£ucütfnuL^en {Lko-tebteben
Een slimme eend
UCOIM
Schetsen m
uit
Spanje
WB-
P
e
e
e
a
e
a
e
S
i
a
e
n
e
e
e
e
s
Voor de
IK GA" NOOIT
MEER NAAR
EEN AVONDJE
T ©veirihazelaar
Erbij
De elfde Oude Kunst- en
Antiekbeurs in Delft
UITGELATEN
LETTERRAADSEL
lllll
11111P1I-?9*
.'3
A.' ■•-iiMfll
ZATERDAG 10 JANUARI 1959
PAGINA VIJF
IK LEID OP voor het middenstands
diploma en ik blijk het nogal goed te
doen, want ilc heb veel leerlingen. Zo
doende zijn al mijn avonden bezet.
Overdag moeten de aspirant-midden
standers natuurlijk in winkels en kan
toren verblijven. Vóór tien uur p.m. ben
ik dus nooit vrij. Om niet al te afgemat
op een feest te verschijnen moet ik
daarna nog even een kopje koffie
drinken en me wat opknappen en dus
wordt het half elf, elf uur, voordat ik
bij de jarige of ander zins feestvierende
kan aanbellen. En dan begint de mise
rie. Dan ben ik zo nuchter als een aan
nemeling. Ten hoogste spoken nog ge
dachten in mij rond over de kansen van
Kornelissen, die het met het dubbel
boekhouden te kwaad heeft.
Ik tvord na lang wachten binnen ge
laten door een wat rood aangelopen
heer, die ik van mijn leven niet gezien
heb, maar die me direct met overmatige
hartelijkheid om mijn middel grijpt of
zijn dikke handen op mijn schouders
kwakt en onmiddellijk vaststelt, dat ik
een ouwe jongen ben en dat de late
avond het beste volk oplevert. Ik houd
niet van omarmingen of schouderge-
klop, tenminste niet als dat door man
nen gebeurt, maar ik houd me goed,
stamel een paar schaapachtige woor
den, peuter m,e uit mijn jas, zet een in
de loop der jaren aangeleerde vriende
lijke grijns op en laat mij in het feest
vertrek leiden. Daar val ik in een hol
van rook, dranklucht en verward ge
schreeuw. Ik herken niemand, ik weet
absoluut niet tot wie ik mij wenden
moet om een begin van integratie te
maken. Ik weet alleen, dat dit onmid
dellijk moet gebeuren, wil ik niet voor
goed verloren zijn. Ik reik dus de hand
aan de eerste de beste dame, die
naar ik althans denk zich beweegt
om uit haar stoel op te staan. Het blijkt
mijn vrouw te zijn. Een lachsalvo volgt.
Ik zie nu ook wel, dat het mijn vrouw
is maar ze ziet er zo heel anders uit.
Ze is wat rood aangelopen. Ik word er
kriebelig van. Ofschoon ik later hoor
dat ze maar één glaasje sherry ge
dronken heeft, geloof ik nu dat ze dron
ken is en gemene zaak maakt met de
hele verdere dronke-nansbende.
En dan ineens wordt iedereen ver
velend. hartelijk. Alle stoelen worden
verschoven. Er staan drie mannen op,
die mij hun stoel aanbieden. Als ik na
wat onbeholpen geschuifel in een van
de onprettig zware zittingen ben ge
gleden en me voorneem, even te be
komen van het rumoer, spring ik plotse
ling als door een adder gebeten op. Er
NOOIT GA ik meer naar een avondje. Dit voornemen, lezer, staa.t vast. U behoeft
mij dus niet uit te nodigen. Ik kom niet! Ik heb zoveel ellendige ervaringen ten
opzichte van avondfestiviteiten, dat de gedachte er aan mij al de griebelen over
de grabbelen doet lopen. Ik zal u ook uitleggen waarom..
moet iemand gefeliciteerd word.en, valt
me ineens in. Maar de fout is al ge
maakt. Er blijkt, zie ik nu, iemand in
de kam.er te zijn die mij al die tijd met
geamuseerde verwondering heeft aan
gestaard de jubilaris. Ik wankel nu
naar hem toe onder het lacherig ge
mompel der anderen. Alleen mijn
vrouw kijkt beschaamd. In de loop van
de avond komt dat alles wel enigszins
in orde. Ik weel me zo goed en kwaad
als het gaat te herstellen. Maar alles
bij elkaar genomen is het vervelend. Na
afloop komt er nog een wat kribbig ge
sprek van tussen mijn vrouw en mij.
