1959 Wensen van tien mensen fnpnil wJmKÊ Geef ons de ruimte WOENSDAG 31 DECEMBER 1958 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 5 Links: achter het bureau Ria Hooy; midden: autowachter Beuk; inzet: wethouder J. A. Schippers en rechts: het aanstaand echtpaar Walda-Cnossen. Onder de meisjes van Haarlems Bloei: stadsschouwburgdirecteur H. Deinüm. n rfwjiw %st7rw Een televisieantennebouwer, een man, die dagelijks op Haarlem neerkijkt. De heer J. A. Schippers, de nieuwe Haar lemse wethouder van Volkshuisvesting is een zakelijk man. Dat wisten we al en we merkten het opnieuw toen wij hem opbel den voor het maken van een afspraak. „Stelt u uw vragen op schrift, dan praten we tenminste niet in de ruimte," zei hij. Dat hebben we dus gedaan en zo kregen we tussen drukke telefoontjes en wachten de bezoekers door uiterst concrete ant woorden op onze vragen. Welke projecten worden in 1959 in Haar lem aangepakt? De heer Schippers behoeft nauwelijks na te denken: de volgende ter reinen zullen het komend jaar gereed zijn voor de bouw van woningen: Sinnevelt, Faradaystraat, een terrein ten noorden van de Zijlweg, Tuinwijk, Jan van Galenstraat en het eerste gedeelte van Schalkwijk. Op de vraag wat de grootste moeilijk heden waren bij de woningbouw, ant woordde de heer Schippers prompt: „Het tijdig beschikbaar hebben van bouwrijpe grond". Tenslotte sprak de nieuwe wethouder aan het begin van het nieuwe jaar enkele wensen uit: „Zoveel mogelijk goede en niet te dure woningen. Méér dan 500 woning wetwoningen en verder samenvattend: 1500 huizen per jaar. 1500 huizen per jaar. „Ik wou dat het waar was", zegt de heer A. A. Walda, op een kamer wonend aan de Schoterweg 16 in Haarlem. „Overigens mogen m'n ver loofde en ik helemaal niet mopperen. Op 14 januari gaan we trouwen in Workum, waar haar familie woont. En we hebben inwoning gekregen aan de Jan Gijzenkade. Maar ja, het is toch nooit te vergelijken met een eigen huis. En dat blijft natuurlijk voor ons en voor duizenden anderen de grootste wens. Soms wandelen we wel eens door die nieuwe buurten en dan kijken we naar al die flats in aanbouw. Maar voorlopig is er voor ons nog geen woning bij." Mejuffrouw G. Cnossen, de verloofde van de dertigjarige N.S.-conducteur, lacht maar wat. „We zijn erg blij op het ogenblik", zegt ze, „al is het wel een drukke tijd. Al die voorbereidingen voor het trouwen en bovendien is het op de zaak ongelooflijk druk". We zetten mejuffrouw Cnossen daarom maar snel af bij de broodfabriek, waar zij sinds 2>/j jaar reeds werkt op de boekhoud- afdeling, maar de heer Walda heeft nog wel even tijd voordat zijn dienst weer begint. We horen dan, dat deze Fries, die in Hindelopen geboren is. reeds bijna zes jaar bij het spoor zit, al een paar keer is over geplaatst en tevreden is met zijn werk. Veel wensen heeft hij dan ook niet. Ja natuurlijk, dat de treinen maar op tijd blijven rijden, dat hij af en toe met zijn vrouw op verlofdagen eens naar het Heite- lan kan gaan en dat het Stationsplein ir Haarlem eindelijk eens opgeruimd word' „Het ligt allemaal wel niet op m'n stoep maar toch schaadt het het aanzien van d' stad", vindt hij. „Die rommel moet nodh eens weg." „Die rommel moet nodig eens weg". Dal is ook de mening van autobewaker num mer 17 van de gemeente Haarlem, de zes tigjarige heer N. J. Beuk. „Maar het gekk< is," zo voegt hij er aan toe, „dat hef daarn; een nog veel groter rommeltje wordt. Gaa u zelf maar na, we krijgen daar een groot vrij parkeerterrein. En daarop zetten al die automobilisten uit de hele buurt natuurlijk dagelijks hun wagens neer. Dat is logisch Er is geen enkele controle. Mijn grootste wens voor het komend jaar is dat ik dat terrein kan pachten. Maar dat zal wel niet gaan. Al heel wat jaren sta ik hier dage lijks op twintig tot dertig auto's te passc< en er is nog nooit iémand ontevreden we gereden. Natuurlijk vol is vol, maar als hel eventjes mogelijk is help ik de mensen al tijd. Dan blijft het gezellig. Maar nu wordt het een chaos. Op dat nieuwe terrein weten de mensen niet hoe ze hun auto moeten neerzetten en ik ben m'n baantje kwijt. Ik denk dat ik ga emigreren. Naar Canada, waar in Vancouver al drie van mijn kin deren wonen. Ze hebben het er best en ik zal het er ook wel goed krijgen. Maar toch bleef ik liever in de Maerten van Heems kerkstraat wonen. Daar ben ik eigen, daar voel je je thuis." Hij onderbreekt even het gesprek om een kwartje te innen van een wegrijdende automobilist. Veel