DE PROBLEMATIEK VAN DE MENSELIJKE BETREKKINGEN IN KANTOOR EN FABRIEK AAN MOEZEL EN RIJN HEEFT MEN GEEN VATEN GENOEG VOOR OVERVLOED VAN PRIMA WIJNEN Harmonisch Redeneren en overtuigen maar niet bevelen en geurig Niet alleen langs Rijn en Moezelook tegen de hellingen van Saar en Ruwer groeien in het seizoen de druiven, die als zij tot rijpheid zijn gebracht de geurigste wijnen opleven ZATERDAG 10 JANUARI 1959 Erbij PAGINA DRIE ONDER INVLOED van al deze factoren zijn vele bedrijven in Nederland ertoe overgegaan vormen en mogelijkheden van samenwerking te ontwikkelen, die men thans waarschijnlijk nog niet op al hun merites kan beoordelen, maar die toch duidelijk een bepaald patroon vertonen. Men is er langzamerhand achter, dat een minderheid van het personeel, zowel qua vakkennis als qua leiderscapaciteiten, de voornaamste steunpilaar van het bedrijf vormt, maar tegelijkertijd beseft men, dat het bedrijf uiteindelijk draait om mis schien nog geen tien mensen, die verspreid zijn over alle niveaus van hoog tot laag, die het weer zouden kunnen opbouwen als het eens te gronde ging. Deze mensen geeft men thans steeds meer de gelegen heid mee te overleggen en mee te beslis sen. Een andere gedachte wordt de laat ste tijd ook wat meer uitgesproken. Gelij ke arbeid moet gelijk beloond worden. Als er echter verschil in prestatie is, dan zal ook dit verschil in de loonsom tot uitdruk king moeten komen, maar juist daaraan hoewel iedereen het in privégesprekken er volkomen over eens is wil men in het openbare debat niet toegeven. Eed bedrijf is nu juist een eenheid van mensen met verschillende soorten aanleg en begaafdheden. Ieder personeelslid heeft alle anderen nodig om zijn taak goed te kunnen vervullen. Tot het inzicht in deze verschillen van aanleg en capaciteiten komt men het best, wanneer er overleg wordt gepleegd, waar men de werknemers de kans geeft mee te beraden. Dan leert men immers het bedrijf ook eens van een geheel andere kant zien, namelijk van het standpunt van de man op de andere afde ling, met wie men mogelijk voordien nau welijks op goede voet stond. HOE STERK de personeelsleden van el kaar verschillen, ziet men wellicht het scherpst als men let op de practici, die met voorstellen tot constructieve vernieu wingen aankomen, de mensen met alle onrust van de dadendrang en daarom meestal ook ongeschikt om als leider bij de uitvoering van hun plannen op te tre den. Daarvoor immers is juist een rusti ge en evenwichtige persoonlijkheid van no de. De personeelschef houdt dan ook met deze kwaliteiten rekening en plaatst de mensen op de geschiktste posten. Onoverkomelijk is in ieder bedrijf, dat alle mensen elkaar niet even sympathiek vinden, maar dit behoeft niet tot ernsti ge spanningen te leiden, wanneer men begrip kweekt voor het feit, dat ieder zijn leven op eigen wijze tracht in te delen en zijn eigen spelregels heeft. Als een rode draad loopt thans door het gehele perso neelsbeleid het beginsel dat men anderen moet overtuigen in plaats van bevelen, want uit dit laatste ontstaat meestal al leen antipathie. In die zin moet men het veel gehanteerde en misbruikte begrip „human relations" ook opvatten, niet als een meer of minder georganiseerde be vordering van het menselijk verkeer, maar veeleer als het zoeken naar schik kingen. Men tracht een compromis te vin den onder mensen, die de gelegenheid heb ben zich vrij te ontplooien en hun mening te zeggen. Bij de tegenwoordige snelle technische ontwikkeling komt er uiteraard veel op de hoogste leiding