Afscheid van Sint
Debat over „onregelmatigheden" in
Zandvoort ging als nachtkaars uit
Wethouders gehuld in boetekleed
Tlieuute
11
„LOSSE FLODDERS" IN RAADSVERGADERING
Stille armen te Heemstede
Eert verhaal door
P. W. Franse
UITGAVEN
Wereldpremière van
„Taco" van Herman
Teirlinck in Nederland
Leninprijs voor Arn. Zweig
WOENSDAG 19 NOVEMBER 1958
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
r xm
Misschien worstelen zij op school al
met de Latijnse naamvallen rof met de
stelling van Pythagoras. Misschien ook
zijn zij alleen maar het grote waren
huis binnen gestapt om een popje voor
hun jongste zusje te gaan kopen. Maar
bij de aanblik van al die poppen met
slaapogen, mamastemmen, ingeplante
haren en plas faciliteiten komen zij tot
de ontdekking, dat ze ondanks hun der-
tién, veertien jaren eigenlijk zelf nog
wel met zo'n pop zouden willen spelen.
„En gaat over tot de orde van de dag.Deze woorden vormden het
slot van een motie, waarmee de gemeenteraad van Zandvoort dinsdagavond
aan de „tragi-comedie" over onregelmatigheden na een geheime stemming
een einde maakte. De hoofdpersonen hadden inmiddels het podium verlaten.
Terwijl zij buiten de raadszaal verbleven, velde de raad het vonnis. Twee
uur duurde het laatste hoofdstuk van deze affaire. Het vonnis was vervat
in een motie van de heer Lindeman (K.V.P.), waarin de raad ,.de han
delingen van de bij de zaak betrokken raadsleden betreurde en de nodige
maatregelen vroeg, waardoor herhaling van het gebeurde wordt voor
komen". Met deze motie ging het debat over de onregelmatigheden als een
nachtkaars uit. De overvolle publieke tribune de korpschef van politie
en enige andere politiefunctionarissen hielden een oogje in het zeil kon
slechts concluderen, dat het „grof-geschut" van enkele raadsleden niets
anders dan „losse flodders" bleek te zijn.
Zoals bekend is, had het raadslid
Breure (V.V.D.) aan B. en W. van de
badplaats schriftelijke vragen gesteld over
„ernstige onregelmatigheden, waarbij ge
tracht zou zijn het geheim van een stem
ming over personen te schenden".
In de raadsvergadering van 7 oktober
was met achf tegen zeven stemmen de heer
H. Kuys uit Vogelenzang benoemd tot
hoofd van de Karei Doormanschool. De
heer H. E. Dees, onderwijzer aan deze
school, ki*eeg zeven stemmen. Voor de
raadsvergadering zouden enkele leden een
afspraak hebben gemaakt, de heer Dees
te stemmen. Zij zouden zich niet aan deze
stemming hebben gehouden.
Dit was voor wethouder K e r k m a n
(Arb.) aanleiding na de raadsvergadering
de verscheurde stembriefjes ter controle
mee te nemen. Het raadslid Breure achtte
dit een schending van het stemgeheim.
Naar het oordeel van B. en W. was echter
van kwade opzet geen sprake. Wel was het
college van oordeel, dat de heer Kerkman
een ernstige fout had gemaakt.
Nadat burgemeester mr. H. M. v. Fenema
gisteravond de aan deze kwestie gewijde
extra-raadsverëadering had geopend en
uitdrukkelijk had gesteld, dat ook in deze
vergadering het stemgeheim niet zou
mogen worden aangetast, gaven verschei
dene raadsleden hun visie op de kwestie,
waarbij vooral de heren Breure en
Siegers (K.V.P.) scherp van leer trok
ken. De eerste zei dat men na een afspraak
nooit zekerheid heeft, dat deze wordt na
gekomen. De motivering van het optreden
van wethouder Kerkman noemde hij zeer
vreemd. Verwacht mag worden dat bij een
controle van drie personen wel wordt uit
gemaakt, of de namen Dees en Kuys zijn
verward.
