V erklikkeratomem ATLANTIDE HELPEN LANDBOUWER EN VEEBOER Wie goed luistert, hoort buiten sirenen zingen Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Huarlemsche Courant en IJmuider Courant 11 van Henri Tomasi vertoond door de JL JL Uil Al 1 jl IJL/ a A Parijse Opera HEEL LANG geleden moet er in een ver land het heet, dat het het, Koninkrijk Nimmerhier is ge weest,, maar wie kan dat met zekerheid zeggen? een zonderling mannetje hebben gewoond in een stokoud huisje van een stokoud straatje. Dag-in dag- uit zat dat mannetje van het eerste morgenkrieken tot de late avondschemer voor zijn open raam te hameren en te schuren, te vijlen en te schroeven. En ais hem gevraagd werd wat hij toch met al dat geklop en geschaaf aan het maken was, dan stak hij zijn rechter wijsvinger op, kuchte driemaal en zei met zn piep stemmetje: wacht maar! Dat ging jaren zo voort. Zo lang, dat niemand meer wist wanneer dat vreemde mannetje daar voor het eerst voor zn raam aan het beitelen en schaven was gegaan. Zelfs de oudste inwoner van dat stadje, die honderdelf jaren telde, kon zich niet anders herinneren of dat zonderlinge ventje was daar aan het timmeren en knutselen ge weest. De een had hem Klopper genoemd en de ander Schaafstra en ook heette hij wel Vijhnans of Schuring, maar al sinds jaar en dag was hij voor een ieder Wachtmaar. Om kort. te gaan: op een eerste zonnige lentedag huppelde Wachtmaar en dat was een grote gebeur tenis geweest uit zijn huisje en straatje naar het marktplein, zette op dé keien voor het standbeeld des konings een houten kistje neer, kuchte driemaal, zo dat al wat hem nagelopen was het kon horen en zei: wacht maar! En toen hij van onder en boven, van links en rechts, op zijn doosje had getikt, zijn rechter wijsvinger had opgestoken en driemaal had gekucht toen dat alles zo was gebeurd, werd hij kleiner en kleiner, kleiner dan zijn doos. Met een wip sprong hij er op: Vrienden, zei hij, zo dat ieder het horen kon, vrienden, er is genoeg gewerkt, er moet nu geluisterd worden. En meteen klonk er een stem uit liet doosje, die een wonderlijk verhaal gmg ver tellen: „Heel lang geleden moet er in een ver land zo begon dat,. En de bakker bakte niet meer, de schoenmaker flikte niet meer, het vuur in de smidse doofdede stadsklok luidde niet meer, alle inwoners van het stadje stonden sprakeloos, alle mussen zaten muisstil op de kroon van de koning, alle poezen hadden op het voetstuk van de koning hun staarten om hun voorpoten gekruld, zó werd er geluisterd. Nogmaals kortom: er kwam aan de verhalen van de doos geen eind en aan het luisteren niet en aan het nietsdoen niet, zodat de verbolgen koning zijn dove opperkamerheer in het oor bulderde: wacht maar, dat zal ik hopsalderie uitmaken met die Wachtmaar! Hoe dat nu precies in zijn werk is gegaan is niet bekend, maar toen zes van 's konings hellebaardiers op de markt, verschenen om het oude mannetje met zn doos in de kerker te sluiten, waren beiden ver dwenen. Toen werd de verbolgen koning zo gehup- salderierd boos, dat hij zn grootste gouden pen greep en op een ezelsvel, groter dan hij zelf was, schreef: Met ingang van heden is het iedere sprookjesverteller want dat was Wachtmaar op straffe des doods verboden in mijn koninkrijk geboren te worden. SINSDIEN hebben de sprookjesvertellers het heel moeilijk gehad. Charles Perrault, de Vader van Moeder de Gans, moest in vier dikke boekdelen zijn hart luchten tegen Boileau voor hij Roodkapje en Klein Duimpje kon ontmoeten, Hans Christian Andersen moest een aantal mislukte ro mans schrijven voor hij de Prinses op de erwt kon laten slapen. Met Maurits Dekker is dat wat anders gegaan. Bij mijn weten schreef hij geen folianten tegen Stuiveling en zijn romans vonden gretig aftrek. Toch schreef hij jaren geleden een toverboek en dat boek werd een „toverdoos" en eindelijk „Üe Grote Toverdooos" met vijfentwintig sprookjes, die de uitgever Bruna Zoon midden