ALEXANDER POESJK1N OEKRAÏNERS bezitten wat de Russen ontberen: politiek PERSPECTIEF Litteraire Kanttekeningen Erbij ALS PROZASCHRIJVER De schone vorm van de vrije geest Biologische verklaring van een volksverhuizing ZATERDAG 6 DECEMBER 1958 PAGINA TVVh TOEVAL DAN wel overleg het eerste aan Poesjkin gewijde deel in de lofwaar dige Russische Bibliotheek" (uitgave G. A. van Oorschot) is aan zijn proza en dra matische werk gewijd, aan een keur daar uit die het beste van het beste omvat. Dus niet aan zijn poëzie- Het is goed zo. Het is goed dit alles, dat in de loop van vele jaren en dan nog onvolledig en veelal twijfel achtig vertaald in het Hollands verscheen, hier bijeen te zien. Het is goed er zich weer in te verdiepen, er zich door te laten be koren, te laten ontroeren en zin voor zin met bewondering te laten waarmaken, dat Poesjkin een meester was, een bezieler van de taal, een bouwmeester in de compositie, een Mozart in de klank van het woord. Dat hij een dichter was, ook als hij proza schreef, een taalschepper van klassieke evenmaat en van een soberheid, een klaar te een vormbeheersing, die met de groot sten van de wereldlitteratuur op een lijn moet worden gesteld. „Poesjkin" schreef de meest gevreesde criticus van die jaren Bjelinski „behoorde tot de scheppende genieën, tot de grote historische figuren, die, voor het heden werkend, de toekomst voorbereiden". Hij was, zonder overdrij ving gezegd, Ruslands eerste grote dich ter de dichter van Jewgenij Onjegin ten slotte, de schepper van de onsterfelijke Tatjana, Onjegins geliefde, die herleefde in alle waarlijk grootse vrouwenfiguren, waaraan de Russische litteratuur na hem het leven zou schenken. Maar van een niet geringer formaatvan eenzelfde warm bloedige levensliefde en menselijkheid was hij als prozaïst, als de schrijver van vijf „Vertellingen van Bjelkin" en van een novelle als „Schoppenvrouw", van de grootscheepse roman „De Kapiteinsdoch ter" en van het drama „Boris Godoenov" een voorbeeld, nu nóg. Nu, in de jaren dat het verval van de roman internatio naal een netelig onderwerp van discussie uitmaakt, vooral. Hij was Russisch, Poesjkin, voor een Gogolj zelfs „een unieke manifestatie van de Russische ziel". Wij Westerlingen, die deze ziel enkel kennen zoals ze tot ons gesproken heeft uit het edelste van de negentiende-eeuwse grootmeesters, willen het op gezag van Gogolj graag geloven. Maar we kunnen evenzeer de verwarring van André Gide begrijpen over de ver wantschap, die hij desondanks met Poesj kin voelde. Veel immers in deze Poesj- kinse ziel kwam, met het „Russische" een unieke verbinding aangaand, van elders, kwam uit Engeland en Frankrijk, van Byron en Shakespeare en Walter Scott, van Voltaire en Chénier, van de Duitse romantici en van verder dan dat: regelrecht van de klassieke oudheid, van Anacreon en Xenophon, Catullus en Hora- tius, die hij in zijn jeugd had vertaald. En wat hij van overgrootvaderszijde had meegekregen aan „Moors bloed" ging met het Russische en ön-Russische een ver binding aan, waaruit het geniale universa lisme voortkwam dat „Poesjkin" is: een der grootsten onder de groten. Dostojewski vereerde hem zeer, Tolstoi drukte een litteraire vriend op het hart, toch vooral de „Vertellingen van Bjelkin" te herlezen, Goethe schonk hem zijn pen- nehouder, Leo Sjestov vergeleek „De Ka piteinsdochter" met „Oorlog en Vrede" en Thomas Mann sprak niet anders van hem dan van de grote Poesjkin. Groot was zijn persoonlijkheid, zijn onbuigzame wil tot het werk, die zelfs onder de boze druk van de tsaristische supervisie, van zijn gedwon gen hofjonkerschap, niet bezweek. Groot was zijn charme, zijn humane kracht, zijn moed- Dit is het, wat het eerste treft: zijn beheerste gloed, zijn prilheid, zijn naïeve geestdrift, zijn verfijnde intuïtie, zijn zelf tucht, zijn warme