De heer Breure noemde de vragen
van de heer Kerkman aan enige raads
leden over de wijze waarop zij hadden ge
stemd „onbehoorlijk". „Dit riekt naar dic
tatuur en terreur". Het onderzoek van de
wethouder betitelde de woordvoerder van
de V.V.D. als „ondemocratisch". Hij sprak
zijn verwondering uit over het feit, dat
de leden van het college geen afzonder
lijke nota's over deze kwestie hadden uit
gebracht. „Als de ernstige misdraging in
een vereniging zou zijn gebeurd, zou de
betreffende man er worden uitgegooid".
Tenslotte zei de heer Breure dat het op
treden van de wethouder scherp moet
worden veroordeeld.
„Belachelijk figuur"
De heer Siegers vond het opmerkelijk dat
de wethouders zich niet hebben gehouden
aan het advies, dat zij als college van B.
en W. unaniem hebben uitgebracht. Daar
om was niet alleen wethouder Kerkman
schuldig. „Waar moet het heen als de raad
niet eens meer van een advies van B. en
W. op aan kan? In de meer dan veertig
jaren dat ik lid van de raad ben, heb ik
zo'n geval nog nooit meegemaakt. We
slaan een belachelijk figuur", aldus de
nestor van de raad. Tenslotte vroeg hij de
zekerheid dal het gebeurde zich niet meer
zal herhalen.
De heer Koning (Alg. Zandv. Belang):
„Het gebeurde hoort in een fatsoenlijke
raad niet thuis. Het is onjuist dat een
wethouder een ander stemt dan hij voor
draagt. Die onregelmatigheden zijn vol
komen abnormaal. Je zou zeggen, dat we
hier in een gekkenhuis zittenDe heer
Koning liet uitkomen, van de voorzitter te
hebben verwacht deze kwestie anders te
hebben opgelost, maar burgemeester Van
Fenema zei hierop nadrukkelijk: „Als er
fouten zijn gemaakt, mogen we de open
baarheid niet schuwen. Hoe eerder het
vertrouwen wordt hersteld, des te beter".
Ir. Van Kuyk (Arb.) achtte het dui
delijk dat fouten zijn gemaakt. Het ant
woord van B. en W. noemde hij bevredi
gend. Hij betreurde het wantrouwen ten
opzichte van wethouder Kerkman. „Het
moet duidelijk zijn dat geen kwade opzet
in het spel is".
De heer D. Petrovitch (Alg. Zandv.
Bel.) vroeg de namen van die raadsleden,
welke in de raadszaal aanwezig waren,
toen de heer Kerkman de verscheurde
stembriefjes uit de asbak viste, teneinde
na te gaan of de telling van de stemmen
juist was geweest. Dit bleken mevrouw
StemlerTjaden (V.V.D.) en de heren
Tates en Van der Werff.
De heer Siegers diende een motie in,
waarin werd gesteld: „De raad geeft met
klem zijn afkeuring over de betreurens
waardige handelingen van de wethouders
te kennen en spreekt de verwachting uit
dat de betrokkenen do consequenties van
hun optreden zullen aanvaarden".
Spijt
Wethouder Tates noemde het een
raadsel, dat men met de erkenning van de
fout geen genoegen wil nemen. „Ik had
onmiddellijk tegen de heer Kerkman
moeten zeggen, dat hij onjuist handelde.
Ik heb er veel spijt van, dit niet te hebben
gedaan, maar dat is praten-achteraf". Hij
betreurde de door de heer Breure ge
bezigde termen als „dictatuur" en „ter
reur". Oud-wethouder Van der Werff
(C.H.) wilde de heer Kerkman niet alleen
de schuld van het gebeurde geven. „Ook
wethouder Tates heeft in de verscheurde
stembriefjes zitten rommelen".
Wethouder Kerkman: „Op de insi
nuaties van dé heer Breure ga ik niet in.
Het spijt me dat het antwoord van B. en
W. op zijn vragen niet volgens zijn ver
wachtingen is. Ik heb niet gepoogd te
achterhalen, wie op wie heeft gestemd. De
motie van de heer Siegers is negatief. Voor
mij zitten aan deze zaak geen consequen
ties vast".
