Afscheid van Sint Debat over „onregelmatigheden" in Zandvoort ging als nachtkaars uit Wethouders gehuld in boetekleed Tlieuute 11 „LOSSE FLODDERS" IN RAADSVERGADERING Stille armen te Heemstede Eert verhaal door P. W. Franse UITGAVEN Wereldpremière van „Taco" van Herman Teirlinck in Nederland Leninprijs voor Arn. Zweig WOENSDAG 19 NOVEMBER 1958 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT r xm Misschien worstelen zij op school al met de Latijnse naamvallen rof met de stelling van Pythagoras. Misschien ook zijn zij alleen maar het grote waren huis binnen gestapt om een popje voor hun jongste zusje te gaan kopen. Maar bij de aanblik van al die poppen met slaapogen, mamastemmen, ingeplante haren en plas faciliteiten komen zij tot de ontdekking, dat ze ondanks hun der- tién, veertien jaren eigenlijk zelf nog wel met zo'n pop zouden willen spelen. „En gaat over tot de orde van de dag.Deze woorden vormden het slot van een motie, waarmee de gemeenteraad van Zandvoort dinsdagavond aan de „tragi-comedie" over onregelmatigheden na een geheime stemming een einde maakte. De hoofdpersonen hadden inmiddels het podium verlaten. Terwijl zij buiten de raadszaal verbleven, velde de raad het vonnis. Twee uur duurde het laatste hoofdstuk van deze affaire. Het vonnis was vervat in een motie van de heer Lindeman (K.V.P.), waarin de raad ,.de han delingen van de bij de zaak betrokken raadsleden betreurde en de nodige maatregelen vroeg, waardoor herhaling van het gebeurde wordt voor komen". Met deze motie ging het debat over de onregelmatigheden als een nachtkaars uit. De overvolle publieke tribune de korpschef van politie en enige andere politiefunctionarissen hielden een oogje in het zeil kon slechts concluderen, dat het „grof-geschut" van enkele raadsleden niets anders dan „losse flodders" bleek te zijn. Zoals bekend is, had het raadslid Breure (V.V.D.) aan B. en W. van de badplaats schriftelijke vragen gesteld over „ernstige onregelmatigheden, waarbij ge tracht zou zijn het geheim van een stem ming over personen te schenden". In de raadsvergadering van 7 oktober was met achf tegen zeven stemmen de heer H. Kuys uit Vogelenzang benoemd tot hoofd van de Karei Doormanschool. De heer H. E. Dees, onderwijzer aan deze school, ki*eeg zeven stemmen. Voor de raadsvergadering zouden enkele leden een afspraak hebben gemaakt, de heer Dees te stemmen. Zij zouden zich niet aan deze stemming hebben gehouden. Dit was voor wethouder K e r k m a n (Arb.) aanleiding na de raadsvergadering de verscheurde stembriefjes ter controle mee te nemen. Het raadslid Breure achtte dit een schending van het stemgeheim. Naar het oordeel van B. en W. was echter van kwade opzet geen sprake. Wel was het college van oordeel, dat de heer Kerkman een ernstige fout had gemaakt. Nadat burgemeester mr. H. M. v. Fenema gisteravond de aan deze kwestie gewijde extra-raadsverëadering had geopend en uitdrukkelijk had gesteld, dat ook in deze vergadering het stemgeheim niet zou mogen worden aangetast, gaven verschei dene raadsleden hun visie op de kwestie, waarbij vooral de heren Breure en Siegers (K.V.P.) scherp van leer trok ken. De eerste zei dat men na een afspraak nooit zekerheid heeft, dat deze wordt na gekomen. De motivering van het optreden van wethouder Kerkman noemde hij zeer vreemd. Verwacht mag worden dat bij een controle van drie personen wel wordt uit gemaakt, of de namen Dees en Kuys zijn verward. De heer Breure