meer wensen heeft hij eigenlijk niet. „Ik hoop, dat het verkeer ordelijk blijft verlopen en ik hoop, dat ik nog wat langer kan blijven hier op mijn standplaats op hei Stationsplein bij de Kruisweg, maar dat kan, geloof ik niet. Ik zal wel wegmoeten. Voor 't nieuwe verkeershuis van de V.V.V." Het nieuwe verkeershuis. Dat is uiter aard de grootste wens van alle medewerk sters en medewerkers van de heer W. van Willigen, directeur van de Stichting Haar lems Bloei, de Vereniging voor Vieemde- lingenverkeer. Ook Ria Hooy, secretaresse van de heer Van Willigen en leidster van de alom be kende Haarlemse bloemenmeisjes, volgt de ontwikkelingen, die voorafgaan aan het heien van de eerste paal voor het verkeers huis op de voet. „Van de week hebben ze er al wat kabels gelegd, of weggehaald, dat weet ik niet precies. Het wachten is alleen op een paar goedkeuringen, de plannen zijn er en het geld is er. Ze kunnen zo begin nen. Dan krijgen we eindelijk weer eens wat ruimte en bovendien zitten we dan allemaal bij elkaar. Da's ook veel gezel liger. Mijn verdere wensen voor het komend jaar? O, ik heb er zoveel. Ik hoop bijvoor beeld; dat we weer zo'n leuke groep bloemenmeisjes krijgen. Het is di.t jaar een jubileum want ze komen .voor de vijfde; achtereenvolgende keer op straat. In nieu we kledij natuurlijk, nog mooier dan vorig jaar. En verder hoop ik, dat dat hotel aan de Wagenweg doorgaat en dat er meer ruimte komt voor grote congressen en ver gaderingen en dat het vreemdelingenver keer nog meer toeneemt. En verder dat Haarlem nu eindelijk eens een echte bloe menstad wordt. Het hele jaar door met bloembakken met fleurige bloemen aan de levels. Zoals ze het in de Anegang doen. Maar dan overal in de stad; ook bij de oarticulieren En verder hoop ik dat we van alle Haar lemmers weer evenveel medewerking krij gen als vroeger. Medewerking van de par ticulieren, van de pers en van allerlei ge meentelijke instanties, zoals de dienst van Hout en Plantsoenen en het G.E.B. Over de oolitie hoef ik niet eens te praten. Die samenwerking is voortreffelijk". „Die samenwerking is voortreffelijk". „De samenwerking met de hele burgerij is trouwens de laatste jaren sterk vooruit gegaan." Aldus de hoofdcommissaris van de Haar lemse gemeentepolitie, de heer J. Fontijne. „Het is altijd bijzonder prettig als het pu bliek begrip heeft voor de taak van de politie. Een taak overigens, die niet altijd even eenvoudig is, want ook een politie man kan fouten maken, ook een jong straatagent, die nu eenmaal altijd in het middelpunt van de publieke belangstelling staat." De heer Fontijne heeft uiteraard een hele reeks wensen voor zijn korps. „Als een mens geen idealen meer heeft, öan kan hij niet leven," aldus de hoofdcommissaris, die als belangrijkste wens de bouw van een nieuw politiebureau op zijn verlanglijst heeft staan. „Al twaalf jaar lang zijn er besprekingen gaande, al twaalf jaar maakt men plannen en tot nu toe is er nog steeds niets van gekomen. Uit de kranten heb ik vernomen, dat men eventueel in de toe komst de Koudenhornkazerne aan ons zou willen afstaan en uiteraard juich ik een dergelijk plan van harte toe. Het is na tuurlijk iets anders dan een geheel nieuw bureau, maar in dal geval zou men alleen de muren moeten laten staan en de rest uitbreken en opbouwen. Het zou een prachtig bureau worden, met ruimte voor de auto's, de motoren en.... voor de paarden." Verder hoopt de hoofdcommissaris, dat de veiligheid van het verkeer in Haarlem in 1959 weer iets zal toenemen. „Men heeft," zo meent de heer Fontijne, „beslist nog geen goed begrip van hetgeen men een ander door een onvoorzichtige manoeuvre zou kunnen aandoen. Alle weggebruikers dienen elkaar beter te gaan waarderen en dat kan alleen gebeuren met de politie als strenge controleur." Verder zou de hoofdcommissaris graag zien, dat zich in het komend jaar meer geschikte sollicitanten voor het mooie politievak zouden aanmelden. Steeds weer heeft men namelijk te kampen met een groot aantal vacatures, die het werk voor de overige leden van het korps onnodig zwaarder maakt. Vervolgens hoopt de heer Fontijne, dat het Haarlemse korps nu ein delijk in het komend jaar eens de beschik king zal kunnen krijgen over eigen paarden en tenslotte zou hij graag zien dat de bromfietsers hun voertuig met wat meer beleid zouden besturen en dat deze weg gebruikers de straat niet als een renbaan zouden gebruiken. „Mijn eerste wens blijft echter ruimte voor een nieuw hoofdbureau". Ruimte