op de boekenmarkt zette, zo dat ieder het horen kon. En wie het hoorde zei: wel versalderhussie, dat moet wel die zoek geraakte Toverdoos van Wachtmaar zijn, dat kan bijna niet anders. Nu moet het maar meteen, voor het weer met een of andere koning misloopt, een gezinsdoos worden, voor bakkers, schoenmakers, klok- keluiders, voor hun kinderen en kindskin- wonderspiegel, die niet liegen kon waar zou anders de spiegelzaal van het paleis te Versailles vandaan zijn gekomen? En dat de tover- leerling de verleiding niet kon weerstaan om de steen der wijzen op de proef te stellen en daarmee groot onheil aanrichtte welk mens zal dat kunnen verbazen? Het loopt natuurlijk goed af. Dat is het heerlijke van het sprookje: dat altijd alles terecht komt, het kwade wordt gestraft, het goede wordt beloond alle verbolgen koningen ten spijt. Waarmee, als sprookje van het sprookje, gezegd wil zijn: Dekker heeft een betoverend toverboek geschreven. C. .7. E. Dinaux In memoriam - door Bob Tadema Sporry MIJN SCHIP IS DOOD. Mijn schip, dat me drie maal veilig naar Afrika voerde, is op een landpunt in de Gironde gestorven. Het is geen mooie dood voor een schip. De Gironde is modderig en ligt nog vol wrakken uit de tweede wereldoorlog. De gril lige stromingen bouwen er zandbanken op, en wervelingen tekenen het grauwe water. Een schip behoort te sterven op volle zee na een verbeten strijd met krachten, die sterker zijn dan de krach ten van de mensen, die het bouwden en bestuurden. Ik hoorde het nieuws tijdens zo'n gev/oon, onver schillig gesprekje. „Zeg, weet je datEn het was me of ik een klap kreeg, of ik de dood ver nam van een innig geliefde. Zodwaas?. kan een mens zich hechten aan iets wat door mensen handen gebouwd werd. Maar de dood van een schip is anders, aangrijpender, persoonlijker dan het verongelukken van een vervoermiddel. Een auto, een vliegtuig, ach, die hebben immers nooit de ziel die een schip bezit. „Zeg, weet je datEn een stroom van her inneringen ontwaakt, duizend, een miljoen her inneringen, die je meeslepen, die zo ten nauwste aan het schip verbonden zijn dat ze er niet van zijn los te maken. Het zwaaien van de top van de grote mast, een zwarte streep die zacht en ritmisch bewoog langs de zilveren sterrenmist van een tro pische hemel. Het ritselende strijken van de lich tende golven langs de zwarte stalen wand. De geur van de planken van het witte dek in de zinderende hitte van de evenaar. De geur van olie uit de open staande luiken van de machinekamer, waar je tijdenlang gefascineerd overheen kon hangen om omlaag te staren in die onbegrijpelijke, verwar rende en toch zo streng logische machinemassa daar diep onder je. Het gieren en dreunen van de wind boven het geraas van de golven uit bij wind kracht tien. Het draaien, draaien, draaien van de radar tegen de hardblauwe hemel en het goud- lichtende wonder van het radarscherm. Vale mijn schip! Moge .ie ziel varen naar de mythische zeeën achter de sterren, waarheen de zielen van alle dappere schepen gaan. Vaarwel! ONDERZOEKINGEN met zogenaam de „verklikkeratomen" of radio isotopen leiden voortdurend tot de ontwikkeling van nieuwe me thoden ter verbetering van de hedendaagse landbouwtechniek. op deze wijze het normale aantal muta ties van mais met een factor van zeven tienduizend keer kunnen vermenigvuldi gen. Doorkweken met de beste van deze kunstmatig geproduceerdemutaties heeft reeds geleid tot het ontstaan van nieuwe hybridische maisplanten, die min der hoog uitgroeien dan de gebruikelijke soorten, maar daarentegen een hogere op brengst geven. MISSCHIEN zullen de verklikkerstomen binnenkort ook de ontsluiering van het raadsel der „photosynthese" mogelijk ma ken, het geheimzinnige procédé, dat het de planten mogelijk maakt uit luc^t, water en zonlicht levend weefsel te produceren. Enkele fasen van dat ingewikkelde chemi sche proces zijn in de laboratoria al in de reageerbuis nagebootst. En nog