EEN INLEIDING TOT HET GLORIA VAN VIVALDI
Chinese communisten en desperado's
in twee nieuwe Franse romans
Sisca discoucs
EN EEN BESCHRIJVING VAN ZIJN OPTREDEN
IN DE AMSTERDAMSE STADSSCHOUWBURG
ZESHONDERD COMPOSITIES
IN NU BIJNA NEGENTIG
MET MUZIEK GEVULDE JAREN
ZIJN JOHAN BERGHOUT
NOC STEEDS NIET GENOEG
EEN VOCALE
SYMFONIE
Erbij
MUZIEK OP PLATEN
Werd verzocht, benevens deflelfs Huysvrouw, of een Dame, en
een eigen Kind dat zich zelve redden kan om het Eeüwge-
tyde van den Amstrldamschen Schouw burg byte woo-
nen, epDingsdag, den 7den January, 1738, des Namiddags ten 4.
uuren pre^ys,
NB. Een Knecht mg mede gebracht wardenwiens plaats
ml zyn op de btmenjle Gallery
ZATERDAG 15 NOVEMBER 1958
i-
In de onderstaande aileverinf van onze aan
nieuwe grammofoonplaten gewijd# rubriek
vindt, men ditkeer een bespreking van de pe
dagogisch bedoelde serie „Lees en luister"
van Philips' Phonograflsche Industrie in sa
menwerking met de uitgeverij H. Nelissen te
Bilthoven.
IN samenwerking met de uitgeverij
H. Nelissen brengt Philips een serie
platen in de handel met instructieve op
zet. Iedere plaat gaat namelijk vergezeld
van een boekje waarin door een be
kende criticus of musicoloog een sector
van het huidige concertrepertoire be
licht wordt. Het boekje is in de hoes
van de grammofoonplaat gestoken. Deze
bevat een aantal excerpten van Philips-
opnamen, die het geschreven overzicht
illustreren en tezamen aldus in een no-
tedop de ontwikkelingsgang van het be
handelde genre illustreren.
Een discografie, achterin het boekje
opgenomen, vermeldt alfabetisch op
componistennaam de opnamen, die
Philips op het behandelde terrein
uitgebracht heeft. Het geheel is keurig
verzorgd en tussen de tekst vindt men
een groot aantal afbeeldingen, hoofd
zakelijk portretten van de belangrijkste
genoemde componisten.
„Lees en luister" is de titel van deze
serie, die vele muziekliefhebbers onge
twijfeld evenzeer ten voordeel zal strek
ken als de grammofoonplaatmaatschap
pij en de uitgever. Vooral ten behoeve
van het muziekonderwijs op de middel
bare scholen lijkt mij de combinatie
van een muziekhistorisch overzicht met
synchroon lopende voorbeelden bijzon
der handig. Uiteraard zou men zich dit
alleen voor de hogere klassen kunnen
denken, omdat jongere kinderen nog
niet het historisch besef hebben, dat
zo'n geschiedenis-in-klank interessant
maakt. De tot nu toe verschenen deel
tjes met grammofoonplaat zijn: Het
Concert door Lex van Delden, De Sym
fonie door Wouter Paap, De Opera door
Leo Riemens, Balletmuziek door M. G.
Arntzenius, Programmamuziek door
Henk Stam en Pianomuziek door Ma-
rius# Flothuis.
De2e laatste uitgave, die ter kennis
making geschreven werd, bevat, na en
kele mededelingen over het ontstaan
van de piano, een beknopte, eenvoudig
leesbare geschiedenis van de piano
muziek. De schrijver is er in geslaagd
in nog geen zestig bladzijden de kla
vierstijl der verschillende periodes en
belangrijkste meesters te karakterise
ren. De bestrijving op de hoes gaat dan
nog iets nader in op de gekozen frag
menten. Vermeld zij tenslotte dat de
schrijver het begrip „pianomuziek" in
engere zin heeft opgevat men vindt
dus in het boekje de behandeling van
het onderwerp begonnen bij Mozart.
