar de duif Koekeroe die voor elke dag van het jaar een verhaaltje wist, kwam niet voor de dag. Ze zat in haar nest met haar grijze kopje diep in de veren en deed net of ze die kleintjes daar beneden niet hoorde. De duif Koe keroe was verdrietig... heel héél erg verdrietig, want ze wist geen nieuw verhaaltje meer. Alle dagen van haar leven, sinds ze was weggevlogen uit het nest van haar vader en moeder had ze er één geweten. Nu waren ze op. „Ik moet toch iets t.egen ze zeggen", dacht ze, „ik kan ze toch zo maar niet. onder die boom laten staan..." Ze stak haar kopje naar buiten over de rand van het nest en riep zachtjes: „ga maar naar huis, jongens. Ze zijn op. Ik ken geen één nieuw verhaal meer". Midden in een ongeduldig „tjiep" werden de vogeltjes opeens doodstil. Geen verhaaltjes meer! Geen verhaal tjes! Maar dat was het. ergste wat. ze gebeuren kon. Nog nooit had er iemand aan gedacht dat. de verhaaltjes van de duif Koekeroe op zouden raken. Hun vaders en moeders hadden toen ze nog kinderen waren al naar de verhaaltjes van de duif Koekeroe geluisterd. Hoe moest dat nu? Ze vlogen met zenuw achtige vleugeltjes naar hun nesten om het thuis te gaan vertellen. Nou, de vaders en moeders schrokken er ook van. Ja, het hele bos was geschrokken, want, ook de bomen en de bloemen luis terden naar Koekeroe en de wind zorg de altijd wel dat haar verhalen nog veel verder kwamen. Helemaal st.il za ten ze er over na t.e denken wat. ze nu zouden doen. Zonder verhaaltjes leven kun je niet. vonden ze. Ook de duif Koekeroe zat te denken. Wat moest ze nog doen tussen haar vriendjes aan wie ze niets meer te ver tellen had? Ze voelde zich opeens heel oud. „Weet je wat?", dacht ze, „als ik hier blijf zal ik er elke dag aan moeten denken dat ik niets meer vertellen kan en alle vogels zullen me aankijken om te weten of er toch misschien niet nog eentje komt. Ik ga weg. Ik ga naar het bosje voor oude vogels. Ergens anders ben ik toch niet goed meer voor". En toen het avond werd en heel stil was in het bos nam de duif Koekeroe afscheid. Ze keek van haar hoge plekje uit nog eens rond. Dag bomen, dag bloemen, dag vogels", fluisterde ze en ze knikte met haar grijze kopje alles nog eens toe. En toen ging ze, heel zacht, en met heel langzame vleugels, zodat niemand in het bos er iets van merkte. Tegen donker zag ze het bosje voor oude vogels onder zich liggen. Het zag er niet zo vrolijk uit. O, nee hele maal niet. Er zaten een paar rillerige kale kraaien in de boompjes die ook krom en oud waren en op de lagere takken zaten wat. merels, mezen, spreeuwen en mussen, allemaal even zuur en moe te kijken. „Niemand die hier een verhaaltje wil horen", dacht de duif Koekeroe terwijl ze op een boom tak even buiten het bosje neerstreek. „Maar ja, wat moet ik anders doen?" Ze zuchtte nog eens heel diep en toen spreidde ze haar vleugels al om zich aan te gaan melden in het bosje voor oude vogels. Maar net toen ze dat deed hoorde ze naast zich ook zuchten en maakten twee vleugels ook net het ge luid van wegvliegen. De duif Koekeroe keek opzij. Haar kleine zwarte oogjes draaiden verwonderd. Wat was dat? Naast haar zat een duif. Precies zo'n duif als zijzelf; het leek bijna alsof ze zichzelf in een spiegel zag, zoveel leek die ander op haar. Even oud, even treu rig en ook net zo besluiteloos als zij. „Goeienavond.zei de duif Koeke roe zacht. „Goeienavond", zei de an der. „Bent. u ook op weg