De heer Lindeman (K.V.P.) wilde de
motie van zijn fractiegenoot wijzigen. Zij
zou als volgt moeten luiden: „De raad be
treurt de handelingen van de bij deze
zaken betrokken raadsleden, vraagt de
nodige maatregelen dat herhaling wordt
voorkomen en gaat over tot de orde van
de dag".
Walgelijk gedoe"
Voordat de vergadering een kwartier
werd geschorst om de fracties gelegenheid
te geven zich over deze motie te beraden,
sprak de voorzitter over een anonieme
circulaire, welke in de gemeente is vér-
spreid naar aanleiding van de benoeming
van de heer Kuys tot hoofd van de Karei
Doormanschool. „Ik heb voor deze ano
nieme circulaire de grootste minachting.
Het openbaar onderwijs in onze gemeente
wordt in diskrediet gebracht en de positie
van de heer Kuys bedreigd. Deze moet
zonder de bedreiging door anonieme lieden
zijn werk kunnen doen. Ik ken de schrij
ver van deze circulaire en ik zal hem in
de gaten houden. Dit is een walgelijk
gedoe".
Na heropening van de vergadering
handhaafde de heer Lindeman zijn
motie, waarmee de heer Siegers akkoord
ging. De motie werd aangenomen bij af
wezigheid van de wethouders Kerkman en
Tates, mevrouw Stemler—Tjaden en de
heer Van der Werff. Hiermee was het in
cident gesloten.
Het Comité voor „Stille Armen" te
Heemstede heeft na de oproep van de
vorige week de volgende bijdragen ont
vangen: Mevr. G. M. D. 3,N.N. 5,
J. v. W. 25,—; S. d. C. 200,—; drs. B. B.
v. d. H. 5,—; mr- C. M. J. d. J. 10.—;
X. IJ. Z 40,—; B. v. R. 10,—: mevr.
G. B. H. d. W.-B. 2,50; mej. de V. 2.—
mej. G. G- 2.50; mevr. A. v. M, 2,50;
H. A. v. O. 50,— H. P. v. R. 5.—; fa.
G. J. S. 10,—; C. A. v. M. 10.—; F. A- D.
2.50; Handwerkfonds 7,50; J. M. S.
10,Douair. jhr. mr. E. J. S. v. L.-R-
'f 25,—; W. T. 10,—; M. J. V. 5,—; mevr.
M. C. d. V.-v. de K. 10,—; P. S. 7,50;
totaal 460.
De penningmeester van het comité, de
heer A. van Wingerde, zal gaarne giften in
ontvangst, nemen, zowel te zijnen huize.
Willem Pijperlaan 14, als ten raadhuize.
Zijn gironummer is 153.308.
SlAVEH
WANNEER TWIJFEL het voorrecht is van de onderzoekende
geest, dan ben ik maar blij, dat ik aan het bestaan van Sint
Nicolaas toch nog zo lang geloof heb gehecht. Mijn broer Joris
en ik verzaakten pas aan hem, toen wij de tien en elf al gepas
seerd waren. Misschien waren wij nog langer zijn trouwste
vazallen geweest als niet het toeval de deur van ons hart op
een kier had gezet om er de argwaan binnen te laten. Wij
woonden in die dagen aan de rand van een klein provinciestadje
in een groot huis, omringd door een tuin die met een grote heg
van de buitenwereld was afgesloten en waarbinnen je veilig
kon spelen zonder ook maar met iemand anders dan je huis
genoten te maken te hebben. Het aantal kamers, dat het huis
telde, kan ik niet meer opsommen. Het meest echter maakte de
zolder indruk op ons. Het was een lange, schaars verlichte
zolder, stookplaats voor onze fantasie en verbeelding, een
enorme oppervlakte, die ruimte bood aan grenzeloze jongens
dromen. Hoeveel samenzweringen hebben we daar niet ge
smeed, hoeveel gewaagde streken voorbereid! We waren er
altijd te vinden, zelfs des zomers verplaatsten wij het terrein
onzer activiteiten nog daarheen. Overdag bezochten wij de
school in de stad, een kaal, naargeestig gebouw, waar het rook
naar lysol en boenwas. We hadden een hekel aan de school,
meer nog dan aan het naar school gaan zelf. We brachten er
onze verplichte uren door, maar nooit dan net op het nippertje
kwamen we er 's morgens binnen. Na de lessen bleven we er,
in tegenstelling tot de andere jongens, niet rondhangen: we
ontvluchtten zo snel mogelijk haar benauwende atmosfeer. Als
een van ons moest schoolblijven, was de ander wel zo solidair
om te wachten. Dat gebeurde op de markt. Daar was vertier
van mensen. Daar reden ook de brouwerswagens, arriveerde en
vertrok om het kwartier een bus en kon je ongestoord luisteren
naar het carillon. Samen sloegen we weer de weg in naar huis.