Zij vindt mij stuntelig.
KORT GELEDEN besloot ik afdoende
maatregelen te nemen. En laatstleden
dinsdag gebeurde dat. We moesten bij
de jarige Zebedeus C. op visite. Zijn
naam, die iedereen altijd voluit ge
bruikt, had me een waarschuwing moe
ten zijn. Maar laat ik niet vooruit lopen
op het verhaal. Mijn vrouw was, zoals
gebruikelijk, vooruitgegaan. Na mijn
laatste leerling knapte ik mezelf wat op
maar nu dronk ik geen koffie, doch
ging resoluut naar het buurtcafé. Ze
zouden me niet meer hebben. Ik was
van plan drie borrels zo maar achter
elkaar naar binnen te slaan om me zo
gezegd vóór te warmen en dus straks
instantelijk te kunnen meedoen, ook di
rect grappig te kunnen zijn, in één
woord om me nu eens niet doodellendig
te voelen bij mijn aankomst. Het wer
den er zeven want ik ontmoette aan
de bar een leerling, die daags tevoren
geslaagd was voor het middenstands
examen en nog wat zat na te vieren.
Hij wilde mij terecht in zijn geluk
laten delen.
Het was later dan gewoonlijk, dat ik
bij mijn vriend aanbelde, maar ik was
in een uitstekende stemming. Toen de
deur openging, sloeg ik al direct mijn
arm om de hals van degene, die aan
de andere kant der deur stond en ik zei
iets van „ouwe jongen" en zo, maar
voor ik kon beginnen over de latere
avond en het betere volk zag ik dat ik
fout was. Het was geen jongen. Het was
een niet meer piepjonge vrouw en ze
keek zuinig. Ik geef toe, dat zij zich
verder met tact gedroeg. Ze wist zelfs
Later bleek dan ook dat het oen ge
huurde kracht was, die de plicht had
tegen betaling die avond blij te zijn
met. de blijen en bedroefd met de droe-
vigen.
Ik was het incident aan de voordeur
een glimlach op te brengen, toen ze mijn
jas aan de overvolle kapstok hing.
dan ook vergeten toen ik handenwrij
vend de kamer binnengleed en luid
keels (misschien iets luider dan ik mij
had voorgenomen) de na de zevende
borrel bij mij opgekomen zinsnede
uitte: „Hallo! Dames en heren, hier is-
ie, hij is zo dronken als een tor! Net
als jullie!" Die laatste woorden sprak
ik uit, toen ik al op de grond lag. Ik
zei al dat ik de kamer binnen „gleed".
Dat geschiedde namelijk letterlijk. Ik
houd vol dat het alleen een kwestie
van het te gladde zeil was (de vrouw
van Zebedeus is zo'n wrijf ster). Maar
de publieke opinie is tegen mij. In ieder
geval er heerste een doodse stilte om
me. Toen ik opkrabbelde, waarbij nie
mand me hielp, wilde ik nog een sne
dige opmerking maken, die mij plotse
ling te binnen schoot. Maar toen ik
rondkeek, bestierf die op mijn lippen.
Had de dame aan de voordeur zuinig
gekeken, de inzittenden van de kamer
keken bepaald ernstig, verwijtend en
ook wat meewarig. „Dat is er dus zo
eenlas ik uit hun blikken. Ik
kon de onwaardigheid van mijn hou
ding met scheppen uit die blikken op
lepelen.
Er werd tenslotte een stoel naar mij
toegeschoven zwijgendMaar ik
maakte er "een gebruik van. Ik vluchtte
ik voelde dat alles voor mij verloren
was. Want Zebedeus C. is geheelont
houder, wist ik nu ineens, een ernstige
bovendien. Hij schrijft erover in
krantjes, die ik niet lees. Hij is ook eens
voorzitter geweest van een congres
tegen alcohol. Dat had zelfs in onze
krant gestaan. En nu ineens besefte ik
dat alles. Ik had het trouwens altijd
geweten, ik had er vanavond alleen niet
aan gedacht.