staat de atoomwetenschap slechts in haar kinder schoenen. Vele nieuwe praktische toepas singen van de isotopen en de kernstraling zullen volgen en ons steeds minde' afhan kelijk maken van de natuur. deren en al wie de sprookjesverteller nog op zijn woord kan geloven. En toen was het een gezinsboek. ER ZIJN VEEL BOEKEN over sprookjes geschreven, over de psychologie en de mo raal van het sprookje, over zijn symboliek en zijn vex-houding tot mythe en sage. Dat zijn boeken die een sprookjeslezer nooit moet lezen. De schrijvers ervan zijn leu- genmeesters, die ons willen doen geloven dat Doornroosje aan Brünhilde en dat Tafeltje-dek-je aan de Graalschotel ver want is. Lasterpraat! Een sprookje is een sprookje, met een tovei-spreuk gebox-en uit het wonder. Hoe de toverformule van Maurits Dekker luidt, is een geheim. Al licht. Maar er moet iets in voorkomen van eenvoud, kinderlijke argeloosheid, trouw- hartigheid, liefde voor kinderen °n dieren, hoop op het goede, lust tot verzinsels, goe de humor, oog voor het koddige, zin voor het altijd mogelijke van het onmogelijke en voor alles een stem, eenzelfde stem als die van Wachtmaars wonderkistje. Want hoe zou het anders kunnen, dat de apotheker Hodeliedee het krimpwater uit vond, waardoor wel dertig mensen piep klein werden, zó klein, dat men ze alleen nog maar kan horen dansen als een oude muziekdoos speelt? Of hoe zou de vrolijke Joker, de enige kaart die nooit meespeelde, ooit uitgeknipt-en-wel zo gelukzalig heb ben kunnen wegdwarrelen in de voorjaars wind, hoe zou Dieuwke het kereltje Jelle van Jelsum hebben kunnen verlossen of door de kinkhoren en de denneappel, die glimlach op het gezichtje van de stervende Aafje getoverd zijn? En dat zijn nog maar vier van de vijfentwintig wonderen. Maar neem de geschiedenis van het oude heertje, dat in zijn jonge jaren door een rare adver tentie bij een tovenaar verzeild raakte en werd beloond met een gulden die nooit opraakte. Of het verhaal van de balletjes eters, die dikker en dikker werden en door hun snoeplust de hele stad aanstaken tot er van louter dikte geen goed mens meer te vinden was die tot iets ander-s bereid was dan tot balletjeseten! Wie dat allemaal niet kan geloven omdat hij te oud in de wereld werd voor het sprookje, die moet het maar door Maurits Dekker horen vertellen. Want dit is zijn sprookjesgeheim: hij vertelt. En als hij ver telt begint het buiten te schemeren en te waaien en te regenen, het haardvuur vlamt op, men schaart zich in de kring, de tover doos begint te verhalen en wie niet dom is luistert, het kleine en het grote kind. En wie dan goed luistert hoox-t in de wind het ruisen van de zee en het zingen van de sirenen, bij wie de oude zeerob Hannes de dood en het geluk vond. En hij hoort in de verte het luiden van de „klok die dertien sloeg" en Arno in het bos de schoonste opera-aria zingen voor Gei'da en het zwie pen van de takken der twee wilgen, die gierige mensjes waren geweest. Dat is ge noeg om de sprookjesverteller Dekker woord voor woord te geloven. Natuurlijk is het eens zo gebeurd als hij vertelt van de neraal molybdenum bijvoorbeeld kunnen vele planten niet voldoende zuurstof ab sorberen. Maar als teveel molybdenum wordt opgenomen, kunnen de dieren, die de planten eten, ziek worden. „Verklik kersatomen" maken het nu mogelijk, pre cies de hoeveelheid mineralen te bepalen, die nodig is voor een gezonde groei. Andere experimenten toonden aan waarom bepaalde insectensoorten, die onze voedingsgewassen bedreigen, be stand (resistent) zijn legen het verdel gingsmiddel DDT: de' insecten bleken in staat te zijn, het DDT in hun spijsverte ringsorganen om te zetten in niet-giftige elementen, die hun geen schade berokke nen kunnen. Door andere gifstoffen aan het DTT toe te voegen kon men ook deze insectenplagen de baas worden. HET ATOOM HEEFT eveneens bijge dragen tot de ontdekking van vele nieu- RADIOISOTOPEN zijn gewone atomen, die