naar het bosje voor oude vogels?", vroeg Koekeroe. „Ja...", koerde de andere. „Voelt u er wat voor om samen te gaan?", vroeg Koekeroe, „twee is al tijd gezelliger dan één". „Ja, zeg dat wel", koebde haar even beeld. „ik ken daar een verhaaltje over". „Ik ook...", zei Koekeroe. „Het gaat over twee eekhoorntjes die elkaar kwijt raakten". „Van mij..." zei de ander, „gaat het over een konijn dat op zoek is naar een vriendje". „Hé...", zei de duif Koekeroe, „dat ken ik niet. Wat gek". „Ik ken uw verhaaltje ook niet", zei de andere duif, „maar dat is misschien niet. zo'n wonder. Ik kom uit het bos verderop". Ze wees naar rechts. „Ik uit dat bos", zei Koekeroe en ze wees naar links, „ik wist voor iedere dag een verhaaltje. De kleine vogeltjes stonden al bij zonsopgang onder mijn boom te wachten". Maar vandaag... Opeens hield de duif Koekeroe op. Ze merkte dat ze niet meer alleen praatte. De andere duif vertelde met precies dezelfde woorden hetzelfde verhaal. „Nou en toen dacht ik: ik ga maar weg. Ik ga maar naar het bosje voor oude vo gels", koerden ze tegelijk. „Maar nu ik het zie", gingen ze verder en ze keken nog eens goed naar het bosje voor oude vogels, „nu vind ik het er afschuwelijk uitzien. Ik vind mezelf nog lang niet oud genoeg voor dat bos". „Tuurlijk niet", zei opeens een der de stem. De twee duiven keken elkaar aan. Wie was die derde? Ah.ze zagen het. Een grijze nachtuil die net zijn ogen opendeed. „Ik heb alles gehoord", zei hij, „en u hoeft helemaal niet naar dat. bosje. U hoeft: alleen maar te rui len. De duif Koekeroe gaat naar het bos van de duif Roekoe. Zo heet. u toch?", vroeg hij aan de vreemde duif. Ja, knikte die en tegelijk begonnen haar ogen te stralen. Natuurlijk, dat was de oplossing. Zij ging de verhaal tjes vertellen die ze in het bos van Koe keroe nog niet kenden en Koekeroe ging naar haar bos met haar oude verhaal tjes. Ze schudden wel vijf minuten lang vlerken en poten met de wijze nacht uil en toen vertrokken ze: Koekeroe naar waar Roekoe vandaan was geko men en Roekoe naar het bos van Koekeroe. En toen de volgende morgen de kleine vogeltjes in de twee bossen toch nog maar eens gingen proberen of er geen verhaaltje kwam, toen zat in ieder bos al een duif klaar. En ze vertelden zó mooi en zulke helemaal nieuwe ver haaltjes dat ook de grote vogels er naar kwamen luisteren. Ze schudden met hun kopjes van verbazing en het raad sel zou nooit zijn opgelost als Koeke roe niet een nieuw naambordje had la ten maken door de specht waarop met duidelijke letters Roekoe stond en ais niet Roekoe een bordje had laten ma ken waarop Koekeroe stond. „Roekoe of Koekeroe", zeiden de dieren, „het doet er niet toe. Als de verhaaltjes maar mooi zijn". En de duiven zelf denken er net zo over. Ze koeren vrolijk in hun bos en geen van tweeën denkt er over om afscheid te nemen en weg te vlie gen naar het bosje voor oude vogels. Nog lang niet. Kijk goed naar hel bovenste tekenin getje. Zo moeten de doosjes aan elkaar gelijmd of met plakband bevestigd wor. den. Beplak het geheel nu met gekleurd, papier. Teken of plak er ramen en deu ren op en bevestig de vier wielen, die gemaakt zijn van rondjes karton, met een speld of spijkertje aan de bus. Reis maar fijn. Zou er, roepen de appeltjes nou nooit eens een einde aan komen? We hebben genoeg van de wind en de zon, van de regen, de vogels, de bomen. We willen eraf. We willen eruit, niet hangen meer, dat