noemde de vragen van de heer Kerkman aan enige raads leden over de wijze waarop zij hadden ge stemd „onbehoorlijk". „Dit riekt naar dic tatuur en terreur". Het onderzoek van de wethouder betitelde de woordvoerder van de V.V.D. als „ondemocratisch". Hij sprak zijn verwondering uit over het feit, dat de leden van het college geen afzonder lijke nota's over deze kwestie hadden uit gebracht. „Als de ernstige misdraging in een vereniging zou zijn gebeurd, zou de betreffende man er worden uitgegooid". Tenslotte zei de heer Breure dat het op treden van de wethouder scherp moet worden veroordeeld. „Belachelijk figuur" De heer Siegers vond het opmerkelijk dat de wethouders zich niet hebben gehouden aan het advies, dat zij als college van B. en W. unaniem hebben uitgebracht. Daar om was niet alleen wethouder Kerkman schuldig. „Waar moet het heen als de raad niet eens meer van een advies van B. en W. op aan kan? In de meer dan veertig jaren dat ik lid van de raad ben, heb ik zo'n geval nog nooit meegemaakt. We slaan een belachelijk figuur", aldus de nestor van de raad. Tenslotte vroeg hij de zekerheid dal het gebeurde zich niet meer zal herhalen. De heer Koning (Alg. Zandv. Belang): „Het gebeurde hoort in een fatsoenlijke raad niet thuis. Het is onjuist dat een wethouder een ander stemt dan hij voor draagt. Die onregelmatigheden zijn vol komen abnormaal. Je zou zeggen, dat we hier in een gekkenhuis zittenDe heer Koning liet uitkomen, van de voorzitter te hebben verwacht deze kwestie anders te hebben opgelost, maar burgemeester Van Fenema zei hierop nadrukkelijk: „Als er fouten zijn gemaakt, mogen we de open baarheid niet schuwen. Hoe eerder het vertrouwen wordt hersteld, des te beter". Ir. Van Kuyk (Arb.) achtte het dui delijk dat fouten zijn gemaakt. Het ant woord van B. en W. noemde hij bevredi gend. Hij betreurde het wantrouwen ten opzichte van wethouder Kerkman. „Het moet duidelijk zijn dat geen kwade opzet in het spel is". De heer D. Petrovitch (Alg. Zandv. Bel.) vroeg de namen van die raadsleden, welke in de raadszaal aanwezig waren, toen de heer Kerkman de verscheurde stembriefjes uit de asbak viste, teneinde na te gaan of de telling van de stemmen juist was geweest. Dit bleken mevrouw StemlerTjaden (V.V.D.) en de heren Tates en Van der Werff. De heer Siegers diende een motie in, waarin werd gesteld: „De raad geeft met klem zijn afkeuring over de betreurens waardige handelingen van de wethouders te kennen en spreekt de verwachting uit dat de betrokkenen do consequenties van hun optreden zullen aanvaarden". Spijt Wethouder Tates noemde het een raadsel, dat men met de erkenning van de fout geen genoegen wil nemen. „Ik had onmiddellijk tegen de heer Kerkman moeten zeggen, dat hij onjuist handelde. Ik heb er veel spijt van, dit niet te hebben gedaan, maar dat is praten-achteraf". Hij betreurde de door de heer Breure ge bezigde termen als „dictatuur" en „ter reur". Oud-wethouder Van der Werff (C.H.) wilde de heer Kerkman niet alleen de schuld van het gebeurde geven. „Ook wethouder Tates heeft in de verscheurde stembriefjes zitten rommelen". Wethouder Kerkman: „Op de insi nuaties van dé heer Breure ga ik niet in. Het spijt me dat het antwoord van B. en W. op zijn vragen niet volgens zijn ver wachtingen is. Ik heb niet gepoogd te achterhalen, wie op wie heeft gestemd. De motie van de heer Siegers is negatief. Voor mij zitten aan deze zaak geen consequen ties vast". De heer Lindeman (K.V.P.) wilde de motie van zijn fractiegenoot wijzigen. Zij zou als volgt moeten luiden: „De raad be treurt de handelingen van de bij deze zaken betrokken raadsleden, vraagt de nodige maatregelen dat herhaling wordt voorkomen en gaat over tot de orde van de dag". Walgelijk gedoe" Voordat de vergadering een kwartier werd geschorst om de fracties gelegenheid te geven zich over deze motie te beraden, sprak de voorzitter over een anonieme circulaire, welke in de gemeente is vér- spreid naar aanleiding van de benoeming van de heer Kuys tot hoofd van de Karei Doormanschool. „Ik heb voor deze ano nieme circulaire de grootste minachting. Het openbaar onderwijs in onze gemeente wordt in diskrediet gebracht en de positie van de heer Kuys bedreigd. Deze moet zonder de bedreiging door anonieme lieden zijn werk kunnen doen. Ik ken de schrij ver van deze circulaire en ik zal hem in de gaten houden. Dit is een walgelijk gedoe". Na heropening van de vergadering handhaafde de heer Lindeman zijn motie, waarmee de heer Siegers akkoord ging. De motie werd aangenomen bij af wezigheid van de wethouders Kerkman en Tates, mevrouw Stemler—Tjaden en de heer Van der Werff. Hiermee was het in cident gesloten. Het Comité voor „Stille Armen" te Heemstede heeft na de oproep van de vorige week de volgende bijdragen ont vangen: Mevr. G. M. D. 3,N.N. 5, J. v. W. 25,—; S. d. C. 200,—; drs. B. B. v. d. H. 5,—; mr- C. M. J. d. J. 10.—; X. IJ. Z 40,—; B. v. R. 10,—: mevr. G. B. H. d. W.-B. 2,50; mej. de V. 2.— mej. G. G- 2.50; mevr. A. v. M, 2,50; H. A. v. O. 50,— H. P. v. R. 5.—; fa. G. J. S. 10,—; C. A. v. M. 10.—; F. A- D. 2.50; Handwerkfonds 7,50; J. M. S. 10,Douair. jhr. mr. E. J. S. v. L.-R- 'f 25,—; W. T. 10,—; M. J. V. 5,—; mevr. M. C. d. V.-v. de K. 10,—; P. S. 7,50; totaal 460. De penningmeester van het comité, de heer A. van Wingerde, zal gaarne giften in ontvangst, nemen, zowel te zijnen huize. Willem Pijperlaan 14, als ten raadhuize. Zijn gironummer is 153.308. SlAVEH WANNEER TWIJFEL het voorrecht is van de onderzoekende geest, dan ben ik maar blij, dat ik aan het bestaan van Sint Nicolaas toch nog zo lang geloof heb gehecht. Mijn broer Joris en ik verzaakten pas aan hem, toen wij de tien en elf al gepas seerd waren. Misschien waren wij nog langer zijn trouwste vazallen geweest als niet het toeval de deur van ons hart op een kier had gezet om er de argwaan binnen te laten. Wij woonden in die dagen aan de rand van een klein provinciestadje in een groot huis, omringd door een tuin die met een grote heg van de buitenwereld was afgesloten en waarbinnen je veilig kon spelen zonder ook maar met iemand anders dan je huis genoten te maken te hebben. Het aantal kamers, dat het huis telde, kan ik niet meer opsommen. Het meest echter maakte de zolder indruk op ons. Het was een lange, schaars verlichte zolder, stookplaats voor onze fantasie en verbeelding, een enorme oppervlakte, die ruimte bood aan grenzeloze jongens dromen. Hoeveel samenzweringen hebben we daar niet ge smeed, hoeveel gewaagde streken voorbereid! We waren er altijd te vinden, zelfs des zomers verplaatsten wij het terrein onzer activiteiten nog daarheen. Overdag bezochten wij de school in de stad, een kaal, naargeestig gebouw, waar het rook naar lysol en boenwas. We hadden een hekel aan de school, meer nog dan aan het naar school gaan zelf. We brachten er onze verplichte uren door, maar nooit dan net op het nippertje kwamen we er 's morgens