ironie, zijn menselijk heid, zijn deernis en, in zijn laatste levens jaren, zijn weemoed. Lees „De Postmees ter" het tot het uiterste versoberde ver haal van Samson Wyrin, die argeloos zijn dochter toevertrouwde aan een losbol, haar nog eens vergeefs opzocht en nadien ver getelheid zocht in de drank, tot stervens toe. Voor wie een goed gehoor heeft, is er geen twijfel aan: hier in dit éne verhaal, werd een figuur geschapen, die later „Go- goljs Mantel" zou maken, waaruit zei Toergenjev eens wij allen zijn voort gekomen: de machtelozen, tot wanhopens toe verslagen door de armoe aan geluk, aan hoop, aan vertrouwen, de „overbodi- gen" en „nuttelozen"- Lees „Schoppen vrouw" en Dostojewski is niet ver af. Grotesk, dit verhaal, schrikwekkend en met vlijmende, haast bittere tragiek! Ook deze door het spel bezeten Hermann is een van het leven vervreemde, een waanzin nige va-banque-speler uit ellende, die ge tracht heeft het geheim van de altijd winnende troefkaarten te ontfutselen aan een oude gravin. Wat een tafereel, die overrompeling: de „comtesse" maakt in haar slaapsalet nachttoilet. En daar staat ze, voor de spiegel, zonder muts, zonder pruik, zonder haarspelden, zonder gala jurk als een farce van de onttakeling, het einde, de dood. Daar zit ze in haar voltaire-stoel met haar gelige gelaat, een wat in zichzelf mompelende demonische heks, een Goyafiguur, die het letterlijk van de schrik besterft als de binnenge drongen Hermann haar met de revolver op de borst het geheim wil afpersen. Ze keert weer, als geestverschijning, vergeeft hem haar dood, geeft haar spelmagie prijs op voorwaarde dat Hermann haar pleeg dochter Lizaweta zal huwen. Hij trouwt haar niet. Hij speelt met een vorstelijke inzet en wint. Hij speelt weer op leven en dood, hij verliest: de kaart die hij keert is schoppenvrouw, met de beeltenis van de gestorven gravin. En opnieuw denkt men aan Dostojewski, aan „De speler" en ver gelijkt men het chaotische van de schep per van Raskolnikov met de klassieke har monie van deze symbolische meesterver- telling en geeft men er zich hoe kan het anders rekenschap van hoe groot de één was in de vormbeheersing, hoe groot de ander in zijn diepborenöe en woelende zielskracht en hoe groot ze beiden waren in hun menselijkheid. En behalve Dosto jewski behalve „De Bezetenen'' her innert men zich ongetwijfeld „Dode zie len" van Gogolj, „Held van deze tijd" van Lermontov en zelfs Anna Karénina noodlotsgestalten, wier demonie Poesjkins klassiciteit nog menselijk wist te bezweren. Want hij was door en door een renais sancemens, ondanks zijn jeugdige voor keur voor de „romantische" Byron, on danks zijn latere neiging tot ontgooche ling, waartoe trouwens zijn persoonlijke wederwaardigheden zo goed als de poli tieke hopeloosheid van zijn hoogste idea len ruimschoots aanleiding gaven. Wat voor hem het dichterschap betekende, gaf hij vrijmoedig in zijn kleine drama „Egyp tische Nachten'' te kennen: de vrij-schep- pende geest. Voor een goed deel is de dichter Tsjarki uit het laatstgenoemde verhaal een zelfportret, dat niet verbei'gt hoe de dichter al het mogelijke doet om zo onopvallend mogelijk zijn scheppende werk te doen als onafhankelijke per soonlijkheid. Als Poesjkin in ..Het adellijke boerenmeisje'' Jean Paul citeert, is dat mei de volle instemming van zijn hart: „eer biedig de persoonlijkheid in de mens, ze is de wortel van alles wat goed in hem is". Dat is renaissancistisch-prometheïsch ge sproken en als een eerbetoon aan het in dividualisme herhaald door een hemelbe stormend dichter, wiens kracht de men senliefde was. Wat Peter de Grote maat schappelijk voorbereidde men leze er „De Moor van Peter de Grote" op na voltooide zich als geestelijke verworvenheid in Poesjkin, wiens profetisch woord, ge schreven in 't meesterwerk onder de kleine romans der