We voelden ons allebei opgelucht als we achter het singel de
weilanden zagen liggen, de ruimte, de vrijheid! Ik geloof niet,
daf ooit twee broers zo goed met elkaar overweg konden als
Joris en ik. We hadden geen vrienden nodig. We deden alles
samen. Toch hinderde dat onze klasgenoten niet. Ze accep
teerden het als de gewoonste zaak van de wereld. Ze wisten
wel, dat ze, ook al bemoeiden we ons nauwelijks met hen. in
tijd van nood op onze vuisten konden rekenen, want wij waren
snel en lenig en niet bang. We sloegen nooit op de vlucht, we
incasseerden alleen een nederlaag van een jongen groter dan
wij. Dat maakte blijkbaar een goede indruk. Ook het feit, dat
we niet in de stad maar net er buiten woonden, maakte het
aanvaardbaar, dat we erg op ons zelf waren en geen behoefte
hadden aan enige nauwere omgang. Misschien boezemde de
positie van onze vader hij was presi
dent van het gerechtshof hun ontzag
in. Ze behandelden ons niet als rijkeluis
zoontjes, ze vonden ons op een andere
manier uitzonderlijk. Overigens waren
we totaal onkundig van de welstand en
het machtsbereik van onze vader. Wij
vonden, dat hij ons nog in te veel dingen
beknotte. Hij was naar ons gevoelen zeer
streng en onvermurwbaar. Wij namen het
hem vooral kwalijk, dat hij ons naar een
school stuurde die wij verschrikkelijk vonden. zorg dan
maar dat je niet blijft zitten, zei hij. Des te eerder ben je
er af!
Zo opgroeiend, opgenomen in de enclave van ons eigen huis
met vader, moeder, twee jongere zusjes en de dienstboden,
waren wij wel voorbeschikt eèn leven te leiden, waarin ver
trouwde en altijd gehoorde waarheden onaangetast bleven. Wat
anderen zeiden ging ons niet aan. Voor ons golden eigen wetten,
eigen zeden en gewoonten. Dé grote feesten van het jaar vierden
wij op de volstrekt enige wijze van thuis. Dat was ook zo met
de verjaardag van Sint Nicolaas. Ik kan mij nog heel goed
heugen hoe dat in zijn werk ging. Tegen eind november werd
het huis langzaam vervuld met een onverklaarbare verwachting.
Het begon ermee, dat wij in de advertenties van de krant Sint
Nicolaas ontwaarden en zijn knecht Piet, luisterend aan de
schooi'steen. Onze ouders praatten vertrouwelijker met ons,
moedigden ons zelfs aan tot praten, wat aan tafel toch altijd
tot de verboden dingen behoorde. Ineens viel de naam van Sint
Nicolaas. Dan vertelde moeder gerucht te hebben gehoord in
de tuin. Vader schoof de gordijnen wat opzij en nodigde ons uit
mee te kijken. We tuurden in de donkere tuin en we voelden
ons beklemd. Wanneer we in het schemerdonker uit school
kwamen, kreeg de tuin een onheilspellend aanzien. Het gras
was vochtig. De geur van aarde voer zwaar op uit de grond.
Achter de ramen zag je flauw een lichtschijn. De lamp, die de
trappen van het bordes verlichtte, bewoog knarsend in de wind.