Toen ik buiten stond, merkte ik da.t
ik de hoed van een ander op had. Ik
durfde niet meer terug te gaan en aan
te bellen om de fout te herstellen. Ik
heb er ook niets meer van gehoord en
gelukkig was het een betere hoed dan
de mijne. Dat heb ik er tenminste van
gehad.
IK HEB NOG WAT op en neer ge
lopen en even later kwam, zoals ik wei-
dacht, mijn vrouw naar buiten. We zijn
zwijgend naar huis gegaan. En nu kan
ik er niet meer tegen. Nodig mij maar
niet uit voor een avondje. Ik waardeer
uw goede bedoeling en het spijt, mij op
recht als het onvriendelijk lijkt, maar
ik kom niet!
Spero
Hamamelis mollis wordt ook wel de
toverhazelaar genoemd. Hij is de laatste
jaren onder deze naam algemeen bekend
geworden. En zijn verscheidene soorten
Hamamelis, doch de mollis is wel één van
de mooiste en bloeit in het hartje van de
winter. Als men het weer maar een beetje
mee heeft, kan deze struik in december al
bloeien. De open bloemnies bevriezen wel,
maar de gesloten bloemknopjes hebben
niet veel last van de kou en na de vorst
bloeien ze weer rustig verder. De geel
bruine spinnekopachtige bloemen ontwik
kelen zich op het oude en kale hout; later
in het voorjaar komt het hazelaarachtige
blad. Het is een heester, die wel een be
schutte standplaats moet hebben en die
speciaal voldoet als hij als solitair in het
gazon wordt gepoot, liefst tegen een don
kergroene achtergrond; de geel-bruine en
rood-bruine bloemen zullen dan op het.
kale hout veel beter tot hun recht komen
Na de winter kan men de struik poten.
Verwacht dan niet te veel meer van de
bloemen. Ze zullen bij het transport wel
verloren gaan.
G. Kromdijk
WANNEER WIJ tegen de avond naar
huis terug keren, zitten er drie vrouwen
in het zwart gekleed, voor de deur te spin
nen en te haspelen. Zij kijken ons na tot
wij naar binnen gaan en praten dan ver
der.
Nu de warmste uren van de dag voor
bij zijn, zijn overal de deuren opengegaan.
De oude donkere vrouwtjes, die de huizen
bewonen, zitten in groepjes op straat, pra
tend over de kwaliteit van katoen, de
prijs van tomaten, de stofstorm van gis
ter. De mannen zijn sinds zonsopgang aan
het werk op de velden rond het dorp. Hun
vrouwen helpen hen de oogst binnen te
halen, of doen de was, beneden aan de
rivier. In het dorp zijn nu alleen de groot
moeders achtergebleven en de sergeant
van de Guardia Civil, op een stoeltje voor
zijn post. Hij spreekt met niemand.
CARMONA, onze gastvrouw, gaat naar
binnen om in haar keuken het vuur aan
te maken, zodat het avondeten langzaam
gaar kan stoven. Ik ga het eten voor de
mannen klaarmaken, zegt zij. Ze bedoelt
de maaltijd voor het hele gezin. De keu
ken is een grote donkere ruimte, het cen
trale vertrek van dit huis, overdag alleen
bewoond door een zieke kip en drie brood
magere poezen. Aan de muur hangt een
verzekeringskalender, waarop een blonde
vrouw zich uitrekt in een lommerrijk bos.
In de hoek staat een kleine radio, waar
uit, heel luid een geluid komt als van
zeer oude grammofoonplaten. Het is het
enige voorwerp van luxe in dit huis en is
dan ook omhuld door twee kanten gor
dijntjes, aan weerszijden met rose strik
ken opgenomen. Carmona zingt met be
vende stem de liedjes mee, terwijl haar
kleinkind toeterend een homp brood als
êen autootje over de vloer rondschüift.