aan. Maar waar het om menselijke verhoudingen gaat, moet iedereen de kans hebben om zijn mening te spuien over de omgang met „zijn" mensen. Zowel de hoogste leiding en de laagste medewerker dragen hier ver antwoordelijkheid. Als dit erkend wordt, behoeft het geen betoog, dat iedereen het recht (maar ook de plicht) heeft over de menselijke problemen zijn denkbeelden te uiten. In een goed georganiseerd bedrijf weet ieder zijn plaats en taak in de organisa tie, die nooit ideaal kan zijn, omdat een dergelijke organisatie niet bestaat. Een goed plan moet er echter zijn en iedereen moet daarvan op de hoogte worden ge bracht. Het is goed als men weet wat er in de toekomst verwacht mag worden, in welke richting men werkt, voor welk loon en met welke promotiekansen. Met het verstrekken van dit soort inlichtingen komt men tegemoet aan een menselijke basis behoefte, die aan orde en zekerheid. Er moet een verantwoordelijke perso- neelsleiding zijn, die alle moderne hulp middelen gebruikt, maar beter dan alle testmethoden en formulieren is de per soonlijke bemiddelaar, de man die in con flictsituaties in staat is de mensen aan het praten te krijgen en hun kaarten op tafel te laten leggen, die kwellende onzekerhe den weet weg te nemen, doordat hij de mensen ertoe brengt zich erover uit te spreken, hoe pijnlijk dit soms ook is. Ge ruchten zijn schadelijk en wie bij gerucht iets over zichzelf hoort kan een ernstige vredesverstoorder in het bedrijf worden. In een gezond bedrijf worden de bran dende kwesties niet doodgezwegen, maar uitgesproken in een onderhoud, waarin iedereen gelijke kansen heeft. W. Langeveld Wie wijn zegt, bedoelt maar al te vaak Bordeaux of Bourgogne, bedeelt ro de wijn van niet te lage temperatuur. Voor dezul ken, of ze werkelijke fijn proevers zijn of alleen maar conformistische mee praters voor dezulken kan het zijn nut hebben eens een reisje te maken langs Moezel, Saar. Ruwer en Rijn om daar te proe ven van al het goede, dat namen als Rüdesheim, Jo- han nisb erg, Oppenheim, Brauneberg, Nierstein, Durckheim en wat niet al inhouden. Moezelwijn en Rijnwijn, men drinkt ze bij voorkeur koel, maar j j~ te werken. Verder ontkom ik niet aan het }mn bouquet kan van klas- leide bi] de catalogus lezen we, dat deze vermoeden, dat vele kunstbeschouwers, die j i, expositie eigenlijk voortgekomen is uit zelf niet creatief werkzaam zijn, te hard de terloops gemaakte opmerking: „Ik ™>n l°PEn het °m nieuwe gOTt cn h™êst.aand- .'7°7, r P li uitingsvormen gaat en maar al te gauw nmt met dat het zo mooi teas Dat verh»ugd 2ijn als zij hun critiek kunnen klinkt eerlijk maar beschamend voor uiten op werk van oudere en meer ver trouwde vorm. Zo, nietwaar, kan men zich laten gelden in het culturele leven. Wij kunnen dan dankbaar zijn voor deze tentoonstelling. En onze dankbaarheid gaat dan in de eerste plaats uit naar de TOT 20 JANUARI is in het Stedelijk Israëls' werk. Indien men over te weinig Museum te Amsterdam een tentoonstel- beschikte, had men het kunnen kopen en t niet eens al te duur. Erkend moet dan ver- Zing van werken van Isaac Israels te zien. der worden> dat njet alle werken van Is_ De expositie gaat daarna naar het Haag- raëls even mooi zijn. Men beoordeelt ech- se Gemeentemuseum en wordt tenslotte ter een kunstenaar van een achter ons lig- naar het Stedelijk van Abbemuseum te gende tijd op zijn hele oeuvre. En voor mij Eindhoven overgebracht. In een „ten ge- gddt ,emand met een °euvrE door zljn bES" mensen, die zich bezig houden met het maken van