voor een nieuw hoofdbureau. „Ja, die ruimte hebben we hier wel in de Koudenhornkazerne", zei ons „iemand" van het garnizoen, dat in Haarlem gelegerd is, „alleen kan ik wel vertellen, dat we het hier niet zo bar prettig zouden vinden. Vooral de beroepsmensen niet natuurlijk, want die zouden dan allemaal met hun hele gezin moeten gaan verhuizen". Het gesprek met een van de hogere mili tairen uit de Koudenhornkazerne verliep overigens heel wat anders dan wij ons gedacht hadden. Des morgens deelde mer ons door de telefoon vriendelijk mee. da' men ons graag voor een gesprekje ontvan gen wilde, maar des middags bleek dat op een reeks misverstanden te berusten. „We mogen niets zeggen, nee, op de foto mogen we ook niet, dat staat in de voor schriften. En die voorschriften zijn er om nagevolgd te worden. We zouden het ver schrikkelijk vinden als we weg moesten maar dat mogen we niet zeggen. Zo staat dat in de inwendige dienst. Het gesprek van vanmorgen is onjuist geweest.. Ex of ficio had degene, die u aan de telefoon had Een heldere hol, speelkaarten en een pof met koffiedik. Dat zijn de attributen waarmee waarzegsters in de toekomst plegen te kijken. En daarmee troffen we ook het nieuwe jaar aan. 1959, een klein, vief knulletje, de luier weliswaar nog niet ontgroeid, maar toch vol plannen en plannetjes en met een onbezoedeld vertrouwen in de toekomst. Op onze vraag wat er nu allemaal in die bol en de kaarten te zien was, keek hij ons vriendelijk aan, maar zijn antwoord bleef beperkt tot een paar voor ons onbegrijpelijke kreetjes. 1959 was kennelijk nog niet zover. Terecht overigens, want op 1 januari moet hij eigenlijk pas werkelijk in functie treden. Dan begint voor hem de ernst, van het leven. Tot die tijd houdt hij zich onder meer alleen maar bezig met het kijken in de toekomst, met. het uitstippelen van de plannen en met het wachten op de dingen, die komen gaan. Voor allen gelukkige dagen, hopen we. We hebben het nieuwe jaar rustig de paar daagjes, die hem nog resten voor het werk begint, laten voortmijmeren en we hebben een tiental Haarlemse burgers en burgeressen gevraagd wat hun wensen voor 1959 waren. Misschien kan dat kleine nieuwe jaartje daar nog van opsteken. De keuze is volkomen willekeurig geweest hoewel er toch een lijn in te ontdekken valt. De lijn van de verbondenheid tussen al deze figuren, die op deze pagina hun verwachtingen voor de komende twaalf maanden etaleren, een lijn, die aangeeft, dat. zelfs mensen met de meest uiteen lopende beroepen en functies in een grote stad als Haarlem altijd wel één gemeenschappelijk belang hebben. Hierbij treft u ze aan: een wethouder, een aanstaand bruidspaar, een autowachter, een secretaresse van Haarlems Bloei, de hoofdcommissaris van politie, een militair, de directeur van de stadsschouwburg, een handelaar in televisietoestellen en een straatveger. Ze bleken uiteraard. de meest uiteenlopende wensen te hebben, alle echter betrekking hebbend op het wel en wee van mensen en dingen in Haarlem. En er was niemand bijdie zich bijvoorbeeld een miljoen gulden wenste om droptoffees voor te kopen, ledereen zag in meer of mindere mate het belang van zijn stad en zijn medemensen. En dat is, dunkt ons, voor het piepkleine jaartje 1959 een moedgevende gedachte. niets mogen toezeggen. Dat staat ook in de inwendige dienst". We begrepen het allemaal wel, maar even later stonden we toch wat moe weer bÜUén'.rn 2 .In .d,é. blpnenstgd troffen we een soldaat, die waarschijnlijk' ook wel wist wat ér in de inwendige dienst stond, maar die niette min vrijuit wilde vertellen over een even tueel vertrek van het garnizoen uit de Koudenhornkazerne. ,,'t Zou doodzonde zijn. We zouden mis schien wat meer ruimte krijgen, ergens anders, maar we zitten hier eigenlijk best, we hebben alle verbindingen naar huis toe en bovendien zouden we heel wat moeten missen. Je moet niet vergeten we hebben hier een militair tehuis, we hebben sport velden, er zijn een aantal aardige biosco pen, er is hier een concertgebouw en dan is er in de eerste plaats de stadsschouwburg". In de eerste plaats de stadsschouwburg. „Er wordt wel veel gepraat over onze mooie schouwburg, maar aan de toneel ver- bouwing en aan de uitbreiding van de foyers zijn we nog steeds niet toegekomen", aldus de heer H. Deinum, de actieve direc teur van de schouwburg, die een heel rijtje wensen voor het nieuwe jaar heeft. „Er zou (Zie verder pagina 7)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 5