EEN INLEIDING TOT HET GLORIA VAN VIVALDI Chinese communisten en desperado's in twee nieuwe Franse romans Sisca discoucs EN EEN BESCHRIJVING VAN ZIJN OPTREDEN IN DE AMSTERDAMSE STADSSCHOUWBURG ZESHONDERD COMPOSITIES IN NU BIJNA NEGENTIG MET MUZIEK GEVULDE JAREN ZIJN JOHAN BERGHOUT NOC STEEDS NIET GENOEG EEN VOCALE SYMFONIE Erbij MUZIEK OP PLATEN Werd verzocht, benevens deflelfs Huysvrouw, of een Dame, en een eigen Kind dat zich zelve redden kan om het Eeüwge- tyde van den Amstrldamschen Schouw burg byte woo- nen, epDingsdag, den 7den January, 1738, des Namiddags ten 4. uuren pre^ys, NB. Een Knecht mg mede gebracht wardenwiens plaats ml zyn op de btmenjle Gallery ZATERDAG 15 NOVEMBER 1958 i- In de onderstaande aileverinf van onze aan nieuwe grammofoonplaten gewijd# rubriek vindt, men ditkeer een bespreking van de pe dagogisch bedoelde serie „Lees en luister" van Philips' Phonograflsche Industrie in sa menwerking met de uitgeverij H. Nelissen te Bilthoven. IN samenwerking met de uitgeverij H. Nelissen brengt Philips een serie platen in de handel met instructieve op zet. Iedere plaat gaat namelijk vergezeld van een boekje waarin door een be kende criticus of musicoloog een sector van het huidige concertrepertoire be licht wordt. Het boekje is in de hoes van de grammofoonplaat gestoken. Deze bevat een aantal excerpten van Philips- opnamen, die het geschreven overzicht illustreren en tezamen aldus in een no- tedop de ontwikkelingsgang van het be handelde genre illustreren. Een discografie, achterin het boekje opgenomen, vermeldt alfabetisch op componistennaam de opnamen, die Philips op het behandelde terrein uitgebracht heeft. Het geheel is keurig verzorgd en tussen de tekst vindt men een groot aantal afbeeldingen, hoofd zakelijk portretten van de belangrijkste genoemde componisten. „Lees en luister" is de titel van deze serie, die vele muziekliefhebbers onge twijfeld evenzeer ten voordeel zal strek ken als de grammofoonplaatmaatschap pij en de uitgever. Vooral ten behoeve van het muziekonderwijs op de middel bare scholen lijkt mij de combinatie van een muziekhistorisch overzicht met synchroon lopende voorbeelden bijzon der handig. Uiteraard zou men zich dit alleen voor de hogere klassen kunnen denken, omdat jongere kinderen nog niet het historisch besef hebben, dat zo'n geschiedenis-in-klank interessant maakt. De tot nu toe verschenen deel tjes met grammofoonplaat zijn: Het Concert door Lex van Delden, De Sym fonie door Wouter Paap, De Opera door Leo Riemens, Balletmuziek door M. G. Arntzenius, Programmamuziek door Henk Stam en Pianomuziek door Ma- rius# Flothuis. De2e laatste uitgave, die ter kennis making geschreven werd, bevat, na en kele mededelingen over het ontstaan van de piano, een beknopte, eenvoudig leesbare geschiedenis van de piano muziek. De schrijver is er in geslaagd in nog geen zestig bladzijden de kla vierstijl der verschillende periodes en belangrijkste meesters te karakterise ren. De bestrijving op de hoes gaat dan nog iets nader in op de gekozen frag menten. Vermeld zij tenslotte dat de schrijver het begrip „pianomuziek" in engere zin heeft opgevat men vindt dus in het boekje de behandeling van het onderwerp begonnen bij Mozart. Sas Buiige Zonnehof en Hel, twee tonelen uit „Het Eeuwgetijde" Amsterdamse Stadsschouwburg In 1738, waar Vivaldi voor schreef, die hij zelf dirigeerde. van de muziek ENKELE JAREN geleden was Antonio Vivaldi voor ons muziekbesef niet veel meer dan een naam. Wij wisten dat hij om de kleur van zijn haar „il prete rosse" (de roodharige priester) genoemd werd, dat hij een voortreffelijk violist moest zijn geweest en bovendien als componist zeer produktief. dal hij omstreeks 1675 in Venetië geboren was en