Overtocht van Londen naar New York in een uur en een kwartier met de „vliegende kachelpijp" Sp aanse or gels DUIZEND WONDEREN Gedenksteen voor Multatuli in een potje watervlooien Het orgel „Grote Dorus" begon zijn tournee HONDERDVIJFTIG passagiers met een snelheid van vierenveertig honderd kilometer per uur in een uur en een kwartier van Londen naar New York te transporteren tegen een kostprijs, die over eenkomt met die van een nor maal schroefturbinevliegtuig, dat is de belofte van de nieuwe Bristol motoren en vliegtuigen volgens Britse constructeurs. Onwaarschijnlijk? Geenszins! Se dert men meer en meer van de luchtschroef afstand doet voor de aandrijving van vliegtuigen, komen er steeds meer nieuwe mogelijkheden los. Het systeem waarmee men dit wil verwezen lijken is de ram-jet of athodyde. De ram-jet-motor heeft geen be wegende delen. De ram-jet is af hankelijk van een minimum snel heid om te kunnen functioneren. HIERNAAST ziet men een teke ning van het nieuwe verkeers vliegtuig van de Bristolfabriek voor honderdvijftig passagiers. Het zal met behulp van een com binatie van straalturbines en ram-jet-motoren in staat zijn de afstand van Londen naar New York in vijf kwartier af te leggen. Het belangwekkende is vooral de start. De volgens het patent van Leduc vervaardigde vlieg tuigen kunnen alleen van onder een toestel in de lucht gestart worden. Ingenieurs van de En gelse fabriek zijn echter bezig een systeem uit te werken om een normale start mogelijk te maken. Het verschil met een ge woon vliegtuig blijkt dan pas als men na een begin van drie honderd kilometer per uur met ongekende snelheid op weg is. Volgend jaar is het een eeuw geleden, dat werkte, bepaalde Van Kalken de dag van Multatuli in Brussel zijn „Max Havelaar" de onthulling en nodigde de minister van schreefIn België worden thans stappen Openbaar Onderwijs, de burgemeester en genomen om een comité te vormen voor n0g een aantal andere autoriteiten uit voor een herdenking. Dit comité zal dan het de onthulling. Met de naderende feestdag plan tot plaatsing van een gedenksteen of voor ogen vond de caféhouder dat het tijd een Jplein gedenkteken ten uitvoer moeten werd, dat hij ook eens kennis maakte met brengen. De plaats voor die herinnering de werken van deze gevierde schrijver, aan het verblijf van Eduard Douwes Dek- Op zijn verzoek bracht van Kalken hem ker in Brussel in de herfst van 1859 is enkele deeltjes. De baas van het estaminet reeds bepaald. Men wil de gedenksteen was echter,na de boeken gelezen te hebben, aanbrengen in de Bergstraat, waar op dusdanig geschokt, dat hij een brief aan nummer 80 het estaminet „Le Prince Bel- Van Kalken schreef, waarin hij verklaarde, ge'' stond, in het dakkamertje waarvan dat hij op zijn gevel niet de naam wilde POPULAIR heeft de ram-jet „de vlie gende kachelpijp" als naam. Men kan er dwars doorheen kijken. Achteraan ziet men vijf concentrische ringen, de grootste zo groot als een hoelahoepel, de kleinste zo groot als een soepbord. In de „pijp" zelf bevinden zich branders. De brandstof is eenvoudig petroleum. De pijp zuigt van voren lucht aan, perst die in verschillende trappen samen, verbrandt die samen met fijn verstoven petroleum en stuwt die van achteren met enorm geweld uit. Bij een snelheid van driehonderd meter per secon de ontwikkelt deze kachelpijp een vermo gen van tienduizend paardekrachten. Bij een vermogen van tachtig duizend paarde- krachten wordt een snelheid van zeshon derd meter per seconde bereikt, het dub bele van de geluidssnelheid. Het vermogen is in feite onbeperkt en is voornamelijk afhankelijk van de snelheid. Met een ram- jet-motor van honderdtien centimeters lang kan men bij een gewicht van driehonderd kilo een vermogen produceren van zeven- honderdvijftig duizend paardekrachten. Wat dit voor een kracht is, beseft men pas als men hoort dat de grootste vliegtuig- zuigermotor ter wereld maar vijfduizend paardekrachten nuttig vermogen ontwik kelt en dat de B-36 vier van zulke motoren nodig heeft om te kunnen vliegen. Het is een groter