Dan werd de thuiskomst voor onze avontuurlijke harten, ge
spitst op geheimzinnigheid, een dagelijks weerkerend gevaarlijk
gebeuren. Onze fantasie bevolkte het donker met schimmen.
zette zich breeduit in vaders stoel, die hij gauw voor een andere
verruilde. Hij bewonderde ons speelgoed en bouwde mee aan
onze meccano, waarvan hij bijzonderheden vertelde, die ons
geheel waren ontgaan. Hij sprak als de catalogus uit de winkel.
Zodra de wijn op tafel kwam, was het feest voor ons ten einde.
Dan waren we ook moe, ofschoon zeer gelukkig. Bedank
Sint Nicolaas nog maar eens, zei moeder. Hoe? Door de
schoorsteen? Ja, door de schoorsteen.
Dat deden we. Het was de ceremonie protocolaire, het sluit
stuk van het feest. Zoals het bij ons ging, vonden wij, zo kon
het bij niemand gaan. Vandaar dat wij over Sint Nicolaasavond
met niemand spraken. Niet ervoor en niet erna!
DE KENTERING in de gelukkige bereidwilligheid, waarmee
wij in het bestaan van de Goedheiligman geloofden, kwam op
een middag in augustus. Onze ouders waren met vakantie. Onze
zusjes logeerden bij grootmoeder. Aan de goede zorgen van de
dienstboden overgeleverd, waakten wij over het huis. We ver
kenden het van voor naar achter, we vonden het ineens weer
helemaal nieuw. Op onze speurtocht kwamen wij langs de
slaapkamer van onze ouders. De deur was niet afgesloten. Ver
moedelijk had een van de boden de kasten met schoon linnen
goed gevuld. Joris stootte de deur verder open en stapte naar
binnen. Ik volgde hem aarzelend. We voelden allebei dat we
verboden grond betraden, maar de overmoed van Joris had ons
al te ver gevoerd, we wilden niet meer terug. We keken naar
de grote vensters, voornaam gevat in zwaar damasten gordijnen,
naar de mooie beddesprei, nog door grootmoeder gehaakt, naar
de portretten van vader en moeder, die hen allebei heel jong
voorstelden, de met marmer omrande nachtkastjes en de was
tafel, blinkend van netheid. Joris draaide voorzichtig aan de
sleutel op de muurkast. Tot zijn verbazing klikte het slot en
sprong de deur open. We gaven tegelijk een kreet. In de kast,
op een hanger, wijd gedrapeerd en schitterend van verguldsel
met flonkerend gesteente, hing de mantel, de mantel van Sint
Nicolaas, op de plank daarboven de mijter! In de hoek de staf.
In wit doorschijnend papier gebed zijn stola, zijn handschoenen,
zijn schoenen, met gespen getooid. In een met fluweel bekleed
doosje zijn ring. En hangend over de roe in volle eerbied
waardigheid een pruik met zilverwitte haren en Sints baard!
We keken ernaar met ontzetting. Ik was de eerste, die de deur
dichtwierp, de sleutel omdraaide en de kamer uitliep. Joris
schoot haastig achter mij aan. We gingen onmiddellijk naar
zolder. Daar zetten we ons neer, wé voelden ons tegelijk be
straft en bedroefd. Alsof we het zelf hadden gewild, zo hadden
we een eind gemaakt aan onze illusies. Sint Nicolaas, dat be
seften we, was oom Leo. De mantel, de mijter, de handschoenen,
de ring, die we altijd eerbiedig kusten, ze
waren zijn attributen, ze werden door
hem gedragen. Vader deed ze hem aan.
Ook zijn baard en zijn haar. Vader ver
leende oom Leo de gedaante van Sint
Nicolaas! Maar bedrogen, nee, bedrogen
had hij ons niet. Want wat was de Sint
altijd goed voor ons geweest, gulhartig en
vriendelijk! Hoe had hij ons altijd ge
spaard! En hoe onmetelijk zou de teleur
stelling zijn, wanneer hij bemerkte dat wij
het bedrog kenden en daarmee de schoonste avond van het jaar
bedierven. Wij mochten dat niet doen. Die middag beloofden
wij elkaar plechtig dat niemand van ons de ontdekking zou
verraden. We zouden he,t,geheim bewaren, We zouden het spel
meespelen en doen 'alsof we nog in Sint Nicolaas geloofden.