in zijn vaderstad een meisjesconservatorium bestuurde, dat hij een beetje als „toqué" beschouwd werd, maar als componist niettemin opzien baarde, getuige het feit dat niemand minder dan Johann Sebas tian Bach verscheidene werken voor strijkers van hemvoor klavieren bewerkte en een voorbeeld nam aan zijn structuur vormen. Maar hoe zelden kregen wij iets van zijn muziek te horen.' En meestal gebeurde dit dan nog tezamen met de arran gementen van Bach, dus als curiositeit, waarbij dan de nadruk viel op hetgeen de bewerker ervan gemaakt had. Uiteraard wisten de musicilogen wel het een en ander van Vivaldi's com posities op te sommen, onder meer ook een aanzienlijk aantal dezer, die tijdens het leven van de auteur in Amsterdam gedrukt en uitgegeven waren. De Franse refugié Etienne Roger, die zich op het Singel „vis a vis le Driekoningstraat" gevestigd had- als muziekdrukker en uitgever, wist met zijn onderneming een internationale faam te verwerven, niet het minst omdat zijn relaties met gereputeerde Italiaanse componisten (onder meer Corelli, wiens complete oeuvre bij hem. verscheen) zijn zaak een Europese betekenis gaven. Zo was Roger dan ook Vivaldi's uitgever. Het ligt voor de hand, dat dit zij het dan onrecht streeks aanleiding geweest is, dat de regenten van de Am sterdamse Schouwburg, ter gelegenheid van het eeuwfeest op 7 januari 1738, de vermaarde Italiaanse violist en componist uit nodigden om de muzikale leiding van de viering op zich te nemen. Wat dan ook geschied is. Scheurleer heeft van deze plechtige herdenking en van het aandeel dat Antonio Vivaldi er in had in zijn prachtwerk „Het Muziekleven te Amsterdam" een uitvoerige en gedetailleerde beschrijving gegeven, uitgaande van een paar gedenkboeken, die in de Universiteitsbibliotheek berusten. De feestelijke voorstelling, die „des Namiddags ten 4 uuren pre^ys" begon, bestond uit een opvoering van „Julius Cesar en Cato" van de Haarlemse toneeldichter Langendijk, aan welk treurspel echter een gelegenheidsstuk van Jan de Marre vooraf ging. Het was getiteld „Het Eeuwgetijde van den Amster- damschen Schouwburg" en naar rederijkerstrant als een zinne- spel opgevat. De vier jaargetijden, de muzen en tal van alle gorische figuren traden er zingend, sprekend en zwijgend en uiteraard ook dansend, in op. Onder deze laatstcn citeert Scheurleer uit het tekstboek het persónaadje Vermaak: „een jongeling in een groen kleed met muziekinstrumenten en twee duiven versierd, hij heeft een bloemkrans op het hoofd, een keeten, waaraan een menschentong hangt, om den hals en een maatstok in de hand". Verder gewaagt hij van zinnebeeldige figuren als: Belang, Goede Uitkomst, Vuur, Aarde, Water, Lucht, Vriendschap, Schilderkunst, de Vier Uuren van den dag enzovoortsEn dor samenraapsel van allegorische en my thologische figuren, zegt Scheurleer, met een groot gebrek aan goede smaak en poëzie als bij de rederijkersstukken. En die personages redekavelen en houddh bespiegelingen, zo droog als woestijnzand. Dit stuk is nog zeventien keer nadien vertoond, een succes dat het zo goed. als zeker dankte aan de kostbare montering, aan decors en kostumering, dus aan de sensatie van een opzienbarend revuegeval maar buiten kijf ook aan de muziek van Vivaldi en andere componisten, als De Fesch, Agrell, Hupfeld en Chinzer, die er bij betrokken waren. Hoe de ge zongen tekst zich bij deze muziek aansloot is uit het bewaarde materiaal niet op te maken. Dit bestaat namelijk uit negen driedelige concerti grosso en sinfonia's alsmede één sonate voor vier instrumenten. Wel kunnen wij ons voorstellen, dat deze composities als inleiding en tussen de taf reien gespeeld werden, zoals het trouwens gebruikelijk raas. In ieder geval had