Tegen een uur of acht komt Saturia bin
nen, de schoondochter, een nog jonge
vrouw, in een verschoten schort met ro
zen, dat wijd om haar heen hangt. Zij tilt
even haar zoontje op, zet het direct ver
moeid weer neer en laat hem verder aan
de zorg van zijn grootmoeder over. Zij
heeft de middag gewerkt in de huerta, dé
tuin beneden aan de rivier. Dat is een
vochtig stukje grond, waar in betrekkelij
ke overdaad wilgen, peppels en fruitbo
men groeien. Het ruikt er naar groen blad
en jong gras, zeldzame geuren in dit
land. Hier heeft iedere boer zijn lapje
grond, dat hij intensief bebouwt en waar
hij met meer liefde over spreekt dan over
zijn grote stoffige akkers. Saturia heeft in
haar mandje bonen meegebracht, een bos
dahlia's, een paar kroppen sla. Zij jaagt
met een trap de katten van het eten weg
en gaat de maaltijd verder afmaken.
ALS DE NACHT VALT keren de mensen
van het land terug. De wasvrouwen, met
teil en wasbord op het hoofd, lopen lang
zaam het pad tussen de rotsen op. De Guar-
dia's, twee aan twee en tot de tanden ge
wapend komen terug van de straatweg,
waar zij op wacht hebben gestaan. Van
alle kanten naderen stoeten ruiters het
dorp, vrouwen hoog te paard, boven scho
ven en zakken, trotse jongetjes op zware
muildieren, boeren met de zeis over de
schouder, kinderen op ezeltjes met schep
en strohoed, of zij zo uit Zandvoort kwa
men. Als het volkomen donker is, hoort
men nog van verre hoefgetrappel komen
en de taal die de boeren tot hun rijdieren
richten.
Een jonge boer jubelt zijn levensvreugde
uit. een ruiter rijdt de bergen in om
de dood te zoeken zingt hij vrolijk, on
danks de woorden van het lied.
IN HET HUIS, waar wij wonen, komen
ook de mannen thuis, Fernando de boer
en Filipo, een jonge arbeider. Zij wassen
hun handen, krabben hun kruis en zetten
zich breeduit neer wachtend op het eten.
Het laatst komt een oude herder binnen
met zijn grote paraplu (die hem overdag
schaduw geeft) en zijn wollige schaaps
hond. Zo gaat iedereen eten. Voor de man
nen en het zoontje is een grote tafel klaar
gezet. De vrouwen schuiven bij voorzover
er plaats is. In een klein hoekje bij de
haard zit de oude grootmoeder in elkaar
gedoken en spreekt van daaruit haar fami
lieleden toe, lacht om de kleine José-Mi-
chel, die over het eten zeurt, comman
deert Saturia en ondervraagt haar zoon
over de bezigheden van de dag. Fernando,
de boer, is de enige van haar kinderen,
die in het dorp is blijven wonen. Zij heeft
dertien kinderen gehad. Zes zijn er jong
gestorven, de anderen zijn over de grens
of in Barcelona werk gaan zoeken. Zij
schrijven nog van tijd tot tijd en sturen
kiekjes van hun kinderen, maar komen
nooit meer terug, in het dorp. Fernando
zou graag als hij de kans kreeg naar
Noord-Amerika emigreren. Hier blijf je
toch maar arm al werk je nog zo hard,
zegt hij.
DE MAALTIJD begint met vetté vermi-
LONDEN (UPI) De stewardessen van
de Engelse luchtvaartmaatschappij B.E.A.
zijn een tegen-offensief begonnen in de
strijd om de roklengte van de uniformen.
Zoals bekend is, hebben zij gerebelleerd
tegen een order van de directie om de rok
ken voor 15 februari korter te maken tot
vijf a zeven centimeter onder de knie.
Deze order was ingegeven door Lady Dou
glas, de echtgenote van de president-direc
teur van de maatschappij.
Hoewel de stewardessen hun beraadsla
gingen strikt geheim hielden, lekte nader
hand uit dat vele jongere collega's eigen
lijk helemaal geen bezwaren tegen kortere
rokken hadden. Een ogenblik dreigde een
scheuring in het gesloten front der dames
te ontstaan. Maar thans heeft men een
nieuwe actie ondernomen, die onverdeeld
de goedkeuring van allen heeft. De unifor
men zijn veel te lelijk, ongeacht hoe lang
of kort de rokken ook zijn, zeggen zij. De
kleur, een saai grijs, heeft de Engelse
stewardessen op de vliegvelden van de
wereld de bijnaam „Luchtmuizen" bezorgd.
De snit is slecht, want de pakjes worden
niet naar maat gemaakt.