maakt ons m.oe. We willen nu ook wel eens liggen, boer en. heel ergens anders naar toe. We willen op reis in een appelkar, op reis in een kist of een doos, we willen eens iets van de wereld zien Dat willen we. roepen ze boos. Zijn we niet rijp, zijn we niet rood., zijn we niet sappig en groot? Ja, zegt de boer op zon laddertje en hij heeft, er al één in zijn hand. Ja, roept de vrouw van onder de boom en dat appeltje gaal in haar mand. Ja, zegt het paard voor de appelkar, stapel de kistjes maar op, ik rijd die appeltjes wel naar de stad van hobbeldebobbeldebob. De appeltjes rijden, de appeltjes reizen naar Sander de appeltjesman. Sander bekijkt ze, proeft ze en poetst ze, dan gaat hij roepen, zo hard als hij kan: Zijn ze niet rijp, zijn ze niet rood., zijn ze niet sappig en groot? Mies Bouhuys Hallo boer Haas, wil je ook. met de trein?" Hoe oud Anne precies was melden de bronnen niet, maar men neemt aan dat het kind niet ouder kan zyn geweest dan twaalf of dertien jaar. In die tijd, het was hel midden der acht tiende eeuw, maakte men in Engeland met behoeftige verweesde kinderen korte met ten. Ze werden voorlopig ondergebracht in het armenhuis van de gemeente. Hoe het daar toeging kunnen we in vele verhalen van Dickens lezen. Zo spoedig mogelijk echter werden ze „verpacht, dat wil zeggen by werkgevers ondergebracht, die daar voor aan het armenhuis een bepaald be drag per jaar betaalden. De kinderen wa ren dan overgeleverd aan de willkeur van hun pleegouders. Er was geen onderzoek naar de geschiktheid van de „gegadigden", er was geen controle op de behandeling die de kinderen ondergingen. Liep het kind weg, dan werd het zo mogelijk opgevangen en teruggebracht, na zwaar te zijn gestraft. Want weglopen was een ernstig misd-ijf. Er werd niet onderzocht wat de reden kon zfjn van de desertie. Wij kunnen dit alles nauwelijks meer geloven, maar het is de naakte waarheid. Het is voor ons ook ondoenlijk ons te ver plaatsen in de mentaliteit van de „opvoe ders" dier dagen. Ervaren psychologen kunnen wellicht, lettende op de toenmalige sociale verhoudingen, sectie verrichten op deze afschuwelijke uitwassen. Wij kunnen alleen maar voor de zoveelste maal vast stellen, dat de goede oude tijd helemaal zo goed niet was en dat de veelgesmade mo derne wereld het „Here, here!", dan wat minder op de lippen mag hebben, doch meer in het hart heeft. Anne Naylor en haar wat oudere zusje waren geplaatst bij Sarah Metyard, die een modeatelier had in Bruton Street te Lon den. Mrs Metyard werd daarbij geas sisteerd door haar dochter, die ook Sarah heette, en vijf leerlingen, allen afkomstig uit armenhuizen. Anne was een ziekelijk kind en kon het. moordende haastwerk niet volhouden. Ze leverde minder af dan de andere en werd daarvoor herhaaldelijk gestraft. Het kind liep tenslotte weg. Maar waar moest ze heen? Ze had geen familie, die zich om haar bekommerde en zij werd daarom al spoedig gevonden. Op straat slenterend en halfdood van honger. Ze werd terugge bracht en kreeg straf. Miss Metyard sloot haar op in een zolderkamertje en ze kreeg als voedsel maar een paar sneden or^od en een kruik water per dag. Het radeloze kind deed nog een poging om te ontsnap pen. Alweer vergeefs. De Metyards had den op een dag vergeten het kamertje, waarin het kind werd gevangen gehouden, goed af te sluiten. Anne zag kans onge merkt uit. huis te komen. Daarbuiten stoid een melkboer, een botte