wereldlitteratuur „De Ka piteinsdochter" niemand zal ontgaan, „de hemel beware ons ervoor om getuige te zijn van een Russische opstand, die zin noch mededogen kent". Poesjkin werd zevenendertig jaar. Hij stierf aan de ge volgen van een hem opgedrongen zinloos duel. Hij overleefde de zinloosheid, de domheid, de gewetenskneveling, de heers zucht. de slaafse verafgoding, in zijn werk- Want dit grootse oeuvre is het werk dei- liefde voor leven en mens. Het is de schone vorm van de vrije geest. C. J. E. Dinaux ENIGE JAREN geleden maakten we kennis met een in een rusthuis in de duinstreek opgenomen ontheemde Rus, die zijn gevorderde leeftijd ten spijt de benjamin was van de groep land-en-lot genoten die in hetzelfde tehuis woonden. Hier was dus sprake van een van die zeldzame gevallen, dat een aantal be- aarden uit hetzelfde land bij elkaar ■•aren gebracht. DE RUS was een vriendelijk, zij het wat enzelvige oude heer, wiens strijdbaarheid rauwelijks aan kracht had ingeboet. Hij vees niet alleen het communisme af, maar iok die Oekraïners die naar hun zelfstan digheid streven. Zo weigerde hij aan de selfde tafel te eten waaraan ook een Oekra- De geestelijke verzorging der ontheem de Slavische volksgroepen vormt een we zenlijk onderdeel der vluchtelingenhulp. Hier ziet men de mitraat der Oekraïnse rooms-katholieken in de Benelux en Scan dinavië, mgr. J. F. Th. Perridon, in gesprek met een geestelijke van de Oostpriester- hulp en een priester van de Grieks- Orthodoxe kerk. inse nationalist was gezeten. Later ervoe ren wij dat hij in die houding niet alleen stond. Toen het blad „Nieuwe Verten" van de Federatie voor Vluchtelingenhulp met een aan de Oekraïne gewijd nummer ver scheen, stuurden de Russen het blad ver ontwaardigd terug. De categorische afwij zing van ook maar de gedachte aan een zelfstandige Oekraïne is zo ongeveer het enige wat Witte en Rode Russen verbindt. Intussen is het een onloochenbaar feit. dat vijfenvertig miljoen Oekraïners in de wereld de strijd voor een eigen staat nooit hebben opgegeven. Toen op 22 januari 1910 de Oekraïnse onafhankelijkheid werd uit geroepen. waren ruim honderdveertig ja ren van stelselmatige russificering verstre ken sinds de troepen van Catharina de Grote in 1775 het laatste Oekraïnse bol werk hadden platgebrand, waarmee een einde kwam aan een duizendjarig rijk. De jonge Oekraïnse staat had in 1918 ech ter niet met één maar met twee vijanden te kampen: de Wit-Russen bestreden hem evenzeer als de communisten, die een marionettenregering in het leven riepen. De laatste zou de strijd om de macht win nen, waarmee de inlijving bij de Sovjet- Unie beklonken was. De Oekraïners heb ben zich nooit laten lijmen door een zeker cultureel reveil, dat door de Sovjets werd toegelaten. Hoe teleurstellend het politie ke beleid van Moskou voor de overtuigde Oekraïners was, kon uit de zelfmoord van de leider van de communistische mario nettenregering, Skrypnik, blijken. Toen ook na de inlijving in 1922 de bevolking ondergronds verzet bleef bieden veroor zaakten Stalin, Kaganowitsj en Kroestsjev de laatsten waren opvolgers van Mo- lotov, een van de eerste secretarissen van de communistische partij in Kiev kunst matig hongersnood in 't land. dat altijd als de korenschuur van Europa werd be schouwd. Een en ander heeft de vrijheids strijd der Oekraïners in en buiten Europa slechts aangewakkerd. Een week nadat de Duitsers de aanval op Rusland waren begonnen, op 30 juni 1941, werd door een regering onder leiding van Jaroslav Stetsko in Lviv (Pools: Lwow, Duits: Lemberg) opnieuw een onaf hankelijke Oekraïnse staat, uitgeroepen. Deze regering werd prompt door de Duit sers gevangen genomen. De door de nieu we bezetters aangestelde „gauleiter" de beruchte Koch, die nu in Warschau we gens zijn wandaden terecht staat zag er geen been in