HET HART VAN DE STAD MOET EEN
GEHEEL NIEUWE FUNCTIE KRIJGEN
Mie Qtawilemse slmten
Ut de toekomst
elektüsch oexlicht
ONONTKOOMBAAR
dh
Wonen en Winkelen
Op een onlangs in Den Haag gehouden congres
van stedebouwkundigen was uit talrijke lezingen,
gehouden door prominenten uit allerlei landen,
de conclusie te trekken dat men in de grote steden
overal ter wereld een absurde tegenstrijdigheid
erkent: namelijk die tussen de eisen van het win
kelende publiek en die van het stadsverkeer.
Het is een niet langer vol te houden theorie, dat
een winkelcentrum toegankelijk moet zijn voor
alle soorten van verkeer en dat winkelstraten dit
verkeer tot voor de deur' nodig hebbenHet is
namelijk proefondervindelijk bewezendat de
snelle groei van de verkeersintensiteit een ernstige
hinder gaat vormen voor het winkelende publiek.
WOENSDAG 8 OKTOBER 1958
Prof. H. W. Ouweleen schrijft in een rapport aan de Wiardi-Beckman-
stichting onder meer het volgende:
Waarheen de toeneming van het aantal auto's in de binnenstad zal
leiden behoeft niet meer geschetst te worden. Aangenomen kan
worden dat er op den duur een zeker verzadigingspunt zal worden
bereikt. De verkeersopstoppingen zullen zo toenemen en de parkeer-
mogelijkheden zullen zo gering en onzeker worden, dat er een even
wicht zal ontstaan. Voor velen zal het dan niet meer doelmatig zijn
met de eigen auto naar de stad te gaan en noodgedwongen zullen zij
naar andere mogelijkheden omzien of verder de binnenstad mijden.
Deze toekomst is verre van aantrekkelijk.
j| Mijns inziens kan slechts een beperking van het verkeer in de binnen
stad door rij- en parkeerverboden uitkomst brengen. Men kan deze
verboden differentiëren naar tijden, plaatsen en categorieën, om ze zo
doelmatig mogelijk te maken. Het zal hierbij gaan om het afwegen
van de belangen van verschillende groepen. Het zal moeilijk zijn,
maar het lijkt onontkoombaar.
DE GEVAREN, het rumoer en de moeilijkheden van
drukke verkeersstraten jagen de winkelende voetgan
gers steeds meer uit het stadscentrum weg. Moeders met
kinderen prefereren de rustige omgeving van een in de
buitenwijken gelegen winkelstraat boven de enerveren
de sfeer in het drukke stadscentrum, dal vaak een groot
(ekort aan voetgangersaccommodatie heeft en een rus
tige keus by het kopen verhindert.
De winkeliers in een druk stadscentrum zijn meren
deels tot dusver uitgegaan van het standpunt, dat het
stadsverkeer hun „klanten aanbracht".
NATUURLIJK gaat die theorie tot op zekere hoogte op.
Doch er komt een punt, waarop dat gemakkelijk bereik
baar zijn van de winkelstraten wordt tenietgedaan door
de overmaat van verkeer in die winkelstraten. Op dat
punt dient de winkelier zich te bezinnen op een andere
theorie, namelijk: op de vraag hoe de gulden midden
weg kan worden bewandeld en dus, hoe een directe be
reikbaarheid van zijn winkelcentrum kan worden ge
coördineerd met een zo groot mogelijke rust en veilig
heid. Dat punt is voor de meeste steden niet alleen be
reikt, doch zelfs overschreden. Vandaar, dat men overal
een ontwikkeling kan waarnemen, die oude stadscentra
zuivert van overtollig verkeer zonder de bereikbaarheid
ervan teniet te doen.
