£ucütfnuL^en {Lko-tebteben Een slimme eend UCOIM Schetsen m uit Spanje WB- P e e e a e a e S i a e n e e e e s Voor de IK GA" NOOIT MEER NAAR EEN AVONDJE T ©veirihazelaar Erbij De elfde Oude Kunst- en Antiekbeurs in Delft UITGELATEN LETTERRAADSEL lllll 11111P1I-?9* .'3 A.' ■•-iiMfll ZATERDAG 10 JANUARI 1959 PAGINA VIJF IK LEID OP voor het middenstands diploma en ik blijk het nogal goed te doen, want ilc heb veel leerlingen. Zo doende zijn al mijn avonden bezet. Overdag moeten de aspirant-midden standers natuurlijk in winkels en kan toren verblijven. Vóór tien uur p.m. ben ik dus nooit vrij. Om niet al te afgemat op een feest te verschijnen moet ik daarna nog even een kopje koffie drinken en me wat opknappen en dus wordt het half elf, elf uur, voordat ik bij de jarige of ander zins feestvierende kan aanbellen. En dan begint de mise rie. Dan ben ik zo nuchter als een aan nemeling. Ten hoogste spoken nog ge dachten in mij rond over de kansen van Kornelissen, die het met het dubbel boekhouden te kwaad heeft. Ik tvord na lang wachten binnen ge laten door een wat rood aangelopen heer, die ik van mijn leven niet gezien heb, maar die me direct met overmatige hartelijkheid om mijn middel grijpt of zijn dikke handen op mijn schouders kwakt en onmiddellijk vaststelt, dat ik een ouwe jongen ben en dat de late avond het beste volk oplevert. Ik houd niet van omarmingen of schouderge- klop, tenminste niet als dat door man nen gebeurt, maar ik houd me goed, stamel een paar schaapachtige woor den, peuter m,e uit mijn jas, zet een in de loop der jaren aangeleerde vriende lijke grijns op en laat mij in het feest vertrek leiden. Daar val ik in een hol van rook, dranklucht en verward ge schreeuw. Ik herken niemand, ik weet absoluut niet tot wie ik mij wenden moet om een begin van integratie te maken. Ik weet alleen, dat dit onmid dellijk moet gebeuren, wil ik niet voor goed verloren zijn. Ik reik dus de hand aan de eerste de beste dame, die naar ik althans denk zich beweegt om uit haar stoel op te staan. Het blijkt mijn vrouw te zijn. Een lachsalvo volgt. Ik zie nu ook wel, dat het mijn vrouw is maar ze ziet er zo heel anders uit. Ze is wat rood aangelopen. Ik word er kriebelig van. Ofschoon ik later hoor dat ze maar één glaasje sherry ge dronken heeft, geloof ik nu dat ze dron ken is en gemene zaak maakt met de hele verdere dronke-nansbende. En dan ineens wordt iedereen ver velend. hartelijk. Alle stoelen worden verschoven. Er staan drie mannen op, die mij hun stoel aanbieden. Als ik na wat onbeholpen geschuifel in een van de onprettig zware zittingen ben ge gleden en me voorneem, even te be komen van het rumoer, spring ik plotse ling als door een adder gebeten op. Er NOOIT GA ik meer naar een avondje. Dit voornemen, lezer, staa.t vast. U behoeft mij dus niet uit te nodigen. Ik kom niet! Ik heb zoveel ellendige ervaringen ten opzichte van avondfestiviteiten, dat de gedachte er aan mij al de griebelen over de grabbelen doet lopen. Ik zal u ook uitleggen waarom.. moet iemand gefeliciteerd word.en, valt me ineens in. Maar de fout is al ge maakt. Er blijkt, zie ik nu, iemand in de kam.er te zijn die mij al die tijd met geamuseerde verwondering heeft aan gestaard de jubilaris. Ik wankel nu naar hem toe onder het lacherig ge mompel der anderen. Alleen mijn vrouw kijkt beschaamd. In de loop van de avond komt dat alles wel enigszins in orde. Ik weel me zo goed en kwaad als het gaat te herstellen. Maar alles bij elkaar genomen is het vervelend. Na afloop komt