door middel van in zijn ad ministratief apparaat geïnfiltreerde Rus sische communisten de Oekraïners te be strijden. Het uil in Nederland ivonende Russen en Oekraïners gevormde an met een Pool en 'wee Nederlandse belangstellenden ver sterkte Slavische ensemble „Kazbek" 20 genoemd naar de hoogste top van de Kaukasus neemt in het culturele leven van de geëmigreerde Russen een belang rijke plaats in. Het is namelijk het enige nog bestaande zuivere balalaika-orkest in IVest-Europa. Hel werd enige jaren ge leden op initiatief van een Nederlandse met een Russische vrouw getrouwde, in genieur opgericht en staat onder leiding van Efgeni Travin, die nog in de tsaris tische tijd een dergelijk orkest aanvoerde, dat destijds grote bekendheid verwierf. In ..Kazbek" spelen zowel Russen van de oude als van de jonge generatie. De tweede emigratie heeft namelijk tol gevolg gehad dat de orkesten en koren van de vluchtelin gen van 1917 vers bloed kregen. Zo weiger de de 375 leden sterke opera van Charlcov, die door de Duitsers en bloc was gedepor teerd, na de bevrijding naar Rusland terug te keren. Vele zeer goede operazangers maken nu deel uit van het Don-Kozakken- koor, waarvan de kwaliteit door deze ver sterking zeer is toegenomen. Datzelfde geldt ook voor andere Russische ensembles. IN onze kennis van de ontwikkeling van de Mayas, een volk met een hoge ontwikkeling dat in vroeger eeuwen in Midden-Amerika leef de, was een hiaat waar over de wetenschappe lijke onderzoekers geen helderheid konden krij ge.n. In onze vroege middeleeuwen hadden de Mayas al grote ste den met verharde stra ten, kanalen voor de watervoorziening enzo voorts. Het oerwoud hadden zij in landbouw gronden herschapen. Plotseling heeft er ondei de Mayas een grote volksverhuizing plaats gehad. Zij trokken naar het noorden en vestig den zich in het zuiden van Mexico, hun steden geheel intact achter latend. Talrijke over blijfselen zijn hiervan gevonden. Deze wijzen erop, dat geen oorlog, brand of andere grote ramp de bewoners heeft verdreven. Jarenlang hebben geleerden ge zocht naar de oorzaak van de volksverhuizing. Onbegrijpelijk was het dat een geheel volk zich zonder enige aan wijsbare oorzaak heeft verplaatst. Een Neder landse bioloog meent nu de sleutel voor het probleem te hebben ge vonden. Hij is van oor deel dat de bodem aaltjes, een halve tot één millimeter lang, de Mayas hebben verdre ven. Door het regelmatig gebruik van de bodem begonnen de aanvanke lijk geringe aaltjes zich te vermeerderen. Hun aantal werd zo groot, dat zij de gewassen ernstig aantastten. De opbrengsten liepen te rug. Misoogst volgde op misoogst. De Mayas hebben de oorzaak van de slechte oogsten niet kunnen nagaan. Om aan verhongering te ontko men, hebben zij de on vruchtbaar geworden gebieden verlaten. Het bodemaaltje veroor zaakt dus niet alleen thans veel narigheid om verspreiding van het aardappelcystenaaltje tegen te gaan is de teelt van aardappelen in de kuststreek verboden maar heeft ook vroeger de mensen voor grote moeilijkheden geplaatst. Het is in die bewogen jaren dat de car rière begint van drs. O. Kuschpeta, die nu voorzitter is van de Bond van Oekraïners in Nederland. Toen de Duitsers Lvov be zetten, zat hij daar juist als zestienjarige Oekraïnse nationalist in de Russische ge vangenis. Hij is namelijk afkomstig uit de West-Oekralne. welke voor 1939 tot Polen behoorde. Daar althans kon men een eigen Oekraïns karakter bewaren, maar ook niet meer. Wie voor onafhanke lijkheid streed kwam in de gevangenis. Na de ineenstorting van de Duitse legers in Rusland namen sommigen die een ac tieve rol in de Oekraïnse onafhankelijk heidsbeweging hadden gespeeld, de vlucht. Drs. Kuschpeta had daar des te meer reden voor, omdat de kans groot was dat de Russen het in 1941 tegen hem aangespannen proces zouden