HET IS EEN SPROOKJE, dat automobilisten en bus
passagiers niet geneigd zijn een kleine afstand te voet
af te leggen om een winkelcentrum te bereiken. Afge
zien van het feit, dat automobilisten in de meeste ge
vallen toch piet mogen parkeren in winkelstraten en ten
hoogste dus enkele minuten mogen stoppen voor een
haastig bezoek aan een winkel, prefereren zij een rus
tige, ruime parkeergelegenheid voor hun wagen op enige
afstand van het drukke centrum. En buspassagiers stap
pen liever uit en in op een punt, waar zij niet in het ge
drang komen, dan in een drukke, smalle straat, waar
men als haringen in een ton in de file moet staan.
Wanneer men het oude stadscentrum tijdens de drukke
koopuren zuivert van zwaar verkeer, doch tegelijk zorgt
dat in de onmiddellijke nabijheid van de winkelstraten
ruime parkeergelegenheden en bushaltes worden gerea
liseerd, dient men de winkelier zowel als de koper. Men
conserveert het stadscentrum in zijn bestaande toestand,
bewaart zijn intiem karakter zonder doorbraken en af
braken nodig te maken en schept een karakteristieke
rust in een omgeving, die van oudsher de aangewezen
plaats was om het contact tussen koper en zakenman
te doen gedijen.
Deze zeer algemene conclusie zal, naargelang de aard
van de stad die men op het oog heeft, moeten worden
aangepast aan de omstandigheden. Er zijn steden die
Tegen een wandelingetje hebben
automobilisten geen bezwaar
heel moeilijk alle zwaar verkeer uit hun binnencentrum
kunnen weren, omdat zij niet beschikken over voldoen
de afvoermogelijkheden buitenom. Het streven naar het
verwezenlijken van deze afvoermogelijkheden dient dan
toch op de eerste plaats te staan, aangezien de toekomst
beelden nu eenmaal geen enkel compromis toelaten. De
toekomst tekent zich onmiskenbaar duidelijk af: op den
duur zal geen enkele oude binnenstad in staat zijn, nog
een rol te blijven spelen in het verkeersnet. Men zal haar
eenvoudig moeten onttrekken aan deze functie, die te
zwaar voor haar geworden is, óf men zal haar moeten
afbreken.
GELUKKIG IS deze laatste mogelijkheid unaniem ver
oordeeld als ongewenst en a-cultureel. Onze oude steden
zijn tezeer de souvenirs van een voorbije levenssfeer
gebleven, dan dat men ze eenvoudig kan wegvagen.
Men zou een stad vermoorden, door haar hart weg te
nemen. Het oude hart kan, integendeel, een zeer be
langrijke levensfunctie blijven vervullen, wanneer men
het niet te zwaar belast. Zo tekent zich een toekomst af,
waarin de oude stadskernen niet als museumstukken,
doch als levende, functionele organen van de gemeen
schap blijven voortbestaan. Zij zullen in hun intimiteit
een stuk menselijk leven bewaren, dat onmisbaar is
voor iedere samenleving, ook al is ze nog zozeer op mo
derne leest geschoeid.
HET BEHOEFT GEEN BETOOG, dat de sanering van
een stadskern niet een kwestie van enkele jaren kan
zijn. Geleidelijk aan zal men moeten bewerkstelligen,
dat de oude, intieme verkeersaders en parkeerplaatsen,
die steeds meer de functie van verkeersgebied der oude
binnenstad gaan overnemen. Tegelijkertijd echter zal
men moeten zorgen dat het stadscentrum zijn aantrek
kelijkheid als winkelcentrum behoudt en zelfs verhoogt.
Terwijl in Haarlem de winkelstraten als Grote Hout
straat, Anegang, Kleine Houtstraat, Lange Veerstraat
en Barteljorisstraat geleidelijk aan van zwaar verkeer
moeten worden ontdaan, dienen in de onmiddellijke na
bijheid daarvan ruime doorgangsstraten en parkeer
gelegenheden te worden geschapen. De Wilhelminastraat,
Gedempte Oudegracht, Raamvest en Gasthuisvest ver
vullen thans reeds een functie in dit opzicht, waarbij de
Gedempte Oudegracht en de twee Vesten in de directe
nabijheid der winkelstraten liggen en goede parkeer
ruimten bieden. Deze parkeerruimten zijn echter onvol
doende en zullen moeten worden uitgebreid, waarbij
versmalling der grachten wellicht uitkomst kan bieden.