er nog een wat kribbig ge sprek van tussen mijn vrouw en mij. Zij vindt mij stuntelig. KORT GELEDEN besloot ik afdoende maatregelen te nemen. En laatstleden dinsdag gebeurde dat. We moesten bij de jarige Zebedeus C. op visite. Zijn naam, die iedereen altijd voluit ge bruikt, had me een waarschuwing moe ten zijn. Maar laat ik niet vooruit lopen op het verhaal. Mijn vrouw was, zoals gebruikelijk, vooruitgegaan. Na mijn laatste leerling knapte ik mezelf wat op maar nu dronk ik geen koffie, doch ging resoluut naar het buurtcafé. Ze zouden me niet meer hebben. Ik was van plan drie borrels zo maar achter elkaar naar binnen te slaan om me zo gezegd vóór te warmen en dus straks instantelijk te kunnen meedoen, ook di rect grappig te kunnen zijn, in één woord om me nu eens niet doodellendig te voelen bij mijn aankomst. Het wer den er zeven want ik ontmoette aan de bar een leerling, die daags tevoren geslaagd was voor het middenstands examen en nog wat zat na te vieren. Hij wilde mij terecht in zijn geluk laten delen. Het was later dan gewoonlijk, dat ik bij mijn vriend aanbelde, maar ik was in een uitstekende stemming. Toen de deur openging, sloeg ik al direct mijn arm om de hals van degene, die aan de andere kant der deur stond en ik zei iets van „ouwe jongen" en zo, maar voor ik kon beginnen over de latere avond en het betere volk zag ik dat ik fout was. Het was geen jongen. Het was een niet meer piepjonge vrouw en ze keek zuinig. Ik geef toe, dat zij zich verder met tact gedroeg. Ze wist zelfs Later bleek dan ook dat het oen ge huurde kracht was, die de plicht had tegen betaling die avond blij te zijn met. de blijen en bedroefd met de droe- vigen. Ik was het incident aan de voordeur een glimlach op te brengen, toen ze mijn jas aan de overvolle kapstok hing. dan ook vergeten toen ik handenwrij vend de kamer binnengleed en luid keels (misschien iets luider dan ik mij had voorgenomen) de na de zevende borrel bij mij opgekomen zinsnede uitte: „Hallo! Dames en heren, hier is- ie, hij is zo dronken als een tor! Net als jullie!" Die laatste woorden sprak ik uit, toen ik al op de grond lag. Ik zei al dat ik de kamer binnen „gleed". Dat geschiedde namelijk letterlijk. Ik houd vol dat het alleen een kwestie van het te gladde zeil was (de vrouw van Zebedeus is zo'n wrijf ster). Maar de publieke opinie is tegen mij. In ieder geval er heerste een doodse stilte om me. Toen ik opkrabbelde, waarbij nie mand me hielp, wilde ik nog een sne dige opmerking maken, die mij plotse ling te binnen schoot. Maar toen ik rondkeek, bestierf die op mijn lippen. Had de dame aan de voordeur zuinig gekeken, de inzittenden van de kamer keken bepaald ernstig, verwijtend en ook wat meewarig. „Dat is er dus zo eenlas ik uit hun blikken. Ik kon de onwaardigheid van mijn hou ding met scheppen uit die blikken op lepelen. Er werd tenslotte een stoel naar mij toegeschoven zwijgendMaar ik maakte er "een gebruik van. Ik vluchtte ik voelde dat alles voor mij verloren was. Want Zebedeus C. is geheelont houder, wist ik nu ineens, een ernstige bovendien. Hij schrijft erover in krantjes, die ik niet lees. Hij is ook eens voorzitter geweest van een congres tegen alcohol. Dat had zelfs in onze krant gestaan. En nu ineens besefte ik dat alles. Ik had het trouwens altijd geweten, ik had er vanavond alleen niet aan gedacht. Toen ik buiten stond, merkte ik da.t ik de hoed van een ander op had. Ik durfde niet meer terug te gaan en aan te bellen om de fout te herstellen. Ik heb er ook niets meer