exposities van beeldende kunst. Volgens hetzelfde „ten geleide" zou men de tot nu toe vrijwel algemeen gehuldigde opvatting over Israëls willen Haarlemse verzamelaar dr. W. L. Lade- jj= samenvatten onder de woorden „een uiterst begaafd, maar gemakzuchtig en oppervlakkig schilder". DAT DIT de vrijwel algemeen geldende opvatting zou zijn, wist ik niet. Ik ga blijk- cuijere verzameling getoond. Schilderijen wijn zegt, denke aan Moe zel en Rijn evenzeer als aan de goede dingen van Franse bodem! (Van onze correspondent te Bonn) nius, wiens initiatief in deze zo belangrijk was. Belangrijk voor ons, omdat blijkbaar in dit deel van ons culturele leven het schilderijengenietende publiek weer iets te zeggen krijgt. Al eerder werd in het Stedelijk Museum een deel van een parti- baar met andere mensen om dan de voor deze woorden verantwoordelijke figuren. Ik denk nu aan de man, die me jaren gele den tot'schrijven heeft bewogen. Juist hij, de letterkundige Rein Blijstra, bewonder de Israëls mogelijk nog meer dan Breit- ner. „Ik wist niet dat het zo mooi was..." Mogelijk is deze opmerking gemaakt op een der Israëls-tentoonstellingen, die in 1956 in Groningen, Leiden en Den Bosch gehouden werden. De organisatoren daar van wisten blijkbaar wel, dat Israëls werk zo mooi was. En mijn voorganger aan de ze krant, prof. Otto B. de Kat, stelde het Weer plaats had? op prijs ter gelegenheid van dit evene ment weer eens iets voor ons te schrij ven. Nog kort geleden hebben we in de kunsthandel De Boer een vergelijking tus- uit de Romantische School van dezelfde verzameling zijn tot 2 februari in het Museum Willet Holthuysen te zien. En men heeft ons beloofd meer uit particu lier bezit te tonen. Juist omdat de kunst handel zich moet afstemmen op de be hoefte van een publiek, acht ik de functie van de kunsthandel in ons culturele leven zo van belang. En is het niet opmerkelijk dat de kunsthandel De Boer nu voor de tweede keer op een expositie in een mu seum vooruit is gelopen? Mag ik er ook aan herinneren, dat Chagalls eerste ten toonstelling voor de oorlog bij Santee Land HET JAAR 1958 is voor Moezel en Rijn een best wijnjaar geweest. De „herfst" zoals de „Winzer" (de wijnbouwers) de oogst noemen was beter dan ooit de laatste jaren. Men heeft een oogst van niet minder dan viereneen half miljoen hectoliter wijn binnengehaald. Men bereikte een record sedert 1934! Er is zoveel wijn, dat men vaten tekort komt, dat de wijn letterlijk over de rand loopt en dat men geen kelderruime genoeg heeft om al het goede vocht te bergen. En daarenboven, 1958 gaf zulke uitgezochte temperaturen het hele jaar door, dat de wijn van dit seizoen rijker dan in de afgelopen drie jaar zal zijn en zeker de kwaliteit van het zeer goede jaar 1954 bereikt. Er was vochtig heid en warmte dit jaar en beide waren goed voor de druiven verdeeld. Tot de laatste dagen van november kon men langs Moezel en Rijn de vrouwen en kinderen voorzichtig met scharen de druiven zien afknippen en in emmers laten vallen. De kale heuvels lagen er nog niet helemaal verlaten bij, de „Spat- ISRAëLS, al heel jong zich een uiterst vaardig schilder tonend, heeft begrepen dat hij zich vooral op de spontaneïteit kon richten. Zodoende is het beter steeds op nieuw te schilderen, dan alsmaar over vo rige lagen op een doek heen te gaan. De Voor deze tentoonstelling werd veel af- toets wordt in het laatste geval toch ge staan uit het particuliere bezit van vele remd en de verf boet aan frisheid in. Is- ensen. Dat bewijst al hoezeer