Vivaldi de directie van het orkest, dat, met inbegrip van de clavecinist, uit vijfentwintig man bestond. Het clavec.imbel werd bespeeld door Jan Ulhoorn, die van 1725 tot 1728 stadsorganist van Haarlem was en sindsdien in functie in de Oude Kerk te Am sterdam en bovendien ook leider, als „maestro al cembalo" van het instrumentale ensemble van de schouwburg. Nu was het echter de vermaarde Italiaanse meester die de uitvoering dirigeerde. Een bijzondere attractie was daarbij, dat Vivaldi als solist optrad en met. zijn hooggeroemde virtuositeit op de viool de viering van het Eeuwgetijdetot een bijzondere gebeurtenis maakte. Want dit is wel zeker, dat hij bekend stond als een der grootste violisten van zijn tijd. Kenners zullen wel genoten hebben, dat hij als componist een vérstrekkende in vloed op vorm en inhoud van de vioolmuziek uitoefende. Men noemt hem de stichter van de Venitiaanse vioolschool en de karakteristiek van zijn speelwijze werd meestal aangeduid als de „Lombardische smaak". Langzaam loopt de zaal van Musis Sacrum in Schiedam vol, met sta tige heren en elegante dames. De heren nodigen de dames met een hoofs gebaar uit om plaats te ne men. Op gedempte toon wordt een charmante conversatie gevoerd, Naarmate de minuten verstrijken wordt het stiller in de zaal - slechts het schuchter ritselen van een rok, het onderdrukt schuifelen van lak schoenen op een gladde vloer. Het publiek kijkt half gereserveerd half gespannen naar het nog lege toneel. Dan verschijnt een tenger jongetje op het grote plankier. Verlegen komt hij naar voren, blijft wat ver loren in de ruimte staan, nietig in het felle licht. DIT GEBEURDE vijfenzeventig jaar geleden. Het kleine jongetje was de nu negenentachtigjarige Joh. C. Berghout. Wie kon destijds in Musis Sacrum bevroeden dat de veertien jarige knaap, die op zo gevoelige wijze de variaties voor viool van Charles de Bériot (een Belgische componist) uitvoerde, nog eens zeshonderd composities van allerlei aard, zoals symfonische werken, ouvertures en marsen op zijn naam zou brengen? Mis schien hadden zijn vader en moeder, die hem op zijn zesde ver jaardag een viool ten geschenke gaven, er een voorgevoel van Pas sinds kort geniet de heer Berghout, na een respectabel aan tal jaren die hij geheel aan de muziek en aan de opvoeding van zijn al even muzikale kinderen wijdde, in het comfortabele W. F. Visserhuis in IJmuiden van een rustige levensavond. Maar nog, nu hij bijna negentig jaar is, denkt hij er over een door de zee geïnspireerde compositie te maken. En nog speelt hij elke dag ruim een uur viool in zijn gezellige kamer in het IJmuidens tehuis voor bejaarden. Maar ook speelt hij elke morgen op zijn piano, die ten gevolge van de geringe omvang van de kamer een plaatsje in de recreatiezaal van het Visserhuis heeft moeten vinden. Dat alles geschiedt tot groot genoegen en tot aangename verpozing van de IJmuidense bejaarden, die vol trots over „onze maestro" spreken. DE HEER BERGHOUT kreeg zijn opleiding bij de Toonkunst muziekkamer in Rotterdam, waar Willy Hes zeer bekend in die jaren hem de eerste beginselen van de compositieleer bijbracht. De jonge Berghout deed zijn best. Zijn talent deed de rest. Zo kon het gebeuren dat hij op jeugdige leeftijd al kerk muziek voor de rooms-katholieke eredienst schreef. Het bleef echter niet alleen bij componeren. Hij trad ook op als dirigent van kerkkoren. Als hij dit vertelt, zit ik tegenover hem in een oude, dofgroene stoel in kamer 23 van het W. F. Visserhuis, waar een lampje boven een muziekstandaard een zacht scheme rig licht verspreidt. De heer Berghout gaat met zijn gedachten terug naar vroeger tijden, naar vergleden jaren, steeds verder. En naarmate hij meer herinneringen