binnen. Na de lessen bleven we er, in tegenstelling tot de andere jongens, niet rondhangen: we ontvluchtten zo snel mogelijk haar benauwende atmosfeer. Als een van ons moest schoolblijven, was de ander wel zo solidair om te wachten. Dat gebeurde op de markt. Daar was vertier van mensen. Daar reden ook de brouwerswagens, arriveerde en vertrok om het kwartier een bus en kon je ongestoord luisteren naar het carillon. Samen sloegen we weer de weg in naar huis. We voelden ons allebei opgelucht als we achter het singel de weilanden zagen liggen, de ruimte, de vrijheid! Ik geloof niet, daf ooit twee broers zo goed met elkaar overweg konden als Joris en ik. We hadden geen vrienden nodig. We deden alles samen. Toch hinderde dat onze klasgenoten niet. Ze accep teerden het als de gewoonste zaak van de wereld. Ze wisten wel, dat ze, ook al bemoeiden we ons nauwelijks met hen. in tijd van nood op onze vuisten konden rekenen, want wij waren snel en lenig en niet bang. We sloegen nooit op de vlucht, we incasseerden alleen een nederlaag van een jongen groter dan wij. Dat maakte blijkbaar een goede indruk. Ook het feit, dat we niet in de stad maar net er buiten woonden, maakte het aanvaardbaar, dat we erg op ons zelf waren en geen behoefte hadden aan enige nauwere omgang. Misschien boezemde de positie van onze vader hij was presi dent van het gerechtshof hun ontzag in. Ze behandelden ons niet als rijkeluis zoontjes, ze vonden ons op een andere manier uitzonderlijk. Overigens waren we totaal onkundig van de welstand en het machtsbereik van onze vader. Wij vonden, dat hij ons nog in te veel dingen beknotte. Hij was naar ons gevoelen zeer streng en onvermurwbaar. Wij namen het hem vooral kwalijk, dat hij ons naar een school stuurde die wij verschrikkelijk vonden. zorg dan maar dat je niet blijft zitten, zei hij. Des te eerder ben je er af! Zo opgroeiend, opgenomen in de enclave van ons eigen huis met vader, moeder, twee jongere zusjes en de dienstboden, waren wij wel voorbeschikt eèn leven te leiden, waarin ver trouwde en altijd gehoorde waarheden onaangetast bleven. Wat anderen zeiden ging ons niet aan. Voor ons golden eigen wetten, eigen zeden en gewoonten. Dé grote feesten van het jaar vierden wij op de volstrekt enige wijze van thuis. Dat was ook zo met de verjaardag van Sint Nicolaas. Ik kan mij nog heel goed heugen hoe dat in zijn werk ging. Tegen eind november werd het huis langzaam vervuld met een onverklaarbare verwachting. Het begon ermee, dat wij in de advertenties van de krant Sint Nicolaas ontwaarden en zijn knecht Piet, luisterend aan de schooi'steen. Onze ouders praatten vertrouwelijker met ons, moedigden ons zelfs aan tot praten, wat aan tafel toch altijd tot de verboden dingen behoorde. Ineens viel de naam van Sint Nicolaas. Dan vertelde moeder gerucht te hebben gehoord in de tuin. Vader schoof de gordijnen wat opzij en nodigde ons uit mee te kijken. We tuurden in de donkere tuin en we voelden ons beklemd. Wanneer we in het schemerdonker uit school kwamen, kreeg de tuin een onheilspellend aanzien. Het gras was vochtig. De geur van aarde voer zwaar op uit de grond. Achter de ramen zag je flauw een lichtschijn. De lamp, die de trappen van het bordes verlichtte, bewoog knarsend in de wind. Dan werd de thuiskomst voor onze avontuurlijke harten, ge spitst op geheimzinnigheid, een dagelijks weerkerend gevaarlijk gebeuren. Onze fantasie bevolkte het donker met schimmen. zette zich