VELE WINKELIERS staan nog sceptisch tegenover
een tijdelijke of gehele afsluiting der winkelstraten voor
zwaar verkeer. Zij realiseren zich daarbij echter niet
voldoende, welke mogelijkheden zich aandienen voor het
aantrekkelijker maken van een, op die wijze gevaarloos
en rustig gemaakt winkelcentrum. Als voorbeeld halen
wij aan de Paarlaarsteeg, het nauwe verbindingsstraatje
tussen Grote Houtstraat en Koningsstraat.
Wanneer men de Paarlaarsteeg ook voor fietsend ver
keer zou verbieden, er dus een echte „voetgangex-sstraat"
van makend, zou men haar kunnen voorzien van een
gelijkvloerse betegeling over de gehele breedte, zonder
trottoirs. Men zou haar kunnen beleggen met vrolijk
Paarlaarsteeg of Paarlaarpassage
EEN van de merkwaardigste winkelstraten in
Haarlem is stellig wel de Paarlaarsteeg, daarom
merkwaardig, omdat in dit nauwelijks twee meter
brede gangetje tussen de Grote Houtstraat en de
Koningstraat het fietsen en dus ook het brom
fietsen in beide richtingen, geoorloofd is. Dit smalle
straatje met zijn rijbaan van krap een meter breed
heeft weliswaar trottoirs, zo men de luttele deci
meters brede tegelstroken aan weerszijden van
het wegdek tenminste als zodanig wil betitelen,
maar het merendeel der voetgangers maakt er
geen gebruik van. Ge ziet ze dan ook vaker naast
dan öp de stoep lopen.
Werpt de situatie in de steeg wellicht geen moei
lijkheden op des te meer levert het uit de Paar
laarsteeg komende rijverkeer gevaar op voor het
verkeer in de Grote Houtstraat en de Koning
straat, aangezien het uitzicht aan beide zijden
praktisch nihil is. Oin deze reden zou het wellicht
aanbeveling verdienen, dit straatje voor alle ver
keer behalve voor voetgangers af te sluiten. Wij
willen met onze suggestie een stapje verder gaan
en menen dat de Paarlaarsteeg als overdekte pas
sage zeker in aanzien zou winnen. Hiertoe zou dan
tussen de huizen op een hoogte van de tweede
etage een doorschijnende overkapping moeten
worden aangebrachtVerder zouden de trottoirs
moeten verdwijnen. Daarvoor in de plaats zou
een met de trottoirs aan de Grote Houtstraat en
Koningstraat gelijk lopende bestrating van vro
lijke tegels in frisse, afwisselende kleuren het goed
aoen. Wij zijn van oordeel dat een dergelijke
transformering van de Paarlaarsteeg ook voor de
daarin gevestigde winkeliers aantrekkelijke kan
ten heeft. De tekening geeft een indruk hoe hel
straatje er als overdekte doorgang uit zou zien.
TENEINDE te weten te komen hoe de winkeliers
zelf over deze gedaantewisseling denken, hebben
wij hen hierover gepolst. Natuurlijk moet het
nieuwe denkbeeld even doorwerken. Dat blijkt uit
de reactie der winkeliers, van wie sommigen het.
jammer zouden vinden indien de steeg voor fiet
sers afgesloten zou ivorden. „Wij moeten het juist
dikwijls van deze klanten hebben. Al fietsend
merken ze wat in de etalage op en stappen dan af
om wat te kopen!" aldus sommiger mening. Ande
ren zeiden het weren van fietsers uit de Paar
laarsteeg met het oog op de veiligheid van hun
lopende clientèle te zullen toejuichen. Bovendien
meenden zij dat het kunnen winkelen in een over
dekte winkelstraat diverse voordelen meebrengt
en dientengevolge een gunstige invloed zal uit
oefenen op het winkelbezoek. Een tweetal winke
liers bracht als argument voor zijn afwijzend
standpunt ten aanzien van een eventuele over
kapping van de Paarlaarsteeg in het midden, dal
hierdoor de toch al niet grote voorraad daglicht
en frisse lucht in de steeg niet ten goede zou
komen, „Wij zijn al zo blij met het streepje blauwe
lucht dat we zo nu en dan boven ons kunnen zien,
laten ze nu dat ook niet van ons wegnemen".