ophaalt, komt er meer gloed in zijn stem, gaat hij sneller spreken. Zijn ogen (merk waardig jong en hel lichtblauw) twinkelen, fonkelen zelfs, als hij heel enthousiast wordt. Een fijn blosje trekt over zijn bijna doorzichtige huid. Hij gesticuleert nog druk. Een zilveren haarlok valt voor zijn ogen. Met een kwieke beweging strijkt hij het haar glad. Wat heeft hij mooi haar, denk ik. En zonder dat ik me er helemaal van bewust ben, spreek ik deze gedachte uit. De heer Berghout onderbreekt zijn relaas. Het is even stil. Hij glimlacht en kijkt weemoedig naar me: „Dat was bijzonder vriendelijk van u om dat te zeggen. Ik dank u zeer". Het com pliment heeft hem zichtbaar goed gedaan. „Mijn vrienden zeg gen dat ook altijd. Kijk, daar heb je Berghout, die ken je aan zijn haar!" Dan zegt hij nog: „Ik vond het heel attent van u" en begint weer te vertellen, te vertellen. EEN VAN DE meest succesrijke composities van de heer Berghout is wel de Vredescantate, die in 1919 op het Malieveld in Den Haag door drieduizend zangers met medewerking van de kapel van de Grenadiers werd uitgevoerd. Dit gebeurde allemaal ter ere van de vrede. Het werd een groot succes, alle kranten schreven er vol lof over. vertelt de componist. Hij vervolgt: Het was heerlijk toen in Den Haag, de gebouwen van de ministeries waren prachtig verlicht en 's avonds werd er een magnifiek vuurwerk afgestoken. Iedereen was blij dat het eindelijk vrede was.... De Vredescantate werd naderhand in verscheidene steden van ons land ten gehore gebracht. Een ander hoogtepunt in het leven van de grijze componist vormde de bekroning van zijn tweede symfonie bij een muziek- prijsvraag ter gelegenheid van de Schubertherdenking in Wenen in 1928. Het bekroonde werk werd door het Residentie- Orkest onder leiding van Frits Schuurman uitgevoerd. Van deze uitvoering werden grammofoonplaten gemaakt, die voor de radio ten gehore werden gebracht. Hij zegt: „Dat was een hele gebeurtenis voor die tijd. En bijzonder vererend voor mij. Toen zond de radio nog niet van zeven uur 's morgens tot midder nacht uit!" De heer Berghout lijkt even de draad van zijn ver haal kwijt te zijn. Het is of het gesprek stokt. „Er gaat te veel door die radio tegenwoordigzegt hij fijntjes. In 1908 werd zijn Triomfmars tijdens een muziekconcours in Brussel bekroond. Koning Leopold van België herdacht hem toen met een zilveren medaille, die hij nog zuinig met andere prijzen in zijn kamer in het W. F. Visserhuis bewaart. De mars werd later door de Berliner Philharmoniker onder leiding van prof. Rebicek op het repertoire genomen. Aardig is het verder te weten, hoe hij tot het componeren van „Hamlet en Ophelia" kwam. Bij het aanschouwen van Shakespeare's fameuze drama werd hij getroffen door de sterke tegenstelling tussen de ka rakters van de titelheld (de pessimist) en Ophelia (de opti- miste). Deze persoonlijke opvatting werkte hij uit in een suite, die door het hoforkest (een der laatste ter wereld) van de koning van Siam werd uitgevoerd. Het stuk behoorde zelfs tot de favoriet van deze monarch. De componist heeft een aantal symfonieën aan bekende persoonlijkheden, zoals Sir Winston Churchill en koningin-moeder Elisabeth van België, opgedragen. Naast al dit werk vond de heer Berghout echter ook tijd voor het gezin. Dat in zijn huiselijk leven de muziek een belang rijke rol speelde, behoeft eigenlijk geen betoog. Met zijn dochter Phia en zijn zoons Henk en Theo vormde hij zelfs een huis orkest. „We hebben het altijd goed gehad met z'n vijven. Toen de kinderen het huis uitwaren, werd het vreemd stil. Maar het leven moet z'n loop hebbenNu is Phia Berghout har piste van het Concertgebouw-Orkest, Henk Berghout directeur van de Muziekschool