breeduit in vaders stoel, die hij gauw voor een andere verruilde. Hij bewonderde ons speelgoed en bouwde mee aan onze meccano, waarvan hij bijzonderheden vertelde, die ons geheel waren ontgaan. Hij sprak als de catalogus uit de winkel. Zodra de wijn op tafel kwam, was het feest voor ons ten einde. Dan waren we ook moe, ofschoon zeer gelukkig. Bedank Sint Nicolaas nog maar eens, zei moeder. Hoe? Door de schoorsteen? Ja, door de schoorsteen. Dat deden we. Het was de ceremonie protocolaire, het sluit stuk van het feest. Zoals het bij ons ging, vonden wij, zo kon het bij niemand gaan. Vandaar dat wij over Sint Nicolaasavond met niemand spraken. Niet ervoor en niet erna! DE KENTERING in de gelukkige bereidwilligheid, waarmee wij in het bestaan van de Goedheiligman geloofden, kwam op een middag in augustus. Onze ouders waren met vakantie. Onze zusjes logeerden bij grootmoeder. Aan de goede zorgen van de dienstboden overgeleverd, waakten wij over het huis. We ver kenden het van voor naar achter, we vonden het ineens weer helemaal nieuw. Op onze speurtocht kwamen wij langs de slaapkamer van onze ouders. De deur was niet afgesloten. Ver moedelijk had een van de boden de kasten met schoon linnen goed gevuld. Joris stootte de deur verder open en stapte naar binnen. Ik volgde hem aarzelend. We voelden allebei dat we verboden grond betraden, maar de overmoed van Joris had ons al te ver gevoerd, we wilden niet meer terug. We keken naar de grote vensters, voornaam gevat in zwaar damasten gordijnen, naar de mooie beddesprei, nog door grootmoeder gehaakt, naar de portretten van vader en moeder, die hen allebei heel jong voorstelden, de met marmer omrande nachtkastjes en de was tafel, blinkend van netheid. Joris draaide voorzichtig aan de sleutel op de muurkast. Tot zijn verbazing klikte het slot en sprong de deur open. We gaven tegelijk een kreet. In de kast, op een hanger, wijd gedrapeerd en schitterend van verguldsel met flonkerend gesteente, hing de mantel, de mantel van Sint Nicolaas, op de plank daarboven de mijter! In de hoek de staf. In wit doorschijnend papier gebed zijn stola, zijn handschoenen, zijn schoenen, met gespen getooid. In een met fluweel bekleed doosje zijn ring. En hangend over de roe in volle eerbied waardigheid een pruik met zilverwitte haren en Sints baard! We keken ernaar met ontzetting. Ik was de eerste, die de deur dichtwierp, de sleutel omdraaide en de kamer uitliep. Joris schoot haastig achter mij aan. We gingen onmiddellijk naar zolder. Daar zetten we ons neer, wé voelden ons tegelijk be straft en bedroefd. Alsof we het zelf hadden gewild, zo hadden we een eind gemaakt aan onze illusies. Sint Nicolaas, dat be seften we, was oom Leo. De mantel, de mijter, de handschoenen, de ring, die we altijd eerbiedig kusten, ze waren zijn attributen, ze werden door hem gedragen. Vader deed ze hem aan. Ook zijn baard en zijn haar. Vader ver leende oom Leo de gedaante van Sint Nicolaas! Maar bedrogen, nee, bedrogen had hij ons niet. Want wat was de Sint altijd goed voor ons geweest, gulhartig en vriendelijk! Hoe had hij ons altijd ge spaard! En hoe onmetelijk zou de teleur stelling zijn, wanneer hij bemerkte dat wij het bedrog kenden en daarmee de schoonste avond van het jaar bedierven. Wij mochten dat niet doen. Die middag beloofden wij elkaar plechtig dat niemand van ons de ontdekking zou verraden. We zouden he,t,geheim bewaren, We zouden het spel meespelen en doen 'alsof