EEN MALSE regenbul volgde even later en w{j
konden ons niet aan de indruk onttrekken, dat de
Paarlaarsteeg heel xoat meer omzet zou hebben,
gekregen als de winkelende Haarlemmers onder
de overkapping een schuilplaats hadden kunnen
vinden voor de regen Dat is een argument, dat
heel wat meer hout snijdt dat een gezapige con
servatisme van: „Laat maar zo, het is altijd zo
geweest". De handel is met nieuive ideeën ge
diend en moet het zoeuen in voortdurende aan
dacht voor alle mogelijkheden die zich presen
teren. Het vele slechte weer van ons klimaat zal
de Paarlao.rpassage (zo die er ooit komen zal!)
heel wat meer nieuwe klanten bezorgen dan het
feit, dat er nu en dan een fietser doorheen snelt.
gekleurde, aantrekkelijke tegels. Boven de straat zou
men een glazen overkapping kunnen aanbrengen, waar
door zij plotseling een toevlucht zou worden voor win
kelende wandelaars bij slecht weer. En slecht weer heb
ben wij helaas in ons land meer dan goed weer. Des
winters zou men de aldus ontstane passage kunnen ver
warmen en men zou op die wijze een ideale winkel
straat kunnen scheppen, waarvan de panden als win
kelruimte sterk in waarde zouden stijgen.
ONGEVEER HETZELFDE voorbeeld kunnen wij in
Zandvoort nemen. Daar ligt de drukke winkelstraat
de Kerkstraat als het ware te schreeuwen om rust
en veiligheid, dus om afsluiting voor het zware verkeer.
Een arabeske tegelvloer zonder trottoirs inplaats van de
huidige bestrating zou deze straat tot een prachtige,
aanlokkelijke gelegenheid tot winkelen maken en het
aspect ervan zozeer verhogen, dat de winkeliers het on-
Voorbeeld van een metamorfose
van steeg tot ideale passage
middellijk aan hun omzet zouden merken. Het illusoire
voordeel, thans getrokken uit het feit dat er nu auto's
kunnen stoppen, zou overtroffen worden door het wer
kelijke voordeel van rust en aangename sfeer, dat voet
gangers en dé badgast in Zandvoort is immers voet
ganger! zou aantrekken en tot kopen zou aansporen.
Ook van deze straat heeft onze tekenaar een toekomst
beeld getekend, dat wij hieronder naast een foto van de
bestaande toestand afdrukken.
Zo komen wij tot de conclusie, dal de verandering van
het stadsbeeld een grote impuls kan zijn voor de handel
drijvende middenstand, die nieuwe ideeën kan verwezen
lijken en zich kan aanpassen aan een onverbiddelijke
toekomst, waarvan het onvermijdelijke parool zal zyn:
Weg met het zware verkeer uit de winkelcentra!
DE Haarlemse straatverlichting be
staat voor ongeveer veertig percent uit
gaslantaarn. En daarmee slaat de Spaar-
nestad nog niet eens zo'n gek figuur, want
wereldsteden als Londen en Parijs worden
ook nog voor een groot gedeelte met be
hulp van gaslantaarns verlicht. Toch be
hoort de gasverlichting tot een voorbij
tijdperk en in het Haarlem van de toe
komst is er voor haar geen plaats meei\
De elektriciteit verdringt het gas ook op
de straten en het Gemeentelijk Energiebe
drijf is al jaren bezig de straatverlichting
„om te bouwer.". Men is daarbij langs de
belangrijkste straten er. wegen begonnen
en hoopt later ook de meer achteraf gele
gen wijken te bedienen. Een speciale „om-
bouwploeg" heeft een ambitieus program
ma opgesteld, volgens welk het mogelijk
zou zijn in vijf jaar tijd alle gaslantaarns
te vervangen. Helaas heeft de veelbespro
ken bestedingsbeperking ook hier roet in
het eten gegooid, waardoor het program
ma enigszins is achteropgeraakt. Boven
dien wordt de „ombouwploeg" bij het ge
reedkomen van nieuwe woonwijken inge
schakeld om allereerst daar voor de nodi
ge verlichting te zorgen. Toch is in de af
gelopen jaren al heel wat werk verzet.