heropenen. Op zijn weg door Slowakije naar Oosten rijk moest hij tevens de Duitsers omzich tig ontwijken, die ook al gebeten op de Oekraïnse nationalisten waren. Beter kan de eeuwigdurende positie van de Oekraïne tussen hamer en aambeeld der imperialistische machten niet worden ge symboliseerd. Het contact met de weste lijke geallieerden in Tnnsbruck verliep echter bijzonder teleurstellend. Drs. Kuschpeta deed daar dezelfde ervaring op als dc leiders van de vrije regering van Oóst-Europese staten: de schijnvriend- schap der Russen was Churchill en Tru man meer waard dan de vrijheid der be trokken volken. En naar zelfstandigheid Strevende Oekraïners, waarvan de mees te westerse autoriteiten nauwelijks weet hadden, werden op zijn best als lastige querulanten beschouwd. Pas nu, nu de continuïteit van de Oekraïnse onafhan kelijkheidsbeweging blijkt en er boven dien tekenen zijn van een afnemende sta biliteit van hel Russische staatsbestel, be merkt,, dat de Oekraïners niet alleen een biologisch sterk volk zijn. maar ook als zeer intelligent gelden. De integratie der ontheemden op middelbare leeftijd is voor vijfenzeventig percent voltooid. Hier doet zich een zekere daling in de sociale status voor, waardoor bijvoorbeeld de gewezen officieren zich ongelukkig voelen. Er zijn behalve drs. Kuschpeta zelf, maar weinig jonge intellectuelen bij de groep. Een er van vertoeft als landbouwconsulent in Nieuw Guinea, een ander is leraar in Rot terdam en Delft, een derde geniet algeme ne bekendheid: de musicoloog en dirigent dr. Myroslaw Antonowytsch. leider van het Utrechts Byzantijns koor. dat overi gens geheel uit als Oekraïners verklede Nederlanders bestaat. Ten aanzien van de vijfhonderd Oekraïnse vrouwen, die met Nederlan ders zijn gehuwd, kan van een vrijwel vol ledige assimilatie worden gesproken. Drs. Kuschpeta is op deze in het algemeen zeer harmonische huwelijken nogal trots: er is geen enkel gedwongen huwelijk en geen enkel ge.val van concubinaat bij. De meis jes zijn de mannen trouw gebleven, die hun brood in de deportatie met hen heb ben gedeeld. Voor velen betekende dat ook een zekere declassering, want de Duit sers deporteerden het liefst de meisjes uit de meer ontwikkelde milieus en de Neder landse mannen in de „Arbeitseinsatz" be hoorden van huis uit tot de handarbeiders. In een enkel geval mag dat dan wel eens een moeilijkheid opleveren, de huwelijks trouw wordt er desondanks niet door aan getast. IN KERKELIJK opzicht is de situatie voor de Oekraïners triest, vooral voor hen die tot de orthodoxe ritus behoren. Men heeft geen eigen zielzorger in Nederland, maai- de geestelijke moet uit België ko- gint er in het westen iets meer begrip te groeien voor de wensen der Oekraïners. DRS. KUSCHPETA verliet de universi teit van Innsbruck, in welke stad niet minder dan dertig duizend ontheemde landgenoten verbleven door studietoelage van het. Apostolaat der Hereniging in 1947. Daar hij echter van jongsaf een zwakke gezondheid had, werd zijn studie aan dc Economische Hogeschool van Til burg na de doorstane ontberingen ernstig door ziekte vertraagd. Daardoor kon hij zich pas in 1956 als leraar economie ves tigen. Hij is dat maar kort gebleven. .Ten tijde van de Hongaarse opstand werkte hij als staffunctionaris van de Federatie voor Vluchtelingenhulp aan het opvangen en integreren der Hongaarse vluchtelingen. Sinds 1 augustus is hij als adjunct-secreta- ri? verbonden aan de Katholieke Stichting voor vluchtelingen en ontheemden. In zijn Bond van Oekraïners zijn onge veer zestig landgenoten georganiseerd. Ook hier weer hetzelfde beeld: de veertien bejaarden bevinden zich in een sterk iso lement. De integratie der jongeren is zeer goed verlopen. Zij werken op machinefa brieken in Utrecht en Hengelo als arbei ders. De besten onder hen hebben het in middels tot