kerel, die ondanks de smeekbeden van het verhongerde kind om haar in bescherming te nemen geen hand er voor uitstak. Inmiddels was Anne's vlucht ontdekt. De jonge Sarah rende naar buiten en zag het „pleegkind" van naar moeder de straat oprennen. Maar Sarah kon 'harder lopen dan het uitgemergelde weesje. Ze greep haar in de nek en sleur de haar het huis in en naar het zolder kamertje. Daar wierp de oude Metyard haar op de strozak, die voor bed diende en hield haar vast, terwijl de jonge Sarah het kind met. een bezemsteel sloeg tot zij niet meer kon. Dat. wil zeggen, tot Sarah .ïunior niet meer kon! Toen werd Anne naar een kamer gebracht, aan de achter zijde van het huis, haar handen werden achter op de rug gebonden en met een koord om haar middel werd zij zodanig aan de muur gekluisterd dat ze nóch zitten nóch liggen kon. In deze houding liet men haar drie dagen zonder eten en drinken! Maakten de Metyard's hier een geneim van Integendeel. Zij behoefden blijkbaar niet te vrezen, dat een dergelijke behan deling van hun pupil afkeuring zou weg dragen van de regenten van het armen huis. De andere „meisjes" werden zelfs gedwongen de bestraffing van Anne aan te zien. Ze wisten dan waar ze aan toe waren, als ook zij het in hun hoofd haal den een poging tot vluchten te onder nemen. Op de avond van de derde dag maakte men het meisje los. Ze kon naar bed gaan. Maar ze was te zwak om zich naar haar kamertje te bewegen. Ze werd daarom „Miss Sally, Miss Sally, zij beweegt niet meer", riep een ven de leerlingen uit, toen ze Anne Naylor roerloos in de touwen zag hangen, waarmee zij aan de muur was vastgebonden. „O, ja? dan zal ik wel beweging in haar brengen", zei Miss Sally. Ze trok haar schoen uit en sloeg met de hak op het hoofd van het kind. Toen eerst bemerkte ze, dat dit zich inderdaad nooit meer zou bewegen! Anne was aan de doorstane kwellingen overleden. opengezet. Er werd een meisje naar ooven gestuurd om Anne te zeggen, dat ze weer met de anderen mocht komen eten. als re zich behoorlijk gedroeg. Het vervolg is ge makkelijk t.e raden. Anne was verdwe nenweggelopen! Een uitgebreide zDek pa rt ij werd georganiseerd en Anne werd natuurlijk niet. gevonden. De meisjes dachten er het hare van, maar zwegen. De stakkers hadden het al zwaar genoeg. Al leen Anne's zusje zweeg niet. Ze zei tegen een kostganger van de Metyard's, dat ze er van overtuigd was, dat Anne was ver moord. Dit kostte het meisje het leven. Nu de vrouwen met twee lijken '.aten, waarvan er een reeds begon te rieken, moest snel worden gehandeld. Op de avond van het kerstfeest uitgerekend deze schoonste avond van het jaar haalden ze de lijken naar beneden in de keuken en sneden zij die in stukken! Ze wilden de sporen van hun misdrijf in hel grote keu kenvuur verbranden. „Vuur vertelt niets na", zei de oude Metyard. Begonnen werd met een hand van Anne. Daaraan ontbrak een vinger, die deze bij een ongeluk had verloren en die hand zou dus het gemak kelijkst te identificeren zijn. Maar het verbranden van die kleine hand veroor zaakte reeds een dergelijke stank, dat de vrouwen andere middelen beraamden om de lijken kwijt te raken. Ze pakten de stukken en brokken in pakken en gooiden ze over de kademuur in de rivier. maar niet ver genoeg. De stoffelijke resten bleven onder aan de walmuur liggen en werden daags daarna gevonden. De coro- nei een soort rechter van instructie onderzocht ze. „Opgegraven