we nog in Sint Nicolaas geloofden. Dat besluit luchtte ons op. Maar helemaal;.gerust waren we niet. Er knaagde iets aan ons geweten. We voelden ons zelf be driegers. Het was of we de goedheid, die ons ook dit jaar weer in de persoon van Sint Nicolaas stond te wachten, niet ver dienden. We zagen, midden in de zomer, al tegen de vijfde december op! TWIJFEL IS MOEILIJK te verbergen, ongeloof wordt ge openbaard. Er moet iets mis zijn geweest in de manier, waarop wij ons op de komst van Sint Nicolaas voorbereidden. Meer dan eens zagen wij hoe moeder ons in de dagen, voorafgaande aan het feest, aandachtig opnam. Ze had de zaak zeker ook met vader besproken. Hij ging ook op ons letten, hij sprak met meer nadruk dan elders over de persoon van Sint Nicolaas en zijn uiterlijke verschijning, hij luisterde scherp naar onze ant woorden. De ernst, waarmee onze ouders te werk gingen, maakte ons achterdochtig. Ze leken wantrouwend, ze twijfelden aan de waarachtigheid van ons geloof. Verbeelden we het ons of ver heugden zij zich minder dan anders op Sint Nicolaasavond, misten we voor het eerst hun geheimzinnige blikken naar elkaar en naar ons? Plichtmatig voerden zij de komedie der grote verwachtingen nog voor onze zusjes op, maar tegenover ons werden ze terughoudend. Daags voor het feest roerden ze het onderwerp zelfs niet meer aan. En toen Sint Nicolaas kwam achter iedere boom stond een Piet, ergens om het huis gluurde de schimmel en durfde niet hinniken. Het beeld van de krante- advertentics leek regelrecht op ons huis geprojecteerd. En haastig repten we ons naar binnen, blij als we in de vestibule onze schoenen konden uittrekken en de stem van moeder hoorden in de keuken. We telden de dagen, die ons nog van de verjaardag van Sint Nicolaas scheidden. Op de vooravond van die grote dag stonden wij zenuwachtig zingend bij de schoorsteen. Daar sloeg de klok acht uur Zou Sint Nicolaas ook dit jaar zelf komen? Ja, we werden niet teleurgesteld. Hij werd door vader de kamer binnengeleid. Hii zette zich in vaders stoel. Hij moedigde ons aan opnieuw te gaan zingen, on '.e stemmen prijzend, die hij welluidend vond en blij. Maar was er dan wel reden voor blijdschap? Hij haalde een dik boek te voorschijn en bladerde erin. Hij riep ons een voor een bij zich, hij begon met de jongste. Ik bleef het langste in spanning. Voelde hij dat? Hij zag er meestal een reden in om mij niet te hard te vallen om wat ik had misdreven. Soms ook zei hij: Wees maar niet bang. Ik heb alleen maar goeds van jou gehoord. Hij wist precies wat er in ons omging, hij wist ook altijd wat wij graag wilden hebben. Gul was hij! Mijn vader keek wel eens verrast op als hij zag wat Sint Nicolaas ons allemaal schonk. Heb jij....? vroeg hij dan aan moeder. Maar moeder neigde het hoofd alleen maar even, haast onmei-kbaar, in de richting van Sint Nicolaas en maakte een gebaar van liefderijke berusting. Dan ging Sint Nicolaas weg. Wij stortten ons op onze cadeaus. En ieder jaar, een tijdje na het vertrek van de goede Sint, kwam dan oom Leo op bezoek, hevig teleurgesteld dat hij de Heiligman weer gemist had. Het leek wel, zei hij, of de duvel ermee speelde. Hij vader ging hem voor, hij zette zich op zijn stoel, hij bladerde in zijn boek vroeg hij ons niet door te gaan met zingen. Hij riep ook niet als eersten onze zusjes bij zich. Wij, mijn broer en ik, werden samen voor zijn zetel ontboden. De Sint sprak ons toe: Jongens, daar ben ik