vermogen dan alle turbines van de „Queen Elisabeth" tezamen leveren, een vermogen een elektriciteitscentrale waar dig. Men kan zich voorstellen, dat een der gelijke krachtbron veel aantrekkelijks heeft voor de luchtvaart. VOOR vliegtuigaandrijving zijn er buiten de zuigermotor drie mogelijkheden: de straalmotor volgens het Whittleprincipe, de motor onder DRP 523655. Leduc hoorde hier pas in de oorlog van, toen de Duitsers zich met hem gingen bemoeien. IN DE ZOMER van 1940, vlak voor de catastrofe, was Leduc bijna klaar met zijn eerste vliegtuig volgens het nieuwe prin cipe. Toen de Duitsers naderden, vluchtte hij met zijn toestel op een vrachtauto naar Bordeaux, in de hoop naar Engeland te kunnen ontkomen met een vliegtuig, dat negenhondei'd kilometer per uur kon vlie gen. In Bordeaux vond hij weliswaar scheepsruimte maar.... hij had geen geld om de reis te betalen en noch de Franse regering Reynaud, noch de Britse consul- generaal vonden hem en zijn vliegtuig be langrijk genoeg om naar Engeland mee te nemen. Leduc trok naar Toulouse, waar heen hij zijn vrouw, twee kinderen en een ruim tachtigjarige moeder liet overkomen. Al spoedig had hij vier miljoen francs schuld voor allerlei aankopen. Toch werk te hij voort. In augustus 1943 verscheen ingenieur Doetsch van het Duitse Luchtvaartmini- kanen hebben zich bepaalde rechten ver met hem in contact en boden hem veilig transport met zijn familie en vliegtuig aan naar Barcelona, voor het geval de Duitsers wat wilden beginnen. Twee dagen voor de invasie verscheen Herr Doetsch nogmaals, doch bereikte niets. Na de invasie begon Leduc in Argenteuil een fabriek, die in middels tot een groot bedrijf is uitgegroeid. De belangstelling voor zijn patent in het buitenland werd ook wakker. De Ameri- sterie in de „Garage de la Bourse" en wilde Leduc spreken. Het bleek, dat de Duitsers volledig op de hoogte waren van de stand der werkzaamheden. Zij boden hem be halve geld de Dornierfabriek in Frie- drichshafen aan om te werken. Leduc wist in een handig schaakspel steeds weer aan de Duitse bemoeiingen te ontkomen. Intussen traden Amerikaanse agenten zekerd. Maar de eerste buitenlandse fa briek, die nu op grond van de Leducpaten- ten een toestel gaat bouwen, is Bristol Aeroplane, een van de grootste Engelse vliegtuigfabrieken. Voor de naaste toe komst zal men hier zeker meer van horen, gezien de plannen die spreken van een toestel voor honderdvijftig passagiers in de Transatlantische dienst. hij onder het pseudoniem zijn meesterwerk maakte: „Gedeeltelijk in een kamertje zonder vuur, gedeeltelijk aan een wagge lend en smerig, maar tamelijk onaesthe- tisch herbergtafeltje, omringd door goed moedige farodrinkers, schreef ik er mijn Havelaar" zei Douwes Dekker later. Reeds vele jaren geleden is het pand afgebroken. Thans staat op deze plaats in de Bergstraat het grote kantoorpand van een verzeke ringsmaatschappij. Het comité, dat men thans gaat vormen, zal naar men hoopt, tot een beter resultaat komen dan de ver eniging „De vrienden van Multatuli", die in de negentiende eeuw door de Neder landse leraar Hendrik Nicalaas Van Kal ken (1849-1934) in Brussel opgericht werd. Ook Van Kalken wilde in de Bergstraat een gedenksteen laten aanbrengen. Nadat hij van de herbergier toestemming voor de plaatsing had gekregen, gaf hij opdracht een marmeren gedenkplaat te vervaardi gen. Terwijl de steenhouwer er hard aan hebben van deze „afschuwelijke ketter, anticlericaal en vrijmetselaar". De plaat kwam er nooit. Het is niet bekend of de steen zich thans nog ergens op een zolder bevindt of dat hij voor een ander doel kon worden gebruikt. Recente naspo ringen er naar hadden geen resultaat. De foto toont de Bergstraat, zoals zij thans is. Op de plaats, waar eens het estaminet stond, bevindt zich thans het grote witte kantoorgebouw, dat men rechts ziet WATER VLOOIEN-voor-de-vis- sen, daar trekt iedere aquarium liefhebber zo nu en dan op uit, gewapend met het in alle visjes winkels te koop zijnde fijnmazige netje aan zijn dunne tonkinstok. En hij weet