De stewardessen hebben mejuffrouw Ly
Jarvemets als afgevaardigde naar Lady
Douglas gezonden. Lady Douglas heeft
verklaard, dat zij geen mode-adviseuse
van de B.E.A. is: „Ik heb al te veel ge
zegd, over die roklengte. Maar die jasjes,
die rokken, die kleur, er moest iets aan
gedaan worden". Zij beloofde de kwestie
op te nemen met haar man. Het eerste
resultaat: een mededeling van Lord Dou
glas persoonlijk: „De zaak is in studie".
cellisoep en sla, de saus van olie en azijn
wordt met water verdund en opgedronken
van het bord. Die is beter tegen de dorst
dan wijn. Filipo lacht en praat aan een
stuk door onder het eten en heeft om al
les het grootste plezier. De meeste jonge
mannen werken op de fabrieken in de
stad, maar hij voelt zich volkomen geluk
kig op het land en loopt, lacht en zingt
als iemand die geen zorg en ziekte kent.
Fernando, naast hem, eet zwijgend zijn
sla en glimlacht soms even vermoeid om
zijn kind. Het gesprek gaat over aardap
pelen, de maatregelen van de burgemees
ter betreffende de watervoorziening en de
stoutigheden van José-Michel.
Het jongetje lust zijn eten niet, en zeurt
om een olijf tot zijn grootmoeder hem er
een geeft. Hij krijgt ook altijd zijn zin
van je, zegt Saturia.
Wij worden met onverbloemde nieuws
gierigheid ondervraagt: Waarom sla
pen jullie met je ramen open, hoeveel heb
ben jullie voor de wijn betaald, met wie
hebben jullie daar beneden bij de weg
staan praten, hebben jullie veel geld? Men
heeft ons de eerste dag, dat wij hier een
kamer gehuurd hadden, ons in huis onze
gang laten gaan of wij goede oude beken
den waren, maar vindt het dan ook niet
meer dan natuurlijk dat wij alles over ons
doen en laten meedelen.
DE HOOFDSCHOTEL van de maaltijd
bestaat uit bonen met wat stukjes knoke-
lig vlees, daarbij worden grote stukken
brood gegeten en wordt wat aangelengde
wijn gedronken. Onder de tafel zitten de
drie onvolgroeide poezen en jammeren
hartverscheurend en zonder ophouden. Ze
wachten sinds het begin van de maaltijd
dat iemand een stukje eten zal laten val
len, maar er valt niets voor ze af en er
wordt niets voor ze weggegooid. Van de
etensresten wordt soep getrokken, van het
afgetrokkene wordt voer voor de kippen
gekookt. Toch blijven de dieren hoopvol
huilen, tot de mensen hun laatste hapje
naar binnen hebben en de borden op de
grond yzetten. Het einde van de maaltijd
is ook het einde van de dag. De mannen
gaan met z\v..re stappen de trap op naar
bed, het kind is jengelend in slaap geval
len en wordt nu slap in de armen van zijn
moeder weggedragen. De grootmoeder
gooit water over het vuur en draait de
lichten uit.. De drie katten schuilen samen
om de gedoofde haard en vallen koud en
onvoldaan in slaap.
Voor de elfde keer zal dit jaar in Delft
in 't stedelijk museum „Het Prinsenhof"
de Oude Kunst- en Antiekbeurs worden
gehouden. Zij begint vijf dagen eerder dan
vorig jaar, namelijk op woensdag 26 augus
tus. Zij duurt tot donderdag 17 septem
ber en zal twee dagen langer geopend zijn
dan in 1958.
KWAKELINA was een bijzondere
eend. En omdat ze zo bijzonder was,
keek ze neer op de andere eenden. Ze
liet dat ook goed merken, door erg uit
de hoogte te doen. Niemand vindt het
prettig om uit de hoogte te worden be
handeld en langzamerhand lieten de
andere eenden haar dan ook helemaal
links liggen.
Zo is het juist goed, dacht Kwake-
lina. Ze beginnen nu eindelijk te be
grijpen dat ik van betere afkomst ben.
Eindelijk beginnen ze respect voor me
te krijgen. Nu hoef ik tenminste niet
meer naar hun domme gekwaak te
luisteren.