weer. Ik geloof te weten wat er in jullie omgaat. Jullie menen te weten wat er achter mijn mantel en mijter omgaat. Jullie zijn op 'n leeftijd gekomen, waarop je verder wilt kijken dan je ziet. Maar als je dat wilt, vergeet dan niet ook in jezelf te kijken. En als ie daarin ook niet alles ziet, ver trouw dan op diegenen, die het beste met je voor hebben. Sint Nicolaas heeft het beste met je voor. Toen.... en nu! en als bewijs daarvan overhandig ik jullie nu je geschenken En daar kwamen ze te voorschijn, de cadeaus, mooier en tal rijker dan we ons ooit hadden voorgesteld! Zelfs onze geheimste wensen had de Sint geraden, niettegenstaande het feit dat we dit maal met ons verlanglijstje heel bescheiden waren geweest, omdat we het hadden aangepast aan de veranderde omstandig heden. We keken nhar moeder. Ze glimlachte. Begreep ze dat we haar dankbaar waren? We keken naar vader. Hij slikte zo waar iets weg, een ontroering omdat hij afscheid nam van het mooiste in onze jeugd. En toen Sint weg was gegaan en later oom Leo kwam, wat zei oom Leo? Nu heb ik hem weer ge mist! Hij keek ons daarbij streng aan, maar het was niet erg overtuigend. De grootste verrassing wachtte ons echter toen de wijn op tafel kwam. Ho, ho, zei vader. Jullie gaan nog niet naar bed. Hij schonk ons ieder een glas in met een laagje tot even boven de bodem. Het groeit elk jaar. Net zoals jullie, zei hij. Hij toastte. We dronken. Een nieuw Sint Nicolaasfeest was voor ons begonnen, een nieuw feest, soberder maar o, al bijna volwassen Sint Nicolaas zal wel blij geweest zijn, toen hij van de uitgeverij Cantecleer uit Utrecht het boek Spelend werken onder ogen lfreeg. Want de Sint zal dit boek na inzage met enthousiasme aan zijn geschen- kenvoorraad hebben toegevoegd om daar mee straks vele kinderen gelukkig te ma ken. Niet alleen kinderen, maar ook ouders. Want Spelend werken, geschreven door Lotte Maria van Oordt en Lütz de Jong, is een boek dat ouders, jeugdleiders(sters) en onderwijzend personeel een schat van adviezen geeft voor de handenarbeid met kinderen. Tussen de vele publikaties op het gebied van de handenarbeid neemt dit boek een waardige plaats in. Op heldere en over zichtelijke wijze beschrijft het de vele wij zen, waarop kinderen met allerlei mate riaal kunnen spelen. Terecht zeggen de schrijvers: „Spelen is niet zo maar tijd verdrijf, het is werken aan de eigen per soonlijkheid. Het kind kan dit alleen maar, als het daartoe in de gelegenheid wordt ge steld, als het zichzelf kan zijn en zich vrij kan en mag uiten in zijn spel". In allerlei materialen leeft het kind zijn scheppend vermogen uit. Dat materiaal behoeft heus niet duur te zijn. Juist uit waardeloze lap jes stof en doosjes kunnen bijzonder grap pige werkstukken worden gemaakt: huizen, poppen, dieren en wagentjes. De schrijvers laten ongeveer alle vormen van moderne handenarbeid de revue pas seren: tekenen en schilderen, scheuren en knippen, stempelen, batikken, boetseren en modelleren. Wie geen zin heeft om een beeldje of schaal te boetseren en ook geen dieren wil maken van touw of raffia, kan oude kranten verwerken tot maskers. Ook kan men papier in mooie vormen vouwen. IJzerdraad laat zich gemakkelijk buigen tot de meest uiteenlopende figuren, die met raffia of ander materiaal kunnen worden omwonden. Met het zakmes kunnen kop pen voor poppen worden gesneden, van in het bos gevonden takken kandelaars, to tems enzovoorts. Met eigen marionetten