Sas Buiige
Zonnehof en Hel, twee tonelen uit „Het Eeuwgetijde"
Amsterdamse Stadsschouwburg In 1738, waar Vivaldi
voor schreef, die hij zelf dirigeerde.
van de
muziek
ENKELE JAREN geleden was Antonio Vivaldi voor ons
muziekbesef niet veel meer dan een naam. Wij wisten dat hij
om de kleur van zijn haar „il prete rosse" (de roodharige
priester) genoemd werd, dat hij een voortreffelijk violist moest
zijn geweest en bovendien als componist zeer produktief. dal
hij omstreeks 1675 in Venetië geboren was en in zijn vaderstad
een meisjesconservatorium bestuurde, dat hij een beetje als
„toqué" beschouwd werd, maar als componist niettemin opzien
baarde, getuige het feit dat niemand minder dan Johann Sebas
tian Bach verscheidene werken voor strijkers van hemvoor
klavieren bewerkte en een voorbeeld nam aan zijn structuur
vormen. Maar hoe zelden kregen wij iets van zijn muziek te
horen.' En meestal gebeurde dit dan nog tezamen met de arran
gementen van Bach, dus als curiositeit, waarbij dan de nadruk
viel op hetgeen de bewerker ervan gemaakt had. Uiteraard
wisten de musicilogen wel het een en ander van Vivaldi's com
posities op te sommen, onder meer ook een aanzienlijk aantal
dezer, die tijdens het leven van de auteur in Amsterdam gedrukt
en uitgegeven waren. De Franse refugié Etienne Roger, die
zich op het Singel „vis a vis le Driekoningstraat" gevestigd had-
als muziekdrukker en uitgever, wist met zijn onderneming een
internationale faam te verwerven, niet het minst omdat zijn
relaties met gereputeerde Italiaanse componisten (onder meer
Corelli, wiens complete oeuvre bij hem. verscheen) zijn zaak
een Europese betekenis gaven. Zo was Roger dan ook Vivaldi's
uitgever. Het ligt voor de hand, dat dit zij het dan onrecht
streeks aanleiding geweest is, dat de regenten van de Am
sterdamse Schouwburg, ter gelegenheid van het eeuwfeest op
7 januari 1738, de vermaarde Italiaanse violist en componist uit
nodigden om de muzikale leiding van de viering op zich te
nemen. Wat dan ook geschied is. Scheurleer heeft van deze
plechtige herdenking en van het aandeel dat Antonio Vivaldi
er in had in zijn prachtwerk „Het Muziekleven te Amsterdam"
een uitvoerige en gedetailleerde beschrijving gegeven, uitgaande
van een paar gedenkboeken, die in de Universiteitsbibliotheek
berusten.
De feestelijke voorstelling, die „des Namiddags ten 4 uuren
pre^ys" begon, bestond uit een opvoering van „Julius Cesar en
Cato" van de Haarlemse toneeldichter Langendijk, aan welk
treurspel echter een gelegenheidsstuk van Jan de Marre vooraf
ging. Het was getiteld „Het Eeuwgetijde van den Amster-
damschen Schouwburg" en naar rederijkerstrant als een zinne-
spel opgevat. De vier jaargetijden, de muzen en tal van alle
gorische figuren traden er zingend, sprekend en zwijgend en
uiteraard ook dansend, in op. Onder deze laatstcn citeert
Scheurleer uit het tekstboek het persónaadje Vermaak: „een
jongeling in een groen kleed met muziekinstrumenten en twee
duiven versierd, hij heeft een bloemkrans op het hoofd, een
keeten, waaraan een menschentong hangt, om den hals en een
maatstok in de hand". Verder gewaagt hij van zinnebeeldige
figuren als: Belang, Goede Uitkomst, Vuur, Aarde, Water,
Lucht, Vriendschap, Schilderkunst, de Vier Uuren van den dag
enzovoortsEn dor samenraapsel van allegorische en my
thologische figuren, zegt Scheurleer, met een groot gebrek aan
goede smaak en poëzie als bij de rederijkersstukken. En die
personages redekavelen en houddh bespiegelingen, zo droog als
woestijnzand. Dit stuk is nog zeventien keer nadien vertoond,
een succes dat het zo goed. als zeker dankte aan de kostbare
montering, aan decors en kostumering, dus aan de sensatie van
een opzienbarend revuegeval maar buiten kijf ook aan de
muziek van Vivaldi en andere componisten, als De Fesch, Agrell,
Hupfeld en Chinzer, die er bij betrokken waren. Hoe de ge
zongen tekst zich bij deze muziek aansloot is uit het bewaarde
materiaal niet op te maken. Dit bestaat namelijk uit negen
driedelige concerti grosso en sinfonia's alsmede één sonate voor
vier instrumenten. Wel kunnen wij ons voorstellen, dat deze
composities als inleiding en tussen de taf reien gespeeld werden,
zoals het trouwens gebruikelijk raas. In ieder geval had Vivaldi
de directie van het orkest, dat, met inbegrip van de clavecinist,
uit vijfentwintig man bestond. Het clavec.imbel werd bespeeld
door Jan Ulhoorn, die van 1725 tot 1728 stadsorganist van
Haarlem was en sindsdien in functie in de Oude Kerk te Am
sterdam en bovendien ook leider, als „maestro al cembalo" van
het instrumentale ensemble van de schouwburg.