Kwak, de man van Kwakelina, dacht
er anders over. Het was thuis toch al
niet zo gezellig en nu kwam er hele
maal niemand meer. Kwakelina had ook
altijd wat aan te merken op zijn manie
ren. Ze vond dat hij zijn kroos slobber
de en dat hij plat kwaakte en nog een
heleboel meer. Maar Kwak was nu een
maal een echte goeierd en liet zich ge
duldig op z'n kop zitten.
HET WERD LENTE en tijd voor de
eenden om een nest te gaan bouwen.
Kwak en Kwakelina waren wilde een
den, die eigenlijk aan de oevers van
meren thuis hoorden. Hun familie was
echter lang geleden, met vele anderen,
naar de stad getrokken, omdat men daar
makkelijker aan de kost kon komen.
Maar het was niet zo gemakkelijk om
er een rustig plekje te vinden om te
nestelen. Ook waren er veel ratten, die
hun eieren stalen als ze de kans kregen
en zelfs de jonge eendjes niet met rust
lieten. Dat was natuurlijk erg naar.
Kwakelina had daar veel over nage
dacht. En nu was ze op een schitterend
idee gekomen, vond ze.
Kwak, zei ze op een goede dag.
Ik heb nu iets bedacht waardoor we
veilig kunnen nestelen. Geen rat kan
daar bij ons komen en ik zal er heerlijk
rustig kunnen broeden. Dit jaar bouwen
we ons nest in een dakgoot.
Eend! riep Kwak uit. Ben je nu
helemaal gek geworden! Straks wil je
nog in een boom gaan nestelen. Ik zie
me daar al op een tak zitten met m'n
zwemvliezen. Nee hoor, daar komt niets
van in.
Dat zullen we dan nog wel eens
zien. zei Kwakelina. Je bent net zo
dom als de rest. Geen wonder dat de
mensen ons domme eend noemen. Ja,
dat wist, je misschien niet, maar dat is
zo. Je moest trots op me zijn. Ik zal de
eerste eend zijn, die het eendenvolk een
stapje voorwaarts brengt. Jullie blij
ven altijd maar dezelfde domme dingen
doen, jullie weten niet wat vooruitgang
betekent. Eens zullen jullie me mis
schien nog dankbaar zijn hoewel ik
geen dank begeer. Maar dat wil ik je
zeggen ik zet door. Ik ga in de goot
huizen en daar houdt niemand me van
terug. Ik kan me best alleen redden als
het moet. Morgen ga ik verhuizen.
Kwak wist niet van hij er van moest
denken. Misschien was het wel waar
wat Kwakelina allemaal zei. Hij zou
haar natuurlijk niet in de steek laten.
Dus hielp hij haar de volgende dag met
het bouwen van een nest in een ouder
wetse brede goot. Hij vond het eng om
in die goot te staan en werd gewoonweg
duizelig, als hij naar beneden keek. Met
vliegen had hij daar nooit last van, hoe
hoog hij ook was. Maar hij moest toe
geven: ze zat daar best, en ook heel
rustig.
Toen Kwakelina negen eieren had
gelegd vond ze het welletjes en ging
zitten broeden. Kwak hield haar ge
zelschap, maar van slapen kwam niets.
Als hij soms even een oog dicht deed,
schrok hij telkens weer wakker.
Dat hou ik niet uit, zei hij tegen
Kwakelina. Als woerd is het mijn
taak om in de buurt van het nest op
het water te drijven en het te bewaken.
Hoe kan ik nou drijven in een goot!
En ik hou het ook niet uit, ant
woordde Kwakelina. Telkens als ik
indut, kwaak jij me weer wakker. Je
bent, een held. hoor. Ga jij voortaan
maar op het. water drijven. Als je ten
minste maar zo beleefd bent om me zo
nu en dan eens te komen aflossen, zo
dat ik een stukje kan gaan eten.En
zo werd het dan ook geregeld. Kwak
was maar al te blij dat hij 's nachts
tenminste naar het water kon terug
keren.
Kwakelina voelde zich na een poosje
helemaal thuis in haar goot. Eerst was
ze erg geschrokken, toen er een eindje
verder een raam open ging en ér iemand
zijn hoofd naar buiten stak. Het was
een jonge man en hij keek erg ver
baasd. toen hij haar daar ontdekte.