radioactief gemaakt zijn door ze bloot te stellen aan kernstraling. Na deze be handeling geven zij radioactieve „von ken" af, die met een geigerteller geregis treerd kunnen worden. Worden dergelijke isotopen door planten opgenomen of in een dierenlichaam gebracht (bijvoorbeeld in de bloedbaan of in het spijsverteringska naal) dan kan men met een dergelijke gei gerteller precies hun plaats en hun baan in deze planten of dieren bepalen. Met be hulp van deze ver klikker atomen hebben de geleerden reeds een grote hoeveelheid kennis kunnen vergaren over leven en ziekten van allerlei gewassen, over in sectenplagen die de planten bedreigen en over de vraag, waar en hoe men bijvoor beeld kunstmeststoffen gebruiken moet om de oogstopbrengsten van diverse ge wassen zo effectief mogelijk te vergroten. Een typisch voorbeeld daarvan is een onderzoek met isotopen naar het gebruik van kunstmeststoffen in de Amerikaan se tabakscultuur. Vóór dit onderzoek wa ren de tabaksplanters in het zuiden van de Verenigde Staten gewoon gedurende de gehele groeitijd hun velden rijkelijk met fosfaat te bemesten. De radioactieve ato men echter wezen uit, dat de tabaksplan ten na de bloeitijd geen fosfaat meer op nemen, dat op de oppervlakte van het land uitgestrooid is. De planters kunnen nu dus aanzienlijk besparen op hun jaarlijkse uitgaven aan kunstmeststoffen. Andere onderzoekingen met isotopen wezen uit dat slechts zeer kleine hoeveel heden mineralen veel minder dan men voordien geloofde de plantengroei in gunstige zin beïnvloeden. Zonder het mi- we methoden ter bestrijding van planten ziekten, die de boeren ieder jaar grote ver liezen berokkenen. Een van de hardnekkig ste plantenziekten is het zogenaamde graanroest. Het Brookhaven National La boratory in de Verenigde Staten ontdekte, dat wanneer zaaigraan behandeld wordt met radioactieve stralen iedere volgende zaadgeneratie meer weerstand biedt aan het graanroest. De belangrijkste toepassing van de atoomwetenschap voor de boeren ligt ech ter op het gebied van de erfelijkheidsbe- invloeding. Gunstige „mutaties" plotse ling optredende, erfelijke veranderingen in een of meer specifieke eigenschappen van planten en dieren zijn in de natuur zeer zeldzaam, doch met behulp van atoomenergie kan men het aantal muta ties versnellen. In Brookhaven heeft men ER MOETEN heel wat voorwaarden jaren geleden de voldoening gesmaakt dat verenigd zijn, wil een componist er heden zijn werk, dat een hele avond in beslag ten dage in slagen een symfonie gespeeld neemt, door de toenmalige directeur uit te krijgen. Nóg veeleisender is de taak eindelijk dan toch was aanvaard. Toen niettemin wanneer hij een opera verlangt evenwel desondanks zijn partituur maand te zien opgevoerd. Maar de zwaarste ob- na maand ongerept in de directorale kast stakels zullen door hem nog wel overwon- bleef sluimeren, besloot Tomasi zijn ge nen moeten worden, indien die componist luk eerst nog maar eens elders te beproe- bovendien met alle geweld zijn zinnen op ven. Niet zonder succes. En zo had „At- de Parijse Opera heeft gezet. Er wordt lantide" in de Franse provincie en in hier, gemiddeld, maar één al dan niet Duitsland al een vijftigtal voorstellingen gloednieuw werk per jaar op het reper- beleefd, toen nu eindelijk de beloften van toire geplaatst, en het is een lang en moei- de Parijse Opera metterdaad ook werden zaam px-oces aleer alle administratieve en gehonoreerd. De sensatie en de hoogspan- artistieke zeven zijn gepasseerd, die vóór ning van een wereldpremière was bij de- de beslissing werden vex-eist. Henri Torna- ze gebeurtenis weliswaar afwezig, maar si had met zijn ballet-opera „Atlantide" anderzijds mocht worden verwacht, dat (naar de vermaax-de, gelijknamige ro- de gebruikelijke feilen of onhandigheden, man van Pierre Benoit) niettemin al vele die met een allereerste poging tot realisa tie gepaard plegen te gaan, hier niet meer behoefden te