Nu was het echter de vermaarde Italiaanse meester die de
uitvoering dirigeerde. Een bijzondere attractie was daarbij, dat
Vivaldi als solist optrad en met. zijn hooggeroemde virtuositeit
op de viool de viering van het Eeuwgetijdetot een bijzondere
gebeurtenis maakte. Want dit is wel zeker, dat hij bekend stond
als een der grootste violisten van zijn tijd. Kenners zullen wel
genoten hebben, dat hij als componist een vérstrekkende in
vloed op vorm en inhoud van de vioolmuziek uitoefende. Men
noemt hem de stichter van de Venitiaanse vioolschool en de
karakteristiek van zijn speelwijze werd meestal aangeduid als
de „Lombardische smaak".
Langzaam loopt de zaal van Musis
Sacrum in Schiedam vol, met sta
tige heren en elegante dames. De
heren nodigen de dames met een
hoofs gebaar uit om plaats te ne
men. Op gedempte toon wordt een
charmante conversatie gevoerd,
Naarmate de minuten verstrijken
wordt het stiller in de zaal - slechts
het schuchter ritselen van een rok,
het onderdrukt schuifelen van lak
schoenen op een gladde vloer. Het
publiek kijkt half gereserveerd half
gespannen naar het nog lege toneel.
Dan verschijnt een tenger jongetje
op het grote plankier. Verlegen
komt hij naar voren, blijft wat ver
loren in de ruimte staan, nietig in
het felle licht.
DIT GEBEURDE vijfenzeventig jaar geleden. Het kleine
jongetje was de nu negenentachtigjarige Joh. C. Berghout.
Wie kon destijds in Musis Sacrum bevroeden dat de veertien
jarige knaap, die op zo gevoelige wijze de variaties voor viool
van Charles de Bériot (een Belgische componist) uitvoerde, nog
eens zeshonderd composities van allerlei aard, zoals symfonische
werken, ouvertures en marsen op zijn naam zou brengen? Mis
schien hadden zijn vader en moeder, die hem op zijn zesde ver
jaardag een viool ten geschenke gaven, er een voorgevoel van
Pas sinds kort geniet de heer Berghout, na een respectabel aan
tal jaren die hij geheel aan de muziek en aan de opvoeding van
zijn al even muzikale kinderen wijdde, in het comfortabele
W. F. Visserhuis in IJmuiden van een rustige levensavond. Maar
nog, nu hij bijna negentig jaar is, denkt hij er over een door de
zee geïnspireerde compositie te maken. En nog speelt hij elke
dag ruim een uur viool in zijn gezellige kamer in het IJmuidens
tehuis voor bejaarden. Maar ook speelt hij elke morgen op zijn
piano, die ten gevolge van de geringe omvang van de kamer
een plaatsje in de recreatiezaal van het Visserhuis heeft moeten
vinden. Dat alles geschiedt tot groot genoegen en tot aangename
verpozing van de IJmuidense bejaarden, die vol trots over „onze
maestro" spreken.
DE HEER BERGHOUT kreeg zijn opleiding bij de Toonkunst
muziekkamer in Rotterdam, waar Willy Hes zeer bekend in
die jaren hem de eerste beginselen van de compositieleer
bijbracht. De jonge Berghout deed zijn best. Zijn talent deed de
rest. Zo kon het gebeuren dat hij op jeugdige leeftijd al kerk
muziek voor de rooms-katholieke eredienst schreef. Het bleef
echter niet alleen bij componeren. Hij trad ook op als dirigent
van kerkkoren. Als hij dit vertelt, zit ik tegenover hem in een
oude, dofgroene stoel in kamer 23 van het W. F. Visserhuis,
waar een lampje boven een muziekstandaard een zacht scheme
rig licht verspreidt. De heer Berghout gaat met zijn gedachten
terug naar vroeger tijden, naar vergleden jaren, steeds verder.