leraar aan een ambachtsschool gebracht. Hierbij dient te worden opge- men. Daar de Oekraïners natuurlijk niet rijk zijn stuit dat op financiële moeilijk heden. Een keer heeft de V.P.R.O. met een royale gift de overkomst van de gees telijke van de kerk van de Heilige Pro- kowa mogelijk gemaakt. Een adoptie van dit onderdeel van vluchtelingenwerk zou eigenlijk voor de hand liggen. Voor de ka tholieke Oekraïners van Byzantijnse ritus ligt de zaak gemakkelijker. Zij hebben hun eigen mitraat, mgr. Perridon, die het: ge hele jaar langs de gezinnen reist. Toch be staal. ook in die kring de behoefte aan mis sen in dc volkstaal, zoals men in het eigen land gewend was. UIT HET bovenstaande kan men aflei den dat er tussen Rusland en Oekraïne een grotere afstand ligt dan de geografie doet vermoeden. Er is een totaal verschil lende structuur ontstaan, waardoor de con tinuïteit van de Oekraïne aanzienlijk be ter dan die van Rusland gewaarborgd lijkt. Valt om de een of andere reden in Moskou het centrale gezag weg, dan is het waarschijnlijk dat het vacuum in Kiev heel wat sneller door een nieuw gouverne ment zal kunnen worden gevuld dan dat in de Russische hoofdstad. Want waar de Oekraïnse nationalisten weten wat zij wil len en hun apparaat voortdurend verjon gen, zijn de oorspronkelijke Russische emigranten nog hopeloos verdeeld. Men heeft de revolutie eigenlijk nimmer au sé- rieux genomen, omdat men de diepere oorzaken daarvan niet wil erkennen. Een in 1917 geëmigreerde aanhanger van het ancien régime zal nooit toegeven, dat de toestanden tot een bloedige omwenteling moesten leiden. De in het begin van dit artikel genoemde Rus zei ons eens: „Rus- land was voor de eerste wereldoorlog een land als elk ander. Er waren rijke en min der rijke mensen, net als in Nederland - moest er daarom een resolutie komen?" De meeste emigranten hadden in 1917 dan ook de gedachte, dat zij spoedig weer naar hun land zouden kunnen terugkeren. Zij vestigden zich daarom het liefst in de na bijheid van het verloren vaderland, in Jon- goslavië, in China en in Japan vooral. Vandaar dat enige tijd geleden in Neder land een aantal Russen uit Shanghai is aangekomen, bejaarden die na de commu nistische overwinning in China in de ver schrikkelijkste omstandigheden hebben geleefd. Er zijn er ook die via China en Japan in het voormalige Nederlands Oost- Indië belandden en daar redelijke be staansmogelijkheden vonden. Zij zijn voor een deel in Nederland terecht gekomen. Degenen die zich in Joegoslavië vestigden herinneren zich de jaren voor de tweede wereldoorlog als een zeer gelukkige perio de want „koning Alexander was als een tweede tsaar voor ons!" zoals een van hen zeide. De tweede wereldoorlog heeft alle moeizaam verworven nieuwe zeker heden andermaal overboord gespoeld en daarom kan men nu Russische vrouwen en mannen in kleine kamertjes in Alblas- serdam en Harderwijk ontmoeten. Maar d-:° oude emigranten van 1917 hebben in middels volwassen kinderen gekregen, die Rusland nog nooit gezien hebben Dat neemt niet weg dat ze het als hun vader land beschouwen en er met grote eerbied en een diep verlangen over spreken. Toch ■ien juist die jongeren meestal wel in, dat Ie omwenteling van 1917 niet zonder enige -Men uit de lucht is komen vallen. Zij heb ben na de tweede wereldoorlog gezelschap •ekregen van landgenoten, die de Duitse deportatie bepaald niet hadden overleefd, omdat zij zo graag naar de Sovr'-üni» wilden terugkeren. Ongeveer de helfi uit Rusland gedeporteerden, voornamelijk gezinnen, verkoos de vrijheid. Slechts de genen, die in Rusland de banden nwt d° achtergebleven familie of met het gezin wilden herstellen, gingen terug. OUDE EN NIEUWE emigranten zijn el kander overigens bij hun ontmoeting niet ontroerd in de armen gevallen. Hun we derzijdse verhouding kenmeriste zich