van gehoord en gelukkig was het een betere hoed dan de mijne. Dat heb ik er tenminste van gehad. IK HEB NOG WAT op en neer ge lopen en even later kwam, zoals ik wei- dacht, mijn vrouw naar buiten. We zijn zwijgend naar huis gegaan. En nu kan ik er niet meer tegen. Nodig mij maar niet uit voor een avondje. Ik waardeer uw goede bedoeling en het spijt, mij op recht als het onvriendelijk lijkt, maar ik kom niet! Spero Hamamelis mollis wordt ook wel de toverhazelaar genoemd. Hij is de laatste jaren onder deze naam algemeen bekend geworden. En zijn verscheidene soorten Hamamelis, doch de mollis is wel één van de mooiste en bloeit in het hartje van de winter. Als men het weer maar een beetje mee heeft, kan deze struik in december al bloeien. De open bloemnies bevriezen wel, maar de gesloten bloemknopjes hebben niet veel last van de kou en na de vorst bloeien ze weer rustig verder. De geel bruine spinnekopachtige bloemen ontwik kelen zich op het oude en kale hout; later in het voorjaar komt het hazelaarachtige blad. Het is een heester, die wel een be schutte standplaats moet hebben en die speciaal voldoet als hij als solitair in het gazon wordt gepoot, liefst tegen een don kergroene achtergrond; de geel-bruine en rood-bruine bloemen zullen dan op het. kale hout veel beter tot hun recht komen Na de winter kan men de struik poten. Verwacht dan niet te veel meer van de bloemen. Ze zullen bij het transport wel verloren gaan. G. Kromdijk WANNEER WIJ tegen de avond naar huis terug keren, zitten er drie vrouwen in het zwart gekleed, voor de deur te spin nen en te haspelen. Zij kijken ons na tot wij naar binnen gaan en praten dan ver der. Nu de warmste uren van de dag voor bij zijn, zijn overal de deuren opengegaan. De oude donkere vrouwtjes, die de huizen bewonen, zitten in groepjes op straat, pra tend over de kwaliteit van katoen, de prijs van tomaten, de stofstorm van gis ter. De mannen zijn sinds zonsopgang aan het werk op de velden rond het dorp. Hun vrouwen helpen hen de oogst binnen te halen, of doen de was, beneden aan de rivier. In het dorp zijn nu alleen de groot moeders achtergebleven en de sergeant van de Guardia Civil, op een stoeltje voor zijn post. Hij spreekt met niemand. CARMONA, onze gastvrouw, gaat naar binnen om in haar keuken het vuur aan te maken, zodat het avondeten langzaam gaar kan stoven. Ik ga het eten voor de mannen klaarmaken, zegt zij. Ze bedoelt de maaltijd voor het hele gezin. De keu ken is een grote donkere ruimte, het cen trale vertrek van dit huis, overdag alleen bewoond door een zieke kip en drie brood magere poezen. Aan de muur hangt een verzekeringskalender, waarop een blonde vrouw zich uitrekt in een lommerrijk bos. In de hoek staat een kleine radio, waar uit, heel luid een geluid komt als van zeer oude grammofoonplaten. Het is het enige voorwerp van luxe in dit huis en is dan ook omhuld door twee kanten gor dijntjes, aan weerszijden met rose strik ken opgenomen. Carmona zingt met be vende stem de liedjes mee, terwijl haar kleinkind toeterend een homp brood als êen autootje over de vloer rondschüift. Tegen een uur of acht komt Saturia bin nen, de schoondochter, een nog jonge vrouw, in een verschoten schort met ro zen, dat wijd om haar heen hangt. Zij tilt even haar zoontje op, zet het direct ver moeid weer neer en laat hem verder aan de zorg van zijn grootmoeder over. Zij heeft de middag gewerkt in de huerta, dé tuin beneden aan de rivier. Dat is een vochtig stukje grond, waar in betrekkelij ke overdaad