Dat besluit luchtte ons op. Maar helemaal;.gerust waren we
niet. Er knaagde iets aan ons geweten. We voelden ons zelf be
driegers. Het was of we de goedheid, die ons ook dit jaar weer
in de persoon van Sint Nicolaas stond te wachten, niet ver
dienden. We zagen, midden in de zomer, al tegen de vijfde
december op!
TWIJFEL IS MOEILIJK te verbergen, ongeloof wordt ge
openbaard. Er moet iets mis zijn geweest in de manier, waarop
wij ons op de komst van Sint Nicolaas voorbereidden. Meer
dan eens zagen wij hoe moeder ons in de dagen, voorafgaande
aan het feest, aandachtig opnam. Ze had de zaak zeker ook met
vader besproken. Hij ging ook op ons letten, hij sprak met meer
nadruk dan elders over de persoon van Sint Nicolaas en zijn
uiterlijke verschijning, hij luisterde scherp naar onze ant
woorden. De ernst, waarmee onze ouders te werk gingen, maakte
ons achterdochtig. Ze leken wantrouwend, ze twijfelden aan de
waarachtigheid van ons geloof. Verbeelden we het ons of ver
heugden zij zich minder dan anders op Sint Nicolaasavond,
misten we voor het eerst hun geheimzinnige blikken naar elkaar
en naar ons? Plichtmatig voerden zij de komedie der grote
verwachtingen nog voor onze zusjes op, maar tegenover ons
werden ze terughoudend. Daags voor het feest roerden ze het
onderwerp zelfs niet meer aan. En toen Sint Nicolaas kwam
achter iedere boom stond een Piet, ergens om het huis gluurde
de schimmel en durfde niet hinniken. Het beeld van de krante-
advertentics leek regelrecht op ons huis geprojecteerd. En
haastig repten we ons naar binnen, blij als we in de vestibule
onze schoenen konden uittrekken en de stem van moeder
hoorden in de keuken.
We telden de dagen, die ons nog van de verjaardag van Sint
Nicolaas scheidden. Op de vooravond van die grote dag stonden
wij zenuwachtig zingend bij de schoorsteen. Daar sloeg de klok
acht uur Zou Sint Nicolaas ook dit jaar zelf komen? Ja, we
werden niet teleurgesteld. Hij werd door vader de kamer
binnengeleid. Hii zette zich in vaders stoel. Hij moedigde ons
aan opnieuw te gaan zingen, on '.e stemmen prijzend, die hij
welluidend vond en blij. Maar was er dan wel reden voor
blijdschap? Hij haalde een dik boek te voorschijn en bladerde
erin. Hij riep ons een voor een bij zich, hij begon met de jongste.
Ik bleef het langste in spanning. Voelde hij dat? Hij zag er
meestal een reden in om mij niet te hard te vallen om wat ik
had misdreven. Soms ook zei hij: Wees maar niet bang. Ik
heb alleen maar goeds van jou gehoord. Hij wist precies wat
er in ons omging, hij wist ook altijd wat wij graag wilden
hebben. Gul was hij! Mijn vader keek wel eens verrast op als
hij zag wat Sint Nicolaas ons allemaal schonk. Heb jij....?