in een kerk hof, door een chirurg voor sectie gebruikt er. later weggeworpen", luidde zijn con clusie. Er werd geen moeite gedaan om te ónze modekoning onderzoeken uit welk kerkhof deze lijken dan zouden zijn geroofd, laat. staan a at, men aan moord dacht, terwijl de vrouwen inmiddels toch aangifte hadden gedaan bij het armenhuis, dat de meisjes Naylor ont snapt waren en spoorloos. De zaak-Naylor ging de doofpot en zou altijd een geheim zijn gebleven, als de Metyards deze zelf niet. enige jaren later aan het licht hadden gebracht. Zij leefden namelijk als kat en hond, hadden voortdurend onderlinge ruzies en waren het nooit met elkaar eens behalve blijkbaar in de beestachtige behandeling hunner leerlingen. Mrs Metyard zag er niet tegen op haar dochter te slaan en te mishandelen en de jonge Sarah liep ten slotte met zelfmoordplannen rond. Poen dan ook een kostganger van Mrs Metyard, Rooker geheten, aan „miss Sally" voor stelde met hem het huis te ontvluchten en elders te gaan samenwonen sprak hij n;et voor dovemansoren. Ondanks de hevige 'egenstand van haar moeder vertrok Sarah. Doch Mrs Metvard liet haar doch ter niet met rust. Dagelijks stond zij voor hun deur te schelden en te dreigen omdat ij niet werd binnengelaten. Zelfs toen de jonge mensen gingen verhuizen naar een veraf gelegen stadswijk werd het. dagelijks bezoek aan de voordeur niet onderbroken. Ten einde raad besloot Rooker: „Laat. ik Mrs Metyard nu maar eens binnenlaten. Dan kunnen wij de zaak uitpraten en wordt misschien de vrede gesloten". Maar hu vergiste zich. Het onderhoud tussen cie beide dames groeide uit tot 'n wilde storm van scheldwoorden en insinuaties. ..Hou jij ie mond oude stinkert", riep Mrs Metyard looker toe, toen deze op een gegeven "genblik tussenbeide wilde komen! „Hoe iurf je dat te zeggen", schreeuwde op jonge Sarah. „Van stinkert gesproken! Wie veroorzaakte er stank bij jou aan huis?" Het ging zo door, uren lang, en Rooker hield zijn oren open! Toen de moeder ver trokken was, wilde hij van Sarah wel eens precies weten wat er met sommige insi nuaties bedoeld was. Sarah trachtte zich te redden, maar Rooker begon verdenkin gen te koesteren en zijn vragen waren on barmhartig en vooral scherpzinnig. Hij kreeg er alles uit! Hier hielpen geen tranen meer. Hij was te verontwaardigd om Sarah nog aan te horen, toen ze hem smeekte en bad de zaak om harentwille geheim te houden. Hij waarschuwde onmiddellijk de politie en de heide vrouwen werden ge vangen genomen. De verontwaardiging bij de Londense bevolking was algemeen. Alweer zo'n wonderlijke reactie! Nie mand bekommerde zich om het lot van dergelijke kinderentotdat ze nood waren gemarteld! Droeg overigens deze verontwaardiging iets bij om het lof van de andere wezen wat te verzachten? De geschiedenis leert wel anders. Het moest nog een eeuw duren voor eindelijk de ogen open gingen! Het proces tegen de beide vrouwen i on het in feite zonder getuigen stellen. Ze be schuldigden elkaar over en weer met een vloed van woorden en zo kwam de jury 111 details te weten wat er gebeurd was. De jonge Sarah trachtte de galg nog te ont komen met de mededeling dat zjj een kind verwachtte. Hetgeen ze loog. zoals na een medisch onderzoek bleek. Zij werden beiden ter dood veroordeeld en opgehangen. Voorlopig zonder vrucht voor de andere kinderen, die het ongeiuk hadden ouders te verliezen, die geen geld nalieten. Mr. H. M. Toninn maar weer