Later wende ze aan hem en het kwam
zelfs zo ver dat ze de stukjes brood op-
Welk dier wordt door de oppasser uit
gelaten? Als je het weten wilt, moet. je
een lijn trekken van 1 naar 2, vandaar
naar 3 en zo verder tot 53.
.5>.vr
h
pikte die hij haar toewierp. Nee, ze had
helemaal geen spijt over haar besluit.
EN EINDELIJK was het dan zo ver:
de kuikentjes '-.wamen uit het ei. Kort
na elkaar gebeurde het, tot er eindelijk
negen kleine, donzige eendjes in de goot
zaten. Ja, maar dat zitten duurde maar
even. De kleintjes waren eerst wat moe
van de inspanning om uit het ei te krui
pen. Maar toen werden ze bewegelijk,
want ze wilden wat alle jonge eendjes
willen ze wilden het water in. En
daar had Kwakelina, die zichzelf zo'n
buitengewoon slimme eend vond, nu
toch geen ogenblik aan gedacht.
Kwak!, riep ze ontzet. Kwak,
wat moet ik doen, ze willen zwemmen!
O, wat worden ze woelig. Hou ze tegen,
dadelijk vallen ze nog naar beneden.
DE JONGE MAN, die op de zolder
kamer woonde, had wat brood in kleine
stukjes gesneden en wilde die aan Kwa
kelina toewerpen. Maar toen hij zag in
wat voor moeilijkheden de eendenfa
milie verkeerde, liet hij dat na en liep
haastig naar de telefoon. Nou, ik
dacht wel dat die domme eend er geen
raad op zou weten, mompelde hij.
Maar goed dat ik de brandweer over
het geval heb ingelicht. Ik zal zeggen,
dat er haast bij is.
En de brandweer was er dan ook on
middellijk met een ladderwagen. Ze
gingen heel voorzichtig te werk en het
lukte ze om Kwakelina en de kleintjes
in een net te vangen, zonder dat ze ook
maar een schrammetje opliepen. Toen
werden ze overgebracht naar een stil
plekje aan de buitenkant van de stad
en daar losgelaten. Voor Kwakelina was
het een grote schrik geweest. De klein
tjes hadden er niet veel van begrepen.
Ze waren verrukt, toen ze kennismaak
ten met het water. En Kwakelina kreeg
het onmiddellijk druk met hun opvoe
ding en dat was maar goed ook.
Kwak was niet meeg wangen. Die
kwam na een poosje aanvliegen. Hij
zei eerst niets, want hij moest bekomen
van de schrik. Maar daarna kreeg Kwa
kelina heel wat te horen. En van nu
afaan is het uit met je malle kunsten,
begrijp je! besloot hij zijn woorden.
Voortaan ben ik de baas en gebeurt het
zoals ik het wil.
Ze bleven een weekje op dat rustige
plekje wonen en daarna besloot Kwak
naar hun oude woonplaats terug te
gaan. Kwakelina zie heel onderdanig:
Goed Kwak.
En toen ze daar met haar goede
woerd en haar negen mooie kindertjes
kwam aanzwemmen en iedereen even
aardig voor haar was, begreep ze echt
niet waarom ze altijd zo ontevreden
was geweest. En als ze soms weer eens
een beetje vervelend begon te doen, dan
hoefde Kwak alleen maar te zeggen
„goot" en dan was het meteen over.
Want Kwakelina kende maar één angst
dat de andere eenden er achter zou
den komen hoe haar grote avontuur
verlopen was. In het begin werd haar
nog wel eens gevraagd hoe het geweest
was. En dan zei ze: Och, het was wel
rustig, maar zo ongezellig. Je zag er
nooit eens iemand. Voortaan blijf ik
toch liever hier.
En d° eenden vonden dat Kwakelina
erg in haar voordeel was veranderd.
Feu
Trek steeds van het woord in het
midden een letter af en maak er dan
een nieuw woord van, zodat er naar
boven een e overblijft en van onderen
een s. De letters hoeven niet in dezelfde
volgorde te blijven.
"«ynf
i
z
-ffA:'?-
ksr
is
22.
rs
.19
i<?
t
V
V.
u-
m AV
n'
•?.z
-27* Jo
'7
ró
'la
-i;;|V V. .A;J'i,