worden gecorrigeerd of op geheven, nu deze groots-opgezette ballet opera elders immers al sinds geruime tijd was „gerodeerd". IN DIE VERWACHTING werd men ook niet teleurgesteld. Ofschoon de solodanse res Ludmilla Tscherina slechts tien dagen vóór de première de rol, die ze bij alle vo rige voorstellingen vervuld had, wegens een meningsverschil met directeur Geor ges Hirsch, teruggaf, zodat de hierboven afgebeelde Claude Bessy op staande (of lie ver op dansende) voet voor haar in moest springen, kan toch zeker niet worden ge zegd dat de hele opvoei'ing een geïmpro viseerd karakter droeg. Ruim anderhalf jaar was er door de beste krachten van de troep aan de voorbereiding gewerkt en krenterig heeft de dix-ectie de montering en de aankleding zeker niet aangepakt. De droeve deceptie, die niettemin ook ditkeer de jaarlijkse bijdrage aan het Pa rijse operarepertoire heeft opgeleverd, werd dan ook niet veroorzaakt door non chalance of zorgeloosheid, die de mise-en- scène zou zijn aan te wrijven. Die oorzaak school integendeel eerder in een principiële overschatting van die visuele elemen ten, ten koste van de muziek. En opnieuw drong zich de vraag zo op of het nu heus redelijk is, tenkoste van ettelijke miljoe nen, een opera theater op de been te hou den ten behoeve van een repertoire waar in het aandeel der muziek gedurig verder wordt teruggedrongen. De liefhebbers van de fastueuze kijkspe len hebben zeker wel weer waar voor hun geld gekregen. Variatie genoeg. Van tafre- len uit het klassieke Griekenland, via pseudo-oriëntaalse paleiszalen tot vele an dere exotismen en met als centrale figuur de vurige koningin Antinea die er geen doekjes om windt een beeld dat ook in zeer letterlijke zin mocht woi-deri ver staan zodra het er om ging een nieu we naam aan haar lange lijst van min naars toe te voegen. Nadat de vorige di recteur, Maurice Lehmann, zich ten doel had gesteld de esthetiek van zijn operette theater het Chatelet" naar het pa leis Garnier over te planten, lijkt zijn op volger Georges Hirsch het erop te hebben gezet in een bepaald soort erotische sug- gestiviteit met de Folies-Bergère of het Casino de Paris te wedijveren. Achteraf kon men Tscherina, die hier vorig jaar als „Saint Sebastien" van Debussy debuteer de, dan ook nauwelijks van overdreven preutsheid beschuldigen, dat ze gewei gerd had zich te onderwerpen aan de ar tistieke vex-langens en opvattingen van haar directeur, die van een zeer kwalijke smaak moeilijk valt vrij te pleiten. Of intussen bij een iets soberder, min der grof op de „sexy"-factor afgestemde behandeling „Atlantide" als kunstwerk heel veel diepere indrukken had nagela ten, mocht ook wel weer betwijfeld wor den. Tomasi, die dus voor de muziek had getekend, heeft zich geen kunstenaar ge toond die het gegeven, waarin zeker wel mogelijkheden voor een opei-a staken, met veel originaliteit benaderde en aanpakte. Hij beweegt zich hier dooi'gaans in muzi kale domeinen, die door een Lalo en zelfs een Meyerbeer werden beheerst en de rit mische figuren, die hij aan de folklore van equatoriaal Afrika zou hebben ontleend, vermochten, in hun uniformiteit, het ka rakter van kapelmeestermuziek maar ter nauwernood te maskeren. Zo de Parijse Opera van oordeel mocht zijn, dat de lyrische kunst onmachtig is tot enige vernieuwing van karakter en uit drukkingsmiddel, ziet men niet goed in waar de zin schuilt van zo'n „Atlantide"- voorstelling. Een werk, dat bewust in de traditionele stijl geschreven is, behoeft a priori toch nog niet beslist ouderwets of zelfs aftands te zijn. Maar repertoirever rijking is dan ook niet enkel een kwestie van een nieuw werk, dat door een tijdge noot vervaardigd werd. Helaas zijn'ech ter artistieke intuïtie en elementair onder scheidingsvermogen de laatste jaren in de hoogste sferen van Frankrijks officiële kunst vaak ver te zoeken geweest. Frank Onnen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 11