Israëls' raëls' virtuositeit was er echter de oorzaak sen het werk van Israëls en de blijkens zijn werk toch aansprak en nog aanspreekt, van, dat nooit een werk als mislukt kon vertegenwoordiging in het Stedelijk Mu seum zo bewonderde Sluijters kunnen ma ken. Israëls werk werd toen uitstekend verkocht. Nu was dit voorheen niet altijd het ge val. Er was een tijd, dat Israëls' werk ver- de Dienst voor Schone Kunsten van de Ge- wonderlijk weinig opbracht. Zou dit niet meente 's-Gravenhage een studie aan Is- mede het gevolg zijn van het gebrek aan raëls wijdt, zei ons dat het zo heel goed inzicht bij de voor een zekere kunstpro- paganda verantwoordelijken? Te weinig Niet verwonderd, maar zeer verheugd was worden aangemerkt. Men kan dan achter- ik over vele sublieme zaken, die ook mij af een keuze op kwaliteit maken. Het lijkt onbekend waren. Mejuffrouw A. Wagner, me echter ondoenlijk voor een artiest om die de biografische notities in de catalo- iets weg te gooien dat toch altijd goed ge- gus verzorgde en in de mededelingen van noemd kan worden. Bovendien zou men in een reeks één creatie kunnen zien. En is ons soms de afspiegeling van iets groots niet al dierbaar? Israëls zal zelf trouwens mogelijk kan zijn, dat we van Israëls alleen maar aan doorgaan gedacht heb- steeds betere versies van eenzelfde on- ben. zagen we zeker in het genoemde museum derwerp ontmoeten. Overigens heb ik het gevoel dat op deze tentoonstelling toch iets te zeer de nadruk gelegd is op de spontaneïteit, al ontmoet men werkstukken van bedachtzame aard. Het enthousiasme van Just Havelaar voor de portrettist Israëls steunde ook op schil derijen, die we helaas hier niet aantreffen. Ik miste bijvoorbeeld een portret van prof. Steinmetz, dat voor de oorlog lange tijd in de Amsterdamse Universiteit hing. Maar het hier vertoonde portret van de heer J. Wolterbeek-Muller heeft het esprit, dat de door Havelaar bedoelde portretten ring verkreeg, bewijst mij zijn belangrijk- kenmerkt. En dat van W. J. Steenhoff is wel een pi'achtig voorbeeld van Israëls' zo spontane schilderkunst. Voor zover Israëls zijn onderwerpen bui ten het atelier zocht, was hij een echte „plein-air-schilder". Uit de biografische notities blijkt, dat in 1891 voor het op straat werken nog vergunning nodig was. Overigens is mij door een van Israëls' mo dellen verteld, dat hij toch ook vaak naar voorstudies tot zijn spontaan aandoende zaken kon komen. In dit geval waren het krabbels, die hij in de kleedkamers van de medewerkers van een revue maakte. Van een verwerking was dan eigenlijk ook dan geen sprake. Hij bleef tegen de bui tenkant der dingen opzien. En ik dacht, dat hij in enkele portretten iets verder ge gaan was. Wanneer we dan Israëls' werk met dat van beroemde Franse „plein-air schilders" vergelijken, constateren we wel de betrekkelijkheid van de waarde van zijn werk. We worden enthousiast als de HET PERSONEEL van fa brieken en kantoren komt niet simpelweg als arbeider of be diende naar het werk, dag-in, dag-uit, het bestaat uit men sen, die al hun verwachtingen en behoeften aan erkenning, geborgenheid, orde en aan contact met anderen meene men. Voortdurend moet een compromis gezocht worden tussen de eigen behoeften en de door het bedrijf gestelde eisen. Ze komen tevens als lid van een voetbalclub, als huis vader, of als beoefenaar van een bepaalde hobby. Al hun zorgen dragen ze mee. Tempe- ramentsverschillen maken iedere bedrijfssituatie nog ge compliceerder, omdat men met onberekenbare menselijke re acties te