van Toonkunst in Dordrecht en Theo Berg hout muziekleraar in Velp. OP DE TRADITIONELE vraag naar een merkwaardige ge beurtenis geeft de heer Berghout ten antwoord: „Ik-herinner me nog als de dag van gisteren, dat ik eens op school de op dracht kreeg een fuga te maken met een bijbelse spreuk als thema. Ik zat er thuis op te studeren en kwam er maar niet uit. Er moest ergens een fout zitten. Op het laatst zei m'n vader: nu de petroleumlamp uit en naar bed. Omdat ik niet ongehoor zaam wilde zijn gaf ik gevolg aan de wens van m'n vader, hoe wel het niet van harte ging. En nu komt het curieuze. In mijn droom zag ik de goede fuga voor me en de foute ernaast. Ik zag de noten glashelder voor me. Met zware hoofdpijn en dood moe werd ik wakker en herstelde de fout. Het werd een van m'n beste fuga's. Vind u dat nu niet een mirakelDe heer Berghout las enige dagen na deze vreemde droom een artikel van een dokter over het verklaren van dromen. Onmiddellijk pakte hij de pen en schreef een brief, waarin hij zijn belevenis sen in dromenland uiteenzette. „Later vroeg de dokter mij toe stemming om mijn geval In een boekje te verwerken, dat hij bezig was te schrijven. Vele tientallen jaren hoorde ik er niets meer van tot mijn dochter Phia mij kwam opzoeken en ver telde dat een van haar kennissen het boekje had gelezen. Die kennis had aan mijn dochter gevraagd: Heeft iouw vader wel eens een merkwaardige droom gehad....''" Pictéi van cte Vliet PIERRE BOULLE heeft ook in ons land bekendheid verworven door zijn roman „Le pont de la rivière Kwaï" (De brug over de rivier Kwai) en vooral door de film, die naar deze roman gemaakt is. Het exotische en de met Franse ironie gekrui de Angelsaksische humor, die mede de aantrekkelijkheid van „De brug" uitmaak ten, vinden wij volop terug in zijn onlangs bij Julliard verschenen roman „Les voies du salut" (De wegen des heils). De hande ling speelt zich weer af in het Oosten, op het Maleise schiereiland, in de buurt van Singapore, op en nabij de onderneming Kebun Besar, waar de Engelsen en de planters worden bestookt door terroristen, die gehoorzamen aan de Chinese volksre publiek en die zich gemakkelijk kunnen schuilhouden in het omringende oerwoud. Plantage en terroristenkamp, twee wel heel verschillende milieus, maar waar het leven toch een allervermakelijkst paral lellisme vertoont, zoals onder meer blijkt uit de drooghumoristische beschrijving van de inspectie van de onderneming door een der directeuren van de maatschappij en van het kamp in de jungle door Kameraad Ho, een der grote bazen uit Peking. De hoofdpersoon is de enige vrouw bij de troep terroristen, de zeer jonge Ling, die volgens voorschrift de „rotte en verdorven wereld der blanken" hartgrondig .haat. Bij een nachtelijke aanval op de plantage wordt zij gewond en zonder dat iemand ex- iets van merkt in de bungalow van de ad- ministi-ateur Bernard Delavigne door diens vi-ouw Patricia verboi-gen. Want de opti- mistisch-edelmoedige Pat is er op uit „zie len te redden". Zij wil de onontwikkelde kleurlingen opheffen tot haar eigen niveau door hun de moraal van de westei-se be schaving bij te brengen! De fanatieke, wrede Ling is dus een prachtig object, waai-op Pat haar altruïstische en apostoli sche drang kon botvieren. Haar mening: „met het hart moeten wij de Aziaten voor ons winnen" druist nogal in tegen die van haar man, die van oordeel is dat „wij al leen nog wat prestige kunnen behouden door de Aziaten uit de hoogte te behande len". Toch laat Bernard haar, als zij hem na enige dagen de aanwezigheid van Ling vertelt, met deze haar hervoi-mingsexperi- ment voortzetten. De verklai'ing, die de kinderlijke Pat voor haar houding geeft, io nogal eenvoudig: „Ik