wilgen, peppels en fruitbo men groeien. Het ruikt er naar groen blad en jong gras, zeldzame geuren in dit land. Hier heeft iedere boer zijn lapje grond, dat hij intensief bebouwt en waar hij met meer liefde over spreekt dan over zijn grote stoffige akkers. Saturia heeft in haar mandje bonen meegebracht, een bos dahlia's, een paar kroppen sla. Zij jaagt met een trap de katten van het eten weg en gaat de maaltijd verder afmaken. ALS DE NACHT VALT keren de mensen van het land terug. De wasvrouwen, met teil en wasbord op het hoofd, lopen lang zaam het pad tussen de rotsen op. De Guar- dia's, twee aan twee en tot de tanden ge wapend komen terug van de straatweg, waar zij op wacht hebben gestaan. Van alle kanten naderen stoeten ruiters het dorp, vrouwen hoog te paard, boven scho ven en zakken, trotse jongetjes op zware muildieren, boeren met de zeis over de schouder, kinderen op ezeltjes met schep en strohoed, of zij zo uit Zandvoort kwa men. Als het volkomen donker is, hoort men nog van verre hoefgetrappel komen en de taal die de boeren tot hun rijdieren richten. Een jonge boer jubelt zijn levensvreugde uit. een ruiter rijdt de bergen in om de dood te zoeken zingt hij vrolijk, on danks de woorden van het lied. IN HET HUIS, waar wij wonen, komen ook de mannen thuis, Fernando de boer en Filipo, een jonge arbeider. Zij wassen hun handen, krabben hun kruis en zetten zich breeduit neer wachtend op het eten. Het laatst komt een oude herder binnen met zijn grote paraplu (die hem overdag schaduw geeft) en zijn wollige schaaps hond. Zo gaat iedereen eten. Voor de man nen en het zoontje is een grote tafel klaar gezet. De vrouwen schuiven bij voorzover er plaats is. In een klein hoekje bij de haard zit de oude grootmoeder in elkaar gedoken en spreekt van daaruit haar fami lieleden toe, lacht om de kleine José-Mi- chel, die over het eten zeurt, comman deert Saturia en ondervraagt haar zoon over de bezigheden van de dag. Fernando, de boer, is de enige van haar kinderen, die in het dorp is blijven wonen. Zij heeft dertien kinderen gehad. Zes zijn er jong gestorven, de anderen zijn over de grens of in Barcelona werk gaan zoeken. Zij schrijven nog van tijd tot tijd en sturen kiekjes van hun kinderen, maar komen nooit meer terug, in het dorp. Fernando zou graag als hij de kans kreeg naar Noord-Amerika emigreren. Hier blijf je toch maar arm al werk je nog zo hard, zegt hij. DE MAALTIJD begint met vetté vermi- LONDEN (UPI) De stewardessen van de Engelse luchtvaartmaatschappij B.E.A. zijn een tegen-offensief begonnen in de strijd om de roklengte van de uniformen. Zoals bekend is, hebben zij gerebelleerd tegen een order van de directie om de rok ken voor 15 februari korter te maken tot vijf a zeven centimeter onder de knie. Deze order was ingegeven door Lady Dou glas, de echtgenote van de president-direc teur van de maatschappij. Hoewel de stewardessen hun beraadsla gingen strikt geheim hielden, lekte nader hand uit dat vele jongere collega's eigen lijk helemaal geen bezwaren tegen kortere rokken hadden. Een ogenblik dreigde een scheuring in het gesloten front der dames te ontstaan. Maar thans heeft men een nieuwe actie ondernomen, die onverdeeld de goedkeuring van allen heeft. De unifor men zijn veel te lelijk, ongeacht hoe lang of kort de rokken ook zijn, zeggen zij. De kleur, een saai grijs, heeft de Engelse stewardessen op de vliegvelden van de wereld de bijnaam „Luchtmuizen" bezorgd. De snit is slecht, want de pakjes worden niet naar maat gemaakt. De