En naarmate hij meer herinneringen ophaalt, komt er meer
gloed in zijn stem, gaat hij sneller spreken. Zijn ogen (merk
waardig jong en hel lichtblauw) twinkelen, fonkelen zelfs, als
hij heel enthousiast wordt. Een fijn blosje trekt over zijn bijna
doorzichtige huid. Hij gesticuleert nog druk. Een zilveren haarlok
valt voor zijn ogen. Met een kwieke beweging strijkt hij het
haar glad. Wat heeft hij mooi haar, denk ik. En zonder dat ik
me er helemaal van bewust ben, spreek ik deze gedachte uit.
De heer Berghout onderbreekt zijn relaas. Het is even stil. Hij
glimlacht en kijkt weemoedig naar me: „Dat was bijzonder
vriendelijk van u om dat te zeggen. Ik dank u zeer". Het com
pliment heeft hem zichtbaar goed gedaan. „Mijn vrienden zeg
gen dat ook altijd. Kijk, daar heb je Berghout, die ken je aan
zijn haar!" Dan zegt hij nog: „Ik vond het heel attent van u"
en begint weer te vertellen, te vertellen.
EEN VAN DE meest succesrijke composities van de heer
Berghout is wel de Vredescantate, die in 1919 op het Malieveld
in Den Haag door drieduizend zangers met medewerking van
de kapel van de Grenadiers werd uitgevoerd. Dit gebeurde
allemaal ter ere van de vrede. Het werd een groot succes, alle
kranten schreven er vol lof over. vertelt de componist. Hij
vervolgt: Het was heerlijk toen in Den Haag, de gebouwen van
de ministeries waren prachtig verlicht en 's avonds werd er
een magnifiek vuurwerk afgestoken. Iedereen was blij dat het
eindelijk vrede was.... De Vredescantate werd naderhand in
verscheidene steden van ons land ten gehore gebracht.
Een ander hoogtepunt in het leven van de grijze componist
vormde de bekroning van zijn tweede symfonie bij een muziek-
prijsvraag ter gelegenheid van de Schubertherdenking in
Wenen in 1928. Het bekroonde werk werd door het Residentie-
Orkest onder leiding van Frits Schuurman uitgevoerd. Van deze
uitvoering werden grammofoonplaten gemaakt, die voor de
radio ten gehore werden gebracht. Hij zegt: „Dat was een hele
gebeurtenis voor die tijd. En bijzonder vererend voor mij. Toen
zond de radio nog niet van zeven uur 's morgens tot midder
nacht uit!" De heer Berghout lijkt even de draad van zijn ver
haal kwijt te zijn. Het is of het gesprek stokt. „Er gaat te veel
door die radio tegenwoordigzegt hij fijntjes.
In 1908 werd zijn Triomfmars tijdens een muziekconcours in
Brussel bekroond. Koning Leopold van België herdacht hem
toen met een zilveren medaille, die hij nog zuinig met andere
prijzen in zijn kamer in het W. F. Visserhuis bewaart. De mars
werd later door de Berliner Philharmoniker onder leiding van
prof. Rebicek op het repertoire genomen. Aardig is het verder
te weten, hoe hij tot het componeren van „Hamlet en Ophelia"
kwam. Bij het aanschouwen van Shakespeare's fameuze drama
werd hij getroffen door de sterke tegenstelling tussen de ka
rakters van de titelheld (de pessimist) en Ophelia (de opti-
miste). Deze persoonlijke opvatting werkte hij uit in een suite,
die door het hoforkest (een der laatste ter wereld) van de
koning van Siam werd uitgevoerd. Het stuk behoorde zelfs tot
de favoriet van deze monarch. De componist heeft een aantal
symfonieën aan bekende persoonlijkheden, zoals Sir Winston
Churchill en koningin-moeder Elisabeth van België, opgedragen.
Naast al dit werk vond de heer Berghout echter ook tijd
voor het gezin. Dat in zijn huiselijk leven de muziek een belang
rijke rol speelde, behoeft eigenlijk geen betoog. Met zijn dochter
Phia en zijn zoons Henk en Theo vormde hij zelfs een huis
orkest. „We hebben het altijd goed gehad met z'n vijven. Toen
de kinderen het huis uitwaren, werd het vreemd stil. Maar
het leven moet z'n loop hebbenNu is Phia Berghout har
piste van het Concertgebouw-Orkest, Henk Berghout directeur
van de Muziekschool van Toonkunst in Dordrecht en Theo Berg
hout muziekleraar in Velp.