aan de muur vastgebonden. Daags daarna was het met haar afgelopen. Zelfs de hak van Sarah's schoen kon geen leven meer in haar brengen. Nu was goede raad duur. Want de heren en dames die het armenhuis bestuurden mochten dan wel weinig belangstelling hebben voor het lichamelijk welzijn van dir aan hun zorgen waren toevertrouwd, het was niet de bedoeling dat een „pach ter" het „pachtobject" zou vernietigen. De touwen werden doorgesneden. Het slappe lichaam van Anne lag in de schoot van de nu moederlijk doende Mrs Metyard. Een der kinderen moest wat drank halen. Dan knapt Anne wel weer op, zei ze. En daarna: allemaal beneden aan het werk! Het Ujk van het. meisje werd door de beide harpijen weer naar het zolderkamer tje gebracht. „Ze is weer helemaal beter", zei de jonge Sarah beneden tegen de andere meisjes. „Maar ze wilde weer weg lopen en daarom moesten we haar weer opsluiten. Maar ik ga haar nu eten oren- gen", voegde ze er aan toe en ze ging niet een blad eten naar boven. Op de vierde dag na de moord begonnen de dames Metyard te beseffen, dat ze iets moesten doen wilde het misdrijf niet uit komen. Anne moest maar weer ontsnapt zijn. besloten ze. Ze haalden hef lijk van het zolderkamertje weg en borgen het in een koffer op dp vliering. Toen werden de deur van het kamertje en de voordeur Omdat we de laatste tijd alleen maar namen van grote buitenlandse mode-ont werpers als Pier Gardin, Jean Patou, Worthy, Laroche en Yves Saint-Laurent gehoord hebben, besloot ik eens met. ónze modekoning Ferry Offerman te gaan pra ten. Hij zal op 9 september zijn nieuwste collectie tonen in het Victoriahotel in Am sterdam. Ook de heer Offerman kent al die na men. Hij bezoekt namelijk ieder seizoen- de grote buitenlandse modeshows om hier en daar een idee op te doen. Natuurlijk is mijn eerste vraag „Wat vindt, u van Yves Saint-Laurent, die plot seling tegen alle nieuwe mode in weer met lange rokken voor de dag komt?" De heer Offerman lacht even eên beetje geheimzinnig. Op dat moment zit ten we in zijn grote wit-zwarte auto en rijden naar Vinkeveen, waar hij sinds twee jaar een groot buiten heeft. Hij ant woord niet meteen, dan wat aarzelend: „Huize Dior verrast haast altijd. De lan gere rokken vind ik geen gelukkig idee en ik ben ervan overtuigd dat vele van zijn modellen geslaagder zouden zijn. wan neer ze korter waren geweest. Niettemin geef ik toe, dat de avondjaponnen die Yves Saint.-Laurent liet zien met, een lan gere rok en laag decolleté veel indruk maakten." We zijn bijna bij zijn huis als we Ferry Offerman vragen hoe hij eigenlijk in de modewereld is terechtgekomen. „Het is nogal ingewikkeld, ik zal het u binnen allemaal vertellen." Vijf minuten later stopt de auto. We zijn er. Alles beant woordt volkomen aan mijn verwachtingen. Een modekoning moet nu eenmaal in een grote slee rijden, moet een groot huis heb ben en een tuin met kraanvogels en pau wen. Verder grote terrassen, prachtig ge maaid gras met witte Louis Seize stoeltjes en tussen de vele helgekleurde bioemen een groot stenen beeld. We gaan naar bin nen. Even later beantwoordt de heer Of ferman mijn vraag. „Mijn ouders hadden een confectie-zaak. Hun grootste wens was, dat ik advocaat zou worden." We lachen beiden. De heer Offerman is moeilijk als Dit jurkje is een va> de laatste modeller van Ferry Offermai De nieuwe mode is e geheel in verwerk We zien de lengte o, 50 centimeter bovei de grond en