stewardessen hebben mejuffrouw Ly Jarvemets als afgevaardigde naar Lady Douglas gezonden. Lady Douglas heeft verklaard, dat zij geen mode-adviseuse van de B.E.A. is: „Ik heb al te veel ge zegd, over die roklengte. Maar die jasjes, die rokken, die kleur, er moest iets aan gedaan worden". Zij beloofde de kwestie op te nemen met haar man. Het eerste resultaat: een mededeling van Lord Dou glas persoonlijk: „De zaak is in studie". cellisoep en sla, de saus van olie en azijn wordt met water verdund en opgedronken van het bord. Die is beter tegen de dorst dan wijn. Filipo lacht en praat aan een stuk door onder het eten en heeft om al les het grootste plezier. De meeste jonge mannen werken op de fabrieken in de stad, maar hij voelt zich volkomen geluk kig op het land en loopt, lacht en zingt als iemand die geen zorg en ziekte kent. Fernando, naast hem, eet zwijgend zijn sla en glimlacht soms even vermoeid om zijn kind. Het gesprek gaat over aardap pelen, de maatregelen van de burgemees ter betreffende de watervoorziening en de stoutigheden van José-Michel. Het jongetje lust zijn eten niet, en zeurt om een olijf tot zijn grootmoeder hem er een geeft. Hij krijgt ook altijd zijn zin van je, zegt Saturia. Wij worden met onverbloemde nieuws gierigheid ondervraagt: Waarom sla pen jullie met je ramen open, hoeveel heb ben jullie voor de wijn betaald, met wie hebben jullie daar beneden bij de weg staan praten, hebben jullie veel geld? Men heeft ons de eerste dag, dat wij hier een kamer gehuurd hadden, ons in huis onze gang laten gaan of wij goede oude beken den waren, maar vindt het dan ook niet meer dan natuurlijk dat wij alles over ons doen en laten meedelen. DE HOOFDSCHOTEL van de maaltijd bestaat uit bonen met wat stukjes knoke- lig vlees, daarbij worden grote stukken brood gegeten en wordt wat aangelengde wijn gedronken. Onder de tafel zitten de drie onvolgroeide poezen en jammeren hartverscheurend en zonder ophouden. Ze wachten sinds het begin van de maaltijd dat iemand een stukje eten zal laten val len, maar er valt niets voor ze af en er wordt niets voor ze weggegooid. Van de etensresten wordt soep getrokken, van het afgetrokkene wordt voer voor de kippen gekookt. Toch blijven de dieren hoopvol huilen, tot de mensen hun laatste hapje naar binnen hebben en de borden op de grond yzetten. Het einde van de maaltijd is ook het einde van de dag. De mannen gaan met z\v..re stappen de trap op naar bed, het kind is jengelend in slaap geval len en wordt nu slap in de armen van zijn moeder weggedragen. De grootmoeder gooit water over het vuur en draait de lichten uit.. De drie katten schuilen samen om de gedoofde haard en vallen koud en onvoldaan in slaap. Voor de elfde keer zal dit jaar in Delft in 't stedelijk museum „Het Prinsenhof" de Oude Kunst- en Antiekbeurs worden gehouden. Zij begint vijf dagen eerder dan vorig jaar, namelijk op woensdag 26 augus tus. Zij duurt tot donderdag 17 septem ber en zal twee dagen langer geopend zijn dan in 1958. KWAKELINA was een bijzondere eend. En omdat ze zo bijzonder was, keek ze neer op de andere eenden. Ze liet dat ook goed merken, door erg uit de hoogte te doen. Niemand vindt het prettig om uit de hoogte te worden be handeld en langzamerhand lieten de andere eenden haar dan ook helemaal links liggen. Zo is het juist goed, dacht Kwake- lina. Ze beginnen nu eindelijk te be grijpen dat ik van betere afkomst ben. Eindelijk beginnen ze respect voor me te krijgen. Nu hoef ik tenminste niet meer naar hun domme gekwaak