OP DE TRADITIONELE vraag naar een merkwaardige ge
beurtenis geeft de heer Berghout ten antwoord: „Ik-herinner
me nog als de dag van gisteren, dat ik eens op school de op
dracht kreeg een fuga te maken met een bijbelse spreuk als
thema. Ik zat er thuis op te studeren en kwam er maar niet
uit. Er moest ergens een fout zitten. Op het laatst zei m'n vader:
nu de petroleumlamp uit en naar bed. Omdat ik niet ongehoor
zaam wilde zijn gaf ik gevolg aan de wens van m'n vader, hoe
wel het niet van harte ging. En nu komt het curieuze. In mijn
droom zag ik de goede fuga voor me en de foute ernaast. Ik
zag de noten glashelder voor me. Met zware hoofdpijn en dood
moe werd ik wakker en herstelde de fout. Het werd een van
m'n beste fuga's. Vind u dat nu niet een mirakelDe heer
Berghout las enige dagen na deze vreemde droom een artikel
van een dokter over het verklaren van dromen. Onmiddellijk
pakte hij de pen en schreef een brief, waarin hij zijn belevenis
sen in dromenland uiteenzette. „Later vroeg de dokter mij toe
stemming om mijn geval In een boekje te verwerken, dat hij
bezig was te schrijven. Vele tientallen jaren hoorde ik er niets
meer van tot mijn dochter Phia mij kwam opzoeken en ver
telde dat een van haar kennissen het boekje had gelezen. Die
kennis had aan mijn dochter gevraagd: Heeft iouw vader wel
eens een merkwaardige droom gehad....''"
Pictéi van cte Vliet
PIERRE BOULLE heeft ook in ons land
bekendheid verworven door zijn roman
„Le pont de la rivière Kwaï" (De brug
over de rivier Kwai) en vooral door de
film, die naar deze roman gemaakt is. Het
exotische en de met Franse ironie gekrui
de Angelsaksische humor, die mede de
aantrekkelijkheid van „De brug" uitmaak
ten, vinden wij volop terug in zijn onlangs
bij Julliard verschenen roman „Les voies
du salut" (De wegen des heils). De hande
ling speelt zich weer af in het Oosten, op
het Maleise schiereiland, in de buurt van
Singapore, op en nabij de onderneming
Kebun Besar, waar de Engelsen en de
planters worden bestookt door terroristen,
die gehoorzamen aan de Chinese volksre
publiek en die zich gemakkelijk kunnen
schuilhouden in het omringende oerwoud.
Plantage en terroristenkamp, twee wel
heel verschillende milieus, maar waar het
leven toch een allervermakelijkst paral
lellisme vertoont, zoals onder meer blijkt
uit de drooghumoristische beschrijving van
de inspectie van de onderneming door een
der directeuren van de maatschappij en
van het kamp in de jungle door Kameraad
Ho, een der grote bazen uit Peking.
De hoofdpersoon is de enige vrouw bij
de troep terroristen, de zeer jonge Ling, die
volgens voorschrift de „rotte en verdorven
wereld der blanken" hartgrondig .haat. Bij
een nachtelijke aanval op de plantage
wordt zij gewond en zonder dat iemand ex-
iets van merkt in de bungalow van de ad-
ministi-ateur Bernard Delavigne door diens
vi-ouw Patricia verboi-gen. Want de opti-
mistisch-edelmoedige Pat is er op uit „zie
len te redden". Zij wil de onontwikkelde
kleurlingen opheffen tot haar eigen niveau
door hun de moraal van de westei-se be
schaving bij te brengen! De fanatieke,
wrede Ling is dus een prachtig object,
waai-op Pat haar altruïstische en apostoli
sche drang kon botvieren. Haar mening:
„met het hart moeten wij de Aziaten voor
ons winnen" druist nogal in tegen die van
haar man, die van oordeel is dat „wij al
leen nog wat prestige kunnen behouden
door de Aziaten uit de hoogte te behande
len". Toch laat Bernard haar, als zij hem
na enige dagen de aanwezigheid van Ling
vertelt, met deze haar hervoi-mingsexperi-
ment voortzetten. De verklai'ing, die de
kinderlijke Pat voor haar houding geeft,
io nogal eenvoudig: „Ik ben een Ameri
kaanse" en dat is in haar ogen afdoende.