al lang, dat hij de beste kansen heeft in vijvers en sloten, waar eenden zwemmen. Want deze kwakertjes maken on willekeurig het water bijzonder geschikt, nog niet eens zozeer voor de watervlooien alswel voor raket en de Ram-jet. In 1944 probeerden de microscopische, zwevende wier- de Duitsers raketten in de Messerschmidt 163. Dit toestel bereikte een hoogte van dertig kilometer en een snelheid van acht duizend kilometer per uur. Maar econo misch is de raket niet verantwoord. Voor elke kilogram straaldruk verbruikt zij tjes, waarvan zij moeten leven. Door hun uitwerpselen bemesten de eenden het water namelijk en het gaat de microflora al spoedig zeer naar den vleze. Waar aldus een overvloed van watervlooien- twintig kilogram brandstof. De straalmotor voer is ontstaan, daar maken de van Whittle is veel zuiniger. Voor een kilo gram straaldruk verlangt deze motor bij negenhonderd kilometer per uur ander halve kilogram brandstof. Straalvliegtuigen hebben echter nog een beperkte actieradius en plafond. Een gemiddelde straalturbine bevat zestig duizend verschillende onder delen uit vijftig verschillende metaallege ringen vervaardigd. De vliegende kachel pijp heeft veel minder onderdelen en in het geheel geen bewegende delen. Het rendement van dit type motor is vijfen zestig percent tegen veertig bij een diesel motor en achtentwintig bij een vliegtuig motor van het zuigertype. De uitvinder van dit soort motor is een Fransman met de naam Jean Villey, een bescheiden kamergeleerde en leraar aan de technische middelbare school. Hij was kreeftachtige diertjes zelf het na tuurlijk ook uitstekend. Een paar halen met het netje zijn dan ook doorgaans voldoende om het wa ter in de meegebrachte jampot al aardig en zeer „levendig" rood te kleuren (\vant de watervlooien behoren tot de weinige kreeftach- tigen, die al tijdens hun leven rood zijn). En wat de levendig heid van dit rood aangaat, kijkt u maar eens een paar minuten naar het onafgebroken gewrie mel van de eindeloos omhoog wippende en weer naar omlaag zinkende diertjes dat is één grote warreling. Dat de watervlooienvanger in de paar minuten van zijn bedrij- tevens een van de helden van het Franse vigheid niet alleen puik vissen- voer, maar bovendien een hele serie biologische wonderen heeft vergaard, hij zal het zich mis schien niet steeds ten volle reali seren. En dat is voor zijn vissen maar goed ook, anders ging de baas misschien aan de studie en vergat hij zijn dieren te voeren. Want neem eens zo'n doodgewone watervlo onder de loep of leg hem in een klein druppeltje water onder een eenvoudig microscoop- je, zoals de Japanners ze tegen woordig spotgoedkoop aanbieden: uw ontdekkingen beginnen direct. Daar zijn de grote en zeer rui me zijdelingse schilden, waarbin nen het „vlooien"-lijfje zit opge sloten. Aan de kop van het dier zijn er de beide machtige, vertak te en van zware haren voorziene roeisprieten. En is het grote, don kerrode oog. En vlak daaronder begint een lichtelijk gekronkeld slangetje, doorgaans van boven groen, van onderen nagenoeg zwart van tint. Dat is het spijs verteringskanaal van de kleine kreeft, groen waar het vol zit met fijn plantaardig spul, zwartbruin waar dit voedsel al is verteerd. Het ziet er weinig gecompliceerd uit, maar vergis u niet, want ook dit schijnbaar eenvoudige spijs verteringsapparaat is al een won der. De snelheid van voedselver- tering kan er namelijk in worden geregeld! Snel als er veel te eten is (in de zomer) en traag als er (in de winter) weinig te halen valt. In het ene geval kan een voedseldeeltje het watervlooien- darmkanaal gemakkelijk in een half uur passeren, in het andere doet het er soms wel van vijftien tot twintig uur over. En dan nog iets: hóé krijgt een watervlo nu zijn kostje naar bin nen? Hapt hij die kleine wieren van hooguit enkele tiende milli meters stuk voor stuk op? Nee, verzet, maar dat hoorde men pas na de oorlog. Hij is in 1947 overleden, doch zijn werk leeft voort in dat van een zijner leerlingen, de nu zestigjarige René Leduc. René Leduc, op