te luisteren. Kwak, de man van Kwakelina, dacht er anders over. Het was thuis toch al niet zo gezellig en nu kwam er hele maal niemand meer. Kwakelina had ook altijd wat aan te merken op zijn manie ren. Ze vond dat hij zijn kroos slobber de en dat hij plat kwaakte en nog een heleboel meer. Maar Kwak was nu een maal een echte goeierd en liet zich ge duldig op z'n kop zitten. HET WERD LENTE en tijd voor de eenden om een nest te gaan bouwen. Kwak en Kwakelina waren wilde een den, die eigenlijk aan de oevers van meren thuis hoorden. Hun familie was echter lang geleden, met vele anderen, naar de stad getrokken, omdat men daar makkelijker aan de kost kon komen. Maar het was niet zo gemakkelijk om er een rustig plekje te vinden om te nestelen. Ook waren er veel ratten, die hun eieren stalen als ze de kans kregen en zelfs de jonge eendjes niet met rust lieten. Dat was natuurlijk erg naar. Kwakelina had daar veel over nage dacht. En nu was ze op een schitterend idee gekomen, vond ze. Kwak, zei ze op een goede dag. Ik heb nu iets bedacht waardoor we veilig kunnen nestelen. Geen rat kan daar bij ons komen en ik zal er heerlijk rustig kunnen broeden. Dit jaar bouwen we ons nest in een dakgoot. Eend! riep Kwak uit. Ben je nu helemaal gek geworden! Straks wil je nog in een boom gaan nestelen. Ik zie me daar al op een tak zitten met m'n zwemvliezen. Nee hoor, daar komt niets van in. Dat zullen we dan nog wel eens zien. zei Kwakelina. Je bent net zo dom als de rest. Geen wonder dat de mensen ons domme eend noemen. Ja, dat wist, je misschien niet, maar dat is zo. Je moest trots op me zijn. Ik zal de eerste eend zijn, die het eendenvolk een stapje voorwaarts brengt. Jullie blij ven altijd maar dezelfde domme dingen doen, jullie weten niet wat vooruitgang betekent. Eens zullen jullie me mis schien nog dankbaar zijn hoewel ik geen dank begeer. Maar dat wil ik je zeggen ik zet door. Ik ga in de goot huizen en daar houdt niemand me van terug. Ik kan me best alleen redden als het moet. Morgen ga ik verhuizen. Kwak wist niet van hij er van moest denken. Misschien was het wel waar wat Kwakelina allemaal zei. Hij zou haar natuurlijk niet in de steek laten. Dus hielp hij haar de volgende dag met het bouwen van een nest in een ouder wetse brede goot. Hij vond het eng om in die goot te staan en werd gewoonweg duizelig, als hij naar beneden keek. Met vliegen had hij daar nooit last van, hoe hoog hij ook was. Maar hij moest toe geven: ze zat daar best, en ook heel rustig. Toen Kwakelina negen eieren had gelegd vond ze het welletjes en ging zitten broeden. Kwak hield haar ge zelschap, maar van slapen kwam niets. Als hij soms even een oog dicht deed, schrok hij telkens weer wakker. Dat hou ik niet uit, zei hij tegen Kwakelina. Als woerd is het mijn taak om in de buurt van het nest op het water te drijven en het te bewaken. Hoe kan ik nou drijven in een goot! En ik hou het ook niet uit, ant woordde Kwakelina. Telkens als ik indut, kwaak jij me weer wakker. Je bent, een held. hoor. Ga jij voortaan maar op het. water drijven. Als je ten minste maar zo beleefd bent om me zo nu en dan eens te komen aflossen, zo dat ik een stukje kan gaan eten.En zo werd het dan ook geregeld. Kwak was maar al te blij dat hij 's nachts tenminste naar het water kon terug keren. Kwakelina voelde zich na een poosje helemaal thuis in haar goot. Eerst was ze erg geschrokken, toen er een eindje verder een raam open ging en ér iemand zijn hoofd naar buiten stak. Het was een jonge man en hij