een hog< taille die geacentu- eerd wordt door 'di brede band. Ook d' schoenen met d< naald-hakjes zijn hp permodern. Plaatse we nu deze foto naas die van bijvoorbeeh Michel Goma. die on geveer dezelfde jur ontwierp - (zie kran. van dinsdag j.l.) -dan zien we bijna, geen veiu. want hel mo del, de stijl en de mannequin zijn haast hetzelfde. Ferry Offerman advocaat voor te stellen. „Ik bezocht daar om de Handelsschool waar ik boekhouden en handelsrekenen moest leren, iets waf ik verafschuwde. Toch ben ik er dankbaar voor, omdat ik het goed leerde en nu zelf ook de commerciële kant van mijn zaak in de Van Baerlestraat in Amsterdam be handel. Later na mijn opleiding heb ik zelf een confectiezaak gehad. Dat vond ik vrij vervelend. Mijn eerste ontwerp maakte ik, nadat ik in Parijs een modeshow zag. Het model had onmiddellijk succes, en aangemoedigd hierdoor ben ik verder gaan ontwerpen en ik geloof hij lacht aarze lend. maar toch zelfverzekerd nog steeds met succes." Ik knik bevestigend. We drin ken koffie. Dan misschien omdat het stil s hoor ik opeens vreemde geluiden. .Dat, zijn de pauwen" zegt de heer Offer- nan. Ik kijk naar buiten. De egaal-groene grasmat wordt omzoomd door een breed kanaal. Er is een steiger met een raceboot en er zijn eenden, die wat rond waggelen. Iets verderop witte duiven. „Ik houd van -lieren", zegt opeens de heer Offerman. „het is een hobby van me." „Dat begreep ik d1", is mijn antwoord. „Mogen we nog maar wen naar de mode terugkeren? Hoe ntwerpt u eigenlijk al die modellen?" „Vaak inspireert een soepele, mooie stof ne al. Ik teken het model dan op papier." .Wilt u hel niet even voordoen, mijnheer Dfferman?" .Natuurlijk." Hij staat op. pakt een stukje papier en beginl. Jk kijk nieuwsgierig toe. Het wordt een pakje, een jurk met een bijbehorend jasje kort met een hoge taille. „Een lijn" zegt de heer Offerman, „die in heel mijn komende show zal domineren." Hi.i houdt op met tekenen en vertelt verder over de voorbereidingen. „Uit mijn ontwerp begrijpen de coupeurs en coupeuses direct wat ik bedoel." „Aan een voorbereidende show werken onge- veer tien mensen achter de schermen. De mannequins engageer ik zelf, het zijn er meestal acht. Ik zal u een paar foto's laten zien van mijn laatste show." Het is een hele stapel. Ze worden op tafel uit gespreid. Grote, glimmende foto's, die zich eigenlijk in niets onderscheiden van foto's van buitenlandse shows; mooie mannequins met mooie jurken en jassen. Dat; is eigen lijk een heel groot compliment voor onze modekoning. Hij zelf is nogal bescheiden. „Weet u wat ik soms jammer vind?" Dat ik een Hollander ben. De modelijnen worden namelijk uitsluitend van Parijs uit gedikteerd. Ieder land. zelfs Italië, brengt een collectie naar eigen opvatting, terwijl het toch de Franse lijnen zijn die toonaangevend worden. Parijs „maakt" de mode. Wij kunnen die alleen maar navol gen of er een eigen visie op geven. Dit is misschien het enige bezwaar in mijn vak. Verder vind ik het boeiend en afwisse lend. want er moet altijd weer een nieu we mode zijn." Eva H. Top-hut Zaterdag heeft een hijskraan de zeven tien-jarige Mauri Rose Kirby uit Indiana polis bovenop een vierentwintig meter hoge paal geplaatst waar zij zes maanden hoopt te bivakkeren. Het meisje wil het wereldrecord paalzitten op haar naam brengen en heeft bovenop een soort hutje laten maken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 18