zeventienjarige leeftijd als vrijwilliger in de oorlog gegaan, werd te velde tot officier bevorderd en kreeg na de oorlog een studiebeurs aan de elek trotechnische hogeschool. In 1921 werd hij ingenieur, drie jaar later trad hij bij de vliegtuigbouwer Bréquet in dienst. Toen bad hij al kennis gemaakt met professor Jean Villey, die de jonge technicus zijn ideeën over een nieuw soort motor ter hand stelde met de opdracht die uit te werken. De vierde februari 1930 kreeg René Leduc patent op die motor onder nummer 705648. Op de vierentwintigste april van datzelfde Jaar nam een Duitser, genaamd Paul Schmidt, een patent op eenzelfde soort In Bergum heeft woensdag het straat orgel „Grote Dorus". première gedraaid. Het instrument, dat het grootste ter we reld zou zijn, heeft een frontlengte van achteneenhalve meter bij een hoogte van viereneenhalve meter. Het gevaarte, dat twee ton weegt, telt vijfhonderdvierenzes- tig pijpen en fluiten, het heeft zeventien registers. „Grote Dorus" is eigendom van de heer p W. J. Karpay uit Leeuwarden, die het orgel bouwde met medewerking van het orgelbouwersechtpaar Stelleman uit Eind hoven. De heer Karpay is brandstoffen- Deze Bosmina van midden juli heeft de lange snuiten om zich in het handelaar. relatief dunne water horizontaal le kunnen voortbewegen. hij komt het water uit in de let terlijke betekenis van het woord. Kijk maar goed naar de bolle voorzijde van zijn lichaam als hij eens even wil stilliggen. U ziet meteen dat daar voortdurende beweging is van een aantal heel kleine pootjes. Daar gebeurt het. Want deze nietige poten zijn voorzien van zeer lange en vlak naast elkaar staande haren. Het zijn als het ware uiterst fijne stofkammen en zij graaien het voedsel bij elkaar. Om deze kam men met eigen ogen te aan schouwen, zou u wel eens water vlooien een paar dagen in hun potje kunnen laten. In die tijd zijn er stellig een aantal verveld, want als goede kreeften doen ze dit regelmatig. Hevel dan met een limonaderietje maar een klein beetje van het bodemdrab in een glaasje over en neem dat eens onder de loep. U zult de kam- pootjes in volle luister te zien krijgen en bovendien de bouw van sprieten en schilden kunnen bewonderen. Want watervlooien trekken al hun harde delen uit tijdens de vervelling. Intussen zullen het heus niet uitsluitend watervlooien zijn, die u met uw gazen netje vangt. Tien tegen één, dat ook hun familie leden van het geslacht Bosmina (die helaas geen Nederlandse naam hebben) er wel bij zijn. En daar zijn heel wonderlijke sin jeurs onder! Van één soort bij voorbeeld zijn de zomerdieren heel anders dan die van de win ter. In tegenstelling tot water vlooien zwemmen ze keurig hori zontaal. En net als de vlooien leven ze niet langer dan een paar weken. Ze passen zich aan bij de dikvloeibaarheid van het water! Ja, dat bedenken wij eigenlijk nooit zo, maar koud water is uit gesproken „dikker" dan warm. We vinden het alleen maar ge woon van de olie, die de garage- man tegen de winter in het car ter van onze auto doet, dat ze dunner moet zijn dan die van de zomer. Maar nu de Bosmina's en de dikte van het water.... Op het ogenblik hebben ze allemaal een paar heel korte „snuitjes" aan hun kop. Door de weerstand, die deze uitsteekseltjes in het water ondervinden, worden de dieren, die zich van nature scheef naar boven rukken, heel netjes in een horizontale koers gehouden. Te gen het voorjaar wordt het water echter warmer èn dunner. In de zomerdag is het al gauw veertig percent dunvloeibaarder dan in het hartje van de winter. En wat zouden de Bosmia's dan met hun korte kopuitsteeksels moeten be ginnen? Ze zouden de dieren geen weerstand genoeg geven om vlak Vervelde delen van buikpoten en de basis sterk vergroot. van een roeispriet, Deze watervlo onder de loep is een wijfje met eieren in de broed ruimte tussen de schilden aan de rugzijde van het lichaam. Vóórdat men ertoe kwam om de toetsen- instrumenten als piano en orgel, ook de harp, te stemmen volgens het stelsel van de evenredig zwevende temperatuur, het geen omstreeks