keek erg ver baasd. toen hij haar daar ontdekte. Later wende ze aan hem en het kwam zelfs zo ver dat ze de stukjes brood op- Welk dier wordt door de oppasser uit gelaten? Als je het weten wilt, moet. je een lijn trekken van 1 naar 2, vandaar naar 3 en zo verder tot 53. .5>.vr h pikte die hij haar toewierp. Nee, ze had helemaal geen spijt over haar besluit. EN EINDELIJK was het dan zo ver: de kuikentjes '-.wamen uit het ei. Kort na elkaar gebeurde het, tot er eindelijk negen kleine, donzige eendjes in de goot zaten. Ja, maar dat zitten duurde maar even. De kleintjes waren eerst wat moe van de inspanning om uit het ei te krui pen. Maar toen werden ze bewegelijk, want ze wilden wat alle jonge eendjes willen ze wilden het water in. En daar had Kwakelina, die zichzelf zo'n buitengewoon slimme eend vond, nu toch geen ogenblik aan gedacht. Kwak!, riep ze ontzet. Kwak, wat moet ik doen, ze willen zwemmen! O, wat worden ze woelig. Hou ze tegen, dadelijk vallen ze nog naar beneden. DE JONGE MAN, die op de zolder kamer woonde, had wat brood in kleine stukjes gesneden en wilde die aan Kwa kelina toewerpen. Maar toen hij zag in wat voor moeilijkheden de eendenfa milie verkeerde, liet hij dat na en liep haastig naar de telefoon. Nou, ik dacht wel dat die domme eend er geen raad op zou weten, mompelde hij. Maar goed dat ik de brandweer over het geval heb ingelicht. Ik zal zeggen, dat er haast bij is. En de brandweer was er dan ook on middellijk met een ladderwagen. Ze gingen heel voorzichtig te werk en het lukte ze om Kwakelina en de kleintjes in een net te vangen, zonder dat ze ook maar een schrammetje opliepen. Toen werden ze overgebracht naar een stil plekje aan de buitenkant van de stad en daar losgelaten. Voor Kwakelina was het een grote schrik geweest. De klein tjes hadden er niet veel van begrepen. Ze waren verrukt, toen ze kennismaak ten met het water. En Kwakelina kreeg het onmiddellijk druk met hun opvoe ding en dat was maar goed ook. Kwak was niet meeg wangen. Die kwam na een poosje aanvliegen. Hij zei eerst niets, want hij moest bekomen van de schrik. Maar daarna kreeg Kwa kelina heel wat te horen. En van nu afaan is het uit met je malle kunsten, begrijp je! besloot hij zijn woorden. Voortaan ben ik de baas en gebeurt het zoals ik het wil. Ze bleven een weekje op dat rustige plekje wonen en daarna besloot Kwak naar hun oude woonplaats terug te gaan. Kwakelina zie heel onderdanig: Goed Kwak. En toen ze daar met haar goede woerd en haar negen mooie kindertjes kwam aanzwemmen en iedereen even aardig voor haar was, begreep ze echt niet waarom ze altijd zo ontevreden was geweest. En als ze soms weer eens een beetje vervelend begon te doen, dan hoefde Kwak alleen maar te zeggen „goot" en dan was het meteen over. Want Kwakelina kende maar één angst dat de andere eenden er achter zou den komen hoe haar grote avontuur verlopen was. In het begin werd haar nog wel eens gevraagd hoe het geweest was. En dan zei ze: Och, het was wel rustig, maar zo ongezellig. Je zag er nooit eens iemand. Voortaan blijf ik toch liever hier. En d° eenden vonden dat Kwakelina erg in haar voordeel was veranderd. Feu Trek steeds van het woord in het midden een letter af en maak er dan een nieuw woord van, zodat er naar boven een e overblijft en van onderen een s. De letters hoeven niet in dezelfde volgorde te blijven. "«ynf i z -ffA:'?- ksr is 22. rs .19 i<? t V V. u- m AV n' •?.z -27* Jo '7 ró 'la -i;;|V V. .A;J'i,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 17