eerder door stroefheid en irritatie, welke niet alleen uit het leeftijdsverschil ver klaard konden worden. Veeleer sprak het klasseverschil een woordje mee: de emi gratie van na 1945 bestond overwegend uit eenvoudige mensen, handarbeiders en kan toorbedienden, met slechts weinig intellec tuelen daartussen. Maar deze mensen had den uit een kwart eeuw communistisch staatsbestel, waarvan zij overigens felle tegenstanders zijn, in elk geval een gevoel van eigenwaarde overgehouden, dat de vaak mentaal nog in de vorige eeuw leven de emigranten van 1917 beslist niet waar deerden. Het leidde zelfs tot kerkelijke af scheiding, want een kleine groep wenste dat haar vroegere positie ook nu nog door de nieuwelingen in de kerk zou worden er kend. Zo spreekt men nu in Den Haag van: de kerk van de vrouw van de vroegere se cretaris van de vroegere Russische lega tie, die natuurlijk even exclusief is als: de kerk van Vera Schwarz, welke intussen niet voor Russische, maar voor Neder landse belijders volgens de Grieks-ortho doxe ritus is bestemd. De godsdienstige verscheidenheid werd na de oorlog nog in de hand gewerkt, toen de priester van de Russische kerk de patriarch van Moskou als zijn superieur erkende en een Sovjet pas accepteerde, omdat het klimaat tus sen kerk en staat ginds zoveel milder was geworden. Zijn kerk aan de Obrechtstraat werd leger naarmate die aan de Grift- straat, waar men slechts de Metropoliet van New York als hoofd van de onafhan kelijke Russische kerk in het buitenland beschouwt, voller stroomde. Wie toch naar de kerk aan de Obrechtstraat gaat, wordt in de kringen der emigranten al spoedig als een outcast, erger: als een bolsjewiek behandeld. DE NIEUWE emigranten zijn va' fel ler in hun afwijzing van hel eommun me dan de oude. wie het verlangen om op va derlandse bodem te sterven soms te ma-"h- tig wordt. Maar de jongeren zijn ook veel achterdochtiger en vrezen overal de lan ge armen van de Sovjet-ambassade. Een reeds voor de oorlog in Nederland wonen de Russische vrouw vertelde ons, dat zij eens haar onbekende jonge landgenoten wilde helpen, toen zij voor een loket bon den. Toen zij echter merkten dat zij met een landgenote te doen hadden onttrokken zij zich behoedzaam aan een nadere kennis making. Dat verklaart ook waarom de jongere generatie zich moeilijk in organi saties laat vangen. Hun voornaamste band is de (onafhankelijke) kerk, die behalve in Den Haag ook diensten in Amsterdam. Arnhem en Deventer houdt. Pasen is het hoge feest, waarop alle Russen naar Den Haag komen om dit gezamenlijk te vie ren. De niet-communistische Russen hebben het in ons land niet altijd even gemakke lijk. Dc soms starre geest van het Neder landse protestantisme ligt hen niet. En wanneer er, zoals in de novemberdagen van 1956, een golf van anti-communisme over ons land slaat, krijgen zij daar een tik van mee, want de massa vindt al te nauwkeurige onderscheidingen een beetje lastig. Wie Russisch is, is communist. Toen door de gebeurtenissen in Hongarije in Den Haag een Tsjaikofskyconcert werd af gelast, heeft dat de Russen veel pijn ge daan. „Tsjaikofsky leefde toch voor de re volutie?" hebben zij zich verwonderd af gevraagd. Koningin Juliana bereidde de afvaardiging van de Bond van Oekraïners in Nederland een onvergetelijke ontvangst op het Paleis Hun wezen blijft diep en innig vér bonden met de onmetelijke verten hun vaderland. Temidden van de tt n- geharkte voortuintjes en de glimmende salonnetjes van het propere Alkmam schildert een vierenzeventigjarigc 0. Kamkov nog steeds de troikaritten dooi de besneeuwde landschappen tan zij" Soestdijk. aan welke audiëntie het Utrechts VOOr goed verloren jeugd. Byzantijns Koor onder leiding van dr. Antonowytsch bijzondere luister verl°°"de J. H. Bartmail

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 12