Naast de belangrijkste wegen en pleinen
in de binnenstad en de voornaamste hoofd
wegen en invalswegen, hebben ook al heel
wat buiten het centrum gelegen stadswij
ken elektrische straatlantaarns gekregen.
De problemen, die zich daarbij voor
doen, zijn lang niet altijd eenvoudig op te
lossen. Er zijn heel wat vraagstukken,
waarvan een leek nooit het bestaan zou
vermoeden. Zo moet allereerst worden
overwogen welk type elektrische verlich
ting in aanmerking komt. Dit wisselt van
straat tot straat; de hoofdwegen en invals
wegen hebben natriumverlichting, de
woonwijken t.L-lantaarns en de straten en
pleinen, waar bijzonder veel licht moet
zijn kwikdamplampen. De wijken, waar
de elektriciteit voor het eerst, haar intrede
deed, moeten het over het algemeen met
gewone gloeilampen doen. Deze hebben
het nadeel van een korte levensduur (on
geveer duizend branduren tegenover tien
duizend voor een t.l.-lamp). Maar boven
dien verbruiken zij aanzienlijk meer
stroom. Een straatlantaarngloeilamp heeft
bijvoorbeeld een sterkte van honderdvijf-
tig watt, een t.l.-armatuur heeft twee
lampen van elk twintig watt, die boven
dien een helderder licht geven.
EEN 'ANDER PUNT van overweging is
het type straatlantaarn, dat moet worden
gebruikt. Op rustieke grachtjes en in pit
toreske straatjes moet een ander soort
lantaarn komen dan op drukke pleinen of
brede winkelstraten. In sommige gevallen
bouwt het G.E.B. een bestaande gaslan
taarn om voor elektriciteit. In andere ge
vallen wordt met zorg een passende elek
trische armatuur uitgezocht. Zo heeft
Spaarndam een mooi type elektrische lan
taarn gekregen, dat zich wonderwel bij de
sfeer van het vissersdorpje aanpast.
Bij de reorganisatie van bestaande we
gen of de aanleg van nieuwe straten wordt
onmiddellijk de verlichting aangepast. Zo
heeft de Paviljoenslaan een hypermoder
ne H.P.L.-verlichting gekregen, die be
staat uit hogedruk-kwikdamplampen. De
Kleine Houtweg krijgt ook elektrische
straatlantaarns, evenals de omgeving van
de Schouwtjesbrug en de Botermarkt.
In het algemeen kan worden gezegd, dat
men in Haarlem eerst de gaslantaarns
vervangt. Daarna pas kan men gaan den
ken aan de vervanging van gloeilampen
door bijvoorbeeld t.l.-verlichting. De plan
nen zijn er om het Haarlem van morgen
een passende elektrische verlichting te ge
ven. Een rem op het werk wordt nog wel
eens gevormd door de grote vernielzucht
van de jeugd. Alleen daarom kan men er
bijvoorbeeld niet aan denken in de plant
soenen zogenaamde paddestoelverlichting
aan te brengen. De ervaringen met de ho
gergeplaatste straatlantaarns bewijst het:
keer op keer moeten de ploegen van het
G.E.B. uitrukken om met behulp van ste
nen. katapulten en zelfs windbuksen ver
nielde straatlantaarns te herstellen. De
enige remedie tegen dit euvel zou zijn: he
lemaal geen verlichting. Maar dat is een
paardemiddel, waar het G.E.B. moeilijk
toe kan overgaan.