kunnen de kinderen voorstellingen voor vriendjes en vriendinnetjes geven. Het zou te ver voeren alle vormen van handenarbeid op te noemen, die het boek aangeeft en bespreekt. De beknopte op somming geeft een indruk van de vele mo gelijkheden, die voor de handenarbeid met kinderen worden aangegeven. Aan de ver sieringen voor diverse feesten is een apart hoofdstuk gewijd. Voorts geven de schrij vers maand voor maand een jaarprogram ma met nuttige tips voor het spel met de kinderen, alsmede een opsomming van de mogelijkheden, waartoe de diverse vormen van handenarbeid zich lenen. Het boek is rijk geïllustreerd met tekeningen en foto's. De moord op de weerprofeet (in de „Pris- ma"-reeks bij Het Spectrum verschenen) is het eerste in het Nederlands vertaalde detectiveverhaal van de Australiër Arthur Upfield. De gezaghebbende weerprofeet Ben Wickman is vermoord en enkele be langengroepen trachten achter het geheim van de weersvoorspellingen te komen. De eigenzinnige halfbloed-detective Napoleon Bonaparte geeft op schrandere wijze het antwoord op de vraag, wie Wickman heeft vermoord. Zoals het in een goed speurders- verhaal betaamt, is de dader juist de man, wie men de moord niet zou aanrekenen. Het verhaal is origineel en spannend. Up field geeft een uitstekende schildering van het leven op het Australische platteland en een rake typering van een paar oude zonderlingen. De halfbloed-detective schrikt niet terug voor radicale oplossin gen van de moeilijkheden, die een speur der nu eenmaal in overvloed op zijn pad vindt. De onsterfelijke piloot geeft het volle pond aan de liefhebbers van avonturen verhalen. Het is een door Harry Forrester geschreven en in de „Prisma"-reeks van de uitgeverij Het Spectrum verschenen boek over de belevenissen van de „onster felijke" wingcommander Robert Tuck. Deze R.A.F.-vlieger genoot tijdens de oorlog in Engeland een grote vermaardheid. Hij schoot bijna dertig Duitse vliegtuigen neer, werd zelf neergeschoten, werd krijgsge vangen, ontsnapte en belandde bij wan trouwige Russen. Forrester geeft een zeer uitvoerig verslag van al de avonturen die de „onsterfelijke Tuck" zo'n populariteit hebben gegeven. Het nieuwste toneelwerk van de thans negenenzeventigjarige Vlaamse auteur Herman Teirlinck zal op woensdag 26 no vember te Rotterdam zijn wereldpremière beleven. De schrijver zal bij de eerste op voering van „Taco" door de Koninklijke Vlaamse Schouwburg uit Brussel aanwezig zijn. Op 27 en 28 november volgen voor stellingen in Amsterdam en Den Haag. Alle toneelwerken van de Vlaamse auteur Herman Teirlinck zijn tot dusver in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg te Brussel ten doop gehouden. Voor het eerst zal nu de première van een zijner stukken niet in die schouwburg worden gegeven. Het treurspel „Taco" wordt gerealiseerd in de enscènering van Jo Dua, bijgestaan door Denis Martin, die de decors en kostuums ontwierp. Mare Liebrecht zorgt voor het geluidsdecor. De medewerkende auteurs van de K.V.S. zijn hoofdzakelijk oud-leer lingen van de auteur, die zoveel belangrijk werk heeft gedaan, zowel praktisch als theoretisch, voor de herleving en opbloei van het Vlaamse toneel. De voorstellingen worden gegeven op basis van het Belgisch- Nederlands Cultureel akkoord. De Leninprijs voor de vrede is toegekend aan de Duitse auteur Arnold Zweig. aldus bericht het Russische persbureau Tass.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 11