ben een Ameri kaanse" en dat is in haar ogen afdoende. Als zij het stuntelige optreden van de Fransen en Engelsen ziet, vindt zij het maar gelukkig, dat er „nog ï-echtvaardige en sterke naties bestaan, die zich alleen maar van hun kracht bedienen om de zwakken te beschei-men". Uit de loop van het verhaal blijkt, dat de krachten van het goede inderdaad on weerstaanbaar zijn, maar tevens, dat het grillige en onvoorziene toeval soms langs wegen gaat, die ontzettend veel op die dei- logica lijken. Want terwijl de guerilla voortduurt, wordt Ling onder invloed van Pat en vooi-al door de weinig objectieve aandacht, die Bernprd en andere Fransen aan haar schenken, door haar kennis making in de verwenste kringen der blan ken met allerlei dingen, waardoor zij zich haar vrouwelijkheid en de macht daar van bewust wordt, zozéér „een der on zen" dat.Maar de ontknoping, waarin het ironische, enigszins ontgoochelde scep ticisme van de schrijver tot uiting komt, moge een verrassing voor de lezer blijven. OVER HET LEVEN van Vivaldi zijn wij betrekkelijk schaars ingelicht. Wij weten dat hij als violist leerling was van zijn vader (die in het orkest van de San Marco te Venetië speelde) en verder dat hij ook door Legi-enzi werd opgeleid. In 1703 werd hij tot priester gewijd en kort daarop als vioolpedagoog en later als „maestro de concerti" aan het „Consei-vatorium dell' Ospedale della Piëta" van Venetië verbon den. Ook genoot hij reputatie als zangpeda goog. Betreffende zijn priesterschap rap porteert Fétis in zijn „Biographie des Mu- siciens" de volgende anekdote: „Onder het lezen van zijn dagelijkse mis vei'liet Vival di op zekei-e morgen het altaar om in de sacristie een muzikaal thema te gaan no teren, dat hun plotseling ingevallen was, daarna keei'de hij terug om de mis te be ëindigen. Hiervoor door zijn overheden op het mat je gei-oepen, wex-d hij wegens zwak hoofdigheid ontslagen van zijn verplich ting om de mis te lezen". Een andere uit leg van dit intrekken van zijn geestelijke functie luidt, dat het gebeurde wegens zijn zwakke gezondheid. Deze schijnt echter geen bezwaar te zijn geweest om concert reizen te maken (hij was ook enige tijd in dienst van de prins van Hessen-Dai-mstadt te Mantua) en een buitengewone werk kracht te ontplooien als componist. Zijn laatste levensjaar bracht hij door te We nen, waar hij een reeks vioolconcerten op droeg aan Karei VI en in 1741 naar men zegt, in de grootste armoe overleed. NA DE tweede wereldoorlog is er een onvei-wachte hausse in de belangstel) in- van het werk van Vivaldi ontstaan. Dit is ongeacht de heropleving van de barok muziek in het algemeen, te danken aan h- in 1948 verschenen standaardwerk van ik Franse musicoloog M. Pinchèrie, dat hoofdzakelijk een thematische catalogus van Vivaldi's levenswerk is, die nie', dn- der dan vijfhonderdvierenvijftig com ;- ties aangeeft. Intussen zijn tal van c- men op de grammofoonplaat „best seller OOK IN DE ROMAN van Serge Grous- sard: „Quartier Chinois" (een uitgave van Albin Michel) spelen Chinezen de hoofd rollen. Hier zijn het echter weinig idealis tische „zware jongens" uit de wijk in San Francisco, waar meer dan twintigduizend uitgeweken zonen van het Hemelse Rijk wonen. Er zijn eerbai-e zakenlieden, maar ook leiders en leden van bendes, die zich onledig houden met het clandestien ver handelen van verdovende middelen, Groussard beschrijft zeer suggestief dat Chinatown, waar winkels als pagodes, met veel goud, draken en lampions, contras- tei-en mei modei-ne wolkenkrabbers, waar ovei-dag een gemoedelijke bedrijvigheid heerst en 's nachts dodelijk gevaar onhoor baar rondsluipt. In die geheimzinnige sfeer maakt de auteur in één nacht de epi loog raee van een duistere