maken krijgt. Daarbij komt dan nog de geweldige toeneming van de behoeften, waaraan zelfs de best geleide staat of onderneming niet meer kan voldoen. lese" de laatste oogst kon temidden van een stervende natuur nog rustig en zonder haast worden binnengehaald. Als over een jaar de natuurwijn de ongemengde echte, die een jaar nodig heeft om te rijpen uitkomt, zal men weten wat dit zachte najaar voor zegeningen voor de wijn betekende. Of deze wijnvloed ook iets zal veranderen aan de enigszins stijgende wijn- prijzen in Duitsland, is helaas te betwijfelen. De Westduitse wijnbouwers hebben wel hoog opgegeven over de goede kwaliteit van de 1958'ers en over de grote hoeveelheden, maar de prijzen gaan nauwelijks naar beneden. Toch rnag men hopen, dat men, als over een jaar deze 1958'er rijp is, voor deze wijn geen prijzen van vijf of zes mark zal vragen, want dat acht men hier te hoog. En duur kan wijn in Duitsland zijn, dat werd onlangs bij een wijnverkoping te Trier wel duidelijk. Daar betaalde men voor een fles 1949'er Wehlener-Zel- tinger Sonnennuhr Trockenbeerenauslese niet minder dan.... honderdveertig mark, dat is goed honderd vijfentwintig gulden! Op diezelfde verkoping, waar de kijkers en kopers het water in de mond liep, kocht men twee „fuder" (een „fuder" is duizend liter) uitgezochte wijn voor de lieve som van vijftienduizend mark. Zeven a acht mark per liter dat is veel voor wijn in het vat. In Trier werden dan ook records gebroken, zelfs dat van 1925 toen een liter beste wijn zo'n vijfenzeventig gulden opbracht. Maar wijn van honderdvijfentwintig gul den de fles wie durft die op te drinken? Wie neemt het risico daarbij, dat zijn smaak dan juist het beste is gemoduleerd, dat alles verloopt zoals het verlopen moet? Een gewone Oppenheimer of Brauneberger en dan liefst van 1955 doet het ook! Langs de Moezel, in het bijzonder tussen Trier aan de Duits-Luxemburgse grens en Zeil op zestig kilometer van Koblenz, liggen de hellingen waar de druiven groeien, die aan het einde van het jaar de lichte, geurige Moezelwijnen opleveren. De Moezelwijn (en ook die van Saar en Ruwer) is ietwat zuur, maar bij uitstek geschikt voor een feeststemming. Hij maakt, indien uiteraard met mate genoten, de mens vrolijk. Hij brengt de stemming erin. zonder minder waardig te zijn. Hij is, wat de Duitsers noemen, een „lustige" wijn. De grote kenners noemen hem zelfs harmonisch. Zij, die van Trier stroomafwaarts langs de kronkelende Moezel gaan, komen dorp na dorp tegen, waar men eenieder wil overtuigen van de hoge kwaliteit van juist de wijn uit dit dorp! Wie ooit een „Weinprobe" heeft meegemaakt, kan er van meepraten. Dan reikt men u het ene glas met een laag bodempje wijn na het andere aan. Dan kunt ge aanN het slot geen water van een Zeiler Schwarze Katz uit 1957 meer onderscheiden. Dan lopen de woorden, de aanprijzingen u door het hoofd en dan hebt ge alleen nog maar een goed bed nodig. Want zó wijn drinken betekent in wijn ver drinken. Beter kunt ge eens een fles Bernkastel nemen, zeg van 1955. U pro beert hem, hij bevalt nou ja, bevalt, bevalt. U neemt een andere keer weer die Bernkastel en langzamerhand zult ge bemerken ,dat die Bernkastel of die Piesport, of die Graach, Zeltingen of hoe hij ook heet, een goede vriend van u is geworden. Ge zult gaan geloven in de kwaliteiten van de Rieslingdruif van de Moezelhellingen, ge zult zachtjes voor u uit, met een weinig Moezelwijn in de mond, woorden als elegant en geurig, harmonisch en „lustig" voelen op komen. Want droog