vroeg hij dan aan moeder. Maar moeder neigde het hoofd alleen
maar even, haast onmei-kbaar, in de richting van Sint Nicolaas
en maakte een gebaar van liefderijke berusting. Dan ging Sint
Nicolaas weg. Wij stortten ons op onze cadeaus. En ieder jaar,
een tijdje na het vertrek van de goede Sint, kwam dan oom Leo
op bezoek, hevig teleurgesteld dat hij de Heiligman weer gemist
had. Het leek wel, zei hij, of de duvel ermee speelde. Hij
vader ging hem voor, hij zette zich op zijn stoel, hij bladerde
in zijn boek vroeg hij ons niet door te gaan met zingen. Hij
riep ook niet als eersten onze zusjes bij zich. Wij, mijn broer en
ik, werden samen voor zijn zetel ontboden. De Sint sprak ons toe:
Jongens, daar ben ik weer. Ik geloof te weten wat er in jullie
omgaat. Jullie menen te weten wat er achter mijn mantel en
mijter omgaat. Jullie zijn op 'n leeftijd gekomen, waarop je verder
wilt kijken dan je ziet. Maar als je dat wilt, vergeet dan niet
ook in jezelf te kijken. En als ie daarin ook niet alles ziet, ver
trouw dan op diegenen, die het beste met je voor hebben. Sint
Nicolaas heeft het beste met je voor. Toen.... en nu! en als
bewijs daarvan overhandig ik jullie nu je geschenken
En daar kwamen ze te voorschijn, de cadeaus, mooier en tal
rijker dan we ons ooit hadden voorgesteld! Zelfs onze geheimste
wensen had de Sint geraden, niettegenstaande het feit dat we
dit maal met ons verlanglijstje heel bescheiden waren geweest,
omdat we het hadden aangepast aan de veranderde omstandig
heden. We keken nhar moeder. Ze glimlachte. Begreep ze dat
we haar dankbaar waren? We keken naar vader. Hij slikte zo
waar iets weg, een ontroering omdat hij afscheid nam van het
mooiste in onze jeugd. En toen Sint weg was gegaan en later
oom Leo kwam, wat zei oom Leo? Nu heb ik hem weer ge
mist! Hij keek ons daarbij streng aan, maar het was niet erg
overtuigend. De grootste verrassing wachtte ons echter toen de
wijn op tafel kwam. Ho, ho, zei vader. Jullie gaan nog
niet naar bed. Hij schonk ons ieder een glas in met een laagje
tot even boven de bodem. Het groeit elk jaar. Net zoals jullie,
zei hij. Hij toastte. We dronken. Een nieuw Sint Nicolaasfeest
was voor ons begonnen, een nieuw feest, soberder maar o, al
bijna volwassen
Sint Nicolaas zal wel blij geweest zijn,
toen hij van de uitgeverij Cantecleer uit
Utrecht het boek Spelend werken onder
ogen lfreeg. Want de Sint zal dit boek na
inzage met enthousiasme aan zijn geschen-
kenvoorraad hebben toegevoegd om daar
mee straks vele kinderen gelukkig te ma
ken. Niet alleen kinderen, maar ook ouders.
Want Spelend werken, geschreven door
Lotte Maria van Oordt en Lütz de Jong,
is een boek dat ouders, jeugdleiders(sters)
en onderwijzend personeel een schat van
adviezen geeft voor de handenarbeid met
kinderen.
Tussen de vele publikaties op het gebied
van de handenarbeid neemt dit boek een
waardige plaats in. Op heldere en over
zichtelijke wijze beschrijft het de vele wij
zen, waarop kinderen met allerlei mate
riaal kunnen spelen. Terecht zeggen de
schrijvers: „Spelen is niet zo maar tijd
verdrijf, het is werken aan de eigen per
soonlijkheid. Het kind kan dit alleen maar,
als het daartoe in de gelegenheid wordt ge
steld, als het zichzelf kan zijn en zich vrij
kan en mag uiten in zijn spel". In allerlei
materialen leeft het kind zijn scheppend
vermogen uit. Dat materiaal behoeft heus
niet duur te zijn. Juist uit waardeloze lap
jes stof en doosjes kunnen bijzonder grap
pige werkstukken worden gemaakt: huizen,
poppen, dieren en wagentjes.
De schrijvers laten ongeveer alle vormen
van moderne handenarbeid de revue pas
seren: tekenen en schilderen, scheuren en
knippen, stempelen, batikken, boetseren en
modelleren. Wie geen zin heeft om een
beeldje of schaal te boetseren en ook geen
dieren wil maken van touw of raffia, kan
oude kranten verwerken tot maskers. Ook
kan men papier in mooie vormen vouwen.