Als zij het stuntelige optreden van de
Fransen en Engelsen ziet, vindt zij het
maar gelukkig, dat er „nog ï-echtvaardige
en sterke naties bestaan, die zich alleen
maar van hun kracht bedienen om de
zwakken te beschei-men".
Uit de loop van het verhaal blijkt, dat
de krachten van het goede inderdaad on
weerstaanbaar zijn, maar tevens, dat het
grillige en onvoorziene toeval soms langs
wegen gaat, die ontzettend veel op die dei-
logica lijken. Want terwijl de guerilla
voortduurt, wordt Ling onder invloed van
Pat en vooi-al door de weinig objectieve
aandacht, die Bernprd en andere Fransen
aan haar schenken, door haar kennis
making in de verwenste kringen der blan
ken met allerlei dingen, waardoor zij zich
haar vrouwelijkheid en de macht daar
van bewust wordt, zozéér „een der on
zen" dat.Maar de ontknoping, waarin
het ironische, enigszins ontgoochelde scep
ticisme van de schrijver tot uiting komt,
moge een verrassing voor de lezer blijven.
OVER HET LEVEN van Vivaldi zijn wij
betrekkelijk schaars ingelicht. Wij weten
dat hij als violist leerling was van zijn
vader (die in het orkest van de San Marco
te Venetië speelde) en verder dat hij ook
door Legi-enzi werd opgeleid. In 1703 werd
hij tot priester gewijd en kort daarop als
vioolpedagoog en later als „maestro de
concerti" aan het „Consei-vatorium dell'
Ospedale della Piëta" van Venetië verbon
den. Ook genoot hij reputatie als zangpeda
goog. Betreffende zijn priesterschap rap
porteert Fétis in zijn „Biographie des Mu-
siciens" de volgende anekdote: „Onder het
lezen van zijn dagelijkse mis vei'liet Vival
di op zekei-e morgen het altaar om in de
sacristie een muzikaal thema te gaan no
teren, dat hun plotseling ingevallen was,
daarna keei'de hij terug om de mis te be
ëindigen. Hiervoor door zijn overheden op
het mat je gei-oepen, wex-d hij wegens zwak
hoofdigheid ontslagen van zijn verplich
ting om de mis te lezen". Een andere uit
leg van dit intrekken van zijn geestelijke
functie luidt, dat het gebeurde wegens zijn
zwakke gezondheid. Deze schijnt echter
geen bezwaar te zijn geweest om concert
reizen te maken (hij was ook enige tijd in
dienst van de prins van Hessen-Dai-mstadt
te Mantua) en een buitengewone werk
kracht te ontplooien als componist. Zijn
laatste levensjaar bracht hij door te We
nen, waar hij een reeks vioolconcerten op
droeg aan Karei VI en in 1741 naar men
zegt, in de grootste armoe overleed.
NA DE tweede wereldoorlog is er een
onvei-wachte hausse in de belangstel) in-
van het werk van Vivaldi ontstaan. Dit is
ongeacht de heropleving van de barok
muziek in het algemeen, te danken aan h-
in 1948 verschenen standaardwerk van ik
Franse musicoloog M. Pinchèrie, dat
hoofdzakelijk een thematische catalogus
van Vivaldi's levenswerk is, die nie', dn-
der dan vijfhonderdvierenvijftig com ;-
ties aangeeft. Intussen zijn tal van c-
men op de grammofoonplaat „best seller
OOK IN DE ROMAN van Serge Grous-
sard: „Quartier Chinois" (een uitgave van
Albin Michel) spelen Chinezen de hoofd
rollen. Hier zijn het echter weinig idealis
tische „zware jongens" uit de wijk in San
Francisco, waar meer dan twintigduizend
uitgeweken zonen van het Hemelse Rijk
wonen. Er zijn eerbai-e zakenlieden, maar
ook leiders en leden van bendes, die zich
onledig houden met het clandestien ver
handelen van verdovende middelen,
Groussard beschrijft zeer suggestief dat
Chinatown, waar winkels als pagodes, met
veel goud, draken en lampions, contras-
tei-en mei modei-ne wolkenkrabbers, waar
ovei-dag een gemoedelijke bedrijvigheid
heerst en 's nachts dodelijk gevaar onhoor
baar rondsluipt. In die geheimzinnige
sfeer maakt de auteur in één nacht de epi
loog raee van een duistere strijd, die al
jarenlang tussen de Chinese families Feng
en Kouo woedt. Het is minder een strijd
om geld en oppermacht, dan een botsing
tussen twee uitersten van de Chinese sa
menleving: de Feng's stammen af van
mandarijnen en in hun „gang" heerst een
streng feodaal conservatisme, de Kouo's
behox-en tot het schuim der despei-ado's,
die slechts de wet der jungle kennen. Door
middel van „flashbacks" laat de auteur de
oorsprong van dat duel mededelen door
een. natuurlijk bi-eedgeschouderde, jour
nalist van de California Chronicle, die de
strijd tegen het bendewezen heeft aange
bonden.