het jaar 1700 gebeurde, waren er andere stemmingsstelsels gebrui kelijk, die gebaseerd waren op een zo ruim mogelijke toepassing van natuurlijk-zuivere intervallen. Bijzonder belangwekkend zou het zijn, wanneer nauwkeurig vastgesteld kon worden hoe deze stemmingsstelsels ge weest zijn. Een mogelijkheid hiertoe zag dr. ir. W. Kok van het Laboratorium voor Technische Fysica te Delft in het onder zoeken van oude orgels, die in het geïso leerde Spanje bewaard zijn gebleven en waarvan de afmetingen en misschien ook de hoogte van de afgestemde toon doel matige gegevens zouden kunnen ver schaffen. In gezelschap van zijn echtgenote en van de Nederlandse orgelkenner dr. Vente heeft ir. Kok inderdaad een onderzoekings tocht door Spanje gemaakt. Over de resul taten van die tocht heeft hij tijdens een dezer dagen door de „Geluidstichting" te Delft gehouden colloquium gesproken. Het was echter niet opwekkend wat ir. Kok over zijn onderzoek van Spaanse orgels kon mededelen. Vrijwel overal had hij orgels gezien, die een toonbeeld van verwaarlozing vormen. Van Spanje's rijke bezit van orgels is weinig overgeble ven. Wel bestaan in veel gevallen nog de prachtige orgelfronten met hun impone rende versieringen van gouden ornamen ten. Maar achter deze facpaden van over vloedige schoonheid verborgen zich ver minkte pijpenkoren en versleten en ont redderde tracturen. In Salamanca zag ir. Kok een klein orgel, dat de grote Spaanse theoreticus en schrijver over muziek Franciscus de Sali nas in de zestiende eeuw gebruikte voor zijn akoestische experimenten, waarvan slechts een armzalig restantje pijpen is overgebleven. Het is ook verder volkomen onbespeelbaar. In dezelfde stad is nog een ander orgel, uit 1600 ongeveer, dat wel bespeelbaar bleek. Door middel van een geluidsband liet ir. Kok een compositie van da Cabezon (omstreeks 1550) horen, waarbij het opviel hoe de toetsen op dit orgel naturlijk zuiver gestemd waren. In het bijzonder werd aandacht over de drie orgels in de Kathedraal van Toledo gevraagd. Een daarvan het „Kei- zerorgel" bezit horizontale trompetten als merkwaardig tongwerk. Maar ook dit orgel is onbespeelbaar. Beter bleek een ander orgel in deze kathedraal er aan toe te zijn. De opname van een bespeling op dit instrument liet een fraaie klank horen van mooi geïntoneerde pijpen, een ideale trombonenklank, schoon contrasterend met de labialen. Dit orgel werkte met de ver bazend lage winddruk van vijfenzestig millimeter water. Ir. Kok bezocht ook een klooster kathedraal te Mafra in Portugal, waar zes orgels waren opgesteld. Als laatste voor beeld van Spaanse orgelbouw noemde spreker het orgel in de Kathedraal van Saragossa, een gemoderniseerd instru ment, dat het grootste orgel van Spanje moet worden. Het orgel bezit vijf manualen en pedaal en heeft nu een dispositie van negentig registers. Dit aantal zal nog wor den uitgebreid tot honderdzeventig stem men. De lezing van ir. Kok heeft wel de in druk gegeven, dat de Spaanse orgelkunst nodig een renaissance behoeft, zowel in scheppende als in herscheppende zin en dat Spanje een benijdenswaardig bezit aan kostbare oude orgels dreigt te ver liezen. P. Zwaanswijk te blijven zwemmen en het ge volg zou zijn het maken van ein deloze „loopings". Doch zover komt het niet. Want de nakome lingen van de winterdieren krij gen allengs langere snuitjes en in de zomer zijn deze „horens" zelfs bijna zo lang als de dieren zelf. Om dan naar de winter toe weer geleidelijk korter te wor den. En zo maar voort, jaar in, jaar uit. Wat de overige van de duizend wonderen in uw potje water vlooien betreft, die zijn er vooi-al bij de dieren en planten, welke u per ongeluk hebt meegevangen, zoals de kleine poliepen en de raderdieren, de diatomeeën, de prachtige sterwiertjes. Door goed en lang en veel te kijken kunt u er heel wat van ontdekken en ontraadselen. Maar of een men senleven lang genoeg is voor alles wat één potje watervlooien heeft te bieden, ik durf het u niet ga randeren. Kees Hana

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 11