mag men de Moezel noemen, maar vervelend is hij nooit! ZO IS HET ONS vergaan met de Oppenheimer, een wijn uit Rheinhessen, van welk gebied gezegd wordt dat het niet zulke fijne wijnen als Rheingau op levert. Maar Oppenheimer Krötenbrunnen 1955 en Oppenheimer Goldberg 1955 en Oppenheimer Sacktrager wij zweren erbij en komen ieder half jaar weer tot de conclusie, dat de prijs evenredig stijgt met ons verlangen naar een grote voorraad ervanOppenheimer is Rijnwijn en dus anders dan Moezel- Saarruwer-wijn. Rijnwijn is ernstig, zouden we willen zeggen. Rijnwijn is voor een diner. Rijnwijn moet een tikkeltje zwaar zijn, moet de mens wat moe maken, zegt men hier. Rijnwijn behoort, bij goed eten, vooral Rijnwijn uit de Rheingau, dat is het gebied tussen Bingen en Wiesbaden, waar de hellingen blijkbaar gunstiger dan waar ook in Duitsland liggen. Daar is de grond mis schien niet zó zwaar als aan de Moezel, in Rheinhessen en de Palts. De Rheingauwijn kan kwalitatief zéér goed worden. Namen als Eltville, Rüdesheim, Rauenthal, Hallgarten, Winkel, Hartenheim. Bilsenheim men Door het nemen" van een "dergelijke dis- dient ze te onthouden. Als ge er een oude fles van ziet. koop haar, bewaar haar, tantie is voor mij bijvoorbeeld een Van vertroetel haar. Zet haar niet op haar voet, maar leg haar zachtjes neer denk Dongen groter dan Sluijters, bovendien aan de droge kurk, die veel goeds kan bederven! De Rijn levert uiteraard ook monumentaler. In dat laatste opzicht ech- goede tafelwijnen. Niet alles kan Rheingau en Rijngoud zijn. Rheinhessen en ter kan Breitner het van Israëls winnen, de Palts zijn beoaald niet te veronachtzamen. Onze keus komt uit Rheinhessen: Breitner zelf overigens bewonderde Is- Oppenheimer Krötenbrunnen, hoewel we sedert onze ontdekknig van Braune- raëls kunnen. berger Juffer en Brauneberger Hasenlaufer een Moezel uit Piesport niet Hoe dan ook is aan Israëls tot nu toe alléén de lof van deze soort willen zingen. Maar Rheinhessen mag er zijn, met zeer tekort gedaan. En met mejuffrouw Oppenheim naast Indelheim en Nackenheim en Nierstein en Liebfrauenstift. Wagner, die toch ook bewees zoveel voor En voor wie de Palts wil genieten, die slappe naar het propagandabureaii deze figuur te voelen, meen ik dat nog te Neustadt, waar men hem Deidesheimer Weinbachel. Gimmeldinger Meer- meer van Israëls' waarde zou kunnen blij- spinne, Haarder Knappengraben, Wachenheimer Wolfsdarm en dergelijke ken. kostelijke koboltnamen en dwerguitdrukkingen voorzet, die alleen maar ver- Bcb Buys bergen, dat men ook in de Palts prima wijn heeft jonge wijn vaak, die het goed doet. Zo kan men verder ronddwalen in de Duitse rijkdom aan wijnen. De kenners drinken Moezelwijn en Rijnwijn slechts bij de soep, bij vis, koud vlees, gevogelte,en kaas. De stille genieter, die aan twee of drie glazen genoeg heeft, drinkt hem apart maar koel en versmaadt zelfs de rode Rijnwijn van het gebied rond de Ahr niet! Nederlander op een gegeven moment te vergelijken is met een Manet.of een Degas, maar beseffen daarmee de grootheid van de anderen. Dat Israëls in Parijs waarde heid voor ons land. Bovendien ligt Israëls' geest de Fransman gemakkelijker dan die van Breitner, waardoor hij trouwens ook sommigen onzer soms iets meer boeit. Ch. Wentinck houdt zich in zijn inleiding tot de catalogus ook bezig met een verge lijking van beide kunstenaars en geeft blijk van waardering voor de distantie, die Is raëls zo vaak tegenover zijn sujet innam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 19