Groussard heeft dat avontuur van
wraakneming en moord met vaktechnische
bekwaamheid beschreven en dank zij ef
fectrijke „suspenses" de spanning voort
durend opgevoerd. De invloed van de
Amerikaanse werken van dit genre is
mei-kbaar: rauw realisme, rake afgebeten
dialogen, bi'ute actie. Maar de auteur is nu
eenmaal Fransman en dus kan hij de psy
chologische tekening niet geheel onderge
schikt maken aan de mededeling der ge-
beui-tenissen. Daaraan dankt de lezer het,
dat „Quartier Chinois" niet louter een
thriller is, dat er in het boek andere fi
guren voorkomen dan alleen maar kei
harde avonturiei-s en dat zelfs enkele van
deze Iaatsten meer zijn dan alleen snel-
schietende of snel stekende bruten. De door
innige genegenheid verbonden gebroeders
Feng, de moedige, nobele, fragiele Lang-
Wen en hun opofferende moeder in het
verre dorpje Hou-Pei leven voor ons ook
los van het avontuur.
S. Elte
Karikatuurtekening van Vivaldi.
gebleken en beijveren de grote muziek
uitgeverijen vooral Ricordi te Milaan
zich om het zolang vergeten oeuvre „II
prete rosso" wereldkundig te maken. Vi
valdi's populariteit betreft vooral zijn in
strumentale werken, zijn vioolconcerten uit
de i-eeksen l'Estro Armonico, La Cetra uit
II Cimento dell' Armoniae e dell' Inven-
tione en bovenaan „De vier jaargetijden".
Doch ook zijn vocale composities hij
schreef een oratorium, een veei*tigtal ope
ra's en tal van geestelijke koorwerken -
beginnen baan te breken.
ONDER DE KOORWERKEN van Vivaldi
is vooral het nog niet zo lang geleden ont
dekte „Gloria" met bijzondere belangstel
ling begroet, zodat reeds over het „be-
ï-oemde Gloria van Vivaldi" gesproken
woi-dt. Dit stuk voor solisten, koor en or
kest, wordt onder leiding van Albert de
Klei-k op donderdag 20 november voor het
eerst te Haaidem uitgevoerd, door Kooi'
Katholiek Haarlem.
De omvangrijkheid van het werk wei-
spreekt de voor de hand liggende v on
derstelling, dat het zou zijn geconcip' eï'
als onderdeel van een complete mis, ton';
men daarvoor de reusachtige proportie
van de Hoogmis in b van Bach als nc.'ni
zou nemen. Neen, het „Gloria" van Viva^i
is éls een op zichzelfstaand werk te bw
schouwen en wel als een soort vocale sym
fonie op de bekende liturgische tekst. Een
klare thematiek van steeds zangerige en
vloeiende melodieën ven-aaclt de ver
trouwdheid van de componist met de eisen
van de vocaliteit. Helderheid in de contra-
puntiek en een steeds boeiende melodiek,
zowel in de koorcomplexen als in de solo's
en solistische ensembles, duiden op hun
oorsprong uit het land van het bel canto
en der dii-ecte werking der muziek. Boven
dien is er het verrassende effect van het
onvooi-ziene, van het spontane ener kunst,
die haar eigen wetmatigheid schept, wat
men wel eens de „Sturm und Drang" van
een bepaalde periode noemt. Het is mis
schien juist deze laatstgenoemde eigen
schap, die Vivaldi's muziek, tezamen met
haar openheid, voor onze tijd zo aantrek
kelijk maakt.
Jos. de Klerk
Uitnodiging tot bijwoning van de feestelijke heraevKing van het honderdjarig
bestaan van de Stadsschouwburg tn Amsterdam.