strijd, die al jarenlang tussen de Chinese families Feng en Kouo woedt. Het is minder een strijd om geld en oppermacht, dan een botsing tussen twee uitersten van de Chinese sa menleving: de Feng's stammen af van mandarijnen en in hun „gang" heerst een streng feodaal conservatisme, de Kouo's behox-en tot het schuim der despei-ado's, die slechts de wet der jungle kennen. Door middel van „flashbacks" laat de auteur de oorsprong van dat duel mededelen door een. natuurlijk bi-eedgeschouderde, jour nalist van de California Chronicle, die de strijd tegen het bendewezen heeft aange bonden. Groussard heeft dat avontuur van wraakneming en moord met vaktechnische bekwaamheid beschreven en dank zij ef fectrijke „suspenses" de spanning voort durend opgevoerd. De invloed van de Amerikaanse werken van dit genre is mei-kbaar: rauw realisme, rake afgebeten dialogen, bi'ute actie. Maar de auteur is nu eenmaal Fransman en dus kan hij de psy chologische tekening niet geheel onderge schikt maken aan de mededeling der ge- beui-tenissen. Daaraan dankt de lezer het, dat „Quartier Chinois" niet louter een thriller is, dat er in het boek andere fi guren voorkomen dan alleen maar kei harde avonturiei-s en dat zelfs enkele van deze Iaatsten meer zijn dan alleen snel- schietende of snel stekende bruten. De door innige genegenheid verbonden gebroeders Feng, de moedige, nobele, fragiele Lang- Wen en hun opofferende moeder in het verre dorpje Hou-Pei leven voor ons ook los van het avontuur. S. Elte Karikatuurtekening van Vivaldi. gebleken en beijveren de grote muziek uitgeverijen vooral Ricordi te Milaan zich om het zolang vergeten oeuvre „II prete rosso" wereldkundig te maken. Vi valdi's populariteit betreft vooral zijn in strumentale werken, zijn vioolconcerten uit de i-eeksen l'Estro Armonico, La Cetra uit II Cimento dell' Armoniae e dell' Inven- tione en bovenaan „De vier jaargetijden". Doch ook zijn vocale composities hij schreef een oratorium, een veei*tigtal ope ra's en tal van geestelijke koorwerken - beginnen baan te breken. ONDER DE KOORWERKEN van Vivaldi is vooral het nog niet zo lang geleden ont dekte „Gloria" met bijzondere belangstel ling begroet, zodat reeds over het „be- ï-oemde Gloria van Vivaldi" gesproken woi-dt. Dit stuk voor solisten, koor en or kest, wordt onder leiding van Albert de Klei-k op donderdag 20 november voor het eerst te Haaidem uitgevoerd, door Kooi' Katholiek Haarlem. De omvangrijkheid van het werk wei- spreekt de voor de hand liggende v on derstelling, dat het zou zijn geconcip' eï' als onderdeel van een complete mis, ton'; men daarvoor de reusachtige proportie van de Hoogmis in b van Bach als nc.'ni zou nemen. Neen, het „Gloria" van Viva^i is éls een op zichzelfstaand werk te bw schouwen en wel als een soort vocale sym fonie op de bekende liturgische tekst. Een klare thematiek van steeds zangerige en vloeiende melodieën ven-aaclt de ver trouwdheid van de componist met de eisen van de vocaliteit. Helderheid in de contra- puntiek en een steeds boeiende melodiek, zowel in de koorcomplexen als in de solo's en solistische ensembles, duiden op hun oorsprong uit het land van het bel canto en der dii-ecte werking der muziek. Boven dien is er het verrassende effect van het onvooi-ziene, van het spontane ener kunst, die haar eigen wetmatigheid schept, wat men wel eens de „Sturm und Drang" van een bepaalde periode noemt. Het is mis schien juist deze laatstgenoemde eigen schap, die Vivaldi's muziek, tezamen met haar openheid, voor onze tijd zo aantrek kelijk maakt. Jos. de Klerk Uitnodiging tot bijwoning van de feestelijke heraevKing van het honderdjarig bestaan van de Stadsschouwburg tn Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 16