IJzerdraad laat zich gemakkelijk buigen
tot de meest uiteenlopende figuren, die met
raffia of ander materiaal kunnen worden
omwonden. Met het zakmes kunnen kop
pen voor poppen worden gesneden, van in
het bos gevonden takken kandelaars, to
tems enzovoorts. Met eigen marionetten
kunnen de kinderen voorstellingen voor
vriendjes en vriendinnetjes geven.
Het zou te ver voeren alle vormen van
handenarbeid op te noemen, die het boek
aangeeft en bespreekt. De beknopte op
somming geeft een indruk van de vele mo
gelijkheden, die voor de handenarbeid met
kinderen worden aangegeven. Aan de ver
sieringen voor diverse feesten is een apart
hoofdstuk gewijd. Voorts geven de schrij
vers maand voor maand een jaarprogram
ma met nuttige tips voor het spel met de
kinderen, alsmede een opsomming van de
mogelijkheden, waartoe de diverse vormen
van handenarbeid zich lenen. Het boek is
rijk geïllustreerd met tekeningen en foto's.
De moord op de weerprofeet (in de „Pris-
ma"-reeks bij Het Spectrum verschenen)
is het eerste in het Nederlands vertaalde
detectiveverhaal van de Australiër Arthur
Upfield. De gezaghebbende weerprofeet
Ben Wickman is vermoord en enkele be
langengroepen trachten achter het geheim
van de weersvoorspellingen te komen. De
eigenzinnige halfbloed-detective Napoleon
Bonaparte geeft op schrandere wijze het
antwoord op de vraag, wie Wickman heeft
vermoord. Zoals het in een goed speurders-
verhaal betaamt, is de dader juist de man,
wie men de moord niet zou aanrekenen.
Het verhaal is origineel en spannend. Up
field geeft een uitstekende schildering van
het leven op het Australische platteland
en een rake typering van een paar oude
zonderlingen. De halfbloed-detective
schrikt niet terug voor radicale oplossin
gen van de moeilijkheden, die een speur
der nu eenmaal in overvloed op zijn pad
vindt.
De onsterfelijke piloot geeft het volle
pond aan de liefhebbers van avonturen
verhalen. Het is een door Harry Forrester
geschreven en in de „Prisma"-reeks van
de uitgeverij Het Spectrum verschenen
boek over de belevenissen van de „onster
felijke" wingcommander Robert Tuck. Deze
R.A.F.-vlieger genoot tijdens de oorlog in
Engeland een grote vermaardheid. Hij
schoot bijna dertig Duitse vliegtuigen neer,
werd zelf neergeschoten, werd krijgsge
vangen, ontsnapte en belandde bij wan
trouwige Russen. Forrester geeft een zeer
uitvoerig verslag van al de avonturen die
de „onsterfelijke Tuck" zo'n populariteit
hebben gegeven.
Het nieuwste toneelwerk van de thans
negenenzeventigjarige Vlaamse auteur
Herman Teirlinck zal op woensdag 26 no
vember te Rotterdam zijn wereldpremière
beleven. De schrijver zal bij de eerste op
voering van „Taco" door de Koninklijke
Vlaamse Schouwburg uit Brussel aanwezig
zijn. Op 27 en 28 november volgen voor
stellingen in Amsterdam en Den Haag.
Alle toneelwerken van de Vlaamse
auteur Herman Teirlinck zijn tot dusver
in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg te
Brussel ten doop gehouden. Voor het eerst
zal nu de première van een zijner stukken
niet in die schouwburg worden gegeven.
Het treurspel „Taco" wordt gerealiseerd in
de enscènering van Jo Dua, bijgestaan door
Denis Martin, die de decors en kostuums
ontwierp. Mare Liebrecht zorgt voor het
geluidsdecor. De medewerkende auteurs
van de K.V.S. zijn hoofdzakelijk oud-leer
lingen van de auteur, die zoveel belangrijk
werk heeft gedaan, zowel praktisch als
theoretisch, voor de herleving en opbloei
van het Vlaamse toneel. De voorstellingen
worden gegeven op basis van het Belgisch-
Nederlands Cultureel akkoord.
De Leninprijs